Tagarchief: Gouden Eeuw

Hebben Vermeer en mijn Holsteinse stamvader elkaar misschien ooit ontmoet?


links een deel van Museum Prinsenhof en erachter de Oude Kerk van Delft

Heb je het over Vermeer, dan heb je ’t over Delft.  Maar de Van Holstein’en verbinden met Delft? Dat ligt niet echt voor de hand. Toch bleek wat jaartjes geleden onze stamvader daar vandaan te komen. Een complete verrassing! En persoonlijk heb ik met hem zelfs nog een extra klik. Verf! Dus toen ik dit tapijt bewonderde op ‘Het Delft van Vermeer’ in Museum Prinsenhof aldaar, ging door me heen ”t zal toch niet dat ….?’’.

Oké, eerst alles op een rijtje. Die ‘wat jaartjes geleden’ zocht een mij onbekende Van Holstein me op in mijn atelier. Hij had onderzoek gedaan naar de familiegeschiedenis. En wat bleek? Tweede helft 17e eeuw belandde er in Delft een arbeidsmigrant uit de Duitse streek Holstein. Die dus logischerwijs ‘van Holstein’ werd genoemd. Een man met als beroep verver. Voor mij persoonlijk te gek natuurlijk. Stel je overigens niet te veel voor bij dat toen gore en slecht betaalde beroep. Verfbaden maken, weefsels erin onderdompelen en gratis genieten van bijbehorende stank. Maar bij dat in Vermeers tijd in Delft gemaakte tapijt waren natuurlijk wel ververs betrokken geweest. Vandaar ”t zal toch niet dat ….?’’. Zouden misschien de Delftse wegen van Vermeer en die eerste Van Holstein elkaar ooit hebben gekruist? Een intrigerende gedachte!

videoprojectie in de eerste zaal van de expositie

Terug naar ‘Het Delft van Vermeer’. Waar overigens geen schilderij van Vermeer valt te bekennen. Want die hangen nu allemaal in het Rijksmuseum bij de blockbuster ‘Vermeer’ die ik hier beschreef. Maar in dat eeuwenoude Prinsenhof hebben ze een mooi aanvullende expositie om hem heen gebouwd. Over de wereld waarin Vermeer leefde.

een van de andere zalen van ‘Het Delft van Vermeer’

Want met een Delftse herbergier en kunsthandelaar als vader, met een schildersopleiding in de stad en met zijn lidmaatschap van het Sint-Lucas gilde voor kunstenaars en kunstambachtslieden stond hij daar natuurlijk midden in het leven. Wat bijvoorbeeld wordt aangetoond aan de hand van allerlei originele documenten.

nummer 78: Johannes Vermeer

Zoals zijn inschrijving in de ledenlijst van het gilde, een notariële akte die toont dat Vermeer en zijn vrouw 200 gulden leenden van iemand, de inboedelbeschrijving van hun huis toen Vermeer overleed, enz. In dat laatste document wordt bijvoorbeeld een schilderij beschreven dat best wel eens onderstaande heeft kunnen zijn.

een kopie van de ‘Gekruisigde Christus’ van jacob Jordaens, met vaag rechts ernaast dat schilderij opgenomen in ‘Allegorie op het geloof’ van Vermeer

Een kopie van het veel grotere ‘Gekruisigde Christus’ van de Vlaming Jacob Jordaens. En waarom is dat interessant? Omdat Vermeer het gebruikte op de achtergrond van zijn ‘Allegorie op het geloof’ dat op de foto groot achter het schilderij geprojecteerd is op de muur. Kijk maar eens goed. Echt inventief gedaan. Waar die Allegorie werkelijk hangt?  Één keer raden!

Verdere bijzonderheden? Een schilderij van Pieter de Hooch (1629-1684). Ze kenden elkaar vast, Pieter en Johan, van de jaren dat De Hooch in Delft woonde. Want ook De Hooch schilderde regelmatig huiselijke taferelen. Waarin net als bij Vermeer die zwart-witte perspectivische tegelvloeren een rol spelen. Vloeren die daar vermoedelijk helemaal niet thuishoren. Maar dat is een ander kunstverhaal.

huiselijk tafereel van Pieter de Hooch

En dat Vermeer niet de enige was die een stadsgezicht van Delft heeft gemaakt, wordt ook wel duidelijk. Maar om te beseffen dat Vermeers beroemde ‘Gezicht op Delft’ er absoluut boven uitsteekt, hoeft dat er echt niet naast te hangen.

een viertal stadsgezichten van Delft
HET stadsgezicht ‘Gezicht op Delft’ van Vermeer, nu nog in het Rijksmuseum, straks weer in het Mauritshuis

Ik kwam zowaar nog werk van een vrouwelijke kunstenaar tegen.

rechts een zelfportret van Maria van Oosterwijck, links een bloemstilleven van haar, het genre waarmee ze beroemd werd

Van Maria van Oosterwijck (1630-1693), over wie ik hier al eens schreef. Je weet wel, één van die vrouwen die volstrekt onterecht in de loop van de eeuwen in de donkere vrouwenkelders van de mannelijke kunstgeschiedenis verdween, maar nu gelukkig weer het licht mogen zien. Wat bleek? Maria van Oosterwijck heeft ook nog een poosje in Delft gewoond, een voor mij onbekend feitje. In de annalen van het Sint-Lucas gilde komt ze natuurlijk niet voor. Een vrouw lid van zo’n gilde? Kom op zeg, de wereld was ook toen blijkbaar al gek genoeg.

nog een paar foto’s van ‘Het Delft van Vermeer’
schilderij van Jan Steen, die ook een poosje in Delft heeft gewoond

Omdat we toch in Delft waren, troonde levensgezel me nog mee naar ‘zijn’ Oude Langendijk, vlak bij de Markt. Hij had zijn reden. Een lichte frustratie zelfs. Want in zijn iets jongere jaren heeft hij daar een poosje gewoond in het oude pand op nummer 7. Boven de Jamin-winkel die er toen nog zat. En wat is nu gebleken uit de jongste historische onderzoeken. Vermeer had zeer waarschijnlijk zijn atelier in de voorkamer op de eerste etage van Oude Langendijk 25. Waar zijn gezin inwoonde bij zijn rijke schoonmoeder.

Oude Langendijk 25, het huis met de rode ramen, dat in de loop dereeuwen overigens aardig is verbouwd
nog eens de Oude Langendijk 25, rechts van dat iets teruggelegen kleine poortje (een prent uit 1856)

Op dus maar een steenworpafstand van nummer 7. En dat heeft levensgezel destijds nooit geweten! Maar ja, nu is iedereen Vermeer-gek, destijds niet. Dus staat er op de plek van het al lang afgebroken Sint-Lucas gilde gebouw aan de Voldersgracht nu het nieuwe Vermeercentrum. Voorzien van een soortement historiserende gevel gebaseerd op die van het oude gildegebouw.

Met binnenin een Vermeer-koopkermis plus zaal  waar kopieën  van alle Vermeer-schilderijen te zien zijn. Tegen betaling natuurlijk. Tot volgende week.

TOOS

Kunststad Middelburg en Pakhuis Holstein bruisen weer


voorkant brochure 2023

Gratis reclame, wie wil dat niet! Dit wordt dus geen zogenaamde advertorial, geen gesponsorde advertentie.  Maar wel helemaal gratis en voor niks reclame voor mijn prachtige oude stad Middelburg. Á titre personel, op persoonlijke titel. Want laten we wel wezen, wie voor ’t eerst in Middelburg rondloopt staat altijd verbaasd over de eeuwenoude grandeur. En welke stad in Nederland heeft een kunstroute die 11x per jaar plaatsvindt, al vele jaren lang? De Kunst & Cultuurroute Middelburg (klik maar op de link) die op 4/5 februari weer los gaat van 1-5 uur. Voor steden met ook zo’n route heb je echt de vijf vingers van één hand niet nodig.

Bellinkstraat met vlaggen van de routedeelnemers, op de achtergrond mijn pakhuis/atelier
kaart met routedeelnemers, af te drukken op de website en bij alle deelnemers verkrijgbaar

Maar ja, wat wil je! In de 17e eeuw na Amsterdam de belangrijkste stad voor de VOC. Met Jacob van Geel  en de broers Johannes en Abraham Bosschaert als belangrijke exponenten in de Gouden Eeuwse kunst. Met de beroemde kunstenaarsfamilie Koekoek die er in de 19e eeuw een nest had. Met door die lange historie een cultuurklimaat dat nog steeds trekt. Voorbeelden?

ingang van het Zeeuws Museum
nog eens die ingang en een deel van het Abdijplein
oude stadhuis van Middelburg met links de ingang van de Vleeshal

Ons eeuwen aan kunst bestrijkende Zeeuws Museum op het Abdijplein, één van de mooiste pleinen van Nederland. De internationaal bekende Vleeshal, centrum voor hedendaagse kunst. Te vinden in dat indrukwekkende 15e eeuwse gotische stadhuis aan de Markt. En natuurlijk de vele kunstenaars die er vandaag de dag hun plekkie hebben. Zoals ik. Met mijn 18e eeuwse pakhuis aan de Korendijk 56. Een rijksmonument dat ik, helemaal officieel met toestemming van alle bevoegde hotemetoten, ‘Holstein’ heb mogen noemen. Maar dat is een ander verhaal.  Het pand dus waarvan ik komende zaterdag en zondag 4/5 februari de atelierdeuren weer wijd open zet. Nou ja, wijd open? Figuurlijk gesproken dan. Energieprijzen, weet je wel!

wees welkom aan de Korendijk 56

Dat doe ik nu al voor het 22ste jaar. De kunstroute zelf voor de 24ste keer. Hé, 24? Dus volgend jaar? Inderdaad, goed gerekend, dat wordt een jubileumjaar! Met vanzelfsprekend een toekomstig blogverhaal. Maar terug naar nu.

Die eerste keer weer open in een nieuw jaar betekent drie dingen. Eerste ding: natuurlijk een officiële opening. Dit keer in die Vleeshal op zaterdagmorgen half elf al. We moeten natuurlijk wel op tijd terug zijn voor onze eigen ‘openstaande’ deuren. Tweede ding: bij die eerste keer in een nieuw kunstroutejaar gooien we er altijd gelijk maar een heel weekend tegenaan. In plaats van alleen die 1ste zondag van de maand in de rest van het jaar. Derde ding: Zeeuwse Gasten. As ’t effe kan nodigen we  in februari vakgenoten uit als exposerende gast in onze ateliers. Zeeuws, niet-Zeeuws, niet belangrijk, als ze maar zelf aanwezig zijn. Ik zocht ’t dit keer zelfs buiten onze landsgrenzen. Maar dan wel zonder aanwezigheid. Hoe dat zit?

Dat zit in de foto’s hierboven. Gemaakt in het steendrukatelier Multipels/Multiples van Hans Van Dijck in Antwerpen waar ik in januari zelf een soort Zeeuwse Gast was. Druk bezig met mijn Franse Carré-Project waarover ik hier al schreef . Teveel tijd en energie slurpend om een lijfelijk en met kunst aanwezige Zeeuwse Gast te regelen. Maar dan gaat ’t als bij Marten Toonder’s onsterfelijke stripkarakter Heer Bommel en zijn even onsterfelijke hulpkreet ‘Tom Poes, verzin een list’ aan zijn net zo onsterfelijke trouwe helper in nood. Alleen speelde ik nu beide rollen zelf. Ik had toch voor een ander project met mijn galerie Quadrige in Nice samengewerkt met meerdere kunstenaars? Het illustreren met multiples in beperkte oplage van de Ilias en de Odyssee van Homerus? Ook al zo’n onsterfelijk figuur? Eureka! Waarom zou ik die multiples van mijn Franse, Duitse, Italiaanse en Deense kunstbroeders  niet eens showen? Zo gedacht, zo uitgevoerd.

in mijn atelier te bezichtigen werk van kunstbroeders met wie ik samenwerk, hier van de Fransman PASO
van Duitser Eric Massholder
van Deen Jo Möller

Dus was ik de afgelopen dagen druk bezig mijn atelier weer eens uit en op te ruimen. Om het na twee maanden van langzaam ontstane georganiseerde chaos weer in te richten voor mijn openingsshow bij onze onvolprezen kunstroute.

de situatie vooraf
bezig met inrichten voor de Kunst & Cultuurroute Middelburg

Kom kijken. En maak ook een keus uit die meer dan dertig andere deelnemers van de route. Want natuurlijk teveel om allemaal in een keer te bezoeken. Maar loop dan gewoon delen van de route, ervaar op die afwijkende manier de historische grandeur van Middelburg, treedt binnen in oude panden waar dat anders niet mogelijk is, kom op nog zo’n 1ste zondag van de maand terug voor de rest en raak verliefd op Middelburg. Tot komend weekend. En voor dit blog, tot volgende week.

TOOS

Mythe, Magie en Mystiek, het Kunstenaarsatelier leent zich er wel voor (III)


Van de Rijksmuseumse Eregalerij vorige keer terug naar mijn belofte over die eenzame monnik aan zijn lessenaar in de week daarvoor. Want die plotsklapse actualiteit van de Gouden Eeuwse vrouwelijke kunstenaars die eindelijk, eindelijk hun eigen plek kregen in de Eregalerij drong zich er even tussen.  Nu verder met mijn schrijfsels over de plek waar toch ook die vrouwen hun schilderijen maakten: het kunstenaarsatelier. Met bijbehorende geschiedenissen en persoonlijke ervaringen. Met de mythen, de magie en de legenden die er vaak aan de haren bij worden gesleept. En met ook mijn eigen werkplekken. In zowel Middelburg als Nice.

bezig in mijn atelier in Nice
het Palais Venise in Nice met op de 1e etage achter de witte balustrade en de draaimolen mijn atelier

Zeg nou zelf, is dat atelier in Nice zoiets speciaals? Een doodgewone kamer in een trois pièces, een driekamer appartement. Maar dan wel in het heerlijk barokke Palais Venise. Alleen de naam al! ’t Is een plek waar ik me heel goed thuis voel. Waar ik me als een monnik kan terugtrekken in mijn cel en me kan afsluiten van de drukte in Nederland. Waar ik de Mediterrané en de beroemde Promenade des Anglais heel dichtbij weet en waar ik helemaal tot rust kan komen. Maar waar ik dus door dat rottige virus nu al een heel jaar niet heen heb gekund. Lees hier maar eens terug hoe ik er vorig jaar maart weg moest vluchten.

illustratie uit de 11e eeuw, gemaakt in de abdij van Echternach
monnik in het scriptorium

Goed, die plaatjes met monniken. Die doen daar wat ik in Nice ook zo graag in alle rust en stilte doe. Gewoon lekker bezig zijn. Zij vooral met het nijver overschrijven en kalligraferen van teksten. Want de boekdrukkunst?  Die liet in die periode van de Middeleeuwen nog honderden jaren op zich wachten. Waar komt, dacht je, de uitdrukking ‘dat is monnikenwerk’ vandaan? Juist, ja! Maar al die ter ere van God beschreven perkamenten bladen werden ook regelmatig verluchtigd met miniaturen. Van heel eenvoudig tot meer kunstzinnig.

al veel mooier, een afbeelding vermoedelijk gemaakt door de beroemde Jan van Eyck rond 1420

Een twee-eenheid tussen tekst en verklarend plaatje. Op die manier werd het scriptorium mee ook een atelier. Simpel weliswaar, maar wel een voorloper van de veel latere schildersateliers.

