Tagarchief: André Masson

Wat zijn die Surrealistische Vrouwen Hot!


Peggy Guggenheim op het boventerras haar palazzo aan het Canal Grande

Peggy Guggenheim lustte er wel pap van. Van zowel mannen, zo ongeveer duizend volgens haar eigen zeggen, als van kunst, ook zo’n duizend schilderijen en beelden. Dat liep dus aardig gelijk op met elkaar. Maar daardoor liep ik vorige maand in Venetië wel over min of meer heilige kunstgrond. In het palazzo non finito, het niet afgemaakte paleis, het Palazzo Venier dei Leoni aan het Canal Grande. Het gebouw waarin  Peggy Guggenheim’s wereldberoemde collectie valt te bewonderen. De kunst dan, wel te verstaan. Waaronder bijvoorbeeld wereldberoemde surrealisten als Max Ernst, Yves Tanguy, Salvador Dali en René Magritte. Mannen dus. Maar, en dat moet je Peggy nageven, ook wel een paar vrouwen: Leonora Carrington en Leonor Fini. Over wie ik al eens eerder hier schreef. Maar dat komt straks.

het palazzo non finito

Heb je dat Canal Grande wel eens bevaren, dan is de kans heel groot dat je gelijk weet welk palazzo ik bedoel. Vlak voor het einde, waar het water zich wijd opent bij de Punte della Dogana, zit aan de rechterkant een soortement vreemde eend in de bijt. Een gebouw van maar één zielig verdiepinkje dat volgens de plannen in 1751 er vijf had moeten bevatten. Maar, zoals ’t daar dus voor de bewoners heet, nu het palazzo non finito. Het gebouw ook dat in 1949 werd aangekocht door die kunst en mannenbelustte Peggy Guggenheim. Om er tot haar dood in 1979 te blijven wonen. Nu het museum Peggy Guggenheim Collection waar tot eind september de expositie ‘Surrealismo & Magia’ (Surrealisme en Magie)was te zien. Met een keus uit de eigen collectie plus flink wat bruiklenen.

Daar was ik toch nog maar mooi op tijd bij! Want dat had ik me ook stellig voorgenomen na mijn tweedaags bezoek aan de Biënnale in mei. Waarvan het thema ‘The Milk of Dreams’ was opgehangen aan een boek van die bovengenoemde Leonara Carrington en een aantal andere vrouwelijke surrealisten. Lees hier en hier mijn schrijfsels daarover er maar op na.

De vrouwelijke surrealisten zijn de laatste jaren namelijk helemaal hot. Met overal ter wereld exposities over hen. Zoals bijvoorbeeld in 2020 in ons land in het Utrechtse Centraal Museum. Eindelijk, eindelijk krijgen ze de aandacht die ze verdienen. Want voor al die bekende mannen in hun surrealistische kringen van destijds waren die vrouwen niet meer dan hun muze en bedgenoot en zeker geen echte kunstenaars. Vrouwen konden toch niet geniaal zijn? Dat was alleen aan het mannelijk geslacht voorbehouden. Maar partnerruil valt niet onder genialiteit. Lees er deze blogaflevering nog maar eens op na.

Op die manier raakte Peggy Guggenheim, vanwege haar kunstinteresse en handel volop in allerlei kunstenaarkringen verkerend, ook getrouwd met Max Ernst. Niet zo lang trouwens, van 1941 tot 1946. Maar natuurlijk wel met het gevolg dat ik een flink aantal prachtige werken van hem kreeg te zien in ‘Surrealismo & Magio’.

Max Ernst, Europe after the Rain II (1940-42)
Max Ernst, Attirement of the Bride (1940)

Een verrassing was trouwens onderstaande foto gelijk bij de ingang van de tentoonstelling met daarop de al genoemde Leonor Fini en Leonora Carrington.

links Leonor Fini, rechts Leonora Carrington

Aan hen werd verderop ook behoorlijk aandacht gegeven. En dat deed mijn kunsthart goed. Omdat Leonor één van mijn kunsthelden is, veel meer dan Leonora. Haar schilderijen en haar levenswandel  spreken me om diverse redenen veel meer aan. Wat zeer zeker te maken heeft met de band die bestond tussen haar en mijn galerie Quadrige in Nice. Lees hier maar.

een paar schilderijen van Leonora Carrington in het aan haar gewijde zaaltje
beeld van Leonora Carrington, Cat Woman (La Grande Dame), 1951
Leonora Carrington, Portrait of Max Ernst (1939)
een bekend schilderij van Leonor Fini, The Shepherdess of the Spinxes (1941)
nog een bekend schilderij van haar (zie hieronder)
Leonor Fini, Stryges Amaouri (1947).

