Tagarchief: Gubbio

Hoe de Eugubini volledig uit hun dak gaan voor Sant’Ubaldo


de drie Ceri in de basiliek

Weken van tevoren, zo weet ik ervaring, merk je ’t al in de middeleeuwse straten van Gubbio. Overal hangen de heiligenvanen uit de ramen. ’t Gonst, ’t ruist. Groepjes van vooral mannen zijn op z’n Italiaans opgewonden in discussie bij de diverse bars. Want het Festa dei Ceri, het Feest van de Kaarsen, zit eraan te komen op 15 mei.

Maar eerst moeten op de 1e zondag van mei nog die Ceri uit de op de berg gelegen Basiliek van Sant’Ubaldo afdalen naar het Palazzo dei Consoli op de Piazza Grande.

Hoe opgewonden je daarvan al kunt worden? Vorig jaar stond levensgezel er middenin!

https://www.facebook.com/100001269337850/videos/300150018980854/

Maar dat is nog maar een lichte afspiegeling van wat er op 15 mei staat te gebeuren. Dan worden namelijk Sant’ Ubaldo, San Giorgio en Sant’ Antonio elk weer op hun eigen kaars, hun eigen Cero, bevestigd. Een jaar lang hebben ze alleen elkaar gehad, wachtend in de kleine Chiesa di San Francesco. Overigens wel in gezelschap van de daar in zijn eigen tombe liggende grote boze wolf die ooit door toedoen van de heilige Franciscus (1182-1226) een tamme, aardige wolf werd. Maar dat is een ander verhaal.

van links naar rechts San Giorgio, Sant’ Ubaldo, Sant’ Antonio
de tombe van de wolf in de kelder van het kerkje

Op 15 mei echter brengen ze, in een uitgebreide ceremonie op de Piazza Grande, herenigd met hun 4 meter hoge Ceri, alle Eugubini volledig in vervoering.  Mee ook dankzij twee Capitani te paard en drie Capodieci met elk hun eigen groep Ceraioli. Vorig jaar stond ik nog ergens aan het randje van de piazza, nu had ik via Giulia Rampini (lees vorige week) een eervolle uitnodiging van de burgemeester himself. Voor een speciale plek. Op een verhoging, geplakt tegen de muur van het stadhuis, het Palazzo dei Priori. Met een prima uitzicht op het geheel.

de uitnodiging van de burgemeester met, blijkbaar voor het gemak, mijn naam en die van levensgezel gemixt
de avond vooraf om al vast even het uitzicht te controleren
op de tribune 15 mei even na 9 uur ’s morgens
het uitzicht een paar uur later

Op Facebook zette ik vorige week al een kort filmpje van een heel klein onderdeel van die ceremonie.

https://www.facebook.com/100001269337850/videos/265275869313162/

Wel het deel dat een directe link legt met mijn brocche die nu in het Museo delle “Brocche d’Autore” staan. Maar zoals dat maar een onderdeeltje is, zo is die hele ceremonie weer een klein onderdeel van alles wat er die dag gebeurt. Zowel overal in de oude stad als uiteindelijk ook tegen de berg op. Van ’s morgens halfzes tot ’s avonds heel laat.

de ceraioli en aanhangers verzamelen zich ’s morgens vroeg al bij een van de stadspoorten
na de ceremonie op de Piazza Grande zie je overal in de stad deze beelden: wachten op wat er allemaal nog komen gaat
enig muzikaal vermaak daarbij kan natuurlijk geen kwaad
de jeugd vindt altijd een goeie plek bij het beeld van Sant’ Ubaldo
en ook lopen de ceraioli met hun Ceri apart van elkaar door de stad
waarbij het aanraken ervan een geliefde bezigheid is voor omstanders
en de grote hal van het Palazzo dei Consoli, voor één dag omgetoverd tot een gigantische eetzaal, langzaam weer leegloopt
want om 5 uur begint op de Piazza Grande de processie met het Statua di Sant’ Ubaldo
die in traag tempo door de stad trekt

Maar wat er ’s avonds tussen 6 en 8 uur gebeurt, slaat echt alles. Dan vindt in vier etappes La Corsa dei Ceri plaats. Dan verdienen de inwoners van Gubbio inderdaad hun benaming ‘de gekken van Gubbio’. In een moordend tempo, waarvan je bij het kijken alleen al moe wordt, rennen de Ceraioli, de dragers van de honderden kilo’s wegende Ceri, in elkaar steeds afwisselende groepen door de stad. Waarbij in de laatste etappe zelfs de honderden meters hoogteverschil naar de Basiliek van Sant’ Ubaldo over een slingerend bergpad moeten worden overwonnen. Een prestatie een Olympische  medaille waardig is. Hier een paar foto’s.

de gele ceraioli van Sant’ Ubaldo
de blauwe van San Giorgio
en de zwarte van Sant’ Antonio

Maar bewegende beelden tonen pas echt wat er allemaal gebeurt. Er moet maar eens een keert iets gebeuren met de opnames die levensgezel en ik de hele dag door hebben kunnen maken. Komt wel. Toch nu al nieuwsgierig? Dit zag ik op YouTube. Waar trouwens over de Ceri nog veel meer is te vinden.

En weet je wat nou het interessante is van dit alles? Eenmaal ’s avonds in de basiliek aangeland, worden Ubaldo, Giorgio en Antonio opnieuw gescheiden van hun dierbare Ceri. Om in een veel langzamere processie de omgekeerde weg af te leggen naar hun kerkje in de stad. Waar ze dan weer een jaar mogen doorbrengen bij die heel lief geworden wolf. Terwijl de Ceri tot de 1e zondag van mei volgend jaar boven blijven. Vlakbij de doorzichtige tombe van Sant’ Ubaldo. Waarin hij, ooit bisschop van Gubbio en nu al eeuwen stadsheilige, gebalsemd en wel tevreden voor zich uit ligt te staren.

Sant’ Ubaldo in zijn glazen tombe

Er zijn tradities die ’t waard zijn te blijven bestaan. Zeker als ze zo gezamenlijk beleefd worden, zo emotioneel, zo intens, zo totaal. En ondanks de vele liters Italiaanse wijn ook zo incidentvrij. Een volksfeest in de echte zin van het woord. En dat het nog lang onrustig bleef in de stad? Totaal geen probleem. Oh ja, en op de 1e zondag na 17 mei gaan de adolescenten los met een eigen mini-Ceri. Jong geleerd oud gedaan. Tot volgende week.

TOOS

Als enige Nederlandse kunstenaar in de collectie van het Italiaanse Museo delle “Brocche d’Autore”


de uitnodiging voor de expositie met rechtsonder mijn naam

Drie heiligen en dus ook drie brocche, drie kruiken. Drie brocche van mij, die nu staan te pronken in dat Museo delle “Brocche d’Autore”, het Museum van de “Kruiken Ontwerpers”. Drie brocche gewijd aan Sant’Ubaldo, San Giorgio en Sant’Antonio. Ubaldo,  de beschermheilige van de stad Gubbio, gekoppeld aan de kleur geel. Joris, martelaar en doder van de draak, gekoppeld aan blauw. En Antonius van Egypte, kluizenaar en vader van het kloosterleven, met zwart als kleur. De drie heiligen die elk jaar op 15 mei de hoofdrol spelen in HET feest van Gubbio, de overweldigende Ceri. Met weken van te voren al overal in Gubbio banieren en vlaggen in hun kleuren.

overal in de stad de banieren van de drie heiligen met hun eigen kleuren

Waarbij ze alle drie ook nog eens extra geëerd worden in dat museum waarvoor elk jaar drie uitverkoren kunstenaars naar eigen ontwerp drie aan hen gewijde brocche creëren. En dit jaar ben ik dus één van die drie.

de brocche in wording in het atelier

Maar hoe kwam ik daar? Of beter eerst, hoe kwam ik terecht in Gubbio? Dat verhaal start in de zomer van 2019. Toen werd ik in een tentoonstelling daar gekoppeld aan keramist Giampietro Rampini. Een gouden ontmoeting.

deel van de installatie die Giampietro en ik samen maakten, hij met zijn keramiek en ik met mijn kunst en lange banners

We hadden direct een geweldige klik waardoor ik voor het eerst in mijn leven keramiek ging beschilderen. Borden in eerste instantie. Vier weken lang in het atelier van Rampini Ceramiche d’Arte.

in discussite met Giampietro over een bord dat ik maakte

Daarbij werd ik ook nog verliefd op het prachtige middeleeuwse Gubbio. Pas in 2021 kwam ik er terug. Want weet je nog, 2020 Corona-Rampjaar? Weer voor vier weken. Om nu borden van eigen ontwerp te beschilderen, een ontwerp dat dat door kleitovenaar Daniele Minelli op zijn draaitafel perfect werd uitgevoerd. Want ook Daniele had ik in de tussentijd leren kennen. Weer een jaar later, 2022, ontstond in samenwerking met Giampietro en Daniele mijn ‘UOVO-Project’(zie video). Met als uitvloeisel daarvan die brocche.

