Tagarchief: Den Haag

“Maar ik troost er mij mee, dat ’t beter is om te worden bestreden dan … genegeerd”


De wonderbare kronkelwegen der kunstgeschiedenis. Die kwamen hier vorige week al ter sprake vanwege ‘Vermeer’ in het Rijksmuseum. En nu spelen ze opnieuw een rol.

Suze Robertson in haar atelier

Begin deze eeuw kwam ik haar naam + kunstplaatje voor ’t eerst ergens tegen. Maar vraag me niet meer hoe of wat, geen idee. Drie jaar geleden zag ik voor het eerst in werkelijkheid één schilderij van haar. In het Singermuseum te Laren. Afgelopen december werden dat er al een paar. Ook in Laren. Bij de expositie ‘De moderne vrouw’ (lees hier maar) . Maar wat weken geleden raakte ik helemaal overtuigd van haar talent en kunnen aan de hand van heel veel werken. In het Haagse museum Panorama Mesdag bij de prima tentoonstelling: ‘Suze Robertson, Toegewijd, Eigenzinnig, Modern’ (tot 5 maart). Daardoor heb ik er nu een nieuwe schildersheld bij gekregen! Die Suze Robertson dus (1855-1922). Van top tot teen Nederlands, ondanks haar naam.

drie jaar geleden in het museum Singer, Laren
afgelopen december, ook in Laren, een zelfportret van Suze Robertson
en nu de uitgebreide expositie over haar

Absoluut een dijk van een wijf. Want krijg ’t maar gedaan om in 1878 als eerste vrouw aan te schuiven in de alleen door mannen bevolkte naaktklas van de Rotterdamse academie. Vrouwen die op de academie naar naaktmodel zouden tekenen, gezeten tussen de mannelijke studenten? Hallo zeg, volstrekt ondenkbaar! Dat was puur mannenwerk! Maar Suze kreeg ’t voor elkaar, ondanks zelfs publiekelijke protesten van die mannen.

Suze Robertson, Lena, olieverfschilderij 153-85 cm (1903-07), zeer bijzonder voor die tijd, een naakt geschilderd door een vrouw

Nog zoiets. Vindt ’t in 1892 als vrouw maar normaal dat je blijft werken als je trouwt, ook nog op door jou voorgestelde huwelijkse voorwaarden! Want echtgenoot Richard Bisschop, ook schilder, deed altijd zo lang over een werk dat hij financieel nauwelijks wat binnenbracht en vooral schulden had.  Suze hechtte duidelijk aan haar financiële onafhankelijkheid. Dat ze haar werk bleef ondertekenen met ‘Suze Robertson’ zonder daar als vanzelfsprekend ‘Bisschop’ tussen te plakken?  De vraag stellen is ‘m beantwoorden. Bedenk dat het eind 19e eeuw is. Een dijk van een wijf dus.

de expositie in Panorama Mesdag
Suze Robertson, Portret van Adolphe Boutard, zwart krijt op papier (1884-89)

Maar daar ging vanzelfsprekend van alles aan vooraf. Als kind toonde Suze al een groot tekentalent. Wat er uiteindelijk toe leidde dat ze zich in 1874 mocht laten inschrijven aan de opleiding voor tekenleraren van de Academie in Den Haag. Overigens iets dat voor vrouwen pas mogelijk was vanaf 1872. Tekenleraar werd ze dan ook. Maar haar kunstenaars DNA bleek te sterk. Ze moest en zou zelfstandig kunstenaar worden. Dus bleef ze naast een paar achtereenvolgende leraarsbanen dat talent verder ontwikkelen, vooral bij het schilderen met olieverf. Want wat deed je op die tekenacademie vooral? Tekenen.

Suze Robertson, Meisjeskopje, zwart krijt op papier (1895-98)
Meisje met boek, zwart krijt op bewerkt papier (1908)

27 Jaar oud zette Robertson in 1883 een punt achter het leraarsbestaan en de bijbehorende financiële zekerheid. Ze ging de onzekerheid van het onafhankelijk kunstenaarsbestaan aan! In die tijd een ontzettend dappere stap. Een stap in een door mannen gedomineerde kunstwereld.

curieus schilderij van Willem Bastiaan Tholen (tekenavond in Pulchti Studio, 1888-89) met rechtsachter zittend Suze Robertson en linksachter het hoofd van haar toekomstige echtgenoot Richard Bisschop

Achteraf gezien kun je stellen dat ’t haar is gelukt. Ondanks natuurlijk dips tussendoor, gevoelens van onzekerheid, de ‘ben ik wel goed genoeg’ vraag en een tegenstribbelende maatschappij met ook tegenstribbelende kunstcritici.  Waardoor ze in 1912 nog de woorden schreef voor de titel hierboven: “Maar ik troost er mij mee, dat ’t beter is om te worden bestreden dan … genegeerd”.

Hoe dan ook, door de eigen stijl die ze ontwikkelde, werd ze langzaam aan steeds meer gewaardeerd. Door én kunstkompanen én kunstkopers. Ze kon er uiteindelijk haar bestaan aan ontlenen. Ondanks, of misschien juist wel dankzij het feit dat ze eigenlijk niet in een hokje te plaatsen was.

net als Van Gogh was de arbeider, meestal een vrouw bij Suze, onderwerp van haar schilderijen. Voor mij is deze ‘Aardappelschilster’ beter dan de ‘Aardappeleters’ van Vincent
Aan het spinnewiel, pastelkrijt op papier (1985-86)
Takbreekster (1887)

De zogenaamde Haagse School, met o.a. George Breitner en Isaac Israels, maakte furore in binnen en buitenland met vooral impressionistisch werk, Suze ging daarin niet mee. Door haar speciale kleurgebruik en opzet van haar schilderijen werd ze tijdens haar leven al gezien als de schakel tussen het eerdere Nederlands impressionisme en het latere expressionisme.  Voor de jonge Mondriaan was ze een bron van inspiratie. Voor de jonge vrouw Charley Toorop was ze een rolmodel en zelfs de belangrijkste Nederlandse kunstenaar van de 19e eeuw.

Robertson werkte een bepaald onderwerp vaak meerdere keren en telkens anders uit. Links een olieverf, rechts een pastel
zoals ook hier met de ‘Vischpoort van Harderwijk’
toen Suze de fotocamera ontdekte, nam ze die vaak mee om later de gemaakte foto’s op een geheel eigen manier te interpreteren bij het schilderen

Hoe kan ’t dan dat zo iemand na haar dood min of meer wegzakt in het moeras van de kunstvergetelheid? Terwijl  toch diverse musea en heel veel particulieren werk van haar in hun bezit hadden. Hoe kan ’t dan dat pas 100 jaar na haar dood een eerste grote expositie aan haar wordt gewijd? Dat zijn weer die wonderbare kronkelwegen van de kunstgeschiedenis.

