Een vorkje prikken tussen een Picasso en Braque in? Op naar La Colombe d’Or in Saint-Paul-de-Vence.


La Colombe d’Or in Saint-Paul-de -Vence

Toeval overkomt je, bijbehorende kansen pakken doe je zelf en de gevolgen kun je niet voorspellen. Zogezegd de kunst van het leven. Bij toeval ontdekte ik in 1994 Saint-Paul-de-Vence (lees deze blogaflevering). Dat ik er drie maanden bleef was ‘de kans pakken’. Maar als ik dat niet had gedaan, zouden levensgezel en ik dan recent aan een Franse lunch hebben gezeten in restaurant La Colombe d’Or? Met boven zíjn hoofd een ‘Picasso’ en boven mij een ‘Braque’. Die we ook nog eens niet hoefden te delen met andere gasten. We hadden ze gewoon helemaal voor ‘ons eigen in ons uppie’!

de ‘Picasso’
de ‘Braque’

Maar stel nou eens dat Paul Roux, in 1931 grondlegger van herberg La Colombe d’Or, niét goed had kunnen opschieten met al die vreemde vogels van kunstenaars? Zouden die Picasso en Braque daar dan ook hebben gehangen? En die Matisse, Chagall, Miró? Of die Léger, César, Calder en Armand? Om van Masson, Delaunay en Dufy maar niet te spreken. La Colombe d’Or, een restaurant als museum waarbij heel veel musea de vingers verlekkerd af zouden likken.

de leegte rondom ons met achterin rechts werk van Miró en links van André Masson

Wel eens gehoord trouwens, van La Colombe d’Or? In het beroemde kunststadje Sain-Paul-de-Vence in het achterland van Nice? Misschien wel, misschien niet. Maar straks in mei tijdens het bekende Filmfestival van Cannes zoeven de limousines er weer af en aan. Om allerhande filmvolk uit te laden dat daar champagne gaat nippen. En, net als wij dus, vorkjes gaat prikken. Te midden van die ongelooflijke kunstverzameling. Wie dit jaar Brigitte Bardot, Jean-Paul Sartre, Orson Welles, Sophia Loren en Sean Connery gaan opvolgen? Geen idee. Maar beroemde namen zullen zich weer aaneen rijgen. Want de Colombe is nog steeds heel hot.

achter levensgezel een ‘Léger’ op de muur

Zij zullen ongetwijfeld wel een volle eetzaal aantreffen en niet onze setting. Met vaak direct zicht op al die genoemde kunstenaars. Een zeldzame ervaring, een kick!! Hoe dat zo kwam? Komt straks. Eerst dat verhaal van La Colombe d’Or. Ook zo’n verhaal van toeval en kansen pakken.

ook nu, na de lunch in La Colombe d’Or, op de remparts (de wallen) even lekker in de zon bijkomen van alle kunstemotie

Ooit, heel lang geleden, want zo beginnen zulke sprookjes altijd, opende Paul Roux in 1920 het café ‘A Robinson’. Vlak voor de toegangspoort in de eeuwenoude ommuring van het stadje. De wallen waarop ik heel wat voetstappen heb liggen, heel wat uurtjes in de zon heb gezeten en waarover ik in 1994 als tijdelijk inwoner zelfs met mijn auto rondjes mocht rijden.

Dat ‘À Robinson’ werd een succes. Ook bij de bohemiens en kunstenaars in de omgeving. Dus maakten Paul en zijn vrouw Baptistine, Titine voor vrienden, er in 1931 een herberg van. La Colombe d’Or, met 3 kamers. Met op het uithangbord de tekst ‘Ici, à La Colombe d’Or, on vient à pied, à cheval, ou en peinture’. ‘Hier in De Colombe d’Or, komt men te voet, te paard, of met een schilderij’.

nu zaten wij er, maar de betaling ging gewoon in euro’s

Dus wat deden de kunstenaars die in het schilderachtige stadje en achterland ‘en plein air‘ kwamen schilderen? Ze dronken er een glas, deden een plas, aten er, vierden er feest, dansten, bleven er soms slapen en betaalden Paul en Titine vaak met hun kunst. Best origineel om zo je kunstverzameling te starten. Een verzameling die ook bekendere namen ging omvatten. Want ‘groten’ in de kunstwereld bezochten graag de Côte d’Azur of kochten er zelfs een huis. Maar ook de behoorlijk ingewikkelde politieke toestand in Frankrijk tijdens de Tweede Wereldoorlog ging een toevalsrol spelen.