Nu terug naar die Ceri. Bij dat eeuwenoude feest spelen drie met water gevulde kruiken een grote rituele en dus symbolische rol. ’t Hoe en wat daarvan komt wel in een volgend verhaal. Die kruiken worden elk jaar, naar een min of meer vaststaand ontwerp, opnieuw gemaakt. Ze worden namelijk in de menigte gegooid. Met andere woorden, heel blijven, nee, dat zit er niet echt in.

de Ceri-ceremonie met de kruiken, iets dat in een volgend blog wel terugkomt

Zo’n twintig jaar geleden ontstond het idee om een link te leggen tussen die drie rituele brocche en de wereld van de kunstkeramiek. Want Gubio kent al eeuwenlang een keramiekindustrie. Dus werden keramiekkunstenaars uitgenodigd om zich op geheel eigen wijze te laten inspireren door de brocche van de Ceri. En ziedaar het Museo delle “Brocche d’Autore”!

bij het museum en de affiche naast de ingang

Dat zich bevindt in hoge arcaderuimten waar bovenop het prachtige Piazza Grande en o.a. het gigantische 14e eeuwse Palazzo dei Consoli zijn gebouwd. Een palazzo dat nu het Museo Civico di Palazzo dei Consoli huisvest. Je moet het totale bouwwerk zien om echt te gaan geloven dat dit al in de 14e eeuw is gebouwd!

een van de ruimten van het museum aan de Via Baldassini in Gubbio
bovenop die arcaderuimten staan onder andere die vier grote bogen op de foto en daar bovenop is dan weer de Piazza Grande gebouwd met de twee palazzi rechts en links (links het Palazzo dei Consoli)

En nu, eeuwen later, staan er dus die drie brocche van mij. Waar ik in een ander verhaal beslist uitgebreider op terugkom.

op de voorgrond mijn brocche, met erachter de kunstenaars, burgemeester en andere belangrijke mensen in Gubbio, die bij de opening aanwezig waren

Wat zou het prachtig zijn geweest als mijn maestro, mijn keramiekleermeester Giampietro Rampini daar bij had kunnen zijn! Maar helaas, ik schrijf het met ontzettend veel pijn in het hart, Giampietro overleed afgelopen maart, aan leukemie. Al hebben we dan effectief maar 3x vier weken samengewerkt, deze unieke, warme, heerlijk chaotische Italiaan met z’n spraakwatervallen vond vanaf het begin gelijk een heel warme plek in mijn hart. En nu was hij er niet bij, bij de opening. Maar mijn brocche heb ik, naast die drie heiligen, als eerbetoon natuurlijk ook aan hem opgedragen.

Giampietro en ik in zijn atelier, hij gekroond met een van de brocche in wording
achter mijn brocche van links naar rechts Giulia (de dochter van Giampietro, die nu het atelier leidt), ik, Rosanna (de vrouw van Giampietro) en Daniele Minelli (de man die mijn brocche draaide in zijn eigen atelier, zie ook de video hierboven)
andere kant van de middelste brocche
nog een paar foto’s van de opening

Zoals ook de hele expositie aan hem is opgedragen. Want Giampietro heeft niet alleen veel betekend voor de keramiekwereld van Gubbio, hij was vanaf het begin sterk betrokken bij het museum en leverde in 2010 zijn eigen bijdrage met drie brocche. Zoals ik dat nu ook doe. En zonder hem zou er nu geen keramiek van mij in Nederland en in Italië te vinden zijn. Giampietro, als er al een keramiekhemel bestaat, hebben ze je daar ongetwijfeld met open armen ontvangen. Tot volgende week.

TOOS

Surrealistische wegen van Napoleon via Venetië naar de Roma


deel van Venetië met in de cirkel onderaan de groene punt van de Giardini

Stel dat ’t bij Napoleon een misgeboorte was geworden. Dan zou sowieso de Europese geschiedenis anders zijn verlopen. Maar is ’t ook de vraag of ik dan afgelopen mei op een zaterdag op het expositieterrein van de Biënnale van Venetië had kunnen rondlopen. Want wat deed hij na zijn verovering van Venetië in 1797? Juist dat terrein aan de oostpunt van de stad liet hij van moeras tot een groot openbaar park omtoveren. De Giardini. Nu grotendeels de Giardini Della Biennale. Omdat in 1895 een aantal andere grootdenkers een grandioos idee kregen. De toeristische aantrekkingskracht van de Dogenstad uitbuiten met de 1e Biennale Arte di Venezia. Waar toen al zo’n 200.000 bezoekers op afkwamen. Hoeveel dat er nu worden bij de 59e editie die nog tot eind november duurt? Met levensgezel en mij erbij vermoedelijk tegen de 600.000. Want dat was de afgelopen paar keren ook het geval.

toegang van het hoofdpaviljoen op de Giardini Della Biennale

Waarom ik er nu pas over begin terwijl ik er eind mei een paar dagen ronddwaalde? Ik ga opnieuw! In deze blogaflevering van begin juni kwam ’t al even ter sprake. Met de belofte dat dit andere verhalen gingen worden. Bij deze dus.

toegangshal van het hoofdpaviljoen

Want toen, op de terugweg van Gubbio naar Nederland met een auto vol keramiek, hadden we al besloten dat er absoluut nog een extra week Venetië diende te komen. Natuurlijk omdat Venetië mijn lievelingsstad is. En natuurlijk ook omdat ik al heel lang om het jaar elke nieuwe Biënnale bezoek.  Maar net zo goed omdat deze editie een heel speciale is. Niet omdat ’t door corona een triënnale werd, maar, heel belangrijk, vrouwelijke kunstenaars zwaaien er nu de scepter. Voor de allereerste keer zijn zij in de meerderheid! Helemaal passend in de kunsttrend om veel te lang weggestopte vrouwen eindelijk het podium te geven dat ze verdienen. Een podium dat hen in de op en door mannen ingestelde kunstwereld onthouden werd.

Voor het eerst in de Biënnale-geschiedenis kreeg namelijk een Italiaanse vrouw ’t voor het zeggen bij het samenstellen van de hoofdtentoonstelling. En deze Cecilia Alemani  besloot een groep vrouwelijke surrealisten, allemaal al dood, als uitgangspunt te nemen. Voor mij persoonlijk ook heel speciaal. Want daar was ze dan, Leonor Fini! Al heel lang één van mijn grote favorieten. Een poosje geleden nog schreef ik hier over haar.

van Leonor Fini een masker en een deel van een door haar ontworpen jurk
Fini die zelf die jurk draagt
Leonor Fini, olieverfschilderij ‘Vrouw gezeten op naakte man’ (1942)

En wat te denken van Dorothea Tanning die ooit zei “Vrouwelijke kunstenaar? Dat is net zo’n contradictio in terminis als mannelijke kunstenaar of olifanten-kunstenaar”. Maar vooral Leonora Carrington wordt in het zonnetje gezet omdat de titel van haar boek ‘The milk of dreams’ ook de titel van deze Biënnale is. Een boek vol met surrealistische kinderverhalen. Zoals over die jongen met vleugels in plaats van oren, over een man met een krokodil als vriend, over pratende stukken rottend vlees en allicht over een man met twee gezichten die vliegen eet.

Leonora Carrington, Portrait of the late Mrs.Partridge’ (1947), nog surrealistischer door de niet te vermijden weerspiegeling in het glas van de vitrine

Om die groep van overleden vrouwelijke surrealisten heen heeft Alemani vanuit allerlei werelddelen andere vrouwen naar het hoofdpaviljoen in de Giardini gehaald. Met soms heel intrigerend werk, soms goed en soms ‘mwah’. Maar dat blijft natuurlijk persoonlijk. Hier een keus uit wat me intrigeerde.

ik heb ’t niet zo op insecten, laat staan van deze grootte

Een echt hoogtepunt is de zaal van de onlangs overleden Paula Rego. Echt smullen! Dit jaar was er van haar ook nog een prachtige expositie in het Kunstmuseum Den Haag (lees hier mijn stukje daarover maar).  Dat zijn echt de parels waarvoor je naar de Biënnale gaat.

een veelluik van Paula Rego met daarin een poppenopstelling
detail
nog wat hoeken in haar zaal

Die waren er jammer genoeg in de rond het hoofdpaviljoen liggende landenpaviljoens niet veel. Regelmatig vroeg ik me echt af waar al die curatoren die er tegenwoordig allemaal voor hebben doorgeleerd nou eigenlijk mee bezig zijn? Nou, in ieder geval natuurlijk met kunsttrends. En vooral ook met kunst-politieke correctheid. Zoals dus kunst van minderheden die we, net als de vrouwen,hebben veronachtzaamd. Werk van zwarte kunstenaars, van en over de Roma (naast het n-woord bestaat er tegenwoordig volgens mij ook het z-woord), van en over de Sami (zoek maar eens op). Voor mij scoorden daarbij eigenlijk alleen het Amerikaanse en het Poolse paviljoen.

Amerikaanse paviljoen met werk van de zwarte vrouwelijke kunstenaar Simone Leigh
Poolse paviljoen met 12 grote wandkleden over de geschiedenis en het leven van de Roma, ontworpen door Malgorzata Mirga-Tas

En de rest? Af en toe best fotogeniek. Maar overtuigend? Ook al weer heel persoonlijk.

Maar goed, de volgende dag (en in dit blog volgende week) wachtte nog het Arsenale. Het tweede grote expositieterrein dat elke keer alleen al door de oude industriële ruimtes indrukwekkend is.

en na de Giardini met de vaporetto terug naar de stad

En voor de toekomst? Dat komende bezoek aan Venetië. Een stad die al een museum op zich is. Met daarbinnen, dat weet ik nu al, een aantal prachtige exposities in de palazzi. Marlene Dumas, nog meer surrealistische vrouwen, Anselm Kiefer, Anish Kapoor enz. Allemaal komende verhalen. Tot volgende week.

TOOS

De Pot, een toekomstig Rotterdams monument en waarom Frank Gehry nu wel de pot op kan


Depot Boijmans Van Beuningen

Voordat iets op de lijst van Rijksmonumenten kan worden geplaatst, moet het natuurlijk eerst wel zijn gebouwd. Een tikje bejaard worden is daarna ook een pluspuntje en dan is het maar afwachten of het ooit tot erfgoed wordt verklaard. Zoals bijvoorbeeld mijn pakhuis ´Holstein´ uit 1738. Vorige week schreef ik erover vanwege mijn deelname aan de nationale Open Monumentendag op zaterdag 10 september.