Het extra positieve van die nieuwe wereldwijde aandacht voor de surrealistische vrouwelijke kunstenaars is dat ik nu namen en schilderijen te voorschijn zie komen die me nog onbekend waren. Vrouwen die in kwaliteit absoluut niet onderdoen voor veel bekendere mannen. Gerechtigheid dus! Een paar voorbeelden.

Dorothea Tanning, The Magic Flower Game (1941)
Remedios Varo, Three Destinies (1956)
Kay Sage, Tomorrow is Never (1955)

Dan was er nog een andere leuke verrassing bij de expositietoegang.  Bij die affiche van Carrington en Fini hing ook deze.

Van een schilderij van de net niet wereldberoemde surrealist André Masson. Waarom een verrassing? Omdat ook die Masson in het verleden van galerie Quadrige voorkomt. En dat vind ik genieten, dat zich verknopen van lijnen uit mijn eigen  kunstleven met die uit het verleden, uit de kunstgeschiedenis.

André Masson, Study of a Portrait of Goethe (1940)
André Masson, Ophelia (1937)

Dan is ’t daarna best lekker om alles eens even rustig te overpeinzen in de tuin van het museum.

De tuin waar ooit ook Peggy Guggenheim rust vond in haar roerige leven en rondliep met die schoothondjes van haar. En waar nu niet alleen haar as maar ook die van haar vele hondjes is bijgezet.

Gezien de grootte van het graf is ’t maar goed dat er geen ruimte voor al haar mannen is vrijgemaakt. Tot volgende week.

TOOS

Niet Alice maar Leonor Fini in Wonderland


Had je me voor de lente van 1994 gevraagd naar ene kunstenaar Leonor Fini, dan had ik vragend terug moeten kijken. Maar zou je dat nu doen, in augustus 2020? Dan komt er een uitgebreid persoonlijk verhaal. Beginnend bij Sophie Kerfanto, restaurant Abacadabra en de Fondation Maeght in Saint-Paul-de-Vence om dan via Pierre Cottalorda in Nice en Lichtstad Parijs door te gaan naar Neil Zukerman in New York. Met die Leonor Fini als rode draad. Begin juli noemde ik haar al eens in een blogaflevering over vrouwelijke surrealisten. Lees eventueel maar hier.

het kunststadje Saint-Paul-de-Vence met op de achtergrond de kust van de Côte d’Azur

Maar dat persoonlijke verhaal dus. In de lente van 1994 raakte ik volstrekt onverwacht verzeild in het middeleeuwse kunststadje Saint-Paul-de-Vence aan de Côte d’Azur. Noordwestelijk van Nice. Hoe ik daar terecht kwam en waarom ik er uiteindelijk drie maanden verbleef? Dat is een bijzonder, maar ander verhaal.

Ik zie me er gelijk weer zitten, op de zolder boven restaurant Abacadabra aan de Rue Grande waar eigenaar Sophie Kerfanto de scepter zwaaide en zelf op de 1e etage woonde. Een zolder die ik als slaapplek en atelier had kunnen inrichten. Met een prachtig uitzicht op de vallei aan de westkant van Saint-Paul. En met in het restaurant  een dik boek over ene Leonor Fini. Een in 1907 geboren vrouwelijke kunstenaar met werk dat me direct intrigeerde. Echt een heel eigen, sterke en overduidelijk vrouwelijke wereld.

Leonor Fini, olieverfschilderij

Leonor Fini

Dicht bij Saint-Paul ligt de Fondation Maeght, een heel bekend particulier museum voor hedendaagse kunst met een focus op de tweede helft van de 20e eeuw. Bleken ze daar een grote bibliotheek te hebben met ook een aantal boeken over Leonor Fini! Ik heb er in mijn drie maanden Saint-Paul aardig wat uurtjes doorgebracht als ik me wilde ontspannen na uren geconcentreerd schilderen op mijn steeds warmer wordende zolder. Om me bijvoorbeeld te laven aan het avontuurlijke leven van Fini. Een ravissante, zeer eigenzinnige vrouw die verkeerde in de bruisende kringen van de surrealisten in Parijs, die vaak extravagant gekleed ging, die haar liefdesleven verrijkte met zowel mannen als vrouwen en die er daarbij ook nog zo’n twintig Perzische katten op nahield.