Suze Robertson, In gedachten (1901-03)
Suze Robertson, Kerk te Katwijk (1908-12)

De expositie ontrafelde dat mysterie niet. Net zo min als de bijbehorende voortreffelijke catalogus die op een heel leesbare manier diep in haar leven en kunst duikt. Maar beide, expositie en catalogus, hebben er wel voor gezorgd dat Suze Robertson nu voor mij, een eeuw na haar dood, opnieuw tot leven is gewekt.  Suze is toegetreden tot mijn iconenrij van vrouwelijke kunsthelden. Oh zo!!

expositie van Suze in Larensche Kunsthandel in Amsterdam (1907), tikje anders dan in de huidige galerieën

Tot volgende week.

TOOS

De Vrouwelijke Kunstenaars Blijven Oprukken: deel 2


Vorige week beloofd, dus ik blijf nog even hak-tak-hak heen en weer springen over ‘de vrouw in de kunst’. Aan de hand van die twee tentoonstellingen ‘De Nieuwe Vrouw’ in museum Singer (Laren)  en ‘Vrouwenpalet 1900-1950’ in de Rotterdamse Kunsthal (tot 10 april) en vanwege die onstuitbare opmars van de vrouwelijke kunstenaars uit het verre en nabije verleden. Waarvan dan weer die twee exposities getuigen.

‘De Nieuwe Vrouw’ in Singer
‘Vrouwenpalet 1900-1950’ in de Kunsthal, bij de mij nog volstrekt onbekende Mies Elout-Drabbe
de jubileum uitgave

Een opmars waarvoor in 1971, zo zou je terugkijkend kunnen constateren, het startschot klonk. Waarom juist 1971? Omdat toen, tijdens de tweede feministische golf, in de VS het nu zo beroemde essay ‘Why Have There Been No Great Women Artists?’ werd gepubliceerd. ‘Waarom Zijn Er Geen Grote Vrouwelijke Kunstenaars Geweest?’, geschreven door kunsthistoricus Linda Nochlin.  Met centraal de vraag waarom het vrouwen al eeuwen lang heel moeilijk was gemaakt om, net als mannelijke kunstbroeders, beroemd te worden en te blijven. Goede timing trouwens van Nochlin, de tijd was er blijkbaar rijp voor. Want ze veroorzaakte heel wat reuring. Dit essay is zelfs zo beroemd geworden dat er begin 2021, vijftig jaar na publicatie, een speciale editie van uitkwam.

Op de kunstacademie kreeg ik van dat alles totaal niks mee.  Daar was ’t gewoon alles mannen wat de kunstgeschiedenisklok sloeg. Pas zo tegen het jaar 2000 kwam die historie van de weggepoetste kunstvrouwen langzaam op mijn netvlies. Wat wil je ook, eerst mijn onderwijsbaan en daarna mijn eigenste kunstcarrière.  Beide tijd en energievretend.

 Maar mee door Linda Nochlin liep ik een paar weken geleden toch maar mooi rond op die twee exposities. Of zij zich had kunnen vinden in ‘De Nieuwe Vrouw’ met als onderwerp de veranderende wereld en het veranderende vrouwbeeld begin 20ste eeuw? Ik betwijfel dat zeer. Daar in Laren hadden ze er wel erg veel schilderijen van mannelijke kunstenaars voor nodig! Met bijvoorbeeld deze dissonant.

werk van Jan Sluijters (rond 1920)

Want moet dit nou die Nieuwe Vrouw voorstellen? Dat is toch gewoon een stoeipoes zoals een man die graag ziet? Zo waren er wel meer missertjes. Maar gelukkig hing er ook nog kunst tussendoor van vrouwen uit die tijd. Van vrouwen die de laatste decennia voor mij ook steeds meer zijn gaan leven . Zoals de vorige week al genoemde Jacoba van Heemskerck, Thérèse Schwarze en Suze Robertson. En natuurlijk Charley Toorop. Maar ook de tegenwoordig  langzaam op de bekendheidsladder stijgende Else Berg (1877-1942) en Alida Pott (1888-1931).

Thérèse Schwarze, Jonge Italiaanse vrouw met de hond Puck (1884-85)
Suze Robertson, Vispoort te Harderwijk (1914)
Charley Toorop, Zelfportret met drie kinderen (1929)
Else Berg, Mystieke vijver(1915)

Twee dagen later volgde de Kunsthal. Met, wat een verrassing, alweer Jacoba, Else, Alida. Oh ja, en natuurlijk Charley!

Alida Pott, Naakt (aquarel op papier)
Charley Toorop, vroeger werk waarin ze duidelijk bezig is haar stijl nog te zoeken

Nou ja, verrassing? Niet echt. Want als je na veel prima kunsthistorisch spitwerk een grote groep van 24 vrouwelijke kunstenaars uit zo’n beetje dezelfde periode bij elkaar weet te brengen, zitten daar allicht de usual suspects bij.De zo langzamerhand geijkte hap, de vaste prik. Naast ook onverwacht veel echt onbekenden. Hoewel, onbekend?

zelfportret van Lou Loeber (1921)

Dat gezicht op het schilderij hierboven, dat kende ik toch? Maar die naam Lou Loeber (1894-1983)? Ik had er, zoals je dat in de politiek tegenwoordig uitdrukt, even geen actieve herinnering aan. En toch, ja hoor, daar kwam ie! In Laren. Ook zo’n gezicht.

zelfportret Lou Loeber 1920

Dat beeld had ik wel actief opgeslagen. Je bent ten slotte beeldend kunstenaar of niet.  Maar die naam? Nee, die had ik nog niet actief ingekerfd op mijn harde schijf. Nu wel. Nog zo’n dubbelaar? Zelfs een letterlijke.

in Laren
in de Kunsthal bij 2 beelden van Charlotte van Pallandt met op de voorgrond precies hetzelfde beeld als in Laren

Twee gelijke afgietsels van een beeld van de altijd wel bekend gebleven Charlotte van Pallandt (1898-1997). Ken je dat iconische beeld van Koningin Wilhelmina? Dat in die dikke, wijd uitlopende winterjas waarin ze bijna helemaal verdwijnt? Charlotte dus!

het bronzen beeld van Wilhelmina in Den Haag
uitgave over Suze Robertson n.a.v. de expositie in Panorama Mesdag

Die ‘vaste prik’ ligt ook wel voor de hand. Want hoe groot is nou eigenlijk die groep vrouwen waaruit je kunt putten? Dus miste ik in de Kunsthal wel Suze Robertson (1855-1922), in haar tijd gekend en vernieuwend maar daarna weggezakt. Net ook als Thérèse Schwarze. Maar gezegend zij Panorama Mesdag in Den Haag! Daar heeft Robertson nu een grote expositie. Een verdiende revival waar ik nog heen moet.