Laat ik nou recent een adembenemend nieuw, nog geen jaar oud gebouw hebben bezocht waarvan ik nu al weet dat het ooit een Rijksmonument gaat worden! De Pot in Rotterdam. Oh sorry, eigenlijk moet ik ’t hebben over het Depot Boijmans Van Beuningen. Maar ja, ´t is wel in Rotjeknor. Waar ze er heel goed in zijn om iets iconisch al snel een bijnaam te geven. Wel eens gehoord van de Hoerenloper? De fiets/voetgangersbrug die de moderne Kop van Zuid verbindt met vroegere hoerenbuurt en zeemanskwartier Katendrecht? Officieel de Rijnhavenbrug? Veel te saaie naam natuurlijk. Nee, dan de Hoerenloper, die naam vergeet je niet!

De Pot binnenin

Dus mocht je nu in Rotterdam horen praten over De Pot, dan moet je vlak naast het door renovatie voor de komende jaren gesloten Museum Boijmans Van Beuningen zijn. Een museumverbouwing die traditiegetrouw vast heel veel langer gaat duren dan gepland. Maar De Pot is een geweldige vervanger. Het eerste gebouw ter wereld dat een publiekstoegankelijke combinatie is van kunstopslagplaats, werkplaats en museum tegelijk. En daarbij zowel van buiten als van binnen een overdonderende architectonische creatie. Van het Nederlandse architectenbureau MVRDV. Een icoon tot en met.

een prachtige entree
om even een idee te geven van wat je zoal kunt tegenkomen

Ongeveer een maand geleden schreef ik hier over La Tour in Arles, een kunstje van de wereldberoemde architect Frank Gehry. Aan de buitenkant ook zo’n spiegelpaleis als De Pot, maar dan wel heel anders. Nou, die wereldberoemde Frank kan nu wel de pot op. In mijn ogen dan ten minste. Want wat MVRDV heeft geflikt is zo ontzettend veel beter, ingenieuzer en pakkender! Kijk maar.

overal glazen vloeren met opstellingen

Je kunt er natuurlijk niet verdwalen maar wel verrassend ronddolen. Even een hoek om en je staat ineens het atelier voor beeldenrestauratie in te koekeloeren. Of je kunt ineens een kamertje induiken waar je op een computerscherm door de museumcollectie kunt bladeren. Of je loopt een grote, nu nog lege ruimte in waar je bij een gigantisch groot raam uitzicht op Rotterdam krijgt. Of je drukt op een lichtknop en hebt plots uitzicht op een opslagruimte voor 3-dimensionale kunst. Of van schilderijen. Of je kijkt een vergaderruimte in met vanzelfsprekend design-verantwoorde stoelen. Over elk detail is nagedacht.

restauratieruimte voor beelden
opslag van 3-dimensionale objecten
opslag van en werkruimte voor schilderijen
uitzicht op Rotterdan
vergaderruimte

Dat een schilderij, niet echt verbazingwekkend, ook een achterkant heeft, willen ze in het Depot ook best showen. De prachtigste kunstschatten uit de museumverzameling hangen ergens in keurige rijtjes midden in de ruimte. Onze middeleeuwse Jeroen Bosch naast Amerikaan Jean-Michel Basquiat (1960-1988), nu één van de duurste moderne kunstenaars. En Rembrandt naast Nederlandse Fransman Kees van Dongen (1877-1968). Onze Jacoba van Heemskerck (1876-1923), als vrouwelijk kunstenaar steeds meer in de museale aandacht tegenwoordig, mag zich buur noemen van de veel bekendere tijdgenoot Edvard Munch (1863-1944). En allemaal tonen ze ook hun achterkanten. Een heel interessante manier van presenteren.

Jeroen Bosch links en Basquiat rechts
Rembrandt en Kees van Dongen
Munch links, van Heemskerck rechts

Net zoals trouwens al die ingebouwde vitrines op de gekste plekken, glazen kasten ergens in de hoogte of de laagte, glazen vloeren waarbij je over prachtige uitstallingen loopt. Je komt vele ogen te kort. Dat depot is een kunstdoolhof waarbij je telkens opnieuw tegen nieuwe verrassingen en gewaagde kunstcombinaties aanloopt.

zomaar ineens een zelfportret van Charley Toorop
en dan ineens loop je zo’n ruimte binnen
of een zaal met een keus uit de kunstcollectie van De Rabo-bank zoals deze installatie van Folkert de Jong
hoe zit dat daar nou eigenlijk?
of hier?
hoe ingenieus wil je ’t allemaal hebben

Zo kwam ik zelfs prachtige, zogenaamde lustroborden tegen van de soort die in de 16e eeuw door Mastro Giorgio werden gemaakt in Gubbio.  Door mijn verblijven daar als artist in residence weet ik dat als je begint over deze Mastro je voorlopig onder de pannen bent.

lustrokeramiek uit de 16e eeuw

En dan nog even over die tuin bovenop De Pot, met restaurant Renilde in het midden. Ze hebben er maar gelijk volgroeide bomen en struiken geplant. Zelfs zodanig dat die je af en toe het uitzicht ontnemen op de bekende Rotterdamse skyline.

weerspiegeling van de daktuin in de wand van het Depot
skyline van Rotterdam

Dat er ook dagelijks allerlei rondleidingen door de grote opslagruimten worden georganiseerd wist ik al wel, maar daar kwam ’t dit keer gewoon nog even niet van. Te veel, te indrukwekkend, te overdonderend. GAAN! Zeker op zo’n tropendag van 300 met binnen overal de thermostaat temperatuur van 210. Want het is natuurlijk wel allemaal waardevolle kunst! Zouden ze er deze winter nog 190 van maken om energie te besparen? Tot volgende week.

TOOS

Video van mijn ‘the UOVO Project’: 4 intense Italiaanse weken in 8 krachtige minuten samengebald


met Giampietro Rampini in zijn atelier met een van de objecten uit ‘the UOVO Project’

Rond half mei meldde ik hier voor ’t eerst dat ik me bevond in Gubbio. Die prachtige middeleeuwse stad in Umbrië waar ik een paar weken eerder was neergestreken. Maar dat moest toen nog even geheim blijven, ik moest namelijk eerst stevig broeden op een collectie héééél grote eieren. Uit mijn zogenaamde ‘Ei-project’. Dat ik nu, kwestie van voortschrijdend woordgebruik, heb omgedoopt in ‘the UOVO Project’. Klinkt veel leuker toch, met ’t Italiaanse ‘uovo’ voor ei? En daarbij, een internationale titel oogt natuurlijk ook stukken beter.  Zeker nu mijn video over dat project op YouTube net ‘in première’ is gegaan. Op mijn al een aantal jaren bestaand eigen YouTube-kanaal. Waar dus ook filmpjes staan van eerder plaatsgevonden kunstige zaken van mij. Maar dat terzijde.

Zogezegd  een zeer vers gelegd ei. ’t Was even flink persen maar met het resultaat ben ik heel tevreden. Wat ook geldt voor mijn eieren-draaier Daniele Minelli, de man met de gouden handjes, en Maestro Giampietro Rampini, de man zonder wiens technische kennis en keramiekovens ik dit project nooit had kunnen voltooien.

met Daniele bij mijn ‘the UOVO Project’ in wording

Met Daniele heb ik nu, net als met Giampietro, drie keer samengewerkt. En elke keer krijg ik meer bewondering voor wat hij doet en wat hij kan. Kijk gewoon maar eens alleen naar zijn handen in de video, of naar zijn intens gefocuste blik, naar zijn gemoedelijkheid, de vriendelijkheid die hij uitstraalt en zelfs dat gebruik van zijn kin bij het draaien! Pure klasse. Niet voor niets krijgt hij tegenwoordig opdrachten vanuit allerlei streken. Zoals bijvoorbeeld uit Parijs en zelfs Australië. En Middelburg dus.

nogmaals Daniele

En dan Giampietro! Italiaanser kan in mijn ogen bijna niet. Geen geweldige organisator maar een improvisator in optima forma. Als je zijn atelier ziet, zie je gelijk hoe hij is. Beetje chaotisch!

links achterin ben ik aan het werk op ‘mijn plek’
deel van het magazijn

En toch komt altijd alles prima voor elkaar. Met een nimmer aflatend enthousiasme, altijd bereid zijn kennis met me te delen, altijd openstaand voor allerlei ‘onmogelijke’ ideeën die opborrelen in dat associatieve brein van mij. Waarbij we dan na uitvoering ervan samen blij verrast zijn met de resultaten. Hij heeft in het verleden met bekende keramisten uit Engeland, Australië, Turkije en Iran samengewerkt. Maar de combinatie van mijn onbevangenheid en leergierigheid op keramiekgebied heeft tot een heerlijk speciale samenwerking geleid.

met Giampietro het resultaat bekijken na de eerste keer bakken in de oven

En nu dus maar afwachten of kunstliefhebbers ook zo blij verrast zijn met de uitkomsten van ‘the UOVO Project’. Bij de opening van mijn grote, nog tot 17 juli durende expositie ‘De Verwondering’ in Galerie Drentsche Aa in Balloo (zie deze aflevering) ging de kop er in ieder geval gelijk al af.