Maar hoe zat ’t nu eigenlijk ver voor de Middeleeuwen? In de Griekse Oudheid en het Romeinse rijk. Want die hadden toch ook hun kunstenaars. En wat voor! Kijk maar.

Weten we ook iets van hun ateliers? Zoals van de legendarische schilder Apelles of de befaamde beeldhouwer Phidias. Het korte antwoord is, voor zover ik weet, nee. Wel kennen we het prachtige verhaal van de mythische Pygmalion. Die beeldhouwde een zo perfect marmeren beeld van het vrouwelijk lichaam dat hij er zelfs heimelijk verliefd op werd. Gelukkig was daar Aphrodite, de godin van de liefde. Met haar hulp kon hij het beeld tot leven brengen door het zacht op de lippen te kussen. Een moment dat Jean-Léon Gérôme (1824-1904) prachtig verbeeldde.

Maar of hij het beeldhouwatelier historisch een beetje correct heeft weergegeven? Slechte vraag natuurlijk bij deze zeer persoonlijke, romantische 19e eeuwse interpretatie. Pygmalion en zijn Galatea leefden in ieder geval nog lang en gelukkig. Maar dat dit verhaal in de middeleeuwen aanleiding was om dan maar te veronderstellen dat de perfecte vrouwelijkheid alleen kon bestaan dankzij de mannelijke scheppingskracht? Vast eenzijdig denkende mannen die dit idee kregen.

Ook die legendarische Apelles (370-306 v.C.) heeft heel wat kunstzinnige inspiratie op zijn geweten. Maar ja, hij werd in het Romeinse rijk dan ook gezien als de grootste schilder aller tijden. Dankzij beschrijvingen van Plinius de Oudere in zijn Naturalis Historia weten we het nodige over hem en zijn schilderijen. Waarvan niets is overgebleven. Wel zou onderstaande muurschildering uit Pompeï gebaseerd zijn op zijn schilderij ‘Venus Anadyomene’ (Venus oprijzend uit de zee) dat ooit in bezit was geraakt van keizer Augustus.

Een geweldig verhaal over Apelles heeft veel en veel later trouwens nog heel wat kunstwerken door anderen opgeleverd.

Jan Wierix, Apelles en Alexander de Grote

Zo zou Alexander de Grote hem opdracht hebben gegeven om een naaktportret te maken van Campasne, een belangrijke minnares van onze wereldveroveraar. Maar wat gebeurt er? Tijdens het poseren wordt Apelles straalverliefd op Campasne. Als Alexander dit te weten komt en weer op bezoek gaat in het atelier is hij zo sterk onder de indruk van het portret dat hij subiet zijn minnares schenkt aan Apelles als tegenprestatie voor dat schilderij. Of Campasne hierover iets te zeggen had? Goeie vraag! En of het geschetste atelier hier wel klopt? Kleine kans, schat ik zo in. Maar ’t kan nog veel erger.

Willem van Haecht (II), Alexander de Grote bezoekt het atelier van Apelles, in bezit van het Mauritshuis

Ja, ook hier wordt Apelles’ atelier verbeeld.  Kijk maar linksonder waar hij een in dit geval min of meer keurig gekleed poserende Campasne op het doek zet terwijl Alexander in extase toekijkt.

Volgende keer meer over dit curieuze schilderij en andersoortige atelierverhalen. Of? Nee, toch eerst maar Dante700. Tot volgende week.

TOOS

Vrouwelijk Feest in de Schildershemel


foto van de Eregalerij in het Rijksmuseum die ik nam in betere tijden

Of er in het Hiernamaals, Nirwana, Walhalla en de Eeuwige Jachtvelden speciale plekken zijn voor beeldende kunstenaars? Echt geen idee. Maar zo ja, dan had daar een paar weken geleden op de Internationale Vrouwendag vast een luid en duidelijk gejuich opgeklonken. Vooral uit vrouwenkelen. Toen maakte het Rijksmuseum namelijk bekend dat de Eregalerij, zeg maar rustig ‘the place to hang’, verrijkt was met schilderijen van een paar vrouwelijke kunstenaars uit onze Gouden Eeuw. Zomaar ineens twee en een halve vrouw te midden van Rembrandt, Vermeer, Frans Hals, Jan Steen, Jacob van Ruisdael en nog zowat van die wereldberoemde  schilderscoryfeeën. Eindelijk,eindelijk!! Want anders was het Rijks echt over de datum geraakt.

een schilderij van Rachel Ruysch wordt opgehangen in de Eregalerij

Hoe dat zit met twee en een half? Nou, Judith Leyster en Rachel Ruysch ieder helemaal en Gesina ter Borgh half. Half? Komt zo. Op zich nog niet veel, maar toch! Als begin in ieder geval stukken beter dan dat helemaal niks, niente, nada van de laatste twee eeuwen sinds de oprichting van het Rijksmuseum. Van de tijd waarin vrouwelijke kunstenaars een heel dikke mist ingestuurd werden.

Maar nu die halve Gesina ter Borch (1633-1690). Kende je die? Misschien wel haar achternaam. Want vader Gerard ter Borch was al een bekend schilder, maar zijn zoon en Gesina’s halfbroer, ook een Gerard ter Borgh (1617-1681), is degene naar wie heel wat straten in Nederland zijn vernoemd.  En degene waarvan twee en een half schilderijen in het Rijksmuseum zijn te bewonderen. Kijk, weer die halve. Sinds Internationale Vrouwendag hangt er in de Eregalerij namelijk een gezamenlijk werk van Gesina en Gerard.

portret van Moses ter Borch, geschilderd door Gesina en Gerard ter Borch (1667-69)

Een schilderij dat ze maakten in memoriam voor Gesina’s broer Moses (1645-1667). Ook een talentvolle Ter Borgh, zoals zijn zelfportret wel duidelijk maakt.

Zelfportretje van Moses ter Borch (1660 – 61)

Maar hij koos ervoor bij de marine te gaan, in dienst van Michiel de Ruyter. Op 22-jarige leeftijd werd hij een slachtoffer van de Tweede Engelse Oorlog bij de aanval op een fort aan de Engelse kust. Daarna hebben zus en halfbroer hem in dit portret geëerd. Gesina kon dus net als Gerard het penseel uitstekend hanteren. Maar dat bleef alleen bekend binnen de kleine kring van familie en vrienden. Echt naar buiten treden deed ze niet. Haar talent en kunde leefde ze vooral uit in een drietal heel bijzondere albums die gelukkig bewaard zijn gebleven. Albums met gekalligrafeerde liedjes, gedichten, tekeningen, aquarellen, prenten, krantenknipsels en bijvoorbeeld onderstaand zelfportret.

Tot rond 1880 bleven deze boeken familiebezit tot ze uiteindelijk als een kunstzinnige verrassing ter veiling kwamen. Toen sloeg de Vereniging Rembrandt een prachtige slag waardoor ze nu eigendom zijn van het Rijksmuseum. Een heel waardevol en volstrekt uniek onderdeel van de collectie. Hier nog wat voorbeelden eruit.

aquarel/tekening van Moses die heel veel weg heeft van het schilderij dat Gesina en Gerard van hem maakten

Veel meer over die boeken is te beluisteren in deze podcast. Waarin journalist Janine Abbring, de laatste paar jaar ook de interviewer van dat unieke tv-programma Zomergasten, een gesprek voert met conservator Ilona van Tuinen. Echt leuk om te beluisteren. En nu is Gesina dus ineens, heel verrassend vind ik, gepromoveerd naar de Eregalerij. Veel minder opmerkelijk is dat voor Judith Leyster (1609-1660). Alhoewel ook die heel erg lang in die dikke mist moest verkeren. Aan haar gaf ik hier al eens aandacht.

twee zelfportretten van Judith Leyster, op jongere en oudere leeftijd
Judith Leyster, De serenade, het schilderij dat nu in de Eregalerij hangt

Diverse van haar schilderijen zijn lang toegeschreven geweest aan bijvoorbeeld Frans Hals. Al eeuwen lang veel beroemder, ook woonachtig in Haarlem, schilderend in dezelfde stijl en veel meer waard dan Judith. Dus de ondertekening van Judith valselijk overschilderen met die van Frans Hals was een interessant verdienmodel. Reken maar dat er de komende jaren nog wel  meer ‘Leysters’ ontdekt gaan worden.

En die derde vrouw, Rachel Ruysch? Laat ik aan haar nou stom toevallig recent één, twee, drie afleveringen hebben gewijd! Lees maar. Nu wordt ’t afwachten wanneer nog twee andere Gouden Eeuwse coryfeeën de Eregalerij mogen komen opluisteren. Maria van Oosterwijck en Clara Peeters.

schilderij van Maria van Oosterwijck, in de collectie van het Mauritshuis
schilderij van Clara Peeters, in de collectie van het Rijksmuseum

Dat zou pas een echte inhaalslag zijn. Alhoewel, Clara Peeters? Mauritshuis en Rijksmuseum mogen van haar dan twee prachtige stillevens bezitten, ze werkte vooral vanuit Antwerpen. En die stad hebben ‘we’ in de Tachtigarige Oorlog nou net niet kunnen heroveren op die vuige Spanjaarden. Dus mag ze dan wel meedoen in Amsterdam? Maar ach, de Eregalerij is voorlopig toch corona-gesloten  dus ze hebben bij het Rijks nog wel even de tijd om daar over na te denken. Tot volgende week.

TOOS

Een dijk vaneen kunstwijf, die Rachel Ruysch


schilderij van Rachel Ruysch, gemaakt op 20-jarige leeftijd (1684)

Tijdens het creëren van een prachtig oeuvre aan schilderijen ook nog tien kinderen op de wereld zetten en bouwen aan een levensverhaal om u tegen te zeggen. Dat had Rachel Ruysch (1664-1750) allemaal gedaan  toen ze op 86-jarige leeftijd stierf. Terecht is ze nu een historisch kunsticoon. Want haar naam zul je tegenwoordig telkens weer tegenkomen als ’t gaat over de geschiedenis van de vrouw in de kunst. Een geschiedenis over de maar zeer weinige vrouwen die hun mannetje stonden in de kunstwereld maar in de pikorde van de mannelijke kunsthistorici in de 19e en 20e eeuw werden weggelaten .

Vorige week eindigde ik ermee om Rachel een hybride voorbeeld van zo’n kunstvrouw te noemen. Want vrouwelijke schilders waren destijds bijna altijd óf van rijke en vaak adellijke afkomst óf ze groeiden op in een kunstenaarsfamilie. Laat nou dat óf óf voor Rachel Ruysch min of meer én én zijn!  Moeder stamde namelijk uit een familie waarin het kunstgen rijkelijk aanwezig was en vader was een bekend en beslist niet onbemiddeld wetenschapper uit de gegoede burgerij.

moeder Maria Post, portret door Juriaen Pool (II), rond 1710

Eerst moeder Maria Post. Met een vader, Pieter Post, die bouwmeester was voor de Oranjes en bijvoorbeeld de interieuraankleding verzorgde van het Mauritshuis in Den Haag. Nu een beroemd museum, toen de pracht-en-praal-villa van graaf en koopman Johan Maurits van Nassau-Siegen. Als ex-gouverneur-generaal van de West Indische Compagnie in Brazilië, met dus suikerrietplantages en slavenhandel onder zich, kon zijn vermogen wel wat lijden. Aan hem is nu trouwens sinds vorig jaar een hele zaal gewijd in zijn eigen pronkhuis. Geheel in de geest van onze politiek correcte tijd. Maar dat wordt nog wel een ander verhaal.

Voor diezelfde Johan Maurits verbleef de broer van Rachels opa, Frans Post, een aantal jaren in dat door de WIC op de Portugezen veroverde stukje Brazilië. Om er landschap en leven in schetsen en uiteindelijk ook op schildersdoek vast te leggen. Had Rachel ooit kunnen bedenken dat ze samen met haar oud-oom nu op maar een paar meter afstand van het ‘torentje van Rutte’ hangt?

Frans Post, Braziliaans landschap met huis in aanbouw, hangend in Mauritshuis

En vader Frederik Ruysch? Die zal, denk ik, vanwege zijn financiële positie letterlijk best aardig wat duiten in het zakje hebben kunnen doen voor Rachels opvoeding. Want befaamd wetenschapper, bioloog, chirurgijn/lijkensnijder, beheerder van de botanische tuin van de Amsterdamse universiteit en nog zo een en ander.

portret van Frederik Ruysch
De anatomische les door dr.Ruysch, Adriaen Backer (1670)

Zoals bezitter van een in heel wetenschappelijk Europa bekend biologisch kabinet in hun eigen grote huis. Vijf kamers volledig ingericht met bijvoorbeeld gebalsemde kinderlijkjes en menselijke lichaamsonderdelen. Naast allerlei soorten dieren en zeldzame insecten. Dat alles dan weer gecombineerd met een grote diversiteit aan flora van heel ver tot dichtbij. Zodanig geprepareerd met een door Ruysch zelf ontwikkelde methode dat bloemen en blaadjes er nog net zo fris uitzagen als in de vaas. En de presentatie? Vernieuwend en curieus zou je kunnen zeggen! Zie een paar van de tekeningen die daarvan nog bestaan.