En Schwarze? Recent kocht het Rijksmuseum nog een werk van haar aan. Nu daar te zien in ‘Vrouwen op papier’. Wil ik ook nog heen.

de recente aankoop door het Rijksmuseum: ThérèseSchwartze, portret van Thérésia Ansingh

Al die ooit sterk mangerichte museumclubjes kunnen dus niet meer om de oprukkende vrouwelijke kunstenaars heen . De noodzakelijke inhaalslag is gaande. Mag ook wel, want wat bleek uit onderzoek? Maar 13% van de kunstverzameling in de Nederlandse musea is afkomstig van vrouwen. Reden voor diepe schaamte. Maar nu zijn ze echt bezig hun best te doen. Kijk naar het Stedelijk Museum in Amsterdam. In de nieuwe collectiepresentatie over de periode 1880-1950 is er, zo zegt een persbericht, speciale aandacht voor vrouwelijke kunstenaars. Jippie! Mag jij raden wie daar weer bij zitten. Thérèse Schwarze, Jacoba van Heemskerck, Else Berg. Oh ja, en natuurlijk ook Charley Toorop!

Tot volgende week.

TOOS

Kunstgedoe en fakenews


zelfportret van de jonge Rembrandt, 1629

Een poosje geleden bracht ik een min of meer verplicht bezoek aan het Mauritshuis in Den Haag. Je weet wel, Rembrandt 350 jaar geleden overleden en dat moet gevierd worden. Ik schreef er al eerder over. In het Rijksmuseum was ik al geweest, maar ‘Rembrandt en het Mauritshuis’ moest nog afgevinkt worden. Dat klinkt dan misschien als een moetje, maar dat is ’t beslist niet. Want het Mauritshuis is altijd de moeite waard en als ze dan ook nog eens al hun ‘eigen’ Rembrandts bij elkaar hangen,wordt ’t helemaal leuk. Dus als je kunt, gewoon gaan. Nog tot 15 september.

Waar het me nu om gaat is het iconische schilderij ‘De anatomische les van Dr. Nicolaes Tulp’. Rembrandts eerste grote groepsportret waarmee hij in 1632 doorbrak.

Een werk waarin je je helemaal kunt verliezen als je er aandachtig naar kijkt. Maar alleen kijken is tegenwoordig niet meer genoeg. Er moet van alles bij. Toeters, bellen, experience dit en dat, brood en spelen, apps. Vooral dat laatste is heel erg in, ook omdat de mobiele telefoon voor velen een soort lichamelijk verlengstuk is geworden. Dat heeft absoluut allerlei voordelen. Maar elk voordeel hep ze nadeel, zoals een beroemd Nederlands filosoof jaren geleden al wist. Nu is er dus ook een app waarmee je die anatomische les in het Mauritshuis driedimensionaal kunt binnentreden. Kijk maar bij dit promotiefilmpje van het Mauritshuis en sponsor Nationale Nederlanden (https://youtu.be/uYUKT6moER4 ).

still uit de video

Toen in het Mauritshuis dacht ik al ‘wat voegt dit nu eigenlijk toe?’. ’t Is leuk, maar hooguit dat, en dan? Is kijken naar het echte schilderij niet veel interessanter dan zo’n namaakgedoe? Maar ja, ik kijk natuurlijk wel als kunstenaar en het schilderij is voor mij ‘experience’ genoeg.

Die gedachte kwam opnieuw in me op toen ik een paar weken geleden het bericht las over de pratende Mona Lisa. Ook al zo’n iconisch schilderij van Leonardo da Vinci en dan nog veel wereldberoemder dan die anatomische les. Probeer er in het Louvre in Parijs maar eens bij te komen. Een aantal jaren geleden maakte ik er deze foto.

En dat gaat daar dus de hele dag zo door. Eigenlijk complete waanzin! Nu heeft een Russische expert aan de hand van één foto van de Mona Lisa haar aan de praat gekregen. Met een ingewikkeld computerprogramma dat blijkbaar gebaseerd is op AI, artificial intelligence (https://youtu.be/P2uZF-5F1wI ).

Ze praat daarin wel, maar maakt nog geen geluid. Een soort ‘talking head’  zonder stem. Gaat dit nu ook een gimmick worden in musea (sorry voor al die Engelse termen, hoe kun je nog zonder)? Ik hoop eigenlijk van niet. Maar ongetwijfeld gaan we door dit soort technieken interessante tijden tegemoet met 100% fakenews.  Gewoon één foto van president Macron en op een volstrekt betrouwbaar medium als Facebook verschijnt een video waarin hij heel natuurlijk in z’n mooiste Frans vertelt dat hij Franse wijn al jaren niet om te drinken vindt. Zoals gezegd, dat worden interessante tijden. Maar laten we in de kunst toch gewoon lekker blijven kijken. Tot volgende week.

TOOS

Om Rembrandt heen willen in 2019? Gaat niet lukken!


Zelfportret van Rembrandt als de apostel Paulus, olieverf 1661, detail

Er omheen, er overheen, er onderdoor of er dwars doorheen? Dat gaat je dit jaar bij Rembrandt, ons nationale 17e eeuwse schildersicoon, echt niet lukken. Want in 1669, nu dus  350 jaar geleden, stierf hij. En dat zullen we weten ook. Typisch eigenlijk, dat je de sterfdag van iemand heel uitgebreid gaat vieren. Maar ja, ook een overleden Rembrandt speelt natuurlijk nog wel steeds in de Eredivisie van BN’ers .

In zijn geval heb je in Amsterdam op dit moment alleen al drie feestjes. ‘Rembrandt Privé’ in het Stadsarchief, ‘Rembrandt’s Social Network’ in het Rembrandthuis en ‘Alle Rembrandts’ in het Rijksmuseum. En dan moet ik ‘Rembrandt & de Gouden Eeuw’ in het Haagse Mauritshuis en ‘Rembrandt en Saskia: Liefde in de Gouden Eeuw’ In het Fries Museum van Leeuwarden natuurlijk ook niet vergeten. Is dat dan alles? Nee hoor. In de loop van 2019 volgen er op allerlei plekken in Nederland nog andere, indirect aan Rembrandt en direct aan de Gouden Eeuw gekoppelde tentoonstellingen. Ook in mijn eigen Middelburg. Gevalletje van overkill? Zou kunnen. Maar je kunstzinnig vervelen is dus beslist niet nodig.

een paar van de vele zelfportretten van Rembrandt op de expositie

Een paar weken geleden was ik al in het Rijksmuseum. Zelfs voordat die tentoonstelling met ‘Alle Rembrandts’  officieel opende. Dat dankzij mijn Rembrandtpas. Bezitters daarvan en ook Vrienden van het Rijksmuseum hadden namelijk een dag eerder al toegang bij een voorbezichtiging. Best wel leuk dus, zo’n Rembrandtpas. Maar daar schrijf ik binnenkort nog wel eens over. Want die pas heeft, vind ik, allerlei voordelen boven de bekende Museumkaart.

zoals je het dus niet te zien zult krijgen (persfoto)

Kwam ik even bedrogen uit bij mijn gedachte dat het waarschijnlijk niet al te druk zou zijn!