Te kort door de bocht geformuleerd, het noorden en westen waren bezet door de Duitsers, het zuidoostelijk deel was zogenaamd vrij maar in feite gewoon een vazalstaat van de bezetter. Toch heerste er een wat vrijer klimaat. Reden voor de de door de Duitse bezettingsmacht gecontroleerde filmstudio’s in Parijs om in 1941 te verhuizen naar Nice. Want daar stond de Victorine, de enige filmstudio waar nog vrij kon worden gedraaid. Filmvolk dus zuidwaarts. Gevolg: Saint-Paul-de-Vence en de Colombe kwam bij hun in beeld. Zeker toen in 1946 Cannes begon met het jaarlijkse filmfestival.

Picasso aan de bar in La Colombe d’Or
een jonge Madonna verlaat het etablissement

Ook een nieuwe golf van jongere kunstenaars bleek graag ruilhandeltje te willen spelen met Paul Roux. Zo logeerde César (1921-1998) er naar eigen zeggen altijd gratis. “Hier betalen de kunstenaars nooit”, zei hij. Want al was vader Roux inmiddels overleden, zoon Francis ging op dezelfde manier door.  Zodat hij dus diverse werken van César in bezit kreeg.

rechts een werk van César, met links ernaast eerst een werk van Matisse en daarnaast een ‘Delaunay’, alles in alle rust te bekijken omdat we de eetzaal voor ons alleen hadden

Net zoals ook die Picasso boven levensgezels hoofd. Want toen Picasso hoorde dat Paul Roux niet lang meer te leven had, zei hij tegen zoon Francis “Ik weet dat je vader houdt van wat ik maak, kom naar mijn atelier en zoek een doek uit dat hem zal bevallen”. Prachtig toch?

Oh ja, en waarom we de eetzaal helemaal voor ons zelf hadden? Cliffhanger voor de komende aflevering. Tot volgende week.

TOOS

De Associatieve Magie van Kunst


Kunst kan veel! Staan, liggen, hangen, plakken, enthousiasmeren, begeesteren, inspireren, associëren, beangstigen, en nog zowat. Maar via Niçoise associaties hou ik ’t vandaag bij staan en plakken.

Want hier in Nice, waar ik al weer een paar weken verkeer in mijn atelier secondaire (lees vorige week maar), zagen levensgezel en ik een dikke week geleden bovenstaande publiciteit voorbij schuiven. Op tram Ligne 1, gezeten op ‘ons’ koffieterras hier om de hoek aan de Avenue Malaussena met ook nog de dagelijkse markt voor de neus.

de prachtige, grote fontein op Place Massena

Hè, Nice kandidaat voor de verkiezing van Europese Culturele Hoofdstad 2028? Zoals Leeuwarden dat was in 2018? Maar nee, niet meer. Internet vertelde me na enig zoekwerk dat net een paar dagen eerder Nice was afgevallen in de Franse kunstrace. C’est la vie, jammer! Maar er blijft hier hoe dan ook genoeg over aan kunst.