Wanneer je als kind dan een groot tekentalent blijkt te hebben, is zo’n huis natuurlijk een onuitputtelijke bron voor verwondering en inspiratie. Het verhaal gaat dan ook dat Rachel haar vader op een bepaald moment heeft kunnen leren hoe hij dat soort tekeningen van hierboven zelf kon maken. Maar daarvoor had ze eerst wel les gehad. Van niet de minste. Want Willem van Aelst (1627-1683) nam haar onder zijn hoede toen ze 14 was. En laat die van Aelst nou destijds de bekendste  stillevenschilder van Amsterdam zijn geweest. En laat van hem nou ook weer werk in de collectie van het Mauritshuis zitten!

Willem van Aelst, stilleven uit 1663 (Mauritshuis)
Willem van Aelst, jachtstilleven uit 1658 Rijksmuseum

Rachels passie werd het schilderen van bloemen en insecten. Voorbeelden genoeg thuis.Net zoals trouwens van dat kunstgen in de familie Post. Want ook jongere zus Anna Ruysch (1666-1741) bleek een aardig potje te kunnen schilderen. Met vermoedelijk ook weer Willem van Aelst als leraar.

Anna Ruysch, stilleven
Anna Ruysch, stilleven

Maar Anna stopte al snel met de kunst. Of dat te maken heeft met haar op 21-jarige leeftijd introuwen in een nogal stijf gereformeerde familie of gewoon omdat ze trouwde en dus huisvrouw werd? Geen idee. Maar ach, hoe lang is ’t geleden dat bij ons een vrouw die trouwde geacht werd te stoppen met haar baan? Toen ik trouwde in 1971 werd mij door de ongetrouwde directrice van de Dordrechtse school waar ik lesgaf nog gesuggereerd dat ik nu eigenlijk moest stoppen. Dan kon de man van een gezin met kinderen mijn plek wel overnemen. Nooit niet natuurlijk! Hoe dan ook, van Anna Ruysch bestaan dus maar weinig schilderijen.

Rachel Ruysch, bloemstilleven uit 1688 (National Museum of Women in the Arts, Washington)

Rachel echter had, zo schat ik in, een behoorlijk koppig karaktertje. Zo trouwde ze pas op haar 29ste. Best laat voor die tijd. En met nog wel een schilder! Ook ze bleef lekker doorgaan met haar bloemstillevens. Tussen het kinderen krijgen door. Of kreeg ze kinderen tussen het schilderen door? Maar ik heb mijn A4-tax alweer bereikt. Die Rachel is toch maar een onverwacht inspiratierijke schrijfbron. Komende keer meer dus. Tot volgende week.

TOOS

Niet heel veel, maar ze waren er: Gouden Eeuwse ‘Konstschilderessen’


portret van Rachel Ruysch door Godfried Schalcken (1706?)

Noem het volgende maar eens geen toeval! Ik liep er al aan te denken om op korte termijn Rachel Ruysch (1664-1750) eens uitgebreid in het winterzonnetje te zetten. Eén van de weinige vrouwelijke Nederlandse kunsticonen uit onze Gouden Eeuw. Bij Judith Leyster en Maria van Oosterwijck heb ik dat vorig jaar al eens gedaan. Toch kwam ik aan de laatste van dit beroemde Gouden-Eeuw- drietal steeds niet toe. Er was elke keer wel iets anders om over te schrijven. Maar na mijn stukjes over de Italiaanse Artemisia van een paar weken geleden dacht ‘ Kom op Toos, nu eindelijk eens die Amsterdamse Rachel Ruysch’. Ook net als Artemisia zo’n konstighe topper die werk verkocht door heel Europa.

Goed, dat vorige week maandag besloten hebbende, mijn blog voor die week was af, kwam het toeval om de hoek kijken. Want waarover bleek op dinsdag het tv-programma ‘Het geheim van de meester’ te gaan? Juist ja, over een schilderij van Rachel Ruysch. Ik was toch wel even flabbergasted! Een heerlijk Engels woord, dat flabbergasted. Voor mij toch wel veel sterker in gevoelswaarde dan ons ‘verbaasd’.

het team van ‘Het geheim van de meester’

Ken je dat programma? Echt een moetje voor kunstliefhebbers. Waarin van een beroemde, vrijwel altijd dooie Nederlandse  kunstenaar een schilderij uit een Nederlands museum centraal staat. Dat wordt dan wetenschappelijk onderzocht, historisch toegelicht en …… zo goed mogelijk nageschilderd. Om te kunnen ontdekken hoe de ‘meester’ dat schilderij van begin tot eind heeft opgezet. Dit seizoen heeft Lisa Wiersma de taak op zich genomen om als schilder/onderzoeker stijl en techniek van diverse ‘meesters’ onder de knie te krijgen. En daarvoor kan ik alleen maar mijn denkbeeldige petje afnemen en heel diep buigen. Als je dat hele proces volgt en uiteindelijk het echte en nageschilderde werk naast elkaar ziet, rest alleen bewondering. Vooral ook omdat ik dat zelf nooit niet van z’n leven zou kunnen.

Lisa Wiersma bezig aan de kopie van het schilderij van Rachel Ruysch

Ik krijg wel eens de vraag of ik een al verkocht schilderij van mij nog eens opnieuw zou willen maken omdat het bij een kunstfan heel erg in de smaak valt. Maar dat kan ik dus gewoonweg niet. Als ik aan het schilderen ben, zit ik in een soort trance. Of, om bijdetijds correct Nederlands te gebruiken, in een flow. Dan komt de ene streek met het paletmes of penseel voort uit de andere, een nieuwe kleur uit de voorgaande, een volgende verflaag uit de onderliggende. In een proces dat door kennis, kunde en ervaring zowel bewust als onbewust plaats vindt. Ben ik op een bepaald moment links bovenaan bezig om iets toch maar weer helemaal weg te schilderen of te veranderen, dan merk ik een poosje later plotseling dat ik linksonder ben aanbeland om daar iets te wijzigen. Omdat anders het geheel niet meer klopt.

aan het schilderen in mijn atelier

Nou, probeer zo’n proces later nog maar eens te reconstrueren en bij een nieuw op te zetten werk te herhalen. Dat gaat me dus echt niet lukken, dan raak ik echt letterlijk geblokkeerd. Wat wel gaat is zo’n schilderij in alle vrijheid min of meer dezelfde opzet te geven. Maar stel dat je uiteindelijk de eerste versie naast de tweede kon zetten, dan zou je echt een groot aantal grote detailverschillen zien.

Daarom vind ik het zo razend knap wat die Lisa Wiersma in deze nieuwe serie van ‘Het geheim van de meester’ presteert. Zoals bij ‘Het Melkmeisje’ (1660) van Vermeer en ‘Amo te ama me’ (1881) van Alma Tadema.

‘Amo te, ama me’ van Alma Tadema

En nu dus vorige week met ‘Vaas met bloemen’ (1700) van Rachel Ruysch. Een schilderij dat ik een paar jaar geleden al eens fotografeerde in het Mauritshuis toen ik op zoek was naar schilderijen daar van vrouwelijke kunstenaars.

Rachel Ruysch, Vaas met bloemen (1700), zoals ik dat in het Mauritshuis fotografeerde
de echte en de kopie naast elkaar, maar welke is nu welke?

Van die weinige vrouwen had je, door heel Europa, eigenlijk maar twee soorten. Óf komend uit schilderfamilies óf uit een rijke omgeving. Artemisia is van de eerste categorie een sprekend voorbeeld, Sofonisba Anguisola (zie deze aflevering) als kind van een adellijk geslacht van de tweede. Het interessante bij Rachel Ruysch is dat ze daarin min of meer hybride is. Want haar moeder kwam uit een familie die een duidelijk ……Oeps, merk ik plotseling in de flow van het schrijven dat ik zo’n beetje aan mijn voorgenomen tax zit: de grootte van een A4’tje. Dat is dus al net zo als bij het schilderen. Ben ik linksboven begonnen, zit ik ineens al weer rechtsonder. Maar maak je geen zorgen. ’t Is net als bij een schilderij, ook dit komt af. En die uitzending van ‘Het geheim van de meester’? Die valt hier op NPO Start terug te zien. Tot volgende week.

TOOS  

Schandalige Vergetelheid


portret van Maria van Oosterwyck, geschilderd door Wallerant Vaillant, Rijksmuseum

In Dresden, Wenen, Augsburg, Kopenhagen, in de Royal Collection van het Britse koningshuis, in Kroatië, Montreal en diverse musea van de Verenigde Staten, op al die plaatsen vind je schilderijen van de Nederlandse kunstenaar Maria van Oosterwyck (1630-1693). En in ons eigen land? Alleen het Mauritshuis heeft een bloemstilleven van haar in bezit. Eentje! Dat hangt dan nog niet eens in het Mauritshuis zelf, maar in de Galerij Prins Willem V. De wat? De Galerij Prins Willem V, schertsend wel eens de verborgen parel van Den Haag genoemd. Vanuit het Mauritshuis rechtsaf over het Binnenhof naar het Buitenhof en daar ligt schuin rechts aan de overkant die in 1774 gebouwde Galerij. Feitelijk het eerste museum van Nederland dat stadhouder Willem V destijds een paar dagen per week open stelde om een ieder zich aan zijn grote collectie kunst te laten vergapen. Hutje mutje hangen de wanden daar nu weer vol met een deel van de Mauritshuis-collectie. Net als toen. Met dus ook dat ene schilderij van Maria van Oosterwyck in onze nationale collectie. Eigenlijk te gek voor woorden. Maar dat heeft natuurlijk een oorzaak.

deel van de Prins V Galerij met links in het midden tegen het grote schilderij aan het enige werk van Maria van Oosterwyck in de Nederlandse Collectie

dat enige schilderij

Domineesdochter Maria schilderde eigenlijk alleen fabelachtig goeie bloemstillevens. Net zoals die paar andere nationaal en internationaal doorgebroken vrouwelijke Gouden Eeuw kunstenaars, die ik een paar blogs geleden al noemde, zich vooral in stillevens specialiseerden. Met de genreschilderijen van Judith Leyster als uitzondering (lees hier maar). Dat vrouwen vooral stillevens schilderden heeft natuurlijk ook weer een oorzaak. Maar dat is een ander verhaal.

een vanitas stilleven, 1668

Haar schildertalent kon Maria van Oosterwyck, dankzij de connecties van haar domineesvader,  ontwikkelen in de ateliers van Abraham van Beijeren (1620/1-1690) en Jan Davidsz.de Heem (1606-1683/4). Beiden al bekende stillevenschilders. Dat ze dichter, diplomaat, reiziger, geleerde en kunstliefhebber Constantijn Huygens ook goed kende, heeft ongetwijfeld bijgedragen aan haar internationale doorbraak. Want nadat keizer Leopold I van Oostenrijk en de Florentijnse prins Cosimo III de’Medici werk van haar hadden gekocht, zong haar naam goed rond aan de grote Europese hoven.

een werk dat eerst was toegeschreven aan Jan van Huysum. Iets dat vrouwelijke kunstenaars na hun dood vaker overkwam, je schilderijen toegeschreven aan een man. Nu te zien in het Fitzwilliam Museum (USA)

De zaken gingen zelfs zo lekker dat ze zich een duur eigen grachtenpand in Amsterdam kon veroorloven. En het bleef haar door al die adellijke buitenlandse aankopen voor de wind gaan toen de economische malaise toesloeg in en na het zogenaamde Rampjaar 1672. De gebroeders De Witt vermoord, strijd tussen de Orangisten en Republikeinen, Lodewijk XIV die met zijn Franse troepen zelfs Utrecht brandschatte, verloren zeeslagen met de Engelsen en Bommen Berend, de bisschop van Münster, die Groningen aanviel, dat was iets teveel voor de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. Zelfs al was die tijd van de Gouden Eeuw een heel bijzondere. Een tijd waarin de bloeiende economie ook aan velen uit de lagere klasse van boeren en arbeiders ten goede kwam. In een land met een voor die tijd relatief laag analfabetisme. En, ook belangrijk, een verbeterde positie van de vrouw door grote vraag naar arbeid. Maar ja, al die tegenslagen in een land afhankelijk van internationale handel, dat was toch iets teveel. Dan kon je ineens ook weer arm en berooid zijn.

Maar Maria floreerde. Ze kon ’t zich zelfs veroorloven ongetrouwd te blijven wat op zich al bijzonder is. Daarover staat in het naslagwerk ‘De groote schouburgh der Nederlandsche konstschilders en schilderessen’ van Arnold Houbraken nog een leuke roddel.

In haar atelier in Amsterdam keek ze uit op het atelier van de stillevenschilder en levensgenieter Willem van Aelst bij wie ze eerst nog assistent was geweest. Deze  kreeg, zo valt te lezen, op een bepaald moment wel ‘bevallen in haar’. Maria echter,’zedig en buiten gemeen godsdienstig en bijzonder yverig in ’t voortzetten van haar Konst’ (zoals het een vrouw natuurlijk betaamt!), zag dit absoluut niet zitten, maar liet ’t niet blijken. Zij maakte met Willem de afspraak dat, wanneer hij een jaar lang elke dag een aantal vastgestelde uren zou schilderen, zij hem wel te woord wilde staan ‘om van minnery te spreken’. Als zij op die vastgestelde uren naar hem riep in zijn atelier en hij niet antwoordde, zette ze een streepje met krijt. Na een jaar stonden er evenveel streepjes ‘als er staan op de Schuldly van een Antwerpsche Herberg, die rykelijk is beneeringt met Schilders kalanten’. Van Aelst kon het dus wel schudden en berustte in zijn lot.

Bloemstilleven

Is ’t eigenlijk niet heel erg beschamend dat er over zo’n in Europa beroemde 17e eeuwse Nederlandse vrouwelijke kunstenaar nooit een behoorlijke tentoonstelling is georganiseerd? Kom op museumcuratoren, doe er wat aan! Tot volgende week.