Die gedachte was heel duidelijk bij meer pashouders en museumvrienden opgekomen. Maar dat mocht mijn kunstpret niet drukken. Want die ‘Alle Rembrandts’ is een absolute must. Grandioos! Alles wat ze in het Rijksmuseum aan prenten, tekeningen en schilderijen van ons icoon bezitten, hebben ze uit de temperatuur gecontroleerde depots en ladekasten gehaald en van de muren gehaakt om ze bij elkaar te brengen. Nou ja, één schilderij dan niet. De Nachtwacht. Die mocht blijven waar hij was. Daar kan ik me ook wel iets bij voorstellen.

Maarten en Oopjen, olieverf 1634

Oopjen, detail

Jeremia treurend over de verwoesting van Jeruzalem, olieverf 1630 en Musicerend gezelschap 1626, vroeg werk van Rembrandt

Johannes Wtenbogaert, olieverf 1633, voorvechter van religieuze tolerantie die een grote rol speelde bij de Synode van Dordrecht, weer een ander verhaal

Gezicht op Amsterdam vanaf de Kadijk, ets ca, 1641

Daniël in de leeuwenkuil, tekening ca. 1650

Drie vrouwen en een kind bij een huisdeur, tekening ca 1645

Maar de overige 22 schilderijen, 60 tekeningen en honderden etsen zijn te vinden in de vleugel voor tijdelijke exposities. Thematisch onderverdeeld. Zoals bijvoorbeeld Rembrandts vele selfies En dan natuurlijk heel wat beter en mooier dan bij al dat moderne gedoe voor de social media met selfiestick en  tandpastalachjes. Ook ‘Landschappen’, ‘Wandelen in en rond Amsterdam’, ‘Verhalen uit de Bijbel’, ‘Intimiteit’ en nog zo wat. Daardoor hangt klein en groot helemaal door elkaar. Van kleine etsjes waar je eigenlijk met je neus bovenop moet staan tot grote schilderijen waar je afstand van moet kunnen nemen. En dat veroorzaakt dan naar mijn mening gelijk een groot logistiek probleem bij deze megahappening. Ik vroeg me gelijk af hoe dat zal gaan als ’t echt druk wordt.

Heel veel bezoekers lopen namelijk rond met zo’n audio-ding aan hun oor. Die audiotoer kun je trouwens ook nog met een app van te voren gratis downloaden op je mobiel. Bij een lang verhaal schuifelen ze al luisterend steeds dichter op het kunstwerk. Moet je je even voorstellen dat er dan, zoals ik meemaakte, een paar bezoekers met hun neuzen op nog net gepaste sociale afstand van elkaar zowat staan te ruiken aan een heel klein etsje.

Voor hun niks mee mis natuurlijk. Maar voor al die anderen? Stel dat die ook allemaal de gratis app aan hun oor hebben en ook willen ruiken? Ik ben benieuwd hoeveel ongepaste sociale irritatie dat gaat oproepen.

Het monnikje in het korenveld, ets ca. 1646, best wel actueel gezien de recente bijeenkomst van de kerkprelaten in het Vaticaan

Jupiter en Antiope, ets 1659

De kruisafname ets 1633, detail

Presentatie van Jezus in de tempel, ets ca. 1640

Stilleven met pauwen, olieverf ca 1639

Isaak en Rebekka, bekend als ‘Het Joodse bruidje, olieverf 1665-69, detail, één van mijn lievelingsschilderij van Rembrandt

Maar hoe dan ook, gewoon gaan! ’t Duurt weer een hele poos voordat Rembrandt opnieuw een mooi aantal jaren dood is. Wel van te voren online kaartjes regelen met een tijdslot. Anders loop je bij de kassa misschien wel aan tegen ‘voor vandaag uitverkocht’. Voor mij gold dat gelukkig niet die dag vanwege mijn Rembrandtpas. Tot volgende week.

TOOS

Even ondergedoken nr.2


Nog steeds zorgen mijn werkzaamheden ervoor dat de internetradarhorizon zich een stuk boven mijn kruin bevindt. Nog één week voor ik weer opduik om te kunnen gaan strepen in die bucketlist waarvan ik vorige week al melding maakte. Na het Catharijneconvent met Maarten Luther wordt dat de expositie over Anton Heijboer in het Haags Gemeentemuseum. Door de bouw alleen al één van de mooiste musea van Nederland. https://www.gemeentemuseum.nl/

Anton Heijboer

Toos toch! Heijboer? Die nogal gestoord overkomende kunstenaar die toch best wel aardig leek, daar op zijn rommelige boerderij met ook nog al zijn vrouwen,  en bij het grote publiek vooral bekend geworden door ‘de bladen’? Ja, die dus. Maar voor hij zijn kunstcarrière door al zijn mallotigheid vergooide, stond hij op internationaal doorbreken met heel intrigerende kunst.

werk van Heijboer

En juist daarover gaat die tentoonstelling in Den Haag. Gaan, zou ik zeggen. Dan pik je gelijk Mondriaan in dit De Stijl-jaar als tegenpool nog even mee. Tot volgende week.

TOOS

De Homo Ludens van Constant


Constant, maquette van project New Babylon
Constant, maquette van project New Babylon

Vlak naast het Centraal  Station van Den Haag piekt een modern ogend gebouwencomplex met winkelcentrum, kantoren, hotel en woningen de lucht in. New Babylon. Een naam die projectontwikkelaar en eigenaar stomweg hebben gepikt van kunstenaar Constant Nieuwenhuijs (1920-2005). En dat, gezien hun bouwsel, volkomen ten onrechte. Het bewijs? Daarvoor hoef je deze zomer vanuit het Centraal Station alleen maar even door te reizen naar het Haags Gemeentemuseum. Want in dat mij dierbare museum vind je tot 25 september een grote overzichtstentoonstelling van het project New Babylon van Constant. Een halve eeuw ouder maar heel wat inspirerender en visionairder dan dat complex bij het Centraal Station.

Constant, Homo Ludens, olieverf op doek (1964)
Constant, Homo Ludens, olieverf op doek (1964)

Voor mij is Constant één van de grootste Nederlandse kunstenaars uit de tweede helft van de 20ste eeuw, zo niet de grootste. Maar dat is natuurlijk een persoonlijke mening. Ik schat in dat veel Nederlanders veel eerder op de proppen zullen komen met iemand als Karel Appel. Samen met Constant en Corneille in 1948 oprichter van de Nederlandse groep binnen de internationale Cobrabeweging. Maar waar Appel en Corneille eigenlijk nooit fundamenteel van hun ingeslagen Cobra-paadje zijn afgeweken na opheffing van de groep in 1951, ging Constant, het theoretisch brein van de drie, de rest van zijn leven een geheel eigen weg. Met als leidraad dat kunst en leven voor de moderne mens een onverbrekelijk geheel moesten gaan vormen.