Heb je er oog voor, en dat heb ik natuurlijk, dan loop je er hier in de openbare ruimte overal bijna letterlijk tegenaan. En dat zijn dan echt geen objecten van de minste kunstenaars. Want Nice heeft veel beroemde namen voortgebracht. Wat voorbeelden.

een hele grote duim van César bij het stadhuis van Nice
een sculptuur van Arman bij het het Palais des Congrès et des Expositions
beeld van Ernest Pignon-Ernest in de ondergrondse hal van halte Garibaldi van tram Ligne 2
beeld van Niki de Saint Phalle bij het beroemde Hotel Negresco
beeld van Maillol in een park in het centrum
sculptuur van Bernar Venet aan de Promenade des Anglais
beeldengroep van Jaume Plensa op Place Massena

Die César, Armand, Ernest Pignon Ernest, Maillol, Niki de Saint Phalle, Jaume Plensa en Bernar Venet zijn in de kunst en museumwereld allemaal internationaal bekend zo niet wereldberoemd. En dat Yves Klein, al lang dood, met zijn eigenste blauwe kleur in zijn eigenste stad Nice wordt geëerd, ligt allicht voor de hand.

ode aan het speciale blauw van Yves Klein in de onderdoorgang bij het treinstation

Maar mindere kunstgoden die ‘t puur nationaal goed doen, ontbreken ook niet.

sculptuur bij de eindhalte van tram Ligne 2 bij de haven van Nice
ergens in een stadspark
in de openbaar toegankelijke beeldentuin achter het museum Mamac

Nice heeft daardoor, in combinatie met de heerlijk kleurrijke en barokke zuidelijke architectuur, ontegenzeggelijk grandeur. En dat voor een stad die qua inwoneraantal te vergelijken is met Utrecht! Sorry Utrechtenaren, maar Nice heeft nu eenmaal mijn hart gestolen!

En loop ik dan als Niçoise ingeschrevene met mijn gratis ‘Pass Musées de Nice’ zomaar even het Mamac binnen, dan kom ik veel van die kunstenaars opnieuw tegen. Want in dat ‘Musée d’Art Moderne et d’Art Contemporain’ (het Museum voor Moderne en Hedendaagse Kunst) hebben ze een prachtige collectie.

Yves Klein in het Mamac
Arman in het Mamac
Niki de Saint Phalle in het Mamac

Nu even terug naar dat associëren. Want hoe zit ’t eigenlijk met dat plakken van hierboven. Dat heeft te maken met de foto hieronder. Ook van een dikke week geleden.

een dikke week geleden in het Mamac

Met daarop een collage van losgelaten en afgerukte straataffiches uit 1959 van een kunstenaar met de jaloers makende naam Jacques Mahé de la Villègle (1926-2022). Allicht hoort daar een lange filosofische en diepzinnige uitleg bij, maar die bespaar ik je. Mij gaat ’t om de bij mij door zijn werk opgewekte associatie ‘maar op die manier is mijn atelier secundaire in Nice ook een museum.

één van de affichemuren in de keuken in Nice

Want wat doe ik ook al jaren à la die Jacques? Heel stiekem her en der in allerlei steden, loerend rondkijkend of ik niet wordt betrapt, opgeplakte straataffiches net iets losser trekken dan ze al zijn, ze opvouwen of rollen, ze in mijn tas verbergen of ’t liefst nog in die van levensgezel, en ze dan in Nice of in Middelburg weer opplakken. Affiches die voor mij iets speciaals vertegenwoordigen. Een gevoel, een jaartal, een gebeurtenis.

Wel combineer ik ze dan met de door de jaren heen gedrukte affiches van mijn eigen exposities.  Want, laat ik dat gelijk maar toegeven, enige kunstijdelheid is me natuurlijk niet vreemd. In mijn keuken en wc hier in Nice kan ik me, omringd met diverse beplakte muren, rustig in het Mamac wanen.

een andere keukenmuur
in de wc

Zo is er net nog weer een nieuwe aanwinst bijgekomen. Maar dat verhaal komt nog wel.

een paar dagen geleden de nieuwe aanwinst in de keuken

In de slaapkamer heb ik maar geen affichemuur gemaakt. Want buitenmuurkunst mag dan tegenwoordig helemaal in zijn, een aantal jaren geleden heb ik binnensmuurs boven het bed al vorm gegeven aan een moderne stad bij nacht. Normaal wat minder gebruikte spieren in mijn lichaam hebben toen bij die vele vierkante meters wel behoorlijk geprotesteerd tegen die activiteit, maar ‘t is gelukt.

mijn eigen slaapkamer ‘mural’

En als ik nu in mijn eigen museum ‘s avonds de oogjes sluit, doven ook de lichtjes in die wolkenkrabbende stad. Tot volgende week.