‘Uovo Unico’, te bekijken bij galerie Drentsche Aa

En aanstaande zondag 3 juli, bij de maandelijkse editie van onze onvolprezen Middelburgse Kunst en Cultuurroute, toon ik een aantal andere ‘eieren’ voor de eerste keer. Een Zeeuwse première dus. Komt dat zien! Ik zal er dan ook graag over vertellen. Van 1 tot 5 uur aan de Korendijk 56.

links ‘Uovo Toscana’en rechts ‘Uovo di Luce’, te bekijken in mijn atelier aan de Korendijk 56

Tot volgende week.

TOOS  

Tijdreizen? Een makkie! Oftewel waarom de Campari Spritz juist bij Bar San Martino zo goed smaakt.


de Via dei Consoli in Gubbio met uitzicht op een deel van de gevel van de Chiesa di San Domenico

Tijdreizen? Onmogelijk? Nee hoor. Fluitje van een eurocent.Tijdens mijn verblijf in het Italiaanse Gubbio in april/mei hoefde ik er alleen maar vanaf het terras van de Bar San Martino  de Piazza Giordano Bruno voor over te steken en door de grote deur de Chiesa di San Domenico  binnen te lopen. Oké, daar kwamen dan dus wel due santi aan te pas. Maar daaraan in Italië ontkomen? Dat kun je rustig vergeten. Laat ik dus eerst die twee heiligen maar eens langslopen.

  de Piazza Giordano Bruno ’s avonds

Die San Martino, onze Sint Maarten of Martinus, de Romeinse soldaat die zijn mantel letterlijk deelde met een arme zwerver, is de naamgever van de oudste wijk in het middeleeuwse Gubbio. En heeft dus ook zijn naam verbonden aan mijn Campari Spritz bar. De Bar Pizzeria San Martino. Onze stambar zogezegd. Ontdekt in 2019 bij mijn eerste verblijf in Gubbio, op wat we al snel ‘ons plein’ doopten. Het gezelligste, markantste plein van de stad. De terrasplek waar levensgezel me regelmatig heen sleept na een dag hard werken in het keramiekatelier van maestro Giampietro Rampini. Om bij te komen met een overheerlijke Campari Spritz. Let wel, geen zoetige Aperol maar lekker bittere Campari!!Met ook nog gratis hapjes. Maar daarover straks meer.

heerlijk bijkomen met een Campari Spritz en mijn e-reader op het terras van de Bar San Martino, met recht boven het dichtsbijzijnde glas de openstaande tijdreisdeur

Eerst nog die San Domenico, onze Sint Dominicus, stichter van de Orde der Dominicanen.  Maar dat dus niet alleen. Nee, ook geëerd met de naam van de oudste kerk van Gubbio. Die 12e eeuwse, in bouw best eenvoudige Chiesa di San Domenico. Met in de gevel  die speciale tijdreisdeur.

Als je daar door naar binnengaat, kom je echt direct in een andere tijd terecht. Eigenlijk in diverse tijden tegelijk. Want dat is het interessante aan oude Italiaanse kerken. Daar zijn geen 16e eeuwse  protestante beeldenstormen overheen gegaan zoals in onze Lage Landen. Of, zoals in Frankrijk, eind 18e eeuw de Revolutie. Met als gevolg heel wat vernielde kerkinterieurs.

het interieur van de San Domenico

Nee, In Italië konden ze ongestoord eeuwenlang hun kerken telkens weer aanpassen aan de modetrends. Van de Italiaanse Gotiek via de Renaissance, het Maniërisme, de Barok en Rococo naar het Neoclassicisme. Om maar wat stromingen te noemen.

Zo loop je in de San Domenico direct het begin van de 15e eeuw binnen. Met in de kapellen  links en rechts fresco’s van  ene Ottaviano Nelli (1375-1444?). Een echte Eugubino, geboren en getogen in Gubbio.

de fresco’s van Ottaviano Nelli

Ik had, eerlijk gezegd, voor 2019 nog nooit van hem gehoord, maar hij was wel wereldberoemd in Umbrië en wijde omstreken. In kerk na kerk schilderde hij fresco’s, muren vol fresco’s. In Gubbio alleen al in vier stuks. Allemaal min of meer bewaard gebleven. In Nederland zingen we uit volle borst hosanna bij elk kleinste stukje fresco dat nog ergens onder allerlei dikke lagen schilder en stucwerk te voorschijn komt. En daar in Italië, in Gubbio, in de San Domenico? Vierkante meters vol, gewoon zomaar voor je neus. Als begin van een kunstzinnige tijdreis. Want een paar stappen verder sta je oog in oog met de vrijwel onvermijdelijke Maria Magdalena. In 1612 geschilderd door Giovanni Baglione, in zijn tijd een bekend kunstenaar in Rome.

Maria Magdalena, olieverfschilderij van Giovanni Baglione (1612)

Laat ik nou net vorig jaar een paar blogs aan haar hebben gewijd toen ik in Frankrijk op een soort Maria Magdalena speurtocht was! Naar de Bijbelse vrouw die nooit heeft bestaan. Best magnifiek zoals het Vaticaan al eeuwen lang weet rond te strooien met fake news. Lees m’n stukjes er hier, hier en hier maar op na. Maar de tijdreisverrassingen houden niet op.

San Antonio Abate, terracottabeeld van Maestro Georgio

Want het terracottabeeld van San Antonio hierboven, gemaakt door Giorgio Andreoli (1470-1555), is echt heel bijzonder. Als mijn eigenste keramist Giampietro de naam van Maestro Giorgio uitspreekt, valt hij bijkans in aanbidding op z’n knieën. Zó belangrijk is deze in Gubbio werkzame keramist geweest in het vervolmaken van de zogenaamde lustro-techniek die vandaag de dag nog overal wordt toegepast.  Zijn keramiek vind je over de hele wereld terug in allerlei musea. En dan staat daar zomaar zijn ‘San Antonio Abate’ in een relatief eenvoudige kerk rustig een beetje voor zich uit te staren!

Echt één van de vele verrassingen op mijn tijdreizen in de San Domenico. Maar altijd was Bar San Martino vertrek of eindpunt voor levensgezel en mij.

door de tijdreisdeur weer terug naar de moderne tijd en de Bar Pizzeria San Martino op de achtergrond

Om daar, in de huidige tijd, met onze Campari Spritz in de hand de Commedia dell’arte van het Italiaanse leven gade te staan. Het leven zoals zich dat daar al eeuwen afspeelt. Op dat plein waar jong en oud zich mengt, waar iedereen elkaar kent, waar de laatste roddels en politieke nieuwtjes worden besproken, waar de dochter de oude moeder meeneemt voor een drankje, waar kinderen die stijl van leven van de oudjes meekrijgen. Machtig om dat gade te slaan.

effe bijkomen op de trappen van de kerk
weet je nog wel, toen …..
vrouwenproblemen?
wat ik nou toch heb meegemaakt!
je kunt er niet jong genoeg mee beginnen, met dat pleinleven in Gubbio
hier worden de wereldproblemen opgelost
hier vermoedelijk niet
foto’s vanaf ongeveer hetzelfde punt, de trap van de kerk, overdag en ’s avonds
herken je die regelmatige pleingangster rechts al?
leuke pleinfeestjes zijn natuurlijk ook nooit weg
ook nog maar even de stevige achterkant van de Chiesa di San Domenico

Vaak leenden die taferelen zich voor een tweede glas. Ook vanwege de uitgebreide happen erbij. Dan hadden we gelijk zoveel gegeten dat aan ons avondmaal was voldaan. Ontken maar eens dat gemak de mens dient. Tot volgende week.

TOOS

Hoe de Indiase vissers van Kovalam in het Drentse Balloo verzeild raakten: een ReisKunst-verhaal


‘Kovalam’ op de expositie ‘De Verwondering’ in Galerie Drentsche Aa in Balloo

Een kleurrijke vleug Zuid-India bij mijn expositie ‘De verwondering’ in het noordelijke Drentse Balloo. Een olieverfschilderij met de titel Kovalam, centraal op de foto hierboven. Met zo’n speciale titel zit daar natuurlijk een verhaal achter, een ReisKunst-verhaal.

Vier jaar geleden alweer trok ik een aantal weken rond in Zuid-India. En belandde daarbij ook in het allerzuidelijkste puntje van India, aan weerszijden omgeven door de Indische Oceaan. In Kovalam. Niet alleen een toeristische bestemming maar ook een vissersplaats. Zo een waar ’s morgens vroeg nog de vissers met hun houten bootjes hun verse vangst ter verkoop op het strand komen deponeren. Waarna die boten hutje mutje naast elkaar worden gelegd of het nabijgelegen strand worden opgetrokken.

 “In het zweet uws aanschijns zult gij brood eten”, om maar eens een toepasselijke zinsnede uit het Bijbelse boek Genesis aan te halen. En dat natuurlijk terwijl bezoekers op hun gemakkie plaatjes staan te schieten. In dat soort situaties kijk ik vooral, neem waar, zuig op en laat de kleurkegeltjes in mijn netvlies overuren maken bij het uitvoeren van hun taak.  Levensgezel laat dat dan weer over aan de pixels in zijn camera. Voor later, voor het digitaal geheugen.

De uitermate levendige en kleurrijke beelden die ik in Kovalam opsloeg in m’n grijze hersencellen  resulteerden uiteindelijk in mijn Middelburgse atelier in dat gelijknamige schilderij. Een echt ReisKunst-schilderij dus. Waarbij voor mij persoonlijk heel goed valt te herleiden hoe de compositie ervan tot stand is gekomen. Maar of dat voor ieder ander ook zo is? Ik heb het lichte vermoeden dat je daar een heel goeie spoorzoeker voor moet zijn. Tja, mijn kunstenaarsslogan, ‘for me art is travelling the mind’, is natuurlijk niet zomaar uit de lucht komen vallen. En toch, kijk hieronder nog maar eens goed naar dat ‘Kovalam’.