rechts Leonor met links de wereldberoemde filmster Brigitte Bardot

Leonor met een van haar katten

Leonor Fini, olieverfschilderij

links Jean-Paul en rechts zijn compagnon Pierre Cottalorda

In die Saint-Paul tijd kwam levensgezel ook een week aanvliegen opdat we samen konden rondtoeren aan de Côte. Om onder andere musea en galerieën te bezoeken. Wie weet was er een galerie te vinden voor mijn schilderijen. Op de laatste dag van die week ontdekten we Galerie Qvadrige in Nice. De galerie van Jean-Paul Aureglia met wie ik nu al jaren samenwerk. Maar je begrijpt ’t al, dat is een ander verhaal. Wel van belang is dat Jean-Paul een veel oudere compagnon had, Pierre Cottalorda. Een gedistingeerde, oer-Franse heer die veel van kunst wist en die, zo bleek na verloop van tijd, nog had samengewerkt met o.a. Matisse, Salvador Dali en André Masson. En met ……. Leonor Fini! Zeg maar eens dat toeval niet bestaat. Vandaar dat ik nu dan ook in het bezit ben van een aantal steendrukken van Leonor. Want die waren via Pierre eigendom van Qvadrige.

Leonor Fini, steendruk

enkele olieverven van Leonor Fini

Een jaar later zag ik in een Parijse galerie voor het eerst ‘live’ olieverfschilderijen van haar. In wat waarschijnlijk de laatste expositie tijdens haar leven is geweest. Want ze overleed in 1996. Ik was al verknocht aan haar werk maar toen was ik gelijk helemaal verkocht. Wat een vrouw, wat een karakter, wat een kunstenaar! En wat een durf! Een kunstenaar die vond dat je het illustreren van de in 1954 gepubliceerde, hoogst gedurfde erotische roman ‘Histoire d’O’ niet aan mannen kon overlaten maar dat ook als vrouw moest doen. De vrouw die vond dat ook zij de als pornografisch betitelde boeken ‘De 120 dagen van Sodom’ en ‘Justine’ van Markies de Sade (1740-1814) moest illustreren. En laat ik nu zo’n maand geleden enkele van die steendruk-illustraties tegenkomen op de expositie ‘De Tranen van Eros’ in het Centraal Museum in Utrecht. Met de aanduiding dat deze waren uitgeleend door de CFM Gallery in New York. Waarvan ik dan weer eigenaar Neil Zukerman ken bij wie levensgezel en ik zo’n drie jaar geleden in zijn Manhattans appartement zaten te praten over …… Leonor Fini. Maar dat verhaal komt nog.

steendruk van Leonor Fini bij de uitgave van Histoire d’O, uitgeleend door de CFM Gallery in New York voor de expositie ‘De Tranen van Eros’

steendruk van Leonor Fini bij de Nederlandse vertaling van Justine van Marquis de Sade

enkele losse steendrukken bij die boeken op de expositie ‘De Tranen van Eros’ in het Centraal Museum te Utrecht

Oh ja, in die aflevering van begin juli schreef ik over een schilderij van Leonor dat toen nog op de veiling moest komen. Verkocht voor bijna 1 miljoen dollar!

Leonor Fini, dat schilderij van bijna 1 miljoen!

Tot volgende week.

TOOS

Surrealistische realiteit in Boijmans


Salvador Dali, Mae West lippensofa, op “Gek van surrealisme” in Museum Boymans

 

 

Kun je ’t eigenlijk nog wel surrealisme noemen als je een surrealistisch moment hebt tijdens het rondlopen op de grote tentoonstelling “Gek van surrealisme” in het Rotterdamse Museum Boijmans van Beuningen?  Want is zo’n surrealistisch moment daar dan eigenlijk niet normaal?  Ik had ’t toen ik Leonor Fini en André Masson er tegenkwam. Niet in levende lijve trouwens.  Ze zijn al weer wat jaartjes dood en daaruit opstaan is maar weinigen gegeven. Zelfs bij surrealisten. Maar dode kunstenaars leven wel voort in hun schilderijen. En die hingen er wel.