TOOS

Zielnaakt Vervolg


Vorige week beloofd, nu uitgevoerd. Het vervolg met mijn blootgegeven kunstenaarszieltje. In het interview bij mijn expositie ‘De Wereld als Schouwtoneel’ in Theater De Wegwijzer in het Zeeuwse Nieuw- en Sint Joosland. Opnieuw verluchtigd met kunstwerken van mij die én in De Wegwijzer én in andere galerieën hangen. Plus nog wat Zeeuwse oudig- en, niet onbelangrijk, Niçoise nieuwigheden.

Toos van Holstein, Building the future (olieverf 60-60 cm), in Theater De Wegwijzer in Nieuw- en Sint Joosland

Vorige week eindigde ik met onderstaande vraag, nu wel met antwoord.

Hoe ga jij te werk bij het maken van kunst?

“Er is niet echt een vast proces met stappen die ik altijd doorloop. De inspiratie zit in mij. Het moet eruit. En hoe dat precies gaat… Ik ben wel een beetje een einzelgänger. Als ik schilder, dan moet mijn lief niet in de buurt zijn. Maar verder: het gebeurt gewoon. Mensen vragen ook wel eens: hoe lang doe je over een schilderij? Daar is geen peil op te trekken. Als ik bezig ben met olieverf en dat is nog nat, dan moet ik wachten. Dan kan ik het schilderij nog eens rustig beschouwen, of verder gaan met een ander werk dat hier in het atelier staat. Verder schaven. Soms zijn de schilderijen zo klaar, maar ze kunnen hier ook twee jaar staan. En dan ineens denk ik: dit is het!”

Toos van Holstein, What’s happening (olieverf 80-120 cm), in Galerie Persoon in Eersel
Toos van Holstein, Daar bij de kust (mixed media op aludibond, 70-100 cm), in Galerie Drentsche Aa in Balloo
Toos van Holstein, Promising (olieverf 160-120 cm), in Galerie Peter Leen XL in Breukelen

Een aantal jaren geleden maakte Toos in samenwerking met een Franse uitgeverij een aantal schilderijen gebaseerd op de Ilias en de Odyssee, de Griekse heldendichten. Ook was ze destijds bezig met een expositie in Fort Rammekens. Dat viel prachtig samen met ‘Odiezee’, de rockopera die Theater De Wegwijzer in 2014 in datzelfde oude zeefort opvoerde.

onderdelen van mijn grote expositie ‘Odyssee’ in 2014 in Fort Rammekens i.s.m. Theater De Wegwijzer rond het grote spektakelstuk ‘O die zee’

Sindsdien is er altijd een band gebleven tussen Toos en De Wegwijzer, en nu volgt er dus opnieuw een expositie in het theater in Nieuw- en St. Joosland.

Hoe bereid je zo’n expositie voor?

“Ik krijg alle vrijheid bij de inrichting, maar ik heb van tevoren nog niet helemaal uitgedacht wat precies waar moet komen. Meestal neem ik een aantal werken mee en dan kijk ik ter plekke wat het beste in de ruimte past. Dat doe ik nu dus ook. Maar er zitten altijd werken bij in de sfeer van de plek. Ik heb een tijdje als chauffeur van een band door het land gereden, en dan zag ik ze altijd spelen vanuit de coulissen. Op pad zijn met muzikanten heeft mij ook geïnspireerd tot kunst. Dus er zullen zéker een paar muziekschilderijen tussen zitten.”

Toos van Holstein, Your own world (olieverf 80-80 cm), in Theater De Wegwijzer

© 2022 Theater De Wegwijzer / Tekst: Jurry Brand / Foto via Toos van Holstein

Aldus dan dít interview. Want ………… Ik ga dit jaar nog eens een keer echt uitgebreid de snijtafel op om kunstzinnig te worden ontleed en doorgezaagd. En dat heeft te maken met bijgaande foto van een paar dagen geleden.