La guerre, portfolio van 8 steendrukken
La guerre, portfolio van 8 steendrukken

werk van Constant uit de Cobra periode
werk van Constant uit de Cobra periode

Daaruit ontstond in 1956 dat idee van Nieuw Babylon, de nieuwe wereld van de Homo Ludens, de Spelende Mens. Een term die al eerder was geijkt door de beroemde Nederlandse historicus Johan Huizinga. Automatisering ging het mogelijk maken dat de mens steeds minder hoefde te werken voor zijn bestaan en steeds meer in staat zou zijn het leven op een ludieke en kunstzinnige manier zelf in te richten. Dat zou weer invloed hebben op de manier van wonen en vervoer  en daarmee ook op de architectuur van stad en landschap. Ziedaar dus het project New Babylon waarmee Constant zich tot 1974 heeft bezig gehouden. Logisch dat hij ging samenwerken met architecten en vormgevers. Logisch dat de originele denkbeelden en het ludieke ontregelende van de Amsterdamse Provobeweging uit de jaren 60 hem sterk aanspraken. Logisch ook dat hij na de internationale studentenopstanden van 1968 in bijvoorbeeld Parijs en Amsterdam teleurgesteld raakte toen daar geen echte aansprekende revolutionaire resultaten uit voortkwamen. Met, niet te vergeten, daarnaast ook nog de Amerikaanse oorlog in Vietnam.

Constant 04

Constant 06

Constant 05 Constant 07

Constant 08 Maar in de tussentijd waren er door Constant prachtige architectonische maquettes gemaakt. Niet echt bouwtechnisch van stijl, maar meer gebaseerd op ruimte en kleur. En heel wat zorgvuldiger gemaakt dan de schilderijen waarmee Appel in de tussentijd beroemd aan het worden was. Schilderijen waarbij, zoals laatst in het nieuws kwam, door slecht materiaalgebruik de verf min of meer spontaan van het doek valt en waarbij druipers uit zichzelf nieuwe kunstzinnige elementen aan het doek toevoegen. Genoeg werk voor restaurateurs de komende jaren. Dat zal bij Constant dus niet gebeuren. Niet met spontaan uit elkaar vallende bouwsels en niet bij de olieverfschilderijen die hij rond 1970 weer begon te maken. Vaak nog geïnspireerd op New Babylon, maar ook maatschappij-kritisch op de oorlog in Vietnam, op hongersnood en op vluchtelingen. Prachtig werk.

Dat alles is nu mooi terug te zien in die overzichtsexpositie in het Gemeentemuseum. Met maquettes die als een soort ruimteschepen zweven in donkere kabinetten.

Constant 09 Constant 10

Of met gigantisch ingewikkelde bouwdozen op palen boven de grond terwijl de mens in de vlakte eronder verkeert. En met die prachtige schilderijen van onduidelijke en toch harmonische ruimtes van schuivende panelen en trappen.  Schilderijen waarin altijd die Homo Ludens aanwezig is in de vorm van blobberige vlekken. Dat laatste klinkt misschien negatief, maar is het niet. Al die blobs zijn raak en zitten op de goeie plek.

Constant 11

En is het niet mooi dat juist nu de hele automatisering en robotisering van de maatschappij opnieuw heftig ter discussie staat? Of dat het idee van het basisinkomen voor iedereen opnieuw uit de kast is gehaald? Een idee waarmee de mens zich vrij zou kunnen maken van te grote financiële zorgen en alsnog die Homo Ludens zou kunnen worden. Een idee dat laatst bij referendum in Zwitserland volledig werd weggestemd, maar waar in Finland vermoedelijk mee geëxperimenteerd gaat worden. De visionaire Constant was dus zo gek nog niet met zijn New Babylon ideeën. Die tentoonstelling met bijbehorend gedachtegoed zou maar eens over de hele wereld moeten gaan reizen. In Madrid was ie vorig jaar al. In het Museo Reina Sofia. Who’s next? Tot volgende week.

TOOS

PS Een heel interessante documentaire over het New Babylon project van Constant is te vinden onder de link http://arttube.nl/nl/video/Gemeentemuseum/Constant_Nieuwenhuys

3 Overeenkomsten tussen Karel Appel en Jeroen Bosch


expositie Karel Appel in Haags Gemeentemuseum
expositie Karel Appel in Haags Gemeentemuseum

Narrenschip van Karel Appel
Narrenschip van Karel Appel

Wat Jeroen Bosch en Karel Appel (1921-2006) met elkaar te maken hebben? Eigenlijk niet veel. Behalve dan dat ze beiden schilderden en beiden al geruime tijd geleden zijn overleden. Jheronimus Bosch 500 jaar en Karel Appel 10 jaar. Mooie ronde getallen dus. En daar zijn musea nogal gevoelig voor bij het maken van overzichtsexposities over dooie kunstenaars. Over Jeroen hoef ik ’t hier niet meer te hebben. Die is dit jaar niet weg te slaan uit zowel het nieuws als uit Den Bosch. Bij Appel is dat wat minder prominent maar ook hij heeft nu een heel interessante retrospectieve tentoonstelling. Nog tot 16 mei in het Haagse Gemeentemuseum.

Oh ja, er is nog een overeenkomst! Beiden schilderden een werk met de titel “Narrenschip”, nu ook alle twee te zien op hun eigen expositie. Dat het Narrenschip van Appel er een tikje anders uitziet dan die van Bosch? Ach, dat zal niet verbazen. Of hij zich daarbij door Bosch heeft laten inspireren? Geen idee!

Maar toen ik dat werk uit 1986 zag hangen tussen nog twee andere collage-achtige schilderijen moest ik wel gelijk aan een andere, ook al dode kunstenaar denken. De heftig levende en jong gestorven Michel Basquiat (1960-1988).

3 collage-achtige werken van Appel
3 collage-achtige werken van Appel uit 1986

Basquiat, 1982
Basquiat, 1982

Gek eigenlijk dat in de beschrijving bij die drie atypische Appel-werken wordt gesproken over “een opmerkelijke stijlbreuk” en “raadselachtige, op zichzelf staande beelden”.  Bij mij kwam toch echt direct die Basquiat als inspiratiebron opborrelen.