TOOS

Konstighe Wereldwijven van Toen


als ik in een museum rondloop, ben ik altijd op zoek naar werk van vrouwelijke kunstenaars

Eerst even een tamelijk afschrikwekkend citaat uit het politiereglement van Aardenburg (Zeeuws-Vlaanderen). Voor alle duidelijkheid, uit 1444. ‘Een man mach sijn wijf slaen ende steken, upsniden, splitten van beneden tot boven ende waermen zijn voeten in haer bloet’. Wel op voorwaarde dat ze bleef leven. Maar dat is natuurlijk vanzelfsprekend.

Dit komt uit het nieuwe boek ‘Oefeningen in Genot. Liefde en lust in de late Middeleeuwen’ van Herman Pleij. Misschien zeg je nu ‘oh ja, die Pleij uit DWDD met zijn heerlijke, enthousiaste geschiedenisverhalen’. Ja, die dus.

Nog wat citaten, maar dan van begin 20e eeuw. Bij de invoering van het algemeen vrouwenkiesrecht in 1919. ‘Maar wat blijft er dan over van de huisvrouw, wier hooge plicht het is zich bezig te houden met dagelijksche dingen’ (A.F. de Savornin Lohman, fractievoorzitter CHU). En ‘Deze beweging die bedoelt is de vrouw minstens als gelijk met den man te stellen en, zoo mogelijk hooger, acht ik in strijd met Gods Woord’ (E.J.Beumer, kamerlid ARP). Er veranderde in de tussenliggende eeuwen dus best wel iets qua toonzetting. Maar kun je ’t een echt fundamentele verandering noemen in het beeld over de vrouw bij deze mannen?

 En toch zijn er zelfstandige vrouwelijke kunstenaars geweest in de tussenliggende eeuwen.  Ik schreef er een paar weken geleden al over en noemde i.v.m. de Gouden Eeuw Judith Leyster, Clara Peeters, Rachel Ruysch en Maria van Oosterwijck (lees hier maar). Dat moeten beslist dijken van wijven zijn geweest. Echte wereldwijven. Oké, je had wel dat bekende zaklantaarntje nodig, maar toch! Rond 1720 verscheen het bekende, drie delen tellende overzichtswerk ‘De groote schouburgh der Nederlandsche konstschilders en schilderessen’ van Arnold Houbraken. En die schreef, zoals de titel al aangeeft, de kunstvrouwen niet weg. Zoals later in de 19e en 20e eeuw wel is gebeurd. Je moet er echt naar zoeken tussen de vele honderden mannennamen, maar hoe dan ook, ze zijn er.

Dat daarbij wat haar op de vrouwentanden heel nuttig kon zijn, bewijst Judith Leyster (1609-1660). Absoluut een eigenzinnig en ondernemend typje. In Haarlem werd ze in 1633 als meesterschilder, en als enige vrouw, ingeschreven bij het gilde voor de kunstschilders, de vakbond van toen. Als ongetrouwde vrouw zelfs! Dat zegt wel iets over haar omdat je dan een eigen atelier moest hebben en leerlingen mocht aannemen.

links haar beroemde zelfportret van rond 1630, recht een recent ontdekt zelfportret van rond 1650

Ze ging ook conflicten met mannelijke collega’s niet uit de weg. Dat blijkt uit een juridisch akkefietje van haar met de beroemde Haarlemse schilder Frans Hals bij wie ze vermoedelijk zelf eerst nog in de leer was geweest. Een leerling uit haar atelier liep over naar Frans Hals terwijl Judith nog leergeld van hem te goed had. Dat pikte ze niet en dus stelde ze Hals daarvoor aansprakelijk. En ze won! Maar zelf kreeg ze weer een boete omdat ze die leerling, toen die bij haar kwam, niet bij het gilde had aangemeld. Want gilderegels waren er natuurlijk wel om nageleefd te worden.

Dat ze bij Frans Hals in de leer is geweest, staat niet voor 100% vast, maar wordt afgeleid uit de overeenkomsten tussen haar en zijn schilderijen. Beiden waren ze namelijk heel goed in de zogenaamde genrestukken, afbeeldingen uit het dagelijks leven. Een typisch Lage Landen genre dat heel populair was in de 17e eeuw en daarom door veel kunstenaars werd beoefend. Allemaal mannen. De enige uitzondering in Holland? Judith Leyster.

hier een aantal van die genreschilderijen, zoals ‘Vrolijk gezelschap’, rond 1629

Twee kinderen met een kat, 1629

Een gelukkig stel, 1630

werk uit 1635

De laatste druppel, rond 1639

Dat is vermoedelijk ook, afgezien van haar vrouwzijn, een reden geweest om in de eeuwen daarna schilderijen van haar aan Hals toe te schrijven. Tja, onder die naam bracht een werk nu eenmaal veel meer op en hun stijl was gelijkwaardig. Wat natuurlijk wel weer iets zegt over haar kwaliteiten.

die kwaliteiten blijken ook uit haar ‘muziekschilderijen’ en portretten, zoals bij ‘Serenade’, 1629

Jonge fluitspeler, rond 1635

Meisje met luit, 1631

portret van onbekende man met baard

portret van onbekende vrouw

het beroemde schilderij ‘Het voorstel’, 1631, gefotografeerd in het Mauritshuis

Die lagen trouwens ook op het zakelijk vlak. Met haar man Jan Miense Molenaer, ook schilder,woonde ze op verschillende plekken waarbij zij hun woonhuizen kocht en zij hun kunsthandel bestierde. Tussendoor kreeg ze nog even vijf kinderen. ’t Zou heel goed kunnen dat er daardoor van haar na 1640 maar weinig schilderijen bekend zijn. Nog steeds een bekend euvel trouwens voor veel vrouwelijke kunstenaars die kinderen krijgen en daardoor minder aandacht kunnen geven aan hun carrière. Maar ’t zou natuurlijk ook heel goed kunnen dat er in de toekomst meer werken van haar worden ontdekt die nu nog aan anderen zijn toegeschreven. Een verschijnsel dat veel vrouwelijke kunstenaars is overkomen. Maar dat is weer een ander verhaal.

aquarel van een tulp, 1643

‘Blompotje’, 1654

En die andere konstighe wereldwijven als Clara Peeters, Rachel Ruysch en Maria van Oosterwijck? Die schuiven gewoon door naar een volgend blog. Tot volgende week.

TOOS

Mannelijk Chauvinisme en Vrouwen in de Kunst


National Museum of Women in the Arts, Washington

In Washington gebeuren ook best wel goeie dingen. Want naast die ‘grab them by the pussy’ president met zijn dikke-vinger-tweets vind je min of meer om de hoek bij het Witte Huis sinds 1987 het National Museum of Women in the Arts. Zo zie je dat God toch best wel een beetje straft. Net dit weekeinde sloot daar  de expositie ‘Women Artists of the Dutch Golden Age’. Over vrouwelijke kunstenaars dus in onze ‘eigen’ Gouden Eeuw. Die overigens in het Amsterdams Museum sinds kort niet meer zo mag heten vanwege doorgeslagen politieke correctheid. Maar dat weten ze dus in Amerika blijkbaar nog niet.

Judith Leyster, zelfportret

Hadden we in de Gouden Eeuw dan ook bekende vrouwelijke kunstenaars buiten Rembrandt, Frans Hals, Jan Steen, Vermeer en nog zo wat beroemde schilders? Ja, natuurlijk hadden we die. Judith Leyster, Clara Peeters, Rachel Ruysch, Maria van Oosterwijck, om er maar een paar te noemen. Maar ja, ze werden in de kunstgeschiedenis heel gewoontjes weggeschreven. Door mannen, om te beginnen in de 19e eeuw. Als gevolg van bijvoorbeeld de Verlichtings-filosoof  Immanuel Kant (1724-1804) die, een beetje voor zich uit filosoferend, stelde dat alleen mannen een genie konden zijn omdat de vrouw te weinig controle zou hebben over haar emoties. En zo wist die andere beroemde filosoof Jean-Jacques Rousseau (1712-1778) ook zeker dat vrouwen over te weinig passie zouden beschikken. Laten dat nou net een paar interessante eigenschappen zijn die in de 19e eeuw aan het geromantiseerde, mythische en geniale kunstenaarschap werden toegeschreven.

Clara Peeters, mogelijk een zelfportret

Maria van Oosterwijck, zelfportret

Gevolg? Vrouwen exit in boeken over de kunstwereld. Zoals in twee heel belangrijke 20ste eeuwse kunstbijbels waarin geen vrouw voorkomt. The Story of Art (1950) van kunstpaus en kunsthistoricus Ernst Gombrich. En Janson’s History of Art (1962) dat bij elke academiedocent op het nachtkastje lag. Vrouwen? Nada, niente! Kun je nagaan hoeveel nog steeds in de kunstwereld functionerende leraren en academici zijn opgevoed zonder ook maar enige kennis over vrouwen in de kunstgeschiedenis.

Maar het tij keert. Vooral omdat in de USA begin jaren 70 vorige eeuw de feministische beweging zich met die kunstgeschiedenis begon te bemoeien. Heel langzaam aan is het besef gegroeid dat er iets goed mis was in die door mannen geschreven historie. Met als gevolg dat er nu de laatste paar jaar ineens de ene na de andere grote expositie over juist die volstrekt genegeerde kunsthoek wordt gelanceerd. Je zou ’t een soort MeToo-beweging kunnen noemen maar dan met vergeten, verwaarloosde en ondergewaardeerde vrouwelijke kunstenaars.

Maria van Oosterwijck, stilleven

Ga maar na. Het oude, beroemde Prado Museum in Madrid toont, let wel, al hun tweede expositie over vrouwen. Maar daar hebben ze dan wel tweehonderd jaar voor nodig gehad.  Onderwerp zijn Sofonisba Anguissola en Lavinia Fontana, kunstenaars over wie ik een poosje geleden al eens schreef (lees maar hier). In datzelfde stukje viel ook de naam van Artemisia Gentileschi, mijn eigen rockstar uit de kunstgeschiedenis. Laat die nu in april een grote overzichtstentoonstelling krijgen in The National Gallery in Londen. En wat doet het Centraal Museum in Utrecht binnenkort? Daar komt een tentoonstelling over surrealisme met, quote, ‘voor het eerst veel ruimte voor vrouwelijke surrealisten als Leonora Carrington en Leonor Fini’. Zoals gezegd, het tij keert: de kunstgeschiedenis wordt terecht herschreven.

Artemisia Gentileschi, zelfportret als de heilige Catharina, te zien in Londen

Leonore Fini, La grange batelie, olieverf

Daarom wordt ’t eigenlijk best wel tijd dat het Rijksmuseum of Mauritshuis die tentoonstelling van ver weg in Washington als voorbeeld nemen. ’t Is toch eigenlijk van de gekke dat je in Nederland met een zaklantarentje moet zoeken naar werk van onder anderen die Judith Leijster, Clara Peeters, Rachel Ruysch en Maria van Oosterwijck. Alleen als je heel goed oplet, zie je er wel eens wat van hangen.

Rachel Ruysch, bloemstilleven, uitgeleend door het Mauritshuis aan het Rijksmuseum voor de expositie Rembrandt-Velazquez

Clara Peeters, stilleven gefotografeerd in het Mauritshuis

werk van Judith Leyster, gefotografeerd in het Mauritshuis

Een goeie reden dus om er zelf zo af en toe maar eens wat blogs over die vrouwen tegenaan te gooien. Leve de Gouden Eeuw en de vrouwelijke kunstenaars van toen! Tot volgende week.

TOOS

Ooit was Rembrandt jong


Zou Rembrandt ooit kindertekeningen hebben gemaakt? Je weet wel, van die A4’tjes die trotse ouders en grootouders met een punaise ergens op prikken. Met van die abstracte strepen erop of van die zogenaamde kop-potelingen waarin het middenlichaam ontbreekt. En die dan jarenlang blijven hangen als de eerste uitingen van een artistiek talent in ontwikkeling.

Om op die beginvraag terug te komen,dat kan bijna niet anders. Maar hoe? Van A4’tjes had toen nog nooit iemand gehoord. Even achteloos een dik pak wit of gekleurd papier kopen in de winkel? In de 17e eeuw? Vast niet. Laat staan een set viltstiften in allerlei kleuren of die Caran d’Ache doos met een gigantische hoeveelheid kleurpotloden.

een stoere Rembrandt voor het vernieuwde museum De Lakenhal in Leiden

Toch moet Rembrandt als kind op de een of andere manier zijn tekentalent hebben kunnen uiten. Van mezelf weet ik nog dat ik als kind heel veel zat te tekenen. Lekker afgezonderd in mijn eigen hoekje op zolder. Helemaal in mijn eigen wereldje. Net zoals dat ik er in de tekenles behoorlijk bovenuit stak op de Middelbare Meisjesschool. Die onvolprezen MMS, de vrouwelijke pendant van de ook al heel lang verdwenen HBS. En dat ik van de tekenleraar toch nooit een hoger cijfer kreeg dan een 7 of 8. Gewoon omdat die docent vond dat het altijd beter kon. Iets waarin hij natuurlijk helemaal gelijk had. Hoe dat toen met de in 1606 geboren Leidse Rembrandt Harmenszoon van Rijn zat? Dat zal wel voor altijd in het geschiedenisduister verborgen blijven.

Maar op de expositie ‘Jonge Rembrandt-Rising Star’ in het prachtig verbouwde museum De Lakenhal in Leiden hangen gelukkig toch een paar werken uit zijn jonge jaren. Zoals ‘De brillenverkoper’, een schilderij dat hij maakte zo rond zijn 18e. Of die tekening van zijn vader, gedateerd ergens tussen 1625 en 1630.

En ook onderstaande twee olieverven van ergens rond zijn 20ste.

De doop van de kamerling, 1626

Historiestuk, 1626

Goeie schilderijen natuurlijk, zondermeer. Maar toch beslist nog niet de Rembrandt zoals we hem van later kennen. Ach, mag ‘t? Zo rond die leeftijd? Als je nog je weg en je stijl aan het vinden bent. En als je opbokst tegen je vriend Jan Lievens (1607-1674) met wie Rembrandt een atelier deelde.

Maar dan een paar jaar later!