Toos van Holstein, Kovalam (olieverfschilderij, 110-150 cm)

Zo hangen er natuurlijk meer schilderijen waarin een ReisKunst-verhaal verscholen zit. Wie weet komen die nog wel eens te voorschijn. Hoe dan ook, onderstaande foto’s van de opening van ‘De Verwondering’ tijdens het afgelopen Pinksterweekeinde spreken nu al voor zich.

Met op die foto’s vanzelfsprekend ook de geëxposeerde resultaten van mijn ‘Ei-Project’. Het project dat ik een paar weken geleden afsloot in de Italiaanse keramiekstad Gubbio na een verblijf daar van een maand. Een project waar ik vast nog wel eens op terugkom.

drie van mijn ei-objecten uit de serie van mijn ‘Ei-Project’

Maar nu eerst even wat rust. Want vanaf half juni staat er al weer een andere onderneming op stapel. Iets met nieuwe steendrukken. Met natuurlijk ook een nieuw verhaal voor ergens in de toekomst. Tot volgende week.

TOOS

Een Kunst-op-Reis-verhaal óftewel  ‘Het Ei-Project’


Geen ReisKunst-verhaal dit keer (kijk voor de laatste aflevering in die serie maar eens hier), maar een verhaal over Kunst-op-Reis. Of beter gezegd Eieren-op-Reis, eieren die kilometers maken. Eieren die ik in de Italiaanse keramiekstad Gubbio heb gelegd voor mijn ‘Ei-Project’. In het keramiekatelier van maestro Giampietro Rampini. Eieren die kunnen navertellen dat in Italië buiten de autostrada’s om het kuil en hobbelgehalte in de Italiaanse wegen buitengemiddeld hoog is. Maar ook eieren die dankzij levensgezels rijvaardigheid  vorige week allemaal veilig in mijn Middelburgse atelier aanlandden. Want daar zit ik weer na zes heerlijke en werkzame weken te zijn weggeweest. Met een hoop uitgeladen eierdozen.

Gevuld met  goed ingepakte ei-objecten, gemaakt in mijn vier Eugubinese weken en vanuit Umbrië via Venetië, Oostenrijk, Duitsland en België uiteindelijk terecht gekomen op Walcheren.

Venetië? Zie ik hier en daar mogelijk wat wenkbrauwen opgetrokken worden? Vragen landkaartkenners zich nu af of dat niet een flink stukkie om is? Oh ja, zekers! Toch konden we ’t niet nalaten op de terugweg nog even twee dagen Venetië in te plannen. Voor de 59ste editie van beroemde Kunst Biënnale die daar eind april was begonnen. Met een coronajaartje vertraging. Maar dat worden zeker en vast een paar andere verhalen.

met de vaporetto via het Canal Grande onderweg naar de Giardino, het paviljoenterrein van de Biënnale d’Arte di Venezia 2022
er moeten weer ei-objecten worden ingeladen

Nu eerst het vervolg van ‘Het Ei-Project’. Die eieren zijn natuurlijk niet bedoeld om verder op te gaan zitten broeden, die moeten de komende tijd de wijde wereld in. Één exemplaar doet dat direct al. Net aangekomen in Zeeland zag iemand er zich gelijk al graag de nieuwe eigenaar van. Een paar andere, ik houd er voorlopig ook lekker nog een stel vast in Middelburg, zijn deze week opnieuw op reis gegaan. Naar het Drentse Balloo, naar galerie Drentsche Aa (https://www.galeriedrentscheaa.nl/). Wel in gezelschap van een flinke lading schilderijen.

en samen met de schilderijen bij Galerie Drentsche Aa worden uitgeladen

Vorige week schreef ik al over mijn nieuwe solotentoonstelling daar. Genaamd ‘De Verwondering’. En deze week dus kreeg galerist Jan Wekema die schilderijen samen met een paar van die bijna versgebakken-uit-de-oven eieren. Kon ie gelijk flink aan het werk om er een mooie expositie mee op te bouwen. Met olieverven, marouflé’s, mixed media, werken uit mijn ‘The 70-Series’ op alu-dibond, aluminium en kunststofbeelden. En dus ook keramiek!

twee van mijn nieuwe ei-objecten, vers uit de oven
advertentie in de KunstKrant van mei/juni, verspreid door heel Nederland

Als ik aanstaande Pinksterzondag 5 juni arriveer voor de officiële opening van de tentoonstelling (om 14.30 uur) ga ik me laten verrassen door wat hij er van heeft gemaakt. De twee zalen van zijn boerderijgalerie vol met Toos’en. Ook Pinkstermaandag verkeer ik daar nog tussen mijn eigen werk. Om belangstellenden te ontmoeten en te vertellen over mijn kunst.

En nog even terzijde, niet alle ei-objecten hebben die vele kilometers naar Nederland gemaakt. Er zijn drie achter gebleven. Drie heel speciale. Maar dat zou ook best nog wel eens een ander verhaal kunnen worden.

samen met maestro keramist Giampietro Rampini een blik op de in Gubbio achtergebleven 3 speciale ei-objecten

Tot volgende week.

TOOS

Balloo, the place to be tijdens Pinksteren, vanwege een artistieke wereldprimeur


Bezig in het keramiekatelier van Giampietro Rampini in Gubbio

Ik ben weer op de terugweg naar Nederland. Met een echte primeur achterin de auto. Een aantal keramische objecten uit mijn ei-project. En met in mijn herinnering vier intens werkzame maar ook zeer bevredigende weken in Gubbio. Lees en bekijk hier en hier de vorige twee afleveringen van dit blog er maar op na.

Maar rust en kalmte straks in Middelburg? Vergeet ’t! Ik moet gelijk weer aan de bak. Want in het Pinksterweekeinde van 4,5 en 6 juni start een solotentoonstelling van mij in het Drentse Balloo, een paar kilometer ten oosten van Assen. Een prachtig authentiek boerderijendorp met alle bebouwing in een groot ovaal aaneen geweven rond een open ruimte. Heel speciaal.

oude kaart met daarop duidelijk de vorm van Balloo te zien

In één van die boerderijen bevindt zich de Galerie Drentsche Aa van Jan en Hilde Wekema. Met wie ik alweer een aantal jaren samenwerk.

Galerie Drentsche Aa
overleg met Jan Wekema bij een eerdere expositie

Maar onze voor 2020 geplande solo expositie kwam er dus niet van. ‘Het virus’. Nu is ’t echter zover. Met daarbij zelfs een artistieke wereldprimeur. Want natuurlijk zijn een paar van die nieuwe ei-objecten van mij op de tentoonstelling te bewonderen.

Over dat project is vanzelfsprekend wel een en ander te vertellen. Maar waarom zou ik eigenlijk niet gewoon het persbericht gebruiken dat Jan de galeriedeur heeft doen uitgaan? Af en toe mag gemak best de mens dienen.

‘De verwondering’

expositie van Toos van Holstein bij Galerie Drentsche Aa

‘For me art is travelling the mind’ is al heel lang de slogan van Toos van Holstein, Nederlands Briljanten Kunstenaar van het jaar 2016. Maar zo zegt ze “om die slogan inhoud te geven, is het noodzakelijk het kleine meisje in mezelf te behouden en te koesteren. Zo’n nieuwsgierig meisje dat zich alsmaar kan blijven verwonderen over de wereld om zich heen, over wat ze daarin waarneemt”. Op die manier blijft Toos steeds nieuwe ervaringen opdoen, nieuwe ontdekkingen doen. Net zoals de Alice van ‘Alice in Wonderland’. Voor haar een blijvende inspiratiebron.

Alice, olieverfschilderij van Toos van Holstein (150-120 cm)

Vandaar dus ook die titel ‘De Verwondering’ voor Toos van Holstein’s solo expositie bij Galerie Drentsche Aa in Balloo. Een tentoonstelling waarin ze haar altijd weer herkenbare kunstenaarshandschrift tot uitdrukking laat komen in haar olieverfschilderijen, haar mixed media werken op aludibond en haar kunststofbeelden.

Maar Galerie Drentsche Aa heeft ook de nationale primeur van het nieuwe keramische werk van Toos van Holstein. Keramiek naar eigen ontwerp die ze nog afgelopen maand beschilderde in de Italiaanse keramiekstad Gubbio. Ook weer in haar stijl natuurlijk. Want wat Toos van Holstein ook creëert,  met welk materiaal dan ook, het blijft haar wereld.

detail van een van de ei-objecten

Een wereld die de kijker denkt te kennen maar die feitelijk alleen bestaat in haar rijke fantasie. Nog een citaat van haar: “Als ik vorm geef aan een moderne wolkenkrabberstad kun je je afvragen of dat nu New York of Chicago, Sjanghai of Hongkong is. Nou, eigenlijk geen van alle, die stad bestaat alleen in mijn verbeelding.” Net zoals dat het geval is bij schilderijen met haar lievelingsstad Venetië als onderwerp. Je ziet direct dat ’t Venetië is, die stad met haar unieke sfeer. En toch is de geschilderde plek er nooit en te nimmer te vinden. Want die bestaat namelijk alleen in Toos haar gedroomde Venetië.

Nebbia a Venezia, olieverfschilderij van Toos van Holstein (65-45 cm)

Nog steeds blijft de kunstenaar, net als dat kleine meisje, de wereld om haar heen gretig absorberen. De middeleeuwse steden van Zuidelijk Europa, de warme kleuren van India, de specifieke cultuur van Midden-Amerika, de diverse sferen van het Midden-Oosten, de drukke moderne metropolen. Dat alles sublimerend in die geheel eigen wereld van ‘for me art is travelling the mind’. ’t Mag dan ook geen wonder heten dat Toos bij de gerenommeerde landelijke verkiezing van Kunstenaar van het jaar 2022 behoort bij de 25 populairste kunstenaars van ons land.