Een soortgelijke ervaring had ik bij een paar naakten van Appel uit 1963. De tijd waarin “onze” Rotterdamse Willem de Kooning (1904-1997)al grote furore had gemaakt in New York met zijn abstract expressionistische naakten uit de jaren 50.

naakten van Appel uit 1963
naakten van Appel uit 1963

naakt van Willem de Kooning uit 1952con
naakt van Willem de Kooning uit 1952

Ook hier geen vermelding van die voor mij duidelijke inspiratiebron. En dat terwijl Appel bij zijn eerste bezoek aan New York in 1957 de Kooning wel degelijk had ontmoet. Mogelijk hebben de tentoonstellingscuratoren geen afbreuk willen doen aan het imago dat Appel zelf zorgvuldig opbouwde tijdens zijn leven. Dat imago van de vrijgevochten, energieke Amsterdamse lefgozer met borstelsnor en verf in zijn bloed. De schilder van “ik rotzooi maar wat an”, zijn beroemde uitspraak in een documentaire van Jan Vrijman in 1961.

Maar aan de andere kant zorgt de tentoonstelling er ook weer voor dat die kreet duidelijk wordt weersproken. Gewoon door een paar studietekeningen en schilderijen te combineren die heel erg op elkaar lijken , maar in jaren ver uit elkaar liggen.

tekening uit 1954
tekening uit 1954

schilderij uit 1958
schilderij uit 1958

Daaruit kun je afleiden dat Appel heel goed wist wat hij deed. Die vaak gehoorde standaardopmerking bij Appels werk van “dat kan mijn zoontje van vijf ook” kan dus in het vervolg met een kilo zout worden genomen. Natuurlijk heeft zijn spontane en snelle manier van werken gezorgd voor het nodige rommelige en middelmatige werk.  Maar daar staan ook heel wat echte topstukken tegenover. Schilderijen waaraan je wel degelijk kunt afzien dat hij op de academie drommels goed had geleerd wat kleur en compositie voor zeggingskracht hebben. In sommige zalen werd ik gewoon vrolijk van de energie en kleur die van de doeken spatten. Ook trouwens bij sommige van zijn beelden en van zijn beschilderde boomstronken.

Appel 09

Appel 10

Terecht dus dat Appel al vrij snel internationaal wist door te breken. Dank zij de juiste contacten op de juiste momenten. Bij zijn Nederlandse Cobra kompanen Constant en Corneille gebeurde dat ook wel maar toch wat minder. Alhoewel Constant (1920-2005) heel duidelijk bezig is aan een opmars. En terecht. Voor mij is hij door zijn heel persoonlijke ontwikkeling door de jaren heen een groter kunstenaar dan Appel. Daarom ben ik ook heel benieuwd naar de grote overzichtstentoonstelling later dit jaar van zijn “Nieuw Babylon” en “de Spelende Mens” periode uit de jaren 60 en 70. Ook in het Gemeentemuseum. Waarom hebben ze dat eigenlijk vorig jaar niet gedaan? Toen was Constant juist 10 jaar dood. Tot volgende week.

TOOS

Kleur ontketend, maar dat niet alleen


Van Gogh, Tuin te Arles, 1888
Van Gogh, Tuin te Arles, 1888

Mondriaan, Vuurtoren bij Westkapelle, 1910
Mondriaan, Vuurtoren bij Westkapelle, 1910

Lang, heel lang geleden ……. Zo beginnen sprookjes heel vaak. Dit verhaal is dan wel geen sprookje, maar het begint toch ook lang geleden. Op de Academie in Tilburg. Daar waar ik ooit studeerde. Ik kreeg er onder andere les van Hans Koch. Die gaf CIS, Cultuur Iconografische Symboliek. Tja, kom maar eens op zo’n naam! Maar het was een vak waarin hij op een geweldig boeiende manier de grote verscheidenheid aan culturele uitingen van de mens met elkaar verbond. Beeldende kunst natuurlijk, maar dan in samenhang met muziek, ballet, architectuur,wetenschap en historische achtergronden. Ik vond dat fascinerend. Te ontdekken dat er allerlei lijntjes lopen tussen gebeurtenissen die zich op het eerste gezicht min of meer los van elkaar lijken te ontwikkelen.

Waarom ik daar nu over begin? Door mijn recente bezoek aan de expositie “Kleur ontketend-Moderne Kunst in de Lage Landen, 1885-1914” in het Gemeentemuseum van Den Haag. Die moest ik van mijzelf namelijk zien. Want voor op het oog aantrekkelijke tentoonstellingen wil ik af en toe best de deur van mijn atelier voor een dag achter me in het slot laten vallen. Me even losweken uit dat ateliercoconnetje en loskomen van mijn schilderijen. Die moeten ten slotte ook tijd krijgen om te drogen voor ik er weer mee verder kan. En dan gewoon wat kilometers maken om andere werelden te betreden. Dat werkt bij mij vaak verruimend voor de geest. Een soort geestverruimend en atelier-uittredend middel dus. Zonder verslavende bijwerkingen. Alhoewel?

Jan Toorop, Arbeis (Houthakker), 1905
Jan Toorop, Arbeid (Houthakker), 1905

Maar goed, die kleurexplosie in de beeldende kunst rond 1900 in De Lage Landen. Waarom zou gras niet rood mogen zijn? Of bomen paars? Een gezicht blauw? Prima toch! Of de lucht geel? Moet kunnen! Absoluut een boeiende tentoonstelling. Want natuurlijk is het interessant te zien hoe vanuit Parijs, het episch kunstcentrum van de wereld destijds, een revolutionaire ontwikkeling zich als een aardschok verplaatst door Europa. Naar Brussel bijvoorbeeld waar de kunstenaarsgroep Les XX zich erdoor laat inspireren. Een groepering waarvan de Nederlandse kunstenaar Jan Toorop deel uitmaakte. Die zorgde er weer voor dat de schokgolf zich verder voortplantte naar Nederland.

Kees van Dongen, Schovenbindsters, 1905
Kees van Dongen, Schovenbindsters, 1905

Maar voor mij ontbrak er iets essentieels bij de uitleg in het Gemeentemuseum. Want waarom ontstond er juist in die tijd zo’n kunstbeweging? Wat was daar weer de achtergrond van? Hadden de expositiesamenstellers zich daarin voor de bezoekers niet wat meer kunnen verdiepen? Of misten ze daarvoor, en dat is misschien wel te negatief gedacht, de benodigde bagage? Logisch dat ik dan automatisch moet denken aan mijn oude docent Hans Koch. Die zou dat ongetwijfeld uitgebreid hebben gedaan.

Jan Sluijters, Bal Tamarin, 1907
Jan Sluijters, Bal Tamarin, 1907

Die zou waarschijnlijk gewezen hebben op sensationele ontwikkelingen in de fotografie. Met in 1888 de eerste Kodak camera met filmrolletje voor het grote publiek onder de kreet “You press the button, we do the rest”. Met de kleurenfotografie die in de kinderschoenen begon te staan. Welke invloed moet dat hebben gehad op schilders die zagen dat fotografie een ernstige concurrent voor hen werd?

