
Toeval overkomt je, bijbehorende kansen pakken doe je zelf en de gevolgen kun je niet voorspellen. Zogezegd de kunst van het leven. Bij toeval ontdekte ik in 1994 Saint-Paul-de-Vence (lees deze blogaflevering). Dat ik er drie maanden bleef was ‘de kans pakken’. Maar als ik dat niet had gedaan, zouden levensgezel en ik dan recent aan een Franse lunch hebben gezeten in restaurant La Colombe d’Or? Met boven zíjn hoofd een ‘Picasso’ en boven mij een ‘Braque’. Die we ook nog eens niet hoefden te delen met andere gasten. We hadden ze gewoon helemaal voor ‘ons eigen in ons uppie’!


Maar stel nou eens dat Paul Roux, in 1931 grondlegger van herberg La Colombe d’Or, niét goed had kunnen opschieten met al die vreemde vogels van kunstenaars? Zouden die Picasso en Braque daar dan ook hebben gehangen? En die Matisse, Chagall, Miró? Of die Léger, César, Calder en Armand? Om van Masson, Delaunay en Dufy maar niet te spreken. La Colombe d’Or, een restaurant als museum waarbij heel veel musea de vingers verlekkerd af zouden likken.

Wel eens gehoord trouwens, van La Colombe d’Or? In het beroemde kunststadje Sain-Paul-de-Vence in het achterland van Nice? Misschien wel, misschien niet. Maar straks in mei tijdens het bekende Filmfestival van Cannes zoeven de limousines er weer af en aan. Om allerhande filmvolk uit te laden dat daar champagne gaat nippen. En, net als wij dus, vorkjes gaat prikken. Te midden van die ongelooflijke kunstverzameling. Wie dit jaar Brigitte Bardot, Jean-Paul Sartre, Orson Welles, Sophia Loren en Sean Connery gaan opvolgen? Geen idee. Maar beroemde namen zullen zich weer aaneen rijgen. Want de Colombe is nog steeds heel hot.

Zij zullen ongetwijfeld wel een volle eetzaal aantreffen en niet onze setting. Met vaak direct zicht op al die genoemde kunstenaars. Een zeldzame ervaring, een kick!! Hoe dat zo kwam? Komt straks. Eerst dat verhaal van La Colombe d’Or. Ook zo’n verhaal van toeval en kansen pakken.

Ooit, heel lang geleden, want zo beginnen zulke sprookjes altijd, opende Paul Roux in 1920 het café ‘A Robinson’. Vlak voor de toegangspoort in de eeuwenoude ommuring van het stadje. De wallen waarop ik heel wat voetstappen heb liggen, heel wat uurtjes in de zon heb gezeten en waarover ik in 1994 als tijdelijk inwoner zelfs met mijn auto rondjes mocht rijden.
Dat ‘À Robinson’ werd een succes. Ook bij de bohemiens en kunstenaars in de omgeving. Dus maakten Paul en zijn vrouw Baptistine, Titine voor vrienden, er in 1931 een herberg van. La Colombe d’Or, met 3 kamers. Met op het uithangbord de tekst ‘Ici, à La Colombe d’Or, on vient à pied, à cheval, ou en peinture’. ‘Hier in De Colombe d’Or, komt men te voet, te paard, of met een schilderij’.

Dus wat deden de kunstenaars die in het schilderachtige stadje en achterland ‘en plein air‘ kwamen schilderen? Ze dronken er een glas, deden een plas, aten er, vierden er feest, dansten, bleven er soms slapen en betaalden Paul en Titine vaak met hun kunst. Best origineel om zo je kunstverzameling te starten. Een verzameling die ook bekendere namen ging omvatten. Want ‘groten’ in de kunstwereld bezochten graag de Côte d’Azur of kochten er zelfs een huis. Maar ook de behoorlijk ingewikkelde politieke toestand in Frankrijk tijdens de Tweede Wereldoorlog ging een toevalsrol spelen.
Te kort door de bocht geformuleerd, het noorden en westen waren bezet door de Duitsers, het zuidoostelijk deel was zogenaamd vrij maar in feite gewoon een vazalstaat van de bezetter. Toch heerste er een wat vrijer klimaat. Reden voor de de door de Duitse bezettingsmacht gecontroleerde filmstudio’s in Parijs om in 1941 te verhuizen naar Nice. Want daar stond de Victorine, de enige filmstudio waar nog vrij kon worden gedraaid. Filmvolk dus zuidwaarts. Gevolg: Saint-Paul-de-Vence en de Colombe kwam bij hun in beeld. Zeker toen in 1946 Cannes begon met het jaarlijkse filmfestival.


Ook een nieuwe golf van jongere kunstenaars bleek graag ruilhandeltje te willen spelen met Paul Roux. Zo logeerde César (1921-1998) er naar eigen zeggen altijd gratis. “Hier betalen de kunstenaars nooit”, zei hij. Want al was vader Roux inmiddels overleden, zoon Francis ging op dezelfde manier door. Zodat hij dus diverse werken van César in bezit kreeg.

Net zoals ook die Picasso boven levensgezels hoofd. Want toen Picasso hoorde dat Paul Roux niet lang meer te leven had, zei hij tegen zoon Francis “Ik weet dat je vader houdt van wat ik maak, kom naar mijn atelier en zoek een doek uit dat hem zal bevallen”. Prachtig toch?
Oh ja, en waarom we de eetzaal helemaal voor ons zelf hadden? Cliffhanger voor de komende aflevering. Tot volgende week.
TOOS