Legendary, olieverfschilderij van Toos van Holstein (100-90 cm)

De officiële opening van de expositie vindt plaats op zondag 5 juni. Voorbezichtiging is al mogelijk op zaterdag 4 juni. Toos van Holstein is zelf aanwezig op Pinksterzondag en maandag 5 en 6 juni.

Galerie Drentsche Aa, Balloo 27, 9458 TA Balloo (Drenthe)

expositie ‘De Verwondering’  van Toos van Holstein  4 juni-17 juli

open vr, za, zo 13-17 uur en op Pinkstermaandag 6 juni

tel. 0592 241214

www.galeriedrentscheaa.nl

Daar heb ik op dit moment niks meer aan toe te voegen. Behalve dan dat ik hoop dat ’t tijdens de Pinksterdagen gezellig druk wordt in Balloo. Tot volgende week.

TOOS

Een ESPERIENZA SUPERBA in Gubbio


Tegenwoordig is een gebeurtenis al heel snel een ‘experience’, een ‘once in a liftetime’, een ‘super event’. Want én in het Engels én met ‘super’ ervoor ben je natuurlijk helemaal up to date in je spraakgebruik. Nou, een paar dagen geleden, op 15 mei, heb ik een echte ’ESPERIENZA SUPERBA’ meegemaakt. Het Festa dei Ceri, in het Italiaanse Gubbio. Vorige week gaf ik al even een voorzetje, maar ’t echt meemaken? Daar kan beslist niets tegenop.

Toen ik in juli/augustus 2019 door de kunst in het unieke Gubbio verzeild raakte, werd ’t me er door iedereen daar al heel snel op mijn hart gedrukt: ‘Toos, die Ceri moet je assoluto mee gaan maken’. En omdat ik toen het levendige, middeleeuwse Gubbio al in datzelfde hart had gesloten, was mijn voornemen snel gemaakt.

Maar ja, er kwam iets met corona tussen! Mensenmassa’s werden verboden dus het Festa dei Ceri ook. Dat heeft hier in 2020 en 21 ontzettend veel pijn gedaan, dat merk ik aan alles. Dus hoe groot was de opluchting dat het dit jaar weer werd toegestaan door ‘Rome’. Ze mogen, met enige beperkingen, weer bijna helemaal los! Want dat Festa ligt niet alleen al eeuwenlang volledig verankerd in de geschiedenis en cultuur van Gubbio  maar ook in het DNA van de Eugubino, de bewoners. Het word  je van baby af aan met volle paplepels, wapperende vanen, kleurige kledij, denderend tromgeroffel en spetterende voorfeesten al spelenderwijs ingeprent.

overal vanen in de stad met de bijbehorende kleuren van de heiligen
ook in de kledij van de kinderen
en af en toe een trommelfeestje
de drie heiligen waarom alles draait bij het Festa dei Ceri: in het midden Sant’Ubaldo (geel), links San Giorgio (basiskleur blauw) en rechts Sant’Antonio (zwart) met een vlam in zijn hand

Die drie beelden van stadsbeschermheilige Sant’Ubaldo, van drakendoder San Giorgio en van asceet Sant’Antonio moeten en zullen op hun ceri, hun pilaren, eens per jaar al hollend door de oude stad en tegen de berg op naar de Basilica di Sant’Ubaldo gebracht worden. Om dan ’s avonds laat in processie de berg weer af te dalen.

helemaal boven op de berg de Basilica di Sant’Ubaldo
de drie ceri die daar het grootste deel van het jaar staan

De drie ceri blijven dan wel achter in de basiliek. Die mogen pas het jaar daarop, op 1 mei, in een andere processie weer naar beneden.

in de processie naar beneden

Best logisch, toch? Of is dat een volstrekt verkeerde vraag? Ja, natuurlijk! Want zulke eeuwenoude tradities zijn ooit een keer met een idee begonnen, om daarna verder uitgebouwd te worden. Maar de eventuele logica erachter, zo die er al was, is natuurlijk lang geleden al in een dikke historische mist verdwenen. Nu is ’t gewoon zoals ’t is. En terecht. Waar zou onze cultuur zijn zonder mooie tradities? Vormen die er geen onverbrekelijk geheel mee?

Zo ook dus de happening op het Piazza Grande waar de ceri op 1 mei aankomen om daar ceremonieel het Palazzo dei Consoli te worden binnengedragen. Hoewel, ceremonieel? Bekijk het gigantische gekrioel en geduw maar eens waar levensgezel zich met levensgevaar in stortte.

https://www.facebook.com/TOOSvanholstein/videos/300150018980854/

Maar deze ceremonie is slechts een voorproefje voor die 15e mei. Dan pas gaan de Eugubino, na zich vooraf al een paar dagen ingefeest te hebben, echt hélemaal uit hun dak. Met een programma dat ’s morgens om half zes begint en ’s avonds onbepaald laat pas eindigt. Met daarbij de ceraioli in de hoofdrol. De drie groepen van stevige mannen (hoezo emancipatie, traditie is traditie!) die dat jaar uitverkoren zijn om de ceri te dragen. Een grote eer maar ook een volstrekte uitputtingsslag. Wat ze er overigens niet van weerhoudt om, samen met de andere Eugubini, Gubbio tot in de vroege uurtjes nog lang onrustig maar ook veilig te laten blijven. Ondanks alle gewring in de drukte heb ik geen wanklank meegemaakt. Echt een ongelooflijk mooi volksfeest! Hier wat foto’s.

ongelooflijke drukte in de straten

en op de Piazza Grande met allemaal belangrijke deelnemers op het bordes van het Palazzo dei Consoli
Piazza Grande
jong geleerd, oud gedaan

En een paar video’s. Eerst een korte eigen film die ook op Facebook staat en dan een paar prachtige professionele. Die moet je echt zien!!!

https://www.facebook.com/TOOSvanholstein/videos/389241303216003

Mijn keramist Giampietro brak ooit een keer een knieschijf toen hij als ceraiolo viel. Einde ceraioli-carrière! En mijn pottendraaier Daniele (lees vorige week) heeft er na een aantal jaren een punt achter gezet. Hij voelde dat zijn lijf het niet meer aan kan. Reken maar dat hij daarvan baalt.

de ceri tijdens een rustpauze op weg naar de berg
met de bijbehorende ceraioli, de dragers

En reken er ook maar op dat ik nog wel eens ga terugkomen op dit Festa dei Ceri.

Oh ja, en op 16 mei wordt dan nog de sterfdag van Sant’Ubaldo herdacht. Kun je ’s morgens bij de mis in de Basilica boven op de berg devoot en in alle rust bijkomen.

het lichaam van Sant’Ubaldo in zijn eigen basiliek

Tot volgende week.

TOOS

De Verrassing van de Twee Parallelle Ei-Werelden


Als iemand me een paar maanden geleden had voorspeld dat ik, zoals hierboven, begin mei in het Italiaanse Gubbio naast een meer dan menshoog stenen ei zou staan, zou ik net zo ongelovig zijn geweest als de Bijbelse Thomas. Natuurlijk wist ik dat ik eind april opnieuw voor vier weken in Gubbio zou neerstrijken. Dat was al lang geleden afgesproken. En natuurlijk wist ik dat ik in Gubbio met eivormen van keramiek aan de gang zou gaan. Want mijn twee eigen ei-ontwerpen op mm-papier waren via internet al terechtgekomen bij Giampietro Rampini.

Giampietro Rampini?  Ja, die! Mijn eigenste, in mijn hart gesloten keramist in het prachtige middeleeuwse Gubbio. Met wie ik de afgelopen jaren al een paar keer heb samengewerkt (lees bijvoorbeeld hier en hier en hier maar) waardoor ik ook de stad al aardig heb leren kennen.

Ik had zelfs al ideeën geschetst van wat ik met die  veertig cm hoge eieren wilde gaan doen als pottendraaier Daniele er acht stuks van had gemaakt voor Giampietro. Vier van de slankere en vier van de iets dikkere vorm.

samen met Giampietro bekijk ik hoe Daniele in zijn studio de laatste hand legt aan mijn eivormen
het resultaat staat klaar

Maar dat veel grotere en ook nog stenen ei? Hoe zit dat dan? Wel, begin maart werd er door Facebook zomaar een ei op mijn scherm gelegd. Wat bleek? Gubbio bezat al sinds 1976 een 2,30 m hoog, uit brokken steen opgebouwde eivormig beeld. Een monumentale sculptuur die toen als het eerste Italiaanse feministische kunstwerk in de openbare ruimte werd beschouwd. En dat kende ik helemaal niet!! Wat raar. Maar de verklaring bleek simpel. In 2004 was het holle ei in elkaar gestort tot een hoop losse stenen. Maar nu was het gerestaureerd. Reden om het ter ere van de 100ste geboortedag van kunstenaar Mirella Bentivoglio (1922-2017) in maart op de oorspronkelijke plek terug te zetten.