Mondriaan, Molen in zonlicht, 1908
Mondriaan, Molen in zonlicht, 1908

Die zou gewezen hebben op  ontwikkelingen in de architectuur. Met de gigantische Eiffeltoren die in 1889 het icoon werd van de grote wereldtentoonstelling in Parijs. Daar waar alles passeerde dat op dat moment belangrijk was in de wereld. En wat te denken van de industriële voortgang bij de diesel en benzinemotor. Met als gevolg de allereerste auto’s die in het straatbeeld beginnen verschijnen. Of de grote ommekeer in de natuurkunde met alles op zijn kop zettende ideeën van eerst Max Planck in 1900 en iets later Einstein in 1905? Zou het revolutionaire muziek en balletspektakel “Le sacre du printemps”  van Strawinsky uit 1913 hebben kunnen ontstaan als er rond de eeuwwisseling niet allerlei van die eerst onvoorstelbare maatschappelijke omwentelingen hadden plaatsgevonden?

Mondriaan, Duinen bij Domburg, 1910
Mondriaan, Duinen bij Domburg, 1910

Kees van Dongen, Molly
Kees van Dongen, Molly

Over die invloeden had ik in de uitleg bij de expositie toch graag iets teruggevonden. Want natuurlijk is er bij al die processen sprake geweest van wederzijdse kruisbestuivingen. Maar hoe dan ook, ’t was genieten. Van wegbereider Van Gogh natuurlijk. Van een zich ontwikkelende Mondriaan. Van hem hebben ze in het Gemeentemuseum ten slotte de grootste verzameling ter wereld. Dus als ze die uit kast kunnen trekken, zullen ze dat niet nalaten. Of van Jan Toorop en Jan Sluijters waarvan echt mooie werken werden getoond. Persoonlijk vind ik dat die teveel 2de hands werk hebben gemaakt. Maar dit was top. En niet te vergeten de representanten van België, dat andere Lage Land. Bijvoorbeeld James Ensor met zijn wonderbare wereld. Of de jong gestorven Rik Wouters, echt een ontdekking die in onze Noordelijke Lage Landje te weinig bekend is. Ook een pure colorist.

James Ensor, De intrige, 1890
James Ensor, De intrige, 1890

beeld en schilderijen van Rik Wouters
beeld en schilderijen van Rik Wouters

Wat was ’t daarom ook mooi dat op de terugweg naar Middelburg de autoradio “Het land van Maas en Waal” van Boudewijn de Groot in petto had. Met die intrigerende beginzin “onder de groene hemel, in de blauwe zon”. Noem dat maar eens toeval!  Tot volgende week.

TOOS

Kleur ontketend


Henri Matisse: “Toen ik begon met schilderen, voelde ik me beland in een soort paradijs… In het dagelijks leven voelde ik me gewoonlijk verveeld en verstoord…Bij het schilderen voelde ik me heerlijk vrij…”

Landschap bij Collioure, Henri Matisse
Landschap bij Collioure, Henri Matisse

Deze week nog één keer een uitspraak van een kunstenaar die me heel erg aanspreekt en die voor mij te maken heeft met de tentoonstelling “Kleur ontketend: Moderne Kunst in de Lage Landen, 1885-1914” in het Gemeentemuseum van Den Haag. Want vrij zijn betekende rond 1900 in Frankrijk en Duitsland een explosie van “verkeerd” kleurgebruik. De kleur werd vrij.

Portret van Dolly, Kees van Dongen
Portret van Dolly, Kees van Dongen

Rode paarden, paars gras, blauwe bomen. In Nederland en België vond dat al snel navolging. Daarover gaat die expositie in het Gemeentemuseum. Op naar de bevrijde kleur, op naar Den Haag.

Herfst, Rik Wouters
Herfst, Rik Wouters

Tot volgende week.

TOOS

Ouwe Rockers en Krasse Knarren


Af en toe een intens toneelstuk, een mooie opera of een stevig rockconcert, geen probleem. Ik mag dan van professie wel beeldend kunstenaar zijn, maar mijn liefde voor de kunsten gaat echt wel een stukje verder dan dat. Allerlei cultuuruitingen kunnen mij enthousiast maken als er maar gewerkt wordt met inzet, passie, creativiteit en het broodnodige vakmanschap. Zoals dus ook bij opera of rock, hoe tegenstrijdig dat misschien voor sommigen dan ook mag lijken. Beide soorten muziek kunnen mijn zieltje raken.

Net zoals bij de beeldende kunst trouwens. Ik kan genieten van zowel abstracte schilderkunst als van fijnschilderen, terwijl ik mezelf op het schildersdoek toch vooral uit in expressionistische figuratie. Als je maar kunt zien en voelen dat je geen amateuristisch of charlatangedoe voor je neus hebt dat probeert zichzelf groter te maken dan het is. Er moet creativiteit en echte professionaliteit aan te pas zijn gekomen.

De jonge Golden Earring
De jonge Golden Earring

Vanwaar deze gedachtekronkels? Omdat ik afgelopen zaterdag bij een concert was van een stelletje ouwe rockers dat ‘t al heel lang samen uithoudt. Als band vanaf begin jaren 60 en in de huidige samenstelling, als toen nog jonge rockgoden, vanaf 1970. Met natuurlijk wel de nodige ups en downs zoals dat bij die roerige wereld van sex, drugs and rock and roll hoort. Maar hoe dan ook uniek voor Nederland. George Kooymans, Barry Hay, Rinus Gerritsen en Cesar Zuiderwijk, de Golden Earring dus.

Kijk, de wereld heeft de Rolling Stones, maar in Nederland hebben we die Golden Earring. Mijn levensgezel maakte van die krasse knarren van nu al in 1972 een concert mee toen ze door Europa toerden in het voorprogramma van The Who. Héééél lang geleden dus. En als je dan nu nog steeds optreedt en door al die jaren heen telkens weer nummers weet te maken die aansluiten bij de tijdgeest ontbreekt ’t je beslist niet aan die passie, creativiteit en professionaliteit die ik hierboven bedoelde.

de Golden Earring nu
de Golden Earring nu

Alle vier zijn ze al AOW’er. Maar als je een bewijs wilt hebben voor de stelling dat muziek jong houdt, zijn zij een heel goed voorbeeld. Het rockte, stuwde en stoomde aan alle kanten, daar in het World Forum Theater Den Haag. Want een stel van die Haagse gasten moet je natuurlijk wel meemaken in Den Haag zelf in een zaal vol Hagenaars en Hagenezen.

Barry Hay en George Kooymans
Barry Hay en George Kooymans

Cesar Zuiderwijk
Cesar Zuiderwijk

Rinus Gerritsen
Rinus Gerritsen

Nog steeds heel goed bij stem, die expressieve Barry en George. Nog steeds als een vrolijk lachende god Donar achter zijn druminstallatie, die Cesar. En nog steeds stuwend op de basgitaar en in zichzelf gekeerd op de achtergrond, die Rinus. Korte versies van een aantal Gouwe Ouwe hits, heerlijk uitgesponnen concertversies van andere. Die Haagse zaal regelmatig overeind om mee te klappen en stampen bij nog steeds echte rock. Het was absoluut top. Ik kreeg helemaal dat gevoel dat ik af en toe probeer uit te beelden in muziekschilderijen van mij zoals hieronder.