Gemaakt in Nice, waar ik nu voor een paar weken zit. In het drukdomein van galerist en uitgever Jean-Paul Aureglia. In Galerie Quadrige. Vanwege voorbereidingen voor mijn expositie daar in oktober/november rond de uitgave van een ‘eigen’ livre d’art in de serie ‘L’art au Carré’. Een poos geleden noemde ik dat hier ook al eens in verband met het creëren van een serie steendrukken speciaal voor die uitgave. Maar een Frans kunstboek met alleen kunst en zonder tekst? Kom op zeg, dat is vloeken in de Franse kunstkerk in het kwadraat.

De tot nu toe acht delen van die serie, over beslist niet de minste Franse kunstenaars (maar dat wordt nog wel een ander verhaal), zijn allemaal opgezet volgens een vaste formule. Waar twee grote artikelen onderdeel van uit maken. Nu over ene Toos van Holstein. Één van die twee artikelen is per definitie van de hand van Raphaël Monticelli. Bekend schrijver en kunstcriticus in Zuid-Frankrijk. Die Raphaël dus gaat mij en mijn kunst uitgebreid ontleden en uitbenen. Of ik benieuwd ben naar zijn bevindingen? Reken maar!    

en reken ook maar dat Nice niet alleen werken is

Straks terug in Nederland spoed ik me weer naar het steendrukatelier van Hans Van Dijck. In april wil ik de vereiste acht Carré-steendrukken af hebben. Maar is alles dan klaar? Nééééé, bij lange na niet. En dat heeft te maken met ‘Coloured Black’. Een uitgebreid project van mij dat zich, juist in Nederland, rond dat Carré gaat afspelen. Tot volgende week.

TOOS

Even mijn kunstenaarsziel blootgelegd


Hoe ik er toe kom om hier in ‘TOOS&ART’ mijn kunstenaarszieltje heel eventjes van de kleren te ontdoen? Dat komt door mijn “NIEUWSBRIEF TOOS van HOLSTEIN februari/maart: van het Hoge Noorden via Zeeland naar het Diepe Zuiden en nog Verder” (zie hier). Een Nieuwsbrief die vorige week mijn computer uit ging om daarna zachtjes ploffend terecht te komen op de Inbox-mat van zeer vele e-mailadressen van anderen.

mijn ‘staatsieportret’ bovenaan de NIeuwsbrief

Die brief verstuur ik de laatste paar jaar via het kanaal van MailChimp. Dat heeft weer zo z’n voordelen vergeleken met het kanaal van WordPress waarop dit blog wekelijks verschijnt. Maar via WordPress kan ik dan weer automatisch  geïnteresseerden op de kanalen van Twitter en LinkedIn wijzen op zo’n nieuwe aflevering. Wat ik daarna zelf ook nog eens een keer doe op het kanaal van Facebook. Wat een kanalen allemaal. ’t Lijkt bijna net Venetië. Maar of al die communicatiekanalen nou ook de communicatie in de wereld hebben verbeterd? Oh jee! Oeps! Jeetje! Te moeilijke vraag.

Toos van Holstein, Mezzobuio (olieverf 80-90 cm), impressie van Venetië (te zien bij Galerie Persoon in Eersel)

Hoe dan ook, door die nieuwste Nieuwsbrief besefte ik ineens dat ik mijn blogvolgers nog iets had onthouden. Dat blootleggen van mijn kunstenaarszieltje. Wat ik deed in een interview bij mijn expositie ‘De wereld als Schouwtoneel’ in Theater De Wegwijzer in Nieuw- en Sint Joosland. Een tentoonstelling die ik ter sprake bracht in die brief.