De ontvoering van Proserpina, 1630-31

Simeon in de tempel. 1630

Daar is ie al, ‘onze’ Rembrandt. De kunstenaar die de wereld nog steeds verbaasd doet staan met zijn destijds zo innovatieve wereld. Het licht-donker met daarin prachtig geheimzinnige lichtaccenten die spaarzaam opflitsen. Die lossere manier van schilderen die toen helemaal ‘in’ werd, maar in zijn laatste levensfase weer ‘uit’ raakte. Ach, trends en mode in de kunst zijn van alle tijden, daar is nog steeds helemaal niks in veranderd.

Oosterse vorst, 1632

Die ontwikkeling in Rembrandts stijl in zijn jonge jaren, dat is wat deze tentoonstelling zo interessant en aantrekkelijk maakt. Knap dat ze dit beeld kunnen schetsen in de na een grondige verbouwing zo mooi afgestofte Lakenhal. Dankzij heel veel uitlenen, dat wel. Want zelf bezitten ze daar niet veel van één van hun beroemdste inwoners. Zelfs zijn geboortehuis is in de 20e eeuw afgebroken.

er hangen ook prachtige tekeningen

Nog een van die interessante facetten van de expositie vond ik een paar grote prenten van Rembrandt . Prenten gemaakt met een schilderij als basis. En in samenwerking met de Leidse prentmaker Jan Gillisz. van Vliet. Met natuurlijk de prent in spiegelbeeld ten opzichte van het schilderij. Dan moet je van te voren heel goed nadenken over de compositie. Vertel me wat, ik heb ten slotte een flink aantal steendrukken gemaakt in de loop van de tijd.

Tot begin februari kun je er nog heen. Wat mij betreft, doen!! Tot volgende week.

TOOS

Rembrandt 350 Jaar bijna verleden tijd


zo rustig zie je het Rijksmuseum zelden

Nog even en Rembrandt is al weer 351 jaar geleden overleden. Dus komend jaar is ’t uit met de pret van al die speciale Rembrandt exposities van dit jaar. Maar als je snel bent, kun je er nog twee prachtige bezoeken. Tussen alle schildersdrukte door voor de volgende editie van mijn ‘The 70-Series and More’ half januari in Eersel wilde ik daarvoor absoluut tijd vrij maken.

Dus liep ik op een heel speciale donderdagavond rond in het Rijksmuseum bij ‘Rembrandt-Velázquez’ (nog tot 19 januari) en een paar dagen later bij ‘Jonge Rembrandt-Rising Star’ in Leiden (tot 9 februari). Alle twee om verschillende redenen meer dan de moeite waard.

Die donderdagavond was sowieso al bijzonder. Want heb ik op de foto hierboven het Rijksmuseum zomaar helemaal voor mijzelf? Nou, bijna! Levensgezel maakte deze foto terwijl we op dat moment echt de enigen waren in de beginzaal van ‘Rembrandt-Velázquez’. Een kwestie van ‘slim’ rondlopen.

Het was een avond voor houders van de Rembrandtpas. Een soort Museumkaart, maar dan van de Vereniging Rembrandt. Met vergeleken bij de Museumkaart allerlei voordelen als vrij toegankelijke lezingen over kunst en cultuur, speciale toegangsdagen bij speciale exposities, een eigen magazine en nog zowat meer. Nu opende die donderdagavond het Rijksmuseum speciaal de deuren enkel en alleen voor Rembrandtpas-bezitters en kon je tot twee keer toe een boeiend verhaal aanhoren van de samensteller van ‘Rembrandt-Velázquez’. Best aanleiding voor nog weer eens een ander verhaal, die Rembrandtpas. Nu terug naar die eerste zaal.

de beginzaal van ‘Rembrandt-Velázquez’

Met ‘De Vaandeldrager’ waarin Rembrandt zelf in een lekker protserig pak stoer staat te wezen. Ik voelde me, heel eventjes maar trouwens, één van de Rothschilds. Want die niet echt onbemiddelde familie heeft daar al heel lang van kunnen genieten. Maar ze willen ’t nu wel kwijt voor een leuk prijsje. Van de Franse regering echter mag ’t de komende twee jaar het land nog niet uit. Cultureel erfgoed of zoiets. Behalve zoals nu voor zo’n speciale uitleen. Als in die tijd iemand daar minimaal 165 miljoen ophoest, blijft ’t er. Lukt dat niet, dan, zo gaat het gerucht, wil het Rijksmuseum wel een poging wagen. Net zoals enkele jaren geleden bij Marten en Oopjen. Toen ook in het bezit van de Rothschilds. En nu als gemeenschappelijk bezit van het Rijksmuseum en het Louvre hangend naast een paar even grote  portretschilderijen van Velázquez.

alweer alle ruimte

Van Velázquez zag ik een aantal jaren geleden enkele van zijn beroemdste schilderijen hangen in het Prado in Madrid. Indrukwekkend! Maar nu met die twee portretten naast Rembrandt’s Marten en Oopjen? In voetbaltermen, Ajax won overtuigend van Real Madrid. Ik zag het in vooral zwart geklede echtpaar nu voor de derde keer en ze worden steeds indrukwekkender. Zoals Rembrandt allerlei nuances zwart ongelooflijk levendig in de jurk van Oopjen heeft verwerkt is technisch echt ongelooflijk. Minimaal vijftig tinten zwart! Het zwart van Velázquez lijkt daarbij vergeleken zelfs saai en vlak. En dat zegt iets!

Zo worden Velázquez en Rembrandt meer met elkaar geconfronteerd.

en nog eens bij Rembrandts ‘De Staalmeesters’ en ‘De smidse van Vulcanus’ van Velázquez

zelfportretten van Rembrandt en Velázquez

‘Vrouwelijke figuur’ van Velázquez en ‘Lezende oude vrouw’ van Rembrandt

zelfportret van Rembrandt als ‘Apostel Paulus’ en ‘Nar met boeken’ van Velázquez

Als je dat als een soort wedstrijd zou willen zien, vind ik dat over het geheel genomen Rembrandt wint. Hij schildert levendiger, menselijker, vriendelijker. Maar ja, ben ik wel objectief? De schilderkunst uit onze Gouden Eeuw (oeps, politiek correct niet meer helemaal de juiste term, geloof ik) heeft een heel andere basis dan de Spaanse kunst destijds. Even heel wit-zwart: protestantisme tegen katholicisme, burgerij tegen adel, grotere geestelijke vrijheid tegen strenge dogma’s. En dat heeft invloed. Ik vond dit heel mooi geïllustreerd in onderstaande foto.

Eén van mijn lievelings-Rembrandts, Het Joodse Bruidje, naast ‘Christus omhelst de heilige Bernardus’ van Francisco Ribalta, een andere Spaanse grootmeester. Alle twee prachtige werken. Maar geef mij dan in plaats van de overgrote katholieke devotie en overgave toch maar die lieflijke tederheid in gebaar en blik.

 

En die Jonge Rembrandt in De Lakenhal in Leiden? Die komt er nog aan. Tot volgende week.

TOOS

Kunstgedoe en fakenews


zelfportret van de jonge Rembrandt, 1629

Een poosje geleden bracht ik een min of meer verplicht bezoek aan het Mauritshuis in Den Haag. Je weet wel, Rembrandt 350 jaar geleden overleden en dat moet gevierd worden. Ik schreef er al eerder over. In het Rijksmuseum was ik al geweest, maar ‘Rembrandt en het Mauritshuis’ moest nog afgevinkt worden. Dat klinkt dan misschien als een moetje, maar dat is ’t beslist niet. Want het Mauritshuis is altijd de moeite waard en als ze dan ook nog eens al hun ‘eigen’ Rembrandts bij elkaar hangen,wordt ’t helemaal leuk. Dus als je kunt, gewoon gaan. Nog tot 15 september.

Waar het me nu om gaat is het iconische schilderij ‘De anatomische les van Dr. Nicolaes Tulp’. Rembrandts eerste grote groepsportret waarmee hij in 1632 doorbrak.

Een werk waarin je je helemaal kunt verliezen als je er aandachtig naar kijkt. Maar alleen kijken is tegenwoordig niet meer genoeg. Er moet van alles bij. Toeters, bellen, experience dit en dat, brood en spelen, apps. Vooral dat laatste is heel erg in, ook omdat de mobiele telefoon voor velen een soort lichamelijk verlengstuk is geworden. Dat heeft absoluut allerlei voordelen. Maar elk voordeel hep ze nadeel, zoals een beroemd Nederlands filosoof jaren geleden al wist. Nu is er dus ook een app waarmee je die anatomische les in het Mauritshuis driedimensionaal kunt binnentreden. Kijk maar bij dit promotiefilmpje van het Mauritshuis en sponsor Nationale Nederlanden (https://youtu.be/uYUKT6moER4 ).

still uit de video

Toen in het Mauritshuis dacht ik al ‘wat voegt dit nu eigenlijk toe?’. ’t Is leuk, maar hooguit dat, en dan? Is kijken naar het echte schilderij niet veel interessanter dan zo’n namaakgedoe? Maar ja, ik kijk natuurlijk wel als kunstenaar en het schilderij is voor mij ‘experience’ genoeg.

Die gedachte kwam opnieuw in me op toen ik een paar weken geleden het bericht las over de pratende Mona Lisa. Ook al zo’n iconisch schilderij van Leonardo da Vinci en dan nog veel wereldberoemder dan die anatomische les. Probeer er in het Louvre in Parijs maar eens bij te komen. Een aantal jaren geleden maakte ik er deze foto.

En dat gaat daar dus de hele dag zo door. Eigenlijk complete waanzin! Nu heeft een Russische expert aan de hand van één foto van de Mona Lisa haar aan de praat gekregen. Met een ingewikkeld computerprogramma dat blijkbaar gebaseerd is op AI, artificial intelligence (https://youtu.be/P2uZF-5F1wI ).

Ze praat daarin wel, maar maakt nog geen geluid. Een soort ‘talking head’  zonder stem. Gaat dit nu ook een gimmick worden in musea (sorry voor al die Engelse termen, hoe kun je nog zonder)? Ik hoop eigenlijk van niet. Maar ongetwijfeld gaan we door dit soort technieken interessante tijden tegemoet met 100% fakenews.  Gewoon één foto van president Macron en op een volstrekt betrouwbaar medium als Facebook verschijnt een video waarin hij heel natuurlijk in z’n mooiste Frans vertelt dat hij Franse wijn al jaren niet om te drinken vindt. Zoals gezegd, dat worden interessante tijden. Maar laten we in de kunst toch gewoon lekker blijven kijken. Tot volgende week.

TOOS

Het Roosevelt Statement in de Oude Crypte


Nee, de titel  hierboven is niet die van een of ander spannende thriller over nog onontdekte geheimen uit het verre verleden. ’t Gaat juist over de zeer nabije toekomst. Maar dan wel in samenhang met onze Gouden Eeuw. De eeuw die juist dit jaar uitgebreid in een sterk toeristisch zonnetje wordt gezet met het marketingconcept ‘Rembrandt & de Gouden Eeuw’?Je weet wel, die kunstenaar die 350 jaar geleden stierf. Als je dat nu nog niet hebt meegekregen, doen ze in de reclamewereld echt iets fout.

Een aantal oude Hollandse en Zeeuwse steden wil namelijk met zogenaamde citymarketing (sorry voor ’t vreselijke jargon, maar zo schijnt dat nu eenmaal te moeten heten) heel graag buitenlandse toeristen Amsterdam uitlokken. Rembrandt en de Gouden Eeuw als rattenvangers van Hamelen zogezegd.

Want laten we wel wezen, er is in Nederland nog wel iets meer dan alleen dat Rijksmuseum, de overvolle Wallen en die blijkbaar niet te versmaden Amsterdamse wiet. Neem nou ons onvolprezen Middelburg. De stad die destijds na Amsterdam de belangrijkste was in de allang overleden VOC, maar die nu wel alweer 20 jaar de KCRM herbergt. De maandelijkse Kunst en Cultuurroute Middelburg. Naast nog veel meer leuks natuurlijk. Zoals de, jammer genoeg, maar zelden geopende ondergrondse, geheimzinnige crypten van de middeleeuwse  Abdij. Het hart van de latere stad.

de crypte

Allemaal hapklare brokken, maar hoe maak je daar nu een lekkere maaltijd van? Laat dat maar over aan kunstenaars. Dus toen binnen de KCRM het ludieke idee opplopte iets met die Gouden Eeuw en moderne kunst te gaan doen, schakelden mijn hersenradertjes in de sectie ‘associatie’ naar nog een versnellinkje hoger. Wat hadden we in Middelburg nog meer? Maar natuurlijk! De tweejaarlijkse uitreiking van de Four Freedoms Awards aan beroemde wereldburgers. Ook in het Abdijcomplex. En had je in de 17e eeuw niet ook het bij volwassenen populaire ‘album amicorum‘? Het vriendenalbum. Eigenlijk wat nu het poesiealbum is. Een boek dus waarin vrienden teksten schreven en afbeeldingen maakten. Daarvan zijn heel interessante exemplaren bewaard gebleven. Zoals dat van Burchard Grossmann met daarin zelfs een kunstwerk en tekst van ons aller Rembrandt uit 1634. Toepasselijk in deze context? Nogal!

het album amicorum van Grossmann met de bijdrage van Rembrandt

Dus dacht ik ‘waarom gaan we met kunstenaars van de KCRM niet een modern album amicorum maken’. Als link naar die Gouden Eeuw. Maar voor wie zou je dat dan gaan creëren? Ach, natuurlijk! Voor Franklin Delano Roosevelt (1882-1945), de Amerikaanse president die met zijn in 1941 uitgesproken Four Freedoms de grondslag legde voor de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. Dezelfde Four Freedoms dus van die Awards in Middelburg. Toen nog een laatste associatie. Want wat moest er dan in dat album amicorum komen?

