Haakjes zijn heel handig, je kunt er van alles aan ophangen. Bijvoorbeeld ook blogafleveringen. Het haakje deze week? Maria van Oosterwijck (1630-1693) van vorige week. Één van die vrouwen die in de donkere krochten van de mannelijke kunstgeschiedenis waren opgeborgen, maar nu weer langzaam in het licht komen. Een niet te stuiten trend waarbij het Amsterdamse Rijksmuseum voor het goede fatsoen wel moest aansluiten. Gevolg? Sinds 2021 zowaar de nieuwe, door geurtjes en modebedrijf Chanel gesponsorde, onderzoeksafdeling ‘Vrouwen van het Rijksmuseum’. Met daardoor eindelijk zelfs ook een paar Nederlandse vrouwen in de Eregalerij tussen onze grote 17e eeuwse mannen (ik schreef er hier al eens over). En zowaar ook nog een aparte expositie ‘Vrouwen op Papier’ (nog tot 30 mei)

Een tentoonstelling die, jammer genoeg, wel door het hele museum verspreid is. Je moet echt van hot naar haar crossen om de vijf kleine kabinetten te vinden waar de uit de duistere archiefkelders opgedoken vrouwen nu weer het licht mogen zien. Gedimd licht, dat wel. Het gaat ten slotte om werken op papier.

Wat je van al dat gezoek en gecros wel leert is hoe gigantisch groot ons Rijksmuseum is, hoe ontzettend veel kunst er hangt en hoeveel trappen en trapjes je nodig hebt om die kabinetten te vinden. Met daarin voor mij zowel bekende als onbekende namen. Als bekende bijvoorbeeld Thérèse Schwarze (1851-1918).

Laat ik hier over haar nou nog niet zo lang geleden hebben geschreven! Op de foto hieronder hangen twee pastel s van Schwarze. Werken op papier dus. Links één met zo’n opdracht-societyportret waarmee ze destijds bakken geld verdiende, rechts een portret van haar, ook al kunstzinnige, nichtje Thérèsia Ansingh dat recent is aangekocht.



Want dat hoort natuurlijk ook bij die Rijksmuseale inhaalslag, werk aankopen van vrouwelijke kunstenaars die al veel te lang zijn genegeerd. Of, zoals dat in verhullend museumjargon heet: ‘De vaste presentatie van het Rijksmuseum geeft een beeld van de cultuur van Nederland door de eeuwen heen. Deze geschiedenis kan bekeken worden vanuit verschillende perspectieven, zoals gender. Vooralsnog voert het perspectief van de witte heteroseksuele Nederlandse cisman de boventoon. Daarom heeft het Rijksmuseum zich voorgenomen grotere zichtbaarheid aan vrouwen te geven in de collectie en de presentatie. Diversiteit en inclusiviteit vereisen het stellen van nieuwe vragen vanuit een ander gezichtspunt. Daarop ligt in dit onderzoeksprogramma de nadruk.’
Daardoor zijn er de laatste tijd meerdere werken van vrouwen aangekocht of in langdurige bruikleen gekregen. Zoals dit schilderij ‘Pietje-Lezend meisje’ van Suze Robertson. Hé, zag je dat niet ook al in mijn verhaal over haar expositie in Panorama Mesdag?

Ja dus! Ze zijn echt wakker geschud, daar in Amsterdam. Maar ik blijf ’t merkwaardig vinden dat ze niet uit zichzelf de oogjes open hebben gedaan. Zo’n groot instituut met zoveel curatoren! En dan pas sinds een paar jaar!
Terug naar de ‘Vrouwen op Papier’. Met ook echte verrassingen. Ooit gehoord van de Utrechtse Magdalena de Passe (1600-1638) of de Antwerpse Barbara van den Broeck (1560-1631/36)?



Ik niet in ieder geval. Beiden dochters van vaders die al prentkunstenaar waren en beiden dus opgeleid in de familie-ateliers. Maar beiden ook zeer talentvol, zo blijkt wel in de kabinetten die aan hen zijn gewijd. Die Barbara heeft na de val van Antwerpen in 1585 blijkbaar ook nog een poos in mijn eigenste Middelburg gewoond. Hoe, waar, ik kan het nergens vinden.

Magdalena was in haar korte leven zeer gekend. Maar daarna? In haar laatste jaren maakte ze een aantal prenten bij de mythologische verhalen in De Metamorfosen van de Romeinse schrijver/dichter Ovidius. Pas 40 jaar later werden die gebruikt in een boekuitgave met prenten van meerdere kunstenaars. Bij haar zonder naamsvermelding . Ook toen bestonden die donkere vrouwenkrochten dus al.




Dan toch ook nog even de niet zo bekende Zwolse Gesina ter Borch (1631-1690), tweede kind uit het derde huwelijk van schilder Gerard ter Borch I en halfzus van schilder Gerard ter Borch II (1617-1681). Kind dus uit een bekend schildersgeslacht waar kunst met de paplepel werd ingegoten. Een zeer talentvolle vrouw die niet echt naar buiten kwam met haar kunstuitingen.

Maar het Rijksmuseum bezit zo’n duizend bladzijden van het door haar gekoesterde persoonlijke en familie archief. Geef ze ongelijk dat ze dat willen laten weten. Echt de moeite waard.


Dat Gesina met haar halfbroer ook nog heeft meegeschilderd aan een aantal olieverfschilderijen op doek wordt jammer genoeg niet getoond. Papier, hè! tot volgende week.
TOOS