Toos van Holstein, Just the two of us (olieverf /acryl, 40-40 cm), te zien in Theater De Wegwijzer in Nieuw- en Sint Joosland

Hierbij dus. Met de toneelspots centraal gericht op Toos. En met vragen van Jurry Brand die me het interview afnam in opdracht van het theater. Het geheel geïllustreerd met werken van mij die op dit moment in diverse door Nederland verspreidde galerieën zijn te zien.   

Toos van Holstein, Kovalam (olieverf 110-150 cm), te zien bij Galerie Drentsche Aa in Balloo

Vanwege de lengte van het geheel verdeel ik mijn zieltje maar in tweeën, over nu en volgende week.

HET INTERVIEW

‘For me art is travelling the mind’, is het kunstenaarsmotto van Toos van Holstein (1949). Dat ‘travelling’ valt vrij letterlijk te nemen, want de kunstenaar heeft over de hele wereld inspiratie opgedaan. Zo was ze onder meer ‘artist in residence’ in China. Maar Toos reist ook figuurlijk, in haar eigen fantasie en misschien wel in haar eigen wereld. “Reizen heb ik veel gedaan, maar teksten van bijvoorbeeld Homerus geven me óók de mogelijkheid om mijn fantasie te laten gaan. In de geest kun je ook reizen”, zegt Toos in gesprek met De Wegwijzer.

De kunstwerken die de weerslag zijn van deze reizen worden breed gewaardeerd. In 2016 werd Toos uitgeroepen tot Briljanten Kunstenaar van het Jaar. Ook stond ze op de Biënnale, de kunstmanifestatie in Venetië. En ze heeft twee succesvolle exposities in Fort Rammekens achter haar naam staan. Geen verkeerde locatie natuurlijk, al moet gezegd dat De Wegwijzer toch wel ietsje behaaglijker is voor schilderijen…

Toos van Holstein, PLeasures (olieverf 80-160 cm), te zien bij Galerie Álafran in Diepenheim

Historie inspireert Toos, en wat dat betreft heeft ze het nogal ‘getroffen’ met haar atelier. Dat is een pakhuis aan de Middelburgse Korendijk, dat er al sinds 1738 staat. Daar vertaalt Toos haar ideeën naar het doek, met olieverf, kwast en paletmes of met ‘steendrukken’, naar beeldhouwwerken of naar beschilderd keramiek. Ze leerde de fijne kneepjes op de – toen nog – Rijksacademie in Tilburg en heeft in de jaren daarna haar eigen handschrift ontwikkeld in haar werk. Vaak figureren daarop menselijke gedaanten in monumentaal aandoende ruimten.

Toos van Holstein, Embankment (olieverf 120-80 cm), te zien in de Musiom shop van Museum Musiom in Amersfoort

Bij de Kunstenaar van het Jaar-verkiezing word je onder meer geroemd voor je rijke fantasie. Kun je er de vinger op leggen waar dat vandaan komt?

Toos van Holstein, Uovo Azurro (beschilderde keramiek hoogte 40 cm), te zien bij Galerie Peter Leen XL in Breukelen

“Als je de geschiedenis bestudeert, zie je bij kunstenaars vaak dat ze een tijd alleen zijn geweest, waardoor ze hun fantasie konden laten gaan. Zelf heb ik ook zoiets meegemaakt. Toen ik drie jaar was, wilde ik een snoepje pakken, maar trok ik per ongeluk de hele kast over mezelf heen. Een glazen potje honing versplinterde daarbij in mijn been. Daar heb ik daarna een seizoen last van gehad, want het was ook nog eens slecht gehecht. Die zomer heb ik héél veel op een divan in de kamer gelegen. Dan heb je alle tijd om je fantasie te trainen. Ik keek uit op een doorgang naar een andere kamer met een boogje erboven. Dus begon ik te fantaseren: wat zou daar nog meer achter kunnen zitten, achter die doorgang? Nu ik ouder word, ben ik erachter gekomen dat dit beeld eigenlijk steeds terugkomt. Er zit licht in mijn werk. En altijd ergens een doorgang.”

Toos van Holstein, Cultura II (mixed media op aludibond 120-120 cm), te zien bij Busio Interiors in Maastricht

Hoe ga jij te werk bij het maken van kunst?