Enkele jaren geleden had ik voor een speciaal kunstboekje van mij al uitspraken verzameld van een aantal Four Freedoms laureaten. Zoals van Nelson Mandela, Nederlander Jan Tinbergen, de Birmese Aung San Suu Kyi en de Engelse Karen Armstrong. Dus waarom niet onze kunstenaars vragen hier één van uit te zoeken en een daarop geïnspireerd kunstwerk te maken? Op allemaal even grote vellen papier. Zelf had ik al een citaat van Malala Yousafzai in gedachten: ‘ for me peace is not only the absence of war but the absence of fear’.

pagina met originele tekening bij citaat van Malala Yousafzai in mijn ‘Citaten van Four Freedom Awards laureaten 1982-2016’

Dit idee sloeg direct aan. Het gevolg? Van 1 tot 18 augustus opent zich die vrijwel altijd gesloten prachtige abdijcrypte. Want daar worden die kunstwerken, allemaal van 120 bij 80 cm, tentoongesteld.

passen en meten in de crypte

in mijn atelier bezig met mijn bijdrage voor het album amicorum

Maar erboven, in de gotische  kloostergangen, gaat de KCRM helemaal uit z’n dak met het vieren van het 20-jarig bestaan door nóg een expositie. Want die 20 jaar en de Gouden Eeuw zijn ten slotte best een goed feest waard.

de prachtige ramen in de kloostergangen van de Middelburgse Abdij

Tot volgende week.

TOOS

Om Rembrandt heen willen in 2019? Gaat niet lukken!


Zelfportret van Rembrandt als de apostel Paulus, olieverf 1661, detail

Er omheen, er overheen, er onderdoor of er dwars doorheen? Dat gaat je dit jaar bij Rembrandt, ons nationale 17e eeuwse schildersicoon, echt niet lukken. Want in 1669, nu dus  350 jaar geleden, stierf hij. En dat zullen we weten ook. Typisch eigenlijk, dat je de sterfdag van iemand heel uitgebreid gaat vieren. Maar ja, ook een overleden Rembrandt speelt natuurlijk nog wel steeds in de Eredivisie van BN’ers .

In zijn geval heb je in Amsterdam op dit moment alleen al drie feestjes. ‘Rembrandt Privé’ in het Stadsarchief, ‘Rembrandt’s Social Network’ in het Rembrandthuis en ‘Alle Rembrandts’ in het Rijksmuseum. En dan moet ik ‘Rembrandt & de Gouden Eeuw’ in het Haagse Mauritshuis en ‘Rembrandt en Saskia: Liefde in de Gouden Eeuw’ In het Fries Museum van Leeuwarden natuurlijk ook niet vergeten. Is dat dan alles? Nee hoor. In de loop van 2019 volgen er op allerlei plekken in Nederland nog andere, indirect aan Rembrandt en direct aan de Gouden Eeuw gekoppelde tentoonstellingen. Ook in mijn eigen Middelburg. Gevalletje van overkill? Zou kunnen. Maar je kunstzinnig vervelen is dus beslist niet nodig.

een paar van de vele zelfportretten van Rembrandt op de expositie

Een paar weken geleden was ik al in het Rijksmuseum. Zelfs voordat die tentoonstelling met ‘Alle Rembrandts’  officieel opende. Dat dankzij mijn Rembrandtpas. Bezitters daarvan en ook Vrienden van het Rijksmuseum hadden namelijk een dag eerder al toegang bij een voorbezichtiging. Best wel leuk dus, zo’n Rembrandtpas. Maar daar schrijf ik binnenkort nog wel eens over. Want die pas heeft, vind ik, allerlei voordelen boven de bekende Museumkaart.

zoals je het dus niet te zien zult krijgen (persfoto)

Kwam ik even bedrogen uit bij mijn gedachte dat het waarschijnlijk niet al te druk zou zijn!

Die gedachte was heel duidelijk bij meer pashouders en museumvrienden opgekomen. Maar dat mocht mijn kunstpret niet drukken. Want die ‘Alle Rembrandts’ is een absolute must. Grandioos! Alles wat ze in het Rijksmuseum aan prenten, tekeningen en schilderijen van ons icoon bezitten, hebben ze uit de temperatuur gecontroleerde depots en ladekasten gehaald en van de muren gehaakt om ze bij elkaar te brengen. Nou ja, één schilderij dan niet. De Nachtwacht. Die mocht blijven waar hij was. Daar kan ik me ook wel iets bij voorstellen.

Maarten en Oopjen, olieverf 1634

Oopjen, detail

Jeremia treurend over de verwoesting van Jeruzalem, olieverf 1630 en Musicerend gezelschap 1626, vroeg werk van Rembrandt

Johannes Wtenbogaert, olieverf 1633, voorvechter van religieuze tolerantie die een grote rol speelde bij de Synode van Dordrecht, weer een ander verhaal

Gezicht op Amsterdam vanaf de Kadijk, ets ca, 1641

Daniël in de leeuwenkuil, tekening ca. 1650

Drie vrouwen en een kind bij een huisdeur, tekening ca 1645

Maar de overige 22 schilderijen, 60 tekeningen en honderden etsen zijn te vinden in de vleugel voor tijdelijke exposities. Thematisch onderverdeeld. Zoals bijvoorbeeld Rembrandts vele selfies En dan natuurlijk heel wat beter en mooier dan bij al dat moderne gedoe voor de social media met selfiestick en  tandpastalachjes. Ook ‘Landschappen’, ‘Wandelen in en rond Amsterdam’, ‘Verhalen uit de Bijbel’, ‘Intimiteit’ en nog zo wat. Daardoor hangt klein en groot helemaal door elkaar. Van kleine etsjes waar je eigenlijk met je neus bovenop moet staan tot grote schilderijen waar je afstand van moet kunnen nemen. En dat veroorzaakt dan naar mijn mening gelijk een groot logistiek probleem bij deze megahappening. Ik vroeg me gelijk af hoe dat zal gaan als ’t echt druk wordt.

Heel veel bezoekers lopen namelijk rond met zo’n audio-ding aan hun oor. Die audiotoer kun je trouwens ook nog met een app van te voren gratis downloaden op je mobiel. Bij een lang verhaal schuifelen ze al luisterend steeds dichter op het kunstwerk. Moet je je even voorstellen dat er dan, zoals ik meemaakte, een paar bezoekers met hun neuzen op nog net gepaste sociale afstand van elkaar zowat staan te ruiken aan een heel klein etsje.

Voor hun niks mee mis natuurlijk. Maar voor al die anderen? Stel dat die ook allemaal de gratis app aan hun oor hebben en ook willen ruiken? Ik ben benieuwd hoeveel ongepaste sociale irritatie dat gaat oproepen.

Het monnikje in het korenveld, ets ca. 1646, best wel actueel gezien de recente bijeenkomst van de kerkprelaten in het Vaticaan

Jupiter en Antiope, ets 1659

De kruisafname ets 1633, detail

Presentatie van Jezus in de tempel, ets ca. 1640

Stilleven met pauwen, olieverf ca 1639

Isaak en Rebekka, bekend als ‘Het Joodse bruidje, olieverf 1665-69, detail, één van mijn lievelingsschilderij van Rembrandt

Maar hoe dan ook, gewoon gaan! ’t Duurt weer een hele poos voordat Rembrandt opnieuw een mooi aantal jaren dood is. Wel van te voren online kaartjes regelen met een tijdslot. Anders loop je bij de kassa misschien wel aan tegen ‘voor vandaag uitverkocht’. Voor mij gold dat gelukkig niet die dag vanwege mijn Rembrandtpas. Tot volgende week.

TOOS

Kunstkilometers vreten


Hoezo zou Nederland klein zijn? Ben je wel eens van het zuidwestelijk gelegen Middelburg naar het noordoostelijke Bad Nieuweschans in Groningen bij de Duitse grens gereden? Meer dan 380 km schoon aan de haak! Van Middelburg naar Parijs is korter.

Hoe ik dat weet? Omdat ik die rit in de loop der jaren een aantal malen vice versa heb gemaakt. Ook de afgelopen twee weekeinden weer. Vanwege een nieuwe expositie bij Galerie Wiek XX in dat Bad Nieuweschans. Eerst zo’n ritje om schilderijen te brengen, een week later voor de officiële opening. Heel veel kunstkilometers vreten dus. Maar levensgezel en ik maken dat dan met kunstavonturen zo aangenaam en nuttig mogelijk. Hoe? Lees maar!

Toevallig had ik kort geleden een schilderij verkocht via een in Parijs gevestigde online-kunstorganisatie. Aan een liefhebber van mijn werk in Berlijn. Maar dat schilderij was nog in consignatie bij Galerie Drentsche Aa in Balloo, even ten oosten van Assen. Kwam dat even goed uit! Kon ik ’t op zaterdag 16 februari gelijk ophalen als ik dat weekeinde toch noordwaarts ging. En kon ik ook te gelijkertijd met galerist Jan Wekema wat zomerse toekomstplannen doornemen die hier ongetwijfeld nog ter sprake gaan komen.

met Jan bij zijn Toos van Holstein wand

Zo dicht bij Assen konden we natuurlijk niet de expositie ‘Nubië: Land van de Zwarte Farao’s’ in het Drents Museum links laten liggen. Levensgezel en ik hebben elkaar ten slotte voor ’t eerst in Caïro ontmoet vanwege onze belangstelling voor het oude Egypte en het zuidelijk daarvan gelegen Nubië. ’t Bleek een heel interessante weekendtoevoeging.

Maar er wachtte ons in het Drents Museum nog een extra kunstverrassing. Een prachtige tentoonstelling van Carolijn Smit. Een keramist van wie we werk al vaak tegen kwamen op kunstbeurzen en dat ons elke keer opnieuw aansprak. Bleek ze daar zomaar ineens een heel grote tentoonstelling te hebben. Sommigen gruwen misschien van haar beelden maar ik vind het ongelooflijk intrigerend en ook nog eens perfect afgewerkt.

Opgetild door al die kunst was het toen nog maar een kippeneindje naar ons gebruikelijke verblijfadres in Friesland. Een klein dorpje waar familie van levensgezel resideert.

bij Galerie Wiek XX

Zondag. Eerst op naar Bad Nieuweschans om daar mijn schilderijen af te leveren en daarna terug via Ameide. Een eeuwenoude plekje, gelegen aan de Lek tussen Vianen en Schoonhoven. Daar hield kunstgenoot Lon Buttstedt open huis. Ze ging verhuizen van haar gigantisch grote 17e eeuwse pand van waaruit ooit het waterschap de polder bestierde naar iets veel kleiners. Altijd interessant om te zien wat ze zoal kwijt wilde. Op die manier is nu een heel grote houten, met stof beklede leeuw de mijne geworden. Dus alweer opgetild door iets moois bleek Middelburg ineens verrassend dichtbij.

een rij prachtig oude panden in Ameide

En het afgelopen weekeinde met die opening bij Galerie Wiek XX? Heel kort! Op vrijdag vanuit het domicilie van levensgezel in Den Haag naar Leiden. Opnieuw voor Egypte. Met de tentoonstelling ‘Goden van Egypte’ in het Rijksmuseum van Oudheden. Ook weer prachtig! Met als toegift nog onze eigen Zeeuwse godin Nehalennia. Maar dat is weer een heel ander verhaal.

Zaterdag noordwaarts via Dirkshorn in Noord-Holland voor een lunchafspraak bij Ronald en Elisabeth Leyen. Die Elisabeth die afgelopen oktober ‘Stalkunst’ organiseerde als onderdeel van de Kunst10daagse Bergen. Over mijn deelname daaraan schreef ik toen hier. Behalve die lunch had Elisabeth nog een extra lokkertje in de vorm van een prachtig groot fotoboek over onze ‘Stalkunst’.

samen met Elisabeth op de bank met dat fotoboek

’s Middags door naar het Fries Museum in Leeuwarden. Voor ‘Rembrandt en Saskia: liefde in de Gouden Eeuw’. Want om Rembrandt kunnen we dit jaar absoluut niet heen. Maar dat komt nog wel. Nog een ander verhaal.

Uiteindelijk weer door naar dat Friese dorpje van hierboven om van daaruit op zondag richting Nieuweschans te gaan. Voor die opening.

En afgelopen maandag? Nog even naar ‘ZWF Ontwerp’ in Bolsward. Daar waar ik al mijn alu-dibonds laat maken en waar ik wat ideeën te bespreken had met baas Geoffey Schippers. Over bijvoorbeeld Gubbio in Italië en mijn 70-Series. Raadselachtig? Zekers! Maar ook dat zijn komende verhalen.

met Geoffrey Schippers in de grote hal van ZWF Ontwerp

En wat ik tussen die twee weekeinden in heb gedaan? Werken natuurlijk. In mijn atelier. Tot volgende week.

TOOS

Hoe Plantin en zijn Garamond de wereld via Antwerpen, Nice en Middelburg rond maken


In 1546 stierf Maarten Luther, in 1555 drukte Christoffel Plantin zijn eerste boek en 462 jaar later stond ik vorige maand december even te wachten op een aantal kleurkopieën die een machine in hoog tempo uitspuugde. Cryptisch? Jazekers. Maar daarom niet minder associatief logisch.

portret van Christoffel Plantin

Want een paar weken geleden schreef ik over de Luther-expositie in het Museum Catharijneconvent. Daar leerde ik dat hij vijf jaar na publicatie van zijn 95 stellingen al de meest gelezen auteur in Duitsland was geworden. Mee natuurlijk dankzij zijn voor het eerst in het Duits vertaalde bijbel. Een bijbel die dan weer dankzij de boekdrukkunst wijd en zijd verspreid kon worden. Stel je eens voor dat dit nog had moeten gebeuren met handgeschreven exemplaren, de enige manier in de eeuwen daarvoor. Zou de Reformatie dan zo snel de Europese geloofswereld op zijn kop hebben kunnen zetten? Vast niet. De boekdrukkunst was voor Luther dus cruciaal, hoe arbeidsintensief dat drukproces toen ook nog verliep. En tegenwoordig? Nu stond ik op m’n gemakkie bij die machine te wachten op een stapeltje kleurkopieën van mijn nieuwjaarswens. Vanzelfsprekend gedrukt via een bestandje op een USB-stick. Over moderne zegeningen gesproken!

Museum Plantin-Moretus in Antwerpen

Dat besefte ik onlangs in Museum Plantin-Moretus in Antwerpen. De stad waar de hierboven al genoemde Fransman Christoffel Plantin (1520-1589) neerstreek, een drukkerij begon en in 1555 zijn eerste uitgave de wereld in stuurde. In dat prachtige drukkersmuseum ga je figuurlijk en letterlijk ver terug in de tijd. Omdat je er rondloopt in de oorspronkelijke woonruimten en drukkerswerkplaatsen van vele generaties  Plantin en Moretus, de aangetrouwde tak.

