
Terwijl levensgezel vorige maand in de Rue Grande deze foto maakte, flitste door mij heen “dit wordt een nieuwe ReisKunst-aflevering “. Die serie nogal onregelmatig verschijnende verhalen over schilderijen die ik maak(te) en die gekoppeld zijn aan plekken op onze aardbol waaraan ik op mijn reizen inspiratie ontleen(de). Zoals bijvoorbeeld dat verhaal over het Jordaanse Petra en de voetjesvrijende Arabier. Of dat over de Cisterciënzer monniken en hoe te knielen op een harde grafsteen. Om maar een paar uit die reeks aan te halen.
Maar wat dan onderstaand drieluik te maken heeft met de Rue Grande in Saint-Paul-de-Vence en dat restaurantje La Terrasse Panoramique op de foto? Nou, niks met de fysieke omgeving zelf, maar wel alles met de energie en de inspiratie die ik er daar gratis bij kreeg.

De uitleg? Een eitje! In 1994 heette dat restaurantje nog Abacadabra. En die toverspreuk heeft gouden eieren doen leggen. Want toen ik in maart van dat jaar binnenstapte met, in mijn beste schoolfrans, de vraag “weet iemand waar ik hier voor een paar maanden een werkruimte kan huren” antwoordde eigenaresse Sophie Kerfanto gelijk met “ja hoor, bij mij hierboven op zolder”. Dat was dus snel geregeld. En dat terwijl ik diezelfde dag pas Saint Paul had ontdekt. Over impulsief gedrag gesproken! Oh ja, ik moest nog wel zelf een bed en een tafel regelen. Nog ontbrekende elementen op dat zoldertje. Ach, als je in zo’n voortvarende stemming bent, is dat vanzelfsprekend ook maar een eitje.

Twee weken later kwam ik vanuit Nederland opnieuw Saint Paul binnen. Nu in mijn auto volgeladen met vooral schilderspullen. Drie maanden lang heb ik er gewerkt als een gek. Was ik één bonk energie. Heb ik aan de Côte d’Azur vrienden gemaakt voor het leven. Maakte ik contact met galerie Quadrige in Nice waarmee ik nog steeds samenwerk. Had ik een jaar later een expositie in Saint Paul. En verwierf ik in 1997 mijn atelier/appartement in Nice.

Indirect is dat drieluik van 200 bij 270 cm gelinkt aan dit alles. ’t Is eigenlijk mijn levensverhaal. Geschilderde op losse stukken ongeprepareerd linnen, telkens afzonderlijk opgespijkerd op de binnenkant van de deur van mijn zolder bij Abacadabra. Die deur was net groot genoeg.
Om links te beginnen. Daar sta ik dan als puber, schuchter, mijn vrouwelijkheid ontdekkend, de jonge vrouw die de stap naar de academie gaat maken. Met daarop volgend de turbulentie van het leven, het ingewikkelde doolhof naar de volwassenheid doorlopend, de vragen beantwoordend ‘wie ben ik’ en ‘wat wil ik’. En dan is daar, op echt volwassen leeftijd, de vrouw die zich als kunstenaar bloot durft te geven, die een grotere grip op het leven heeft. Dat drieluik heeft al snel een heel mooi onderkomen gekregen.
Hetzelfde verhaal heb ik een aantal jaren later nog eens in zo’n drieluik verbeeld.

Maar nu op geprepareerd linnen en net iets breder dan het eerste: 200 bij 290 cm. Dat kunstwerk heb ik voorlopig nog voor mijzelf gehouden. Te dierbaar . Vanwege dat verhaal van de tuindersdochter, wroetend met handen en voeten in pappa’s donkere aarde, naar die kunstenaar met een atelier aan de Côte d’Azur. Een drieluik vol symboliek over zowel de puzzel van het leven als de kunst van het leven.
Die impulsieve daad, mijn gezellige Abacadabra zoldertje, de kunstzinnige ambiance van Saint-Paul-de-Vence, dat alles heeft me veel gegeven. Vandaar dat ik er van tijd tot tijd graag als een soort bedevaartganger terugkeer. Om in de zon te mijmeren op de wallen van de middeleeuwse stad. Of een pilsje te drinken op het befaamde terras van Café de la Place.


Of om dus, zoals ik vorige week beschreef, eindelijk eens te gaan eten bij het beroemde La Colombe d’Or. Omringd door wereldberoemde kunstenaars. Die vroeger wel vaak bij de Colombe hebben overnacht, maar lekker nooit op dat zoldertje van mij bij Abacadabra. Oh zo! Tot volgende week.
TOOS