Leonor Fini, Due Donne, 1939

André Masson, Massacre, 1931

Maar waarom had ik nu juist bij die twee dat surrealistische moment? Er hangt ten slotte volop werk van wereldwijd bekende grote kunstkanonnen als Max Ernst, Salvador Dali, Yves Tanguy en René Magritte. Dat komt omdat er voor mij een persoonlijk lijntje loopt naar Fini (1907-1996) en Masson (1896-1987) van wie de namen regelmatig vallen in gesprekken met Jean-Paul Aureglia in zijn galerie Quadrige in Nice. Die galerie, waarmee ik al weer heel wat jaartjes samenwerk, werkte namelijk ooit  onder de naam La Diane Française ook met hen beiden. In de jaren 50 en 60 van de vorige eeuw.

Max Ernst, Le couple, 1923

Yves tanguy, les survenants II, 1942

Dali, Impressions of Africa (detail), 1938

René Magritte, The red model. 1935

Toen richtte Pierre Cottalorda zich met zijn uitgeverij La Diane Française op literaire kunstboeken in kleine oplage, aangekleed met steendrukken of etsen van bekende kunstenaars. Zoals de toen al wereldberoemde Matisse en Dali. En met, daar zijn ze, Leonor Fini en André Masson.

Gaat hier misschien een belletje rinkelen bij regelmatige lezers van dit blog? Want geeft galerie Quadrige ook niet nog steeds zulke boeken uit onder die naam van La Diane Française? En lever ik daaraan niet ook regelmatig mijn bijdrage? Ziehier het lijntje.

 Begin jaren 90 werden de oude Pierre Cottalorda en de veel jongere Jean-Paul Aureglia compagnons in de nieuwe galerie Quadrige waar uitgeverij La Diane Française onderdeel van ging uitmaken. Samen met de inboedel daarvan. Zoals een door Masson zelf geschreven en geïllustreerd boek “Le PLAISIR  de PEINDRE”. Nu een bibliofiele uitgave. En zoals een kunstuitgave van het beruchte en beroemde erotische “L’histoire d’O” waarbij die 50 tinten grijs volstrekt verbleken. Berucht vooral omdat het onder pseudoniem geschreven was door een toen nog onbekende vrouw. Een vrouw die porno schreef? Kon dat zomaar? Opschudding alom! Maar ja, ’t kon dus.

Net zo goed als dat een andere vrouw voor die kunstuitgave nogal erotisch getinte steendrukken maakte. Leonor Fini dus.

????????????????????????????????????

Een behoorlijk onafhankelijk ingesteld typje dat beslist niet bang was voor een opschuddinkje hier en daar. In Frankrijk en Amerika zeer gekend maar in Nederland nooit echt doorgebroken. Toch hangt ze nu maar mooi in Museum Boijmans. De Leonor Fini waarvan ik via galerie Quadrige nog zo’n L’histoire d’O steendruk heb kunnen verwerven. De Leonor ook die regelmatig verkeerde in het gezelschap van Dali en andere surrealistische tijdgenoten. Wat eveneens gold voor André Masson.

Dali bij de paal, Fini rechts van hem

Snap je nu mijn surrealistisch moment? In 1994, toen ik door toeval betrokken raakte bij Quadrige in Nice, had ik toch nooit kunnen bedenken dat een schakel van gebeurtenissen mij in 2017 in Rotterdam blij verrast voor schilderijen van Fini en Masson zou laten stilstaan?

Leonor Fini, The alcove, met Leonora Carrington (zie hieronder) op de voorgrond

Dat stilstaan gebeurde natuurlijk bij meer werken. Want aan Max Ernst kan ik nooit voorbij lopen. Die heeft zo’n intrigerende wereld geschapen dat ik er elke keer weer naar toe wordt getrokken. En  Salvador Dali blijft natuurlijk een trekker van jewelste met zijn iconische gesmolten horloges en olifanten op dunne pootjes. Maar dat naast die mannen ook de vaak wat weggestopte vrouwelijke surrealisten, zoals Leonora Carrington, in de tentoonstelling aan bod komen, vind ik een groot pluspunt . Als lid van het vrouwelijk geslacht mag ik ten slotte best vinden dat vrouwen in de kunst zowel in het verleden als ook nu nog veel te vaak worden ondergewaardeerd en weggeschreven. Daar valt nog een wereld te winnen.

Leonora Carrington, Are you really serious, 1953

Fini links, Carrington rechts

Tot volgende week.

TOOS