Steeds rijker wordend kochten ze uiteindelijk een carré van aaneengesloten eeuwenoude woningen bij elkaar rond een grote binnentuin. Nu is dat een grandioos monument uit de Gouden Eeuw van Antwerpen. Een toen van de handelslui vergeven kosmopolitisch  Antwerpen dat in die 16de eeuw bruiste aan alle kanten en een van de belangrijkste Europese havensteden was.

de binnentuin van het complex

Een vrijzinnig Antwerpen ook waar de humanistisch ingestelde Plantin zich goed thuis voelde en al snel zijn drukkerij opstootte in de vaart der volkeren en zelfs uitbouwde tot de grootste ter wereld. Met 22 persen en meer dan 80 werknemers. Met boeken op zowel religieus, humanistisch, taalkundig, kartografisch als wetenschappelijk gebied. Gedrukt in vele talen. Van o.a. Latijn, Grieks en Nederlands  tot zelfs Oud-Syrisch en Armeens. Echt ongelooflijk. Hoeveel verschillende soorten loden lettertekens moeten ze daar wel niet hebben gehad?

opslagruimte met de letterbakken

Daarnaast zette Plantin zelf nog een filiaal op in Leiden en werd hij zelfs officiële drukker van onze Staten Generaal werd. Achteraf gezien heel belangrijk omdat Leiden zich daardoor, na de oprichting in 1575 van de universiteit door Willem van Oranje,  tijdens de Tachtigjarige Oorlog tot een belangrijke en vrije drukkersstad  kon ontwikkelen.

Dat in tegenstelling tot Antwerpen. In 1585 was de stad weer in Spaanse handen gevallen. Veel protestantse kooplui verlieten de stad richting Noordelijke Nederlanden. Achteraf gezien betekende dat stuivertje wisselen van Gouden Eeuw. Amsterdam nam het havenstokje van Antwerpen over. Ook omdat die vervelende protestantse Zeeuwen en Hollanders nu tol eisten voor de toegang tot de Westerschelde. Een heffing die officieel pas in1863 werd afgeschaft. Maar om nou te zeggen dat ’t tegenwoordig helemaal pais en vree is tussen Vlaanderen en Nederland rond die Westerschelde? Niet echt toch? Nog steeds animositeit genoeg.

gravure over de bezigheden in een drukkerij destijds

schilderij van een proeflezer die de teksten controleert

Hoewel Antwerpen dus economisch wegzakte, wist die drukkerij van de Plantijnen en Moretussen zich goed te handhaven. De Officina Plantaniana had namelijk het recht kregen van de Spaanse regering alle religieuze geschriften voor hun rijk te drukken. Best een leuk contract als je beseft dat ook al die veroverde gebieden in Midden en Zuid-Amerika er onder vielen. Zodoende stond in Antwerpen de grootste drukkerij van de Contrareformatie. Maar aan alle moois komt ooit een eind. Meer dan drie eeuwen na de oprichting verkocht nazaat Edward Moretus drukkerij en gebouwen aan de stad Antwerpen. Nu dat stijlvolle en heel interessante Museum Plantin-Moretus.

de oudste nog bestaande drukpersen ter wereld

de privé-bibliotheek van de familie

Zo leerde ik er dat Christoffel Plantin ook de Garamond had ontworpen. Een lettertype dat nog steeds in zwang is. Toen ik dat las, had ik direct mijn Niçoise galerist/uitgever Jean-Paul Aureglia in zijn werkplaats voor ogen. De man met wie ik samenwerkte aan nieuwe uitgaven van onder andere de Divina Commedia en de werken van Homerus.

Griekstalige uitgave van Homerus, gedrukt in de Officina Plantiniana

De man die de teksten van zijn uitgaven nog ouderwets handmatig zet met loden lettertjes. Letters in van die letterbakken die ooit heel populair waren als wandversiering. En weet je welk lettertype hij daarin heeft zitten? De Garamond! Thuis in Middelburg staat dus een hele reeks livres d’art met daarin illustraties van mij en Franse teksten uit Nice in de Garamond, de letter die Plantin in Antwerpen ontwierp. Prachtig toch?

deel van galerie/werkplaats van Jean-Paul in Nice met ook nog een schilderij van mij

Tot volgende week.

TOOS

Sint Nicolaas en zijn Nederlandse mafkezen


Église Saint Laurent in Nogent-sur-Seine

Recent liep ik rond in de Église Saint Laurent in Nogent-sur-Seine en bedacht me ineens dat we in Nederland met z’n allen toch eigenlijk wel een uitzonderlijk en heerlijk stelletje mafkezen zijn. Dat ik in Nogent-sur-Seine was, een stadje in het champagnegebied, heeft een reden die hier nog wel eens ter sprake zal komen. Om bij voorbaat alcoholisch getinte misverstanden te voorkomen, ’t heeft niks te maken met dat bruisende spulletje.

De mafkezengedachte daar in Nogent hangt echter direct samen met de foto hieronder. Met daarop een schilderij dat al een paar honderd jaar in die Église Saint-Laurent hangt en waarop Sinterklaas staat afgebeeld. Twee keer zelfs.

schilderij met Sint Nicolaas, eind 18de eeuw

In het katholieke Frankrijk zie je die Saint Nicolas schilderijen veel meer dan in ons calvinistische landje. Net ook als in Italië. Maar ja, daar liggen dan ook zijn nog steeds ruim aanbeden, in de 12de eeuw uit Turkije weggeroofde oude knoken. Opgeslagen in een tombe van de basiliek van Bari. Ten minste, dat nemen we aan. Want van Turkse kant werd kort geleden ineens beweerd dat hij mogelijk nog steeds daar ligt. Heimelijk verborgen in een ondergrondse ruimte van de oude Sint Nicolaas kerk in het vroegere Myra. De plaats waar hij in de 4de eeuw bisschop was. In alle haast zouden de knokenrovers het verkeerde gebeente hebben meegenomen. Zie je dat al voor je? Erdogan die onze Nederlandse nationale heilige gaat uitbuiten!

archeologisch onderzoek in Demre (Turkije) aan de kerk van Sint Nicolaas

Maar waarom zijn wij eigenlijk een lekker stel mafkezen? Nadat Maarten Luther begin 16de eeuw allerlei godsdienstoorlogen op gang had gebracht met de verkondiging van zijn 95 stellingen, zijn we hier in Nederland een protestante natie geworden. Bij de beeldenstormen is op heel wat heiligenafbeeldingen de geloofswoede uitgeoefend. Weg ermee! Heiligen gaan we niet meer aanbidden. Duivelsgedoe! En wat zien we dit jaar? Komt er in Dokkum met een stoomboot zo’n heilige aan met een mijter met kruis op zijn hoofd en een kardinaalrode mantel om. Hoe katholiek wil je ’t hebben? Daarbij wordt hij ook nog eens door het stadsbestuur hartelijk welkom geheten en door duizenden ouders met hun kinderen uitbundig toegejuicht.

Toos van Holstein, steendruk St. Nicolas

Zouden ze dat destijds in datzelfde Dokkum met Sint Bonifatius ook zo hebben gedaan? Nou, zeker niet! Die werd door de ongelovige Friezen op gewelddadige wijze naar de hemelpoort van Sint Petrus verwezen. En nu? Nu staan al die protestanten en niet-meer-zo-erg-protestanten, ja, zelfs horden ongelovigen, een duidelijk katholieke heilige volop toe te juichen en te zingen. Hoe maf kun je zijn!

Oké, nu even serieus. Want eigenlijk heeft Sinterklaas zoiets best wel verdiend. Op dat schilderij staat hij op de achtergrond in vol kerkelijk ornaat bij een haven. Maar op de voorgrond geeft hij, anoniem gekleed, heel stiekem een geldbuidel aan een vader van drie dochters. Die kon zo zijn dochters redden van de prostitutie omdat hij voor geen van hen ook maar een losse duit als bruidschat te vergeven had. Tja, die goeie ouwe, romantische tijden. Zie hier gelijk ook de link naar die buideltjes met chocolademunten die de afgelopen tijd de Sinterklaasvakken in de supermarkt vulden.

Onze Sint verrichtte trouwens nog heel veel andere heldendaden. In stukken gesneden kinderen weer ongeschonden uit een pekelvat toveren. Of een kind redden dat per ongeluk door de moeder in een pan kokend water terecht was gekomen. Noem dat maar eens geen kindervriend. Of stoere zeemannen redden van een schip dat in een storm dreigt onder te gaan. En een hongersnood voorkomen door graan wonderbaarlijk te vermenigvuldigen. Zeg nou zelf, zo’n held verdient ’t toch om te worden toegejuicht?

reliëf in kerk in Nogent met de Sint die zeelieden redt van een heftige storm

Toch is dat toejuichen ooit wel kantje boord geweest. Want in onze 17de eeuwse Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden waren er behoorlijk wat van die stijf hervormde dominees die het klaarzetten van een klomp of schoen geloofsschennerij vonden. Profane afgoderij! Daar moest van hen zelfs een geldelijke boete op komen te staan. Maar gelukkig kwam ’t niet zover. We waren dan wel protestants maar er heerste officieel ook godsdienstvrijheid. Je mocht best katholiek zijn als je ’t maar niet al te uitbundig vierde. Zo was schilder Jan Steen (1626-1679) gewoon rooms. Maar hij moest wel kunnen leven. Daarom is ’t interessant dat hij zowel een katholiek als een protestants getint Sinterklaas- schilderij heeft gemaakt. At hij van twee geloofswalletjes? Waarschijnlijk wel. Hoe Nederlands wil je ’t hebben? Hieronder het katholieke schilderij.

Het meisje op de voorgrond heeft duidelijk een heiligenpop in handen. En het kleine kind rechtsboven houdt een soort speculaaspop van Sint vast. Nou niet direct reformatorisch. Maar op de protestante versie is al die roomsigheid plots verdwenen. Mooi toch? Die echte VOC-mentaliteit?

De vroegere geloofstweedeling speelt nu bij Sinterklaas geen enkele rol meer. Hoe kronkelig kan dus het historisch pad zijn. Wel schijnen er tegenwoordig wat probleempjes te zijn met Zwarte Piet. Maar dat is een ander verhaal. Tot volgende week.

TOOS

Top kunst van ongans rijke Amerikanen


 

Metropolitan Museum, New York
Metropolitan Museum, New York

Jeroen Bosch, Aanbidding door de Drie Koningen
Jeroen Bosch, Aanbidding door de Drie Koningen

Het Louvre in Parijs is groot, heel groot. Als je er ongericht begint te dwalen, kun je er heel goede vèrdwalen. Maar het Metropolitan Museum in New York kan er ook wat van. Ook gigantisch groot en ook daar raak je makkelijk de weg kwijt.

Waarom ik daar nu op kom? Allereerst was ik recent bezig met maken van een fotoboek over mijn verblijf in New York afgelopen november. En daarbij kwam ik in de lading foto’s gemaakt in het Metropolitan er eentje tegen van “De aanbidding door de Drie Koningen” van Jeroen Bosch. Over wiens moergrobben dus juist mijn blog van vorige week ging. Logisch bruggetje toch?

Met03 Dat wat conventionele werk zonder echte moergrobben hing er toen nog. Snel daarna zou het de reis over de Atlantische Oceaan richting Europa gaan maken voor de grote overzichtstentoonstelling van Bosch. Nadat het dus ooit eens juist de tegenovergestelde tocht had gemaakt. Net zoals een ongelooflijk grote hoeveelheid topkunst die in het Metropolitan Museum is te bewonderen. Want wat hebben die Amerikanen zich vroeger ongans gekocht aan Europese kunst! Maar ja, hoeveel ongans rijke staal, olie en bankbaronnen liepen er in de 19de en begin 20ste eeuw wel niet rond in de Nieuwe Wereld.  En al hun ongans grote villa’s moesten naar de mode natuurlijk worden opgeleukt met kunst van het Oude Continent. Kunst die later uiteindelijk vaak geschonken werd aan het in 1872 geopende Metropolitan Museum.

Met04

Nu staat daar dus aan de oostrand van het Central Park een reusachtig gebouw waarin je dagen kunt ronddwalen door millennia van wereldkunst. Egyptische, Griekse, Romeinse, Oceanische, Aziatische, Afrikaanse, Arabische en middeleeuwse tot en met 20ste eeuwse Europese kunst. Oh ja, ook nog oude muziekinstrumenten, fotografie en natuurlijk heel veel Amerikaanse kunst. Je komt tijd, ogen en concentratie te kort. Zeker als je, zoals wij, maar één dag hebt ingeroosterd. Zij het een hele. ’s Morgens erin en met donker er weer uit.

Dat erin leverde een nieuwe ervaring op. Negen jaar geleden was ik er voor het laatst. Toen was het museum nog gratis toegankelijk. Met in de hal grote bakken met een gleuf waar je biljetten en munten in kon doen als vrijwillige donatie. Die bakken werden heel veel genegeerd. Nu bleken ze verdwenen.

Met05

Moest je dus toch toegang gaan betalen? Nee hoor, ’t is in principe nog steeds gratis. Maar …… Ze hebben een heel slim concept ontwikkeld om aan veel donaties te komen. Je moet nu naar een toegangsloket waar je een op te plakken sticker krijgt met een kleurtje. Elke dag een andere. Achter de diensdoende lieftallige dame doemt in je blikveld een niet te ontwijken heeeel groot bord op met gesuggereerde toegangsdonaties voor een dagje rondkijken. $17 voor 65+’ers, $25 voor de jonkies. Maar je hoeft echt niks te betalen als je dat niet wilt. Elk bedrag van 0 tot iets is welkom. Slim toch? Want je moet psychisch wel heel sterk in je schoenen staan om die lieve mevrouw die jou je sticker met een grote glimlach overhandigt, financieel geheel te negeren. Zouden we zoiets ook niet eens als proef in Nederland kunnen proberen? En dan al die af en toe weer oplaaiende discussies over wel of niet gratis museumtoegang overslaan?