Voordat ik daarop antwoord en voor de rest moet je nog 7 nachtjes slapen. Tot volgende week.

Toos van Holstein, Bravery (mixed media 100-90 cm), een werk uit de serie gewijd aan de Odyssee van Homerus, te zien bij Ceramiche Rampini in Gubbio (Italië)

TOOS

“Maar ik troost er mij mee, dat ’t beter is om te worden bestreden dan … genegeerd”


De wonderbare kronkelwegen der kunstgeschiedenis. Die kwamen hier vorige week al ter sprake vanwege ‘Vermeer’ in het Rijksmuseum. En nu spelen ze opnieuw een rol.

Suze Robertson in haar atelier

Begin deze eeuw kwam ik haar naam + kunstplaatje voor ’t eerst ergens tegen. Maar vraag me niet meer hoe of wat, geen idee. Drie jaar geleden zag ik voor het eerst in werkelijkheid één schilderij van haar. In het Singermuseum te Laren. Afgelopen december werden dat er al een paar. Ook in Laren. Bij de expositie ‘De moderne vrouw’ (lees hier maar) . Maar wat weken geleden raakte ik helemaal overtuigd van haar talent en kunnen aan de hand van heel veel werken. In het Haagse museum Panorama Mesdag bij de prima tentoonstelling: ‘Suze Robertson, Toegewijd, Eigenzinnig, Modern’ (tot 5 maart). Daardoor heb ik er nu een nieuwe schildersheld bij gekregen! Die Suze Robertson dus (1855-1922). Van top tot teen Nederlands, ondanks haar naam.

drie jaar geleden in het museum Singer, Laren
afgelopen december, ook in Laren, een zelfportret van Suze Robertson
en nu de uitgebreide expositie over haar

Absoluut een dijk van een wijf. Want krijg ’t maar gedaan om in 1878 als eerste vrouw aan te schuiven in de alleen door mannen bevolkte naaktklas van de Rotterdamse academie. Vrouwen die op de academie naar naaktmodel zouden tekenen, gezeten tussen de mannelijke studenten? Hallo zeg, volstrekt ondenkbaar! Dat was puur mannenwerk! Maar Suze kreeg ’t voor elkaar, ondanks zelfs publiekelijke protesten van die mannen.

Suze Robertson, Lena, olieverfschilderij 153-85 cm (1903-07), zeer bijzonder voor die tijd, een naakt geschilderd door een vrouw

Nog zoiets. Vindt ’t in 1892 als vrouw maar normaal dat je blijft werken als je trouwt, ook nog op door jou voorgestelde huwelijkse voorwaarden! Want echtgenoot Richard Bisschop, ook schilder, deed altijd zo lang over een werk dat hij financieel nauwelijks wat binnenbracht en vooral schulden had.  Suze hechtte duidelijk aan haar financiële onafhankelijkheid. Dat ze haar werk bleef ondertekenen met ‘Suze Robertson’ zonder daar als vanzelfsprekend ‘Bisschop’ tussen te plakken?  De vraag stellen is ‘m beantwoorden. Bedenk dat het eind 19e eeuw is. Een dijk van een wijf dus.

de expositie in Panorama Mesdag
Suze Robertson, Portret van Adolphe Boutard, zwart krijt op papier (1884-89)

Maar daar ging vanzelfsprekend van alles aan vooraf. Als kind toonde Suze al een groot tekentalent. Wat er uiteindelijk toe leidde dat ze zich in 1874 mocht laten inschrijven aan de opleiding voor tekenleraren van de Academie in Den Haag. Overigens iets dat voor vrouwen pas mogelijk was vanaf 1872. Tekenleraar werd ze dan ook. Maar haar kunstenaars DNA bleek te sterk. Ze moest en zou zelfstandig kunstenaar worden. Dus bleef ze naast een paar achtereenvolgende leraarsbanen dat talent verder ontwikkelen, vooral bij het schilderen met olieverf. Want wat deed je op die tekenacademie vooral? Tekenen.