Om daar hernieuwd te getuigen van de rijke symboliek waarmee Bentivoglio het destijds had opgetuigd. Hier even haar heel lange verhaal heel kort gemaakt. “Het ei als oorsprong van het leven, maar wel met de naam ‘Voor de gestenigde overspelige vrouw’. Een hol ei ook dat het denkbeeldige gestenigde lichaam kan omvatten. Want hoeveel vrouwen, verdacht van overspeligheid, zijn er in het verre verleden  wel niet gestenigd? Maar tevens een ei dat kan worden gezien als een vredesverdrag tussen man en vrouw, als teken van gelijkwaardigheid. Daarbij, om Gubbio te eren, een ei opgebouwd uit de grijzige steen waarmee vrijwel het hele middeleeuwse centrum van Gubbio is opgetrokken.“

Gubbio by night

Oh ja, ook deed Bentivoglio nog onderzoek naar taal met in het bijzonder de letter ‘O’. Logisch dat de bevolking het beeld ‘Ovo’ ging noemen. Afgeleid van het Italiaanse uovo voor ei.

Nou, daar sta je dan als Toos van Holstein met je eigen ei-project. Gewoon omdat je die vorm zo mooi vindt en daarmee graag aan de gang wilt in het keramiekatelier van Giampietro. Of, of? Dat is ook weer niet helemaal waar. Want kijk maar eens naar onderstaande foto’s met al die kruiken in het Museo Brocche d’Autore in Gubbio (brocche=kruiken).

Daarin zit natuurlijk toch wel die eivorm. En dat museum bestaat echt niet zomaar. Dat heeft te maken met de diep gewortelde, eeuwenoude traditie van het Festa dei Ceri. Het Feest van de Kaarsen, een gigantische happening op 15 mei rond drie heiligen. Sant’Ubaldo als beschermheilige van de stad, san Giorgio (onze Sint Joris, die van de draak) en sant’Antonio abate (onze Sint Antonius van Egypte, de vader van het kloosterleven).

Wacht even! Op 15 mei? Ja, ook één van de redenen dat ik juist in deze tijd hier ben. Maar dat wordt een ander verhaal. Nu ben ik eerst nog druk bezig om mijn eigen eieren te leggen. Kijk maar.

bezig in het keramiekatelier van Giampietro Rampini

En daar sluipt dus toch langzaam aan de nodige symboliek in. Zelfs met Sant’Ubaldo, san Giorgio en sant’Antonio. Opnieuw een ander verhaal. Tot na 15 mei, tot volgende week.

TOOS

Met de Rembrandtkaart in de hand komt men door -bijna- gans Museumland


voorkant van de Rembrandtkaart 2022
‘De vaandeldrager’ van Rembrandt

‘De vaandeldrager’ van Rembrandt gaat binnenkort uitgebreid op reis door Nederland. En in deze blogaflevering ga ik op een kunstige reis langs Den Haag, Amsterdam, Arnhem, Assen, Leeuwarden en Axel. De verbinding tussen dit alles? De Vereniging Rembrandt en haar Rembrandkaart. Daarom leek bovenstaande titel, als parafrasering van het aloude ‘met de hoed in de hand komt men door het ganse land’, me wel toepasselijk.

Die Vereniging (https://www.verenigingrembrandt.nl/nl ) heeft al sinds 1883 het doel heeft om behoud, restauratie en uitbreiding van ons kunsterfgoed te ondersteunen.  Met particuliere fondsen en giften die er zijn ondergebracht.

een pagina van de website van de Vereniging Rembrandt

Een doel dat ik als persoon, als kunstenaar en als lid samen met zo’n 16.000 anderen volledig ondersteun. Persoonlijk krijg ik er ook nog wat voor terug. Zoals die Rembrandtkaart. Een soort Museumkaart maar dan anders. Met z’n allen echter krijgen we die Vaandeldrager-rondreis door al onze provincies cadeau. Omdat de Vereniging Rembrandt vorig jaar financieel heeft bijgedragen aan de verwerving van dat schilderij door het Rijksmuseum.

En dit jaar? Eind januari stond ik in het Kunstmuseum Den Haag voor dit onderdeel van een drieluik van Paula Rego (lees deze aflevering maar). En wat bleek in maart? Met ook weer financiële steun van de Vereniging Rembrandt heeft het museum dit werk kunnen aankopen. Die expositie bezocht ik natuurlijk gratis met mijn Rembrandtkaart . Net zoals trouwens Museumkaart-bezitters dat konden. Maar niet onaardig, levensgezel en ik betalen, als zogenaamde duo-gezellen van de club met elk een eigen kaart, minder dan voor twee Museumkaarten. Waarbij we dus ook nog eens bijdragen aan ons cultureel erfgoed. Mooi toch? Zeker ook vanwege nog veel andere extraatjes.

een grote Rijksmuseumzaal even helemaal voor ons alleen, samen dan wel met Marten en Oopjen van Rembrandt

Wat voorbeeldjes? Die foto hierboven. Een speciale avond enkele jaren geleden in het Rijksmuseum,  voor alleen Rembrandtleden.  Waarbij we ‘Marten’ en ‘Oopjen’ van Rembrandt op een bepaald moment helemaal  alleen voor onszelf hadden. Of de speciale lezingen over kunst. Of al mogen rondlopen in het gedurende vijf jaar lang verbouwde en uitgebreide Museum Arnhem voor de officiële opening op 13 mei plaatsvindt . Het museum met een prachtige verzameling 20ste eeuwse realistische kunst. En ook nog eens sterk gericht op vrouwen in de kunst. Een ander extraatje? Het mooie magazine dat elk kwartaal in de bus komt.

voorjaarsuitgave van het R-Bulletin van de Vereniging Rembrandt

Nog een financieel dingetje. Toen ik begin maart rondliep in het Drents Museum bij de expositie ‘Viva la Frida’ betaalden, zo las ik, Museumkaart-houders  € 10 extra. En levensgezel en ik? Niente, nichts, rien! Iets dat ik al vaker meemaakte. Een prachtige expositie trouwens, die Frida Kahlo expositie. Een prima aanvulling op de tentoonstelling vorig jaar in Het Amstelveense Cobra Museum over Frida en haar op-en-af-en-op-liefde Diego Rivera (hier beschreven). Wat foto’ uit Assen.

Ik sta altijd weer verrast van de prachtige exposities daar in Assen. Elke keer weet men er de grote tentoonstellingsruimte ingenieus anders in te richten.

op het bordes van het Princessehof in Leeuwarden

Een paar dagen later al toonde ik trouwens mijn Rembrandkaart opnieuw. In het Keramiekmuseum Princessehof in Leeuwarden. Mijn allereerste bezoek daar. Want sinds ik me in het Italiaanse Gubbio heftig bezig houdt met keramiek vul ik graag kennislacunes op dat gebied op. Wat een prettige noordelijke verrassing, dat museum. Gevestigd in een prachtig 17e eeuws stadspaleis van de stadhoudersdynastie van de Nassau’s. De dynastie waaraan ons koningshuis en dus ook Willem Alexander zijn ontsproten. Ook weer wat foto’s.

Maar, en dat moet ik eerlijk toegeven, af en toe heeft de Museumkaart z’n voordelen.  Zoals bij ‘Museum Het Warenhuis-museum Land van Axel’ in Zeeuws-Vlaanderen. Wel gratis toegang met de Museumkaart, niet met de Rembrandtkaart. Toch wilde ik erheen. Vanwege de Zeeuw Johnny Beerens. Hè, hoe, wat, wie? Die reactie kan ik me voorstellen. Want echt bekend is hij niet bij het grote publiek. Maar wel een fantastisch kunstenaar. Die met heel doordachte, ingewikkelde technieken een soort driedimensionale schilderijen maakt. Schilderij-sculpturen met zee en strand als inspiratiebron. Zijn werk kende ik al wel maar nu was er een overzichtstentoonstelling in dat Museum Het Warenhuis. Eigenlijk moet je zijn schilderijen in ’t echt zien. Maar hier toch ter illustratie een korte video en wat foto’s.

een paar details
detail

Conclusie van dit alles? Ik ga voor de Rembrandtkaart en de Vereniging Rembrandt. Vooral omdat je zo ons beeldende kunst erfgoed mee helpt ondersteunen. Een nobel streven toch? Daar waar de overheid heel erg heeft gesneden. Tot volgende week.

TOOS

Eet ik zomaar uit mijn eigen bord en  nog veel meer keramische gevolgen


Uit je eigen bord eten bij een ander. Zonder dat eigen bord mee te hoeven nemen.  Beetje vreemd? Nee hoor, helemaal niet. Want een poos geleden schreef ik hier over een opdracht die ik had gekregen. Een aantal borden naar mijn eigen ontwerp laten maken in Gubbio (Umbrië) en ze daar ook beschilderen in het atelier van Rampini Ceramiche. Borden bedoeld om én de smaakpapillen én de kegeltjes in het netvlies van onze ogen te behagen.

Zulke borden wijd je natuurlijk niet in met wierook en wijwaterkwast. Nee, daar moet een exquise maaltijd aan te pas komen. Dus toen de opdrachtgevers, aan mij als maker en levensgezel als grote ondersteuner, vroegen deel te nemen aan dat inwijdingsproces was het antwoord duidelijk. Ja, graag! Want culinaire kwaliteiten kunnen onze gastheer beslist niet ontzegd worden. En daarbij hadden zijn levensgezellin en hij ook net een volledig nieuwe, van alle kookgemakken voorziene keuken  laten installeren.

in verband met de privacy heb ik onze gastvrouw en heer maar onthoofd

We zijn zeer tevreden huiswaarts gegaan. Want al ben ik natuurlijk niet onbevooroordeeld, ’t at heel lekker van ‘mijn eigen’ kleurrijke borden. In de loop van dit jaar ga ik trouwens weer richting Gubbio (waarover straks meer) en nieuwe borden kunnen altijd weer gedraaid worden door Daniele, de pottenbakker daar. Voor de goeie verstaander,  ’t is maar een hint!