Ben je een keer binnen, dan weet je gewoon niet waar je moet beginnen. Een en al keuzestress, zoals dat tegenwoordig heet. Nou, oké, de Griekse en Egyptische tempels komen nog wel weer eens. Net zoals Afrika, Oceanië, Noord- en Zuid-Amerika en de afdeling wapenuitrustingen. Nee, op naar de Middeleeuwen en naar onze eigen Gouden Eeuw met een zaal vol Rembrandts. Waarbij “Aristoteles met de buste van Homerus”. Mij natuurlijk heel erg aansprekend vanwege mijn illustraties bij de Ilias en de Odyssee.

afdeling Middeleeuwen
afdeling Middeleeuwen

gewoon even een zaaltje vol met Rembrandt
gewoon even een zaaltje vol met Rembrandt

 

Rembrandt, Aristoteles met buste van Homerus
Rembrandt, Aristoteles met buste van Homerus

Ook op naar de oude Italianen, naar de Spanjaarden, naar Van Gogh, naar de Impressionisten, naar William Turner.

Rafaël, Madonna met kind en heiligen
Rafaël, Madonna met kind en heiligen

schilderijen van William Turner
schilderijen van William Turner

En naar een paar van mijn schilderheldinnen. Zoals Artemisia Gentileschi (1593-1653). Een dijk van een wijf die in de 16de eeuw als eerste vrouw ooit lid werd van de Accademia dell’Arte del Disegno in Florence. Een vrouw met een leven vol ups en downs, één groot avonturenverhaal.

Artemisia Gentileschi, Esther voor Ahasverus
Artemisia Gentileschi, Esther voor Ahasverus

Of zoals Rosa Bonheur (1822-1899) met haar iconische “De paardenmarkt”. Ook zo’n vrouw waaraan je een heel blog kunt wijden. Onconventioneel. Schilderend in mannenkleren op die Parijse paardenmarkt omdat ze anders teveel opzien zou baren. Want een vrouw schilderend in de buitenlucht? Aanstootgevend! De wereld , zelfs de Parijse, moest niet gekker worden.

Rosa Bonheur, de paardenmarkt
Rosa Bonheur, de paardenmarkt

niet iedereen heeft oog voor de kunst
niet iedereen heeft oog voor de kunst

Zo kun je daar in het Metropolitan Museum uren dwalen van het ene naar het andere topstuk. Alle belangrijke kunstenaars zijn vertegenwoordigd. Logisch dat het tot de drukst bezochte musea ter wereld behoort. Dankzij dus die puissant rijke Amerikanen die graag hun verworven kunst schonken en trouwens nog steeds schenken. Tot volgende week.

TOOS

 

De on-Nederlandse Oranjezaal


Huis ten Bosch in Den Haag
Huis ten Bosch in Den Haag

“Hé, fijn dat jullie er zijn.” Willem Alexander stond ons al op te wachten op dat beroemde bordes van Huis ten Bosch. “Ik had net al doorgekregen van de wacht dat jullie de poort waren gepasseerd. Zo werkt dat hier, korte lijnen.” De marechaussee had ons inderdaad vlak daarvoor, na onze paspoortcontrole, al doorgestuurd. “Max is net bezig koffie te zetten. Dat leek me wel gezellig voordat ik jullie de Oranjezaal laat zien. Jij, Toos, een cappuccino geloof ik en levensgezel een dubbele espresso, is ’t niet? Ja, je merkt, de koninklijke inlichtingendienst werkt voortreffelijk.”

deel van de Oranjezaal
deel van de Oranjezaal

Leuk bedacht natuurlijk. Maar zo werkt het dus toch niet helemaal.  Al is de beroemde Oranjezaal in het Haagse paleis Huis ten Bosch voor een beperkt aantal Nederlanders nu wel te bezoeken. Dat op zich is beslist bijzonder want normaal is dat voorbehouden aan de hotemetoten van het hogere bestuurlijke en bedrijfsechelon, aan de machtigen der aarde. Maar Huis ten Bosch wordt gerenoveerd en gerestaureerd om het helemaal up to date te maken als residentie voor het koninklijk gezin. Want koningen hebben natuurlijk een residentie, niet zomaar een woonhuis.

Oranjezaal, Koninklijke Paleis Huis ten Bosch, oostkant

Omdat zoiets een paar centen kost en die Oranjezaal al klaar is, vond men het van hoger hand een goed idee de zaal aan den volke te tonen. Helemaal mee eens! Uiteindelijk betalen we er toch met z’n allen via onze belastingen aan mee om dat 17de eeuwse paleis weer te laten stralen. Maar je kunt natuurlijk niet zomaar binnenlopen. Daarvoor is een website gemaakt waarop je kunt proberen kaartjes te bemachtigen uit het beperkte aantal dat beschikbaar is.En dat lukte wonderwel.

Dus gaven we op een morgen acte de présence. Twee keer paspoort tonen, ruim op tijd aanwezig zijn, keurig wachten tot de gids zijn groep van 15 mensen komt ophalen, wel de jassen uit want je weet natuurlijk nooit wat daarin of daaronder zit. Ook geen foto’s, absoluut niet. Dan eerst een film over het paleis zien en daarna tien minuten voor die beroemde zaal, geen minuut langer. Het schema is heilig en de groepen volgen elkaar in strak tempo op. Maar het is de moeite waard. Vooral omdat de schilderkundige overdaad van de Oranjezaal zo on-Nederlands is. De protestante Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden van de 17de eeuw met zijn, volgens de vele portretten, in zwarte kledij gehulde burgers is er in geen velden of wegen te bekennen. De grote stedendwinger Frederik Hendrik, prins van Oranje, met de verovering op de Spanjaarden van o.a. Oldenzaal, Maastricht, ‘s-Hertogenbosch, Hulst en Breda,moest na zijn dood in 1647 majestueus worden gehuldigd. Ook al was hij geen majesteit, maar slechts Stadhouder. Iets dat hem ongetwijfeld heel erg dwars heeft gezeten.

Frederik Hendrik,Amalia van Solms en hun kinderen
Frederik Hendrik, Amalia van Solms en hun kinderen

Al tijdens zijn leven trachtten hij en zijn Duitse vrouw Amalia van Solms de pracht en praal van Duitse en Franse hoven te evenaren. Kastelen met grootse tuinen liet hij bouwen, magnifieke feesten werden georganiseerd, een prachtige kunstverzameling werd aangelegd. Alles om de uitstraling van een machtig vorst te creëren in een toen economisch zeer florerende republiek die geen koning wilde hebben.

Van die oude pracht en praal rest tegenwoordig niet heel veel meer. De kunstcollectie is na de dood van Frederik Hendrik en Amalia uit elkaar gevallen. De rijk gedecoreerde kastelen en paleizen zijn verdwenen, vergaan tot ruïnes en afgebroken. Behalve dat Huis ten Bosch.

Daar kregen we nu, dankzij de bezoekactie, een glimp mee van het uiterlijk vertoon van de Oranjefamilie in die tijd. Stel je voor! Frederik Hendrik die in een zegekar, omstuwd door bewonderaars en bejubelaars, die Oranjezaal inrijdt op de grootste schildering daar. Je zou haast denken dat hij de Zonnekoning zelve was. Ongetwijfeld de bedoeling!De beroemde Vlaamse schilder Jacob Jordaens  mocht dit pièce de résistence uitvoeren.

deel van het schilderij met Frederik Hendrik op zijn zegekar
deel van het schilderij met Frederik Hendrik op zijn zegekar

Maar ook toen bekende kunstenaars als Jan Lievens,Gerard van Honthorst en Salomon de Bray voerden delen uit. Net als Cesar van Everdingen die de “Allegorie op de geboorte van Frederik Hendrik” maakte. Een werk waaruit duidelijk wordt dat de toekomstige stedendwinger was voorbestemd tot grootse daden.

Allegorie op de geboorte van Frederik Hendrik
Allegorie op de geboorte van Frederik Hendrik

In Frankrijk en Italië zijn nog aardig wat van dit soort zalen te vinden met een overweldigende overdaad aan schildersversieringen. In Nederland is dat er in feite maar één. Die Oranjezaal! Daarom ook is het zo’n belangrijk monument, een bijna letterlijk gouden overblijfsel van de Gouden Eeuw. Daarom ook mag die restauratie van Huis ten Bosch van mij een aardige grijpstuiver kosten. Ondanks het gemauw daarover van sommige politici in de Tweede Kamer. Dit soort monumenten uit ons verleden moet je gewoon eren. Oh zo!

2015-09-04 10:34:23 DEN HAAG - De Oranjezaal van paleis Huis ten Bosch. Het paleis wordt gerestaureerd. Voorafgaand aan de renovatie wordt de reeds gerenoveerde Oranjezaal tijdelijk voor publiek opengesteld. ANP REMKO DE WAAL

Huis 08

Tot volgende week.

TOOS

De Twee-Eenheid van Knokke en Kunst


Elk voordeel hep ze nadeel, om maar eens een van onze beroemdste hedendaagse Nederlandse filosofen te parafraseren, de onnavolgbare Johan Cruijff, . Want als je op de boulevard in Vlissingen staat, zie je heel duidelijk Knokke liggen aan de overkant van de Westerschelde. Nam je vroeger de veerdienst Vlissingen-Breskens, dan was de tocht erheen een fluitje van een cent. En je had zelfs nog even die twintig minuten van rust en zilte zeelucht snuiven op het dek tijdens de overtocht. Nu ligt er de Westerscheldetunnel en is het veer al heel lang verdwenen. Terneuzen blij. Maar van Middelburg naar Knokke? Kijk, daar hep je het nadeel van het voordeel. Geen zilte zeelucht meer en mooi vijf kwartier onderweg. Als het meezit dan en niet half België richting kust wil.

beeld aan de Zeedijk in Knokke
beeld aan de Zeedijk in Knokke

Hoe ik ineens zo op Knokke kom? Een paar dagen geleden was ik er weer eens. Voor de kunst. Een aantal jaren geleden gebeurde dat veel vaker. Toen werkte ik samen met een galerie op de beroemde Zeedijk van dat mondaine Knokke. Die boulevard waar het stikt van de galerieën. Want Knokke is zo’n chique badplaats waar kunst en kapitaal samenklitten. Waar geld is, daar is ten slotte heel vaak ook kunst. Dat begon in de Middeleeuwen al met de puissant rijke Roomse Kerk. Later deden ook de adel en opkomende burgerij in de rijke steden een flinke duit in het kunstzakje. Denk maar aan Brugge en Gent met de Vlaamse Primitieven als de gebroeders van Eyck en Rogier van der Weyden. Aan Florence en de Renaissance met Leonardo da Vinci en Michelangelo. Of onze eigen Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden en de Gouden Eeuw. En wat te denken van de bloeiende kunstenaarskolonie in het Zeeuwse Domburg? Zouden die kunstenaars daar echt alleen gezeten hebben vanwege het bijzondere licht? Of zou de zomerse aanwezigheid van adellijke en zelfs vorstelijke kringen daar misschien ook een ietsiepietsie aan hebben bijgedragen?

Knokke 2 Knokke 3

sfeer"beelden" op de Zeedijk
sfeer”beelden” op de Zeedijk

Vandaar dus al die galerieën op de Zeedijk in Knokke. De bekende en beruchte familie Lippens, inderdaad die van de failliete Fortis-bank, mag dan een behoorlijk deel van de plaats bezitten, vele anderen hebben er een tweede of derde huis. Daarvoor hebben ze hun bankrekening dan wel aardig moeten plunderen, maar op dat type rekening schiet er dan altijd nog wel wat over voor kunst. Ik heb er dan ook flink keertjes geëxposeerd, bij Art Gallery Natascha van Anne van Hoof. Maar Anne stopte er een aantal jaren geleden mee.

plek waar ooit Art Gallery Natascha zat en nu kunst rond Kuifje wordt gepromoot
plek waar ooit Art Gallery Natascha zat en nu kunst rond Kuifje wordt gepromoot

Net voor dat beroemde bankenrampjaar 2008. En net dus voordat Knokkense bankrekeningen er ineens minder florissant uitzagen. Sindsdien ben ik minder toegekomen aan het flaneren op de Zeedijk. Maar een goede reden dat toch af en toe nog weer eens te doen is de Art Nocturne. De beurs voor moderne kunst en antiek. Een paar jaar achter elkaar was ’t er niet van gekomen door verblijf elders. Nu echter had ik de mogelijkheid.

Zomaar een kunstbeurs midden in het vakantieseizoen is eigenlijk heel bijzonder. Niemand waagt zich daaraan, maar voor Knokke als badstad is het geen probleem. Juist in de zomer komt tout le monde er graag. Voor de wat hoger geprijsde blinkertjes, voor de juiste merkkleding, om gezien te worden in de cabriolet. Met het dak open natuurlijk. En dus ook voor de kunst.

ergens op de Art Nocturne
ergens op de Art Nocturne

Maar die kunst viel behoorlijk tegen. Eigenlijk wel passend bij het herfstige accent van het weer die dag. Tekenend voor de huidige situatie in de kunstwereld, het belachelijk dure segment bij de beroemd veilinghuizen buiten beschouwing gelaten, was dat er nauwelijks gerenommeerde galerieën aanwezig waren. Een paar jaar geleden waren ze er nog wel, nu niet meer. De gevallen gaten werden opgevuld met minder bekende kunstaanbieders die blijkbaar het beursavontuur wel wilden aangaan tegen een lagere prijs per vierkante meter standoppervlak.  Geen vooruitgang! Ook op de Zeedijk was dat het geval. Nog wel steeds veel galerieën, maar ….. Er waren zelfs leegstaande ruimten te huur. Dat heb ik daar in het hoogseizoen nog nooit meegemaakt. De economische crisis is dus zelfs aan Knokke niet voorbij gegaan.

Gelukkig mocht ik ’s avonds al die kunstmalheur wegspoelen met champagne en wegeten met een florissant koud buffet bij die ex-galeriehoudster van me, Anne van Hoof van die ex-galerie Natascha.

op bezoek bij Anne van Hoof
op bezoek bij Anne van Hoof

Met daarbij vanzelfsprekend het naar boven halen van de vele gezamenlijke kunstavonturen bij exposities, beurzen en klanten gedurende onze jarenlange samenwerking. En zo werd het nog heel laat in Knokke en nog veel later voor ik ergens midden in de nacht mijn bed kon opzoeken. Tot volgende week.

TOOS