Suze Robertson, Meisjeskopje, zwart krijt op papier (1895-98)
Meisje met boek, zwart krijt op bewerkt papier (1908)

27 Jaar oud zette Robertson in 1883 een punt achter het leraarsbestaan en de bijbehorende financiële zekerheid. Ze ging de onzekerheid van het onafhankelijk kunstenaarsbestaan aan! In die tijd een ontzettend dappere stap. Een stap in een door mannen gedomineerde kunstwereld.

curieus schilderij van Willem Bastiaan Tholen (tekenavond in Pulchti Studio, 1888-89) met rechtsachter zittend Suze Robertson en linksachter het hoofd van haar toekomstige echtgenoot Richard Bisschop

Achteraf gezien kun je stellen dat ’t haar is gelukt. Ondanks natuurlijk dips tussendoor, gevoelens van onzekerheid, de ‘ben ik wel goed genoeg’ vraag en een tegenstribbelende maatschappij met ook tegenstribbelende kunstcritici.  Waardoor ze in 1912 nog de woorden schreef voor de titel hierboven: “Maar ik troost er mij mee, dat ’t beter is om te worden bestreden dan … genegeerd”.

Hoe dan ook, door de eigen stijl die ze ontwikkelde, werd ze langzaam aan steeds meer gewaardeerd. Door én kunstkompanen én kunstkopers. Ze kon er uiteindelijk haar bestaan aan ontlenen. Ondanks, of misschien juist wel dankzij het feit dat ze eigenlijk niet in een hokje te plaatsen was.

net als Van Gogh was de arbeider, meestal een vrouw bij Suze, onderwerp van haar schilderijen. Voor mij is deze ‘Aardappelschilster’ beter dan de ‘Aardappeleters’ van Vincent
Aan het spinnewiel, pastelkrijt op papier (1985-86)
Takbreekster (1887)

De zogenaamde Haagse School, met o.a. George Breitner en Isaac Israels, maakte furore in binnen en buitenland met vooral impressionistisch werk, Suze ging daarin niet mee. Door haar speciale kleurgebruik en opzet van haar schilderijen werd ze tijdens haar leven al gezien als de schakel tussen het eerdere Nederlands impressionisme en het latere expressionisme.  Voor de jonge Mondriaan was ze een bron van inspiratie. Voor de jonge vrouw Charley Toorop was ze een rolmodel en zelfs de belangrijkste Nederlandse kunstenaar van de 19e eeuw.

Robertson werkte een bepaald onderwerp vaak meerdere keren en telkens anders uit. Links een olieverf, rechts een pastel
zoals ook hier met de ‘Vischpoort van Harderwijk’
toen Suze de fotocamera ontdekte, nam ze die vaak mee om later de gemaakte foto’s op een geheel eigen manier te interpreteren bij het schilderen

Hoe kan ’t dan dat zo iemand na haar dood min of meer wegzakt in het moeras van de kunstvergetelheid? Terwijl  toch diverse musea en heel veel particulieren werk van haar in hun bezit hadden. Hoe kan ’t dan dat pas 100 jaar na haar dood een eerste grote expositie aan haar wordt gewijd? Dat zijn weer die wonderbare kronkelwegen van de kunstgeschiedenis.

Suze Robertson, In gedachten (1901-03)
Suze Robertson, Kerk te Katwijk (1908-12)

De expositie ontrafelde dat mysterie niet. Net zo min als de bijbehorende voortreffelijke catalogus die op een heel leesbare manier diep in haar leven en kunst duikt. Maar beide, expositie en catalogus, hebben er wel voor gezorgd dat Suze Robertson nu voor mij, een eeuw na haar dood, opnieuw tot leven is gewekt.  Suze is toegetreden tot mijn iconenrij van vrouwelijke kunsthelden. Oh zo!!

expositie van Suze in Larensche Kunsthandel in Amsterdam (1907), tikje anders dan in de huidige galerieën

Tot volgende week.

TOOS