The concert, olieverf, 90-160 cm
The concert, olieverf, 90-160 cm

Ik hoop dat die ouwe rockers nog heel lang op deze manier aan de gang kunnen blijven. Leve de krasse knarren. Tot volgende week.

TOOS

http://www.toosvanholstein.nl

http://www.toos.biz/

YouTube http://bit.ly/ij4Pag

Facebook http://www.facebook.com/TOOSvanholstein

Nederlandse stedenoorlog anno nu


Ooit genoten van een oorlog? Ik wel de laatste tijd. Van een heftige stedenoorlog, in Nederland nog wel. Niet dat men elkaar de kop inslaat en over en weer beschietingen uitvoert, dat zeker niet. Maar wel wordt er flink gesmeten met grote buidels vol harde munt. En de oorzaak? Het jaar 2018. Dan mogen Nederland en Malta de Culturele Hoofdsteden van Europa leveren. Daarvan hebben we er namelijk twee in Europa, elk jaar weer en elk jaar andere.

Den Haag

Maar Culturele Hoofdstad word je natuurlijk niet zomaar. Daarvoor moet heftig gestreden worden. Dat wilden Leeuwarden, Utrecht, Den Haag, Eindhoven en Maastricht dus wel. Met elk vele tientallen  miljoenen,met commissies, ideeën, concepten, bidboeken. En nieuwe kunstgebouwen, zoals in Den Haag een nieuw cultuurpaleis voor 181 miljoen (zie de artist impression hierboven) . Reken maar dat zoiets sterke regionale onderbuikgevoelens los maakt. Positief en negatief. Zo zit cultuur het ene moment in het financiële verdomhoekje en is het een linkse grachtengordelhobby volgens die geblondeerde politicus. En zo slaan ze elkaar bijkans de hersens in om een jaar lang cultuur in al haar facetten de hoofdrol te mogen geven.  Begrijp je dat ik dat niet begrijp maar er als kunstenaar wel van geniet?

EindhovenHeel toevallig in samenhang hiermee kreeg ik een poosje geleden het verzoek  om voor een Nederlandse club in Zuid-Frankrijk een lezing te houden. Over, je raadt ’t nooit, Marseille Culturele Hoofdstad van Europa 2013. Want Marseille voert die titel namelijk volgend jaar.

Maar eerst nog over Nederland. Net afgelopen week bepaalde een internationale jury dat Den Haag, ondanks dat cultuurpaleis, moest afvallen. Evenals Utrecht.  Leeuwarden, Eindhoven (zie affiche) en Maastricht mogen dus voorlopig nog proberen hun miljoenen in goede ideeën om te zetten. Maar uiteindelijk blijft er toch, eind volgend jaar, maar één over.

Marseille

Zo ging dat dus ook met Marseille. Het is echt gigantisch wat daar allemaal al is gebeurd en nog staat te gebeuren. Meer dan 600 miljoen is er geïnvesteerd in culturele infrastructuur, zoals een aantal nieuwe musea. Ik heb nog maar een spectaculair plaatje bijgevoegd. Over een paar weken, als ik mijn lezing in Les Arcs in de Provence heb gehouden, vertel ik daar wel meer over. Het is echt indrukwekkend. Tot volgende week.

TOOS

www.toos.biz

www.toosvanholstein.nl

YouTube  http://bit.ly/ij4Pag

De Galerie der Onsterfelijken


De Galerie der Onsterfelijken? Wat is dat? Ik moest aan die Galerie denken toen een poosje geleden bekend werd gemaakt dat museum Het Mauritshuis in Den Haag een nieuwe aankoop had gedaan. Van Clara Peeters het “Stilleven met kazen, amandelen en krakelingen”, een schilderij van rond 1615 (zie foto hierboven). Het is in zijn soort een prachtig werk, virtuoos geschilderd. En toen dacht ik ineens “zou die Clara Peeters eigenlijk wel voorkomen in die Galerie der Onsterfelijken?”. Dat overzicht van honderd beroemde Nederlandse schilders uit de afgelopen eeuwen is een initiatief van de Stichting Kunstweek die ook de verkiezing van de Kunstenaar van het Jaar organiseert. Op het stemformulier op www.kunstweek.nl/verkiezing2012/  kun je zowel een stem op een genomineerde en dus nog levende kunstenaar uitbrengen als op een dooie kunstenaar. Want om onsterfelijk te worden moet je eerst wel overtuigend dood gaan. Denk maar aan Rembrandt, van Gogh, Vermeer, Mondriaan, enz.

Clara Peeters komt op die lijst dus niet voor. Trouwens, veel andere vrouwelijke kunstenaars ook niet. Maar vijf van die honderd onsterfelijken zijn vrouw. De 17de eeuwse Haarlemse Judith Leyster (zie zelfportret) en nog vier anderen uit de 19de en 20ste eeuw. Dat vind ik raar! Want alleen in de 17/18de eeuw al had je ook nog beroemde kunstenaars als Maria van Oosterwijck en Rachel Ruysch, net als Clara Peeters gespecialiseerd in stillevens. Dat gebeurde vaak noodgedwongen omdat vrouwelijke kunstenaars allerlei beperkingen kregen opgelegd die voor mannen niet golden. Ik schreef daarover al eens n.a.v. een expositie in Parijs van Artemisia Gentileschi, één van mijn favorieten.

Neem bijvoorbeeld de superklasse bloemstillevens van Rachel Ruysch (1664-1750). Die vind je in musea over de hele wereld. Haar schilderijen brachten tijdens haar leven regelmatig meer op dan er voor werken van Rembrandt ooit betaald was. Die hoort toch gewoon bij de Onsterfelijken? Er ligt een schone taak bij de Kunstweekorganisatie om die Galerie eens goed op te schonen. Meer vrouwen erin, kwaliteit genoeg!

Bij de 90 genomineerden voor de verkiezing van Kunstenaar van het Jaar is het gelukkig beter. Bijna 30 ervan zijn vrouw. Waarbij dus ook mijn naam. De eerste publieke stemmingsronde is nu voorbij. Twintig namen blijven er over. Of ik daarbij zit? Afwachten maar, de lijst wordt binnenkort bekend gemaakt. Een intrigerende vraag is nu natuurlijk wel wie van al die vrouwen in de hopelijk pas verre toekomst die Galerie der Onsterfelijken meer in evenwicht gaat brengen. Tot volgende week.

TOOS.

www.toos.biz

www.toosvanholstein.nl

YouTube  http://bit.ly/ij4Pag