Voor een andere liefhebber van mijn werk hoef ik overigens geen eetbord meer te laten maken. Hij geniet al jaren mijn schilderij ‘Yatchilan’ (hieronder). Toen hij zag dat ik dat onderwerp afgelopen herfst ook had gebruikt op één van mijn in Gubbio beschilderde borden waren hij en dat bord gelijk verkocht. Dat móést hij hebben. Nu zit hij ’s avonds bij het eten dubbel te genieten. Van zijn bord en van zijn schilderij.

het schilderij en het bord ‘Yatchilan’

Zo merk ik dat die nieuwe keramiektak bij mijn kunstactiviteiten veel positieve reacties oplevert. Tijdens het openingsweekeinde van de Kunstroute Middelburg op 5/6 februari vertrok er opnieuw een enthousiasteling met een bord. Maar niet na mij eerst met bord vereeuwigd te hebben. Heerlijk, dat soort veren in mijn achterwerk.

Binnenkort gaat mijn keramiek voor het eerst ook het galeriecircuit in. Noor van de Ven, galerie-eigenaar van Galerie Persoon in Eersel, wil er wel een paar showen op haar zogenaamde ‘Great Wall of Small’  waarop ook al een enkele werken uit mijn ‘The 70-Series’ pronken. Binnenkort dus misschien wel met ‘Jerubylon’ en ‘Città’. Want natuurlijk geef ik al mijn keramiekcreaties ook een titel.

links ‘Jerubylon’, rechts ‘Città’

Maar ’t draait echt niet alleen om borden. Van de vazen die ik maakte, staat er nu ook al een in Nijmegen. En over een poos gaan er nieuwe bijkomen. Want Giampietro Rampini en ik hebben het plan opgevat om een serie grotere vazen/kruiken te gaan maken. Een idee dat niet zomaar uit de lucht is komen vallen. Maar dat wordt nog wel een ander verhaal. Daardoor ben ik nu af en toe bezig in een schetsboekje om ontwerpen te maken. Want dat is de bedoeling. Ik maak een ontwerp, Daniele van hierboven gaat aan het draaien en in Giampietro’s atelier ga ik ze daarna beschilderen. Dus als ik weer eens een ideetje heb, ga ik er even voor zitten met dat schetsboek op schoot. Wat ’t uiteindelijk gaat worden? Langzamerhand beginnen die ideeën vorm te krijgen.

Wat ik al wel zeker weet is dat ik over een aantal maanden weer in Gubbio zit. Ik kijk er nu al naar uit.

vorig jaar in het atelier van Giampietro

Tot volgende week.

TOOS

De staart van Dante700, zijn botten en de Mohammed-kwestie


Toos van Holstein, Paradiso (met de hand beschilderd bord)
het programma van ‘La Varia Fortuna di Dante in Italia e in Europa’, 17 lezingen in 3 dagen over Dante met daar tussenin die expositie en overhandiging

Zonder Dante was bovenstaand bord van mij niet ontstaan. Zonder Dante was er nu geen kunstwerk van mij aanwezig geweest aan de Universiteit van Perugia. Zonder Jean-Paul Aureglia, eigenaar van Galerie Quadrige in Nice, trouwens ook niet. Want een paar weken geleden was hij in die hoofdstad van Umbrië. Voor het drie dagen durend symposium ‘La Varia Fortuna di Dante in Italia e in Europa’. En om er met een kleine expositie zijn door de universiteit aangekochte Franse editie van La Divine Comédie te overhandigen. Mee ook door mij geïllustreerd. ’t Is ten slotte nog steeds Dante700. Met een heel jaar lang van alles rond Dante’s 700ste sterfjaar. Ik schreef er bijvoorbeeld hier en hier al eens over. Wat had ik er graag bij willen zijn. Maar ja, dat zat er reis- en tijdtechnisch gewoon niet in.

Overigens, wat kilometers noordoostelijker, in Gubbio, bevindt zich sinds oktober ook die Franse Divine Comédie. Oké, niet helemaal, maar alleen het deel uit het Purgatoire met mijn zeefdrukken. ’t Leek me een leuk idee dat te schenken aan de beroemde Biblioteca Sperelliana daar.

de directeur van de Biblioteca Sperelliana met mijn boekgeschenk aan de bibliotheek en nog een paar borden van mij voor de show

Gevestigd in een prachtig groot en eeuwenoud kloostercomplex. Met in de beveiligde kelder een gigantische hoeveelheid oude folianten. Waarbij natuurlijk uitgaven van en over Dante. Mijn aanvulling werd door de directeur in grote dank aanvaard. En dat er in de bibliotheek een expositie over Dante was? Allicht! Dante700, nietwaar.

in het heilige der heiligen van de bibliotheek, met in het midden een geweldig grote, bruine uitgave over Dante
onderdeel van de expositie over Dante met een prachtige kast waarin de gehele tekst van het Purgatorio uit de Divina Commedia

In heel Italië vond je ze, die Dante-exposities. Daarom wilde ik tijdens onze Gubbio-weken in september/oktober ook persé naar Ravenna. Niet alleen vanwege de wereldberoemde Romeinse mozaïeken (dat wordt nog een ander verhaal), maar ook omdat Dante er stierf in 1321. Met als gevolg een kapel waar zich zijn gebeente bevindt, direct naast het aan hem gewijde Museo Dante.

bij de tombe van Dante met daarin zijn gebeente in een Romeinse sarcofaag
binnenplaats van het Museo Dante

Eigenlijk zijn die botten van hem een soort heiligenreliek geworden. Ongelooflijk zoals daarmee is gerommeld, zo bleek in ’t museum. Eerst begraven geweest in een oude Romeinse sarcofaag buiten het klooster van de Basilica di San Francesco en eind 15e eeuw naar binnen gehaald. Maar begin 16e eeuw stiekem verborgen omdat Dante’s geboortestad Florence zijn overblijfselen opeiste. De Florentijnen vonden dus een lege sarcofaag. Lekker puh! In de loop van de 17e eeuw opgeborgen in een houten kist en eind 18e eeuw terug gelegd in de oorspronkelijke sarcofaag. In de nieuw gebouwde kapel zoals die er nu nog staat.

het houten kistje waarin Dante’s botten ook opgeborgen zijn geweest

Maar in 1810 opnieuw verborgen op een heel geheime plek. Vanwege de Franse bezetting door Napoleon. Die had een goeie hand van weggraaien van kostbare kunst en andere schatten. En daarna? Oh jé, waar was nou die geheime plek ook al weer? Pas in 1865 teruggevonden tijdens restauratiewerkzaamheden rond de viering van Dante’s 600ste geboortejaar. Dante600 zeg maar. Toen voor het publiek een aantal maanden tentoongesteld in een glazen kist.

de glazen showkist waarin zijn botten voor het publiek werden tentoongesteld

In 1944/45 weer uit de sarcofaag gehaald en verborgen onder een hoop aarde. Vanwege angst voor beschadiging door bombardementen van de geallieerden. Hoezo rust in vrede!

de hoop aarde waarin zijn botten waren verborgen tijdens de laatste jaren van de Tweede Wereldoorlog, met gedenkstaan daaraan
nog wat plaatjes van het Museo Dante

Maar er was natuurlijk nog veel meer ‘Dante’ in Ravenna? Zoals ergens in het wild deze speelse affiche en dat schilderij in het restaurant.

gewoon ergens op straat
in een restaurant waar we aten

Of deze tentoonstelling. Een onvermoede verrassing in een groots paleis.

opnieuw van die grote Dante-koppen zoals ze ook in het Museo Dante stonden
kunstwerken geïnspireerd door de gravures van Gustave Doré

Prachtig toch, die koppen. En prachtig ook die kunstwerken geïnspireerd op de geweldige serie gravures die Gustave Doré (1832-1883) ooit maakte bij de Divina Commedia.

Hierdoor moet ik ineens weer denken aan het Vlaams/Nederlandse Dante schandaal begin dit jaar. Want Doré maakte in die serie ook een gravure waarin de profeet Mohammed voorkomt (met zijn neef Ali). Zie de figuur in het midden met opengereten borst.

gravure van Doré met in het midden Mohammed en voorop Ali, Dante en zijn gids Vergilius kijken ernaar

Deze scene komt voort uit Canto 28 van het Inferno. Waarin het lot wordt beschreven van schismaveroorzakers  in het christendom. In Dante’s tijd dacht men namelijk nog dat Mohammed een afvallige christelijke priester was die een splitsing in het geloof had veroorzaakt. Onder andere deze regels vind je daar:

‘Zie mij, Mohammed, aan:verminkt als geen!

Voor mij gaat Ali, met het hoofd gespleten

Van kuif tot kinnebak; hoor zijn geween.

Ook ieder ander hier, laat ik u weten,

Heeft twist en tweedracht op de aard verspreid;

En daarvoor worden wij uiteengereten’

(vertaling Ike Cialona en Peter Verhagen)

Nooit een probleem geweest voor vertalers. Nooit! Tot dit jaar. Toen bleek in een nieuwe Nederlandse vertaling Mohammed ineens verdwenen te zijn. De Twitter-beer brak los! Maar volgens de uitgeefster ‘had dit anonimiseren van de profeet Mohammed er wél voor gezorgd dat het verhaal niet onnodig kwetsend zou kunnen zijn voor een lezersgroep die zo’n groot onderdeel uitmaakt van de Nederlandse en Vlaamse samenleving’. Tja!! Op die manier krijgen geschieds- en literatuurherschrijvers  er een lekkere kluif aan om de wereldliteratuur van alle eeuwen te kuizen en te herschrijven. Best netjes uitgedrukt, toch?

Nog een extra staartje Dante700? Geen probleem. Het Italiaans Cultureel Instituut in Nederland zet nu elke dag een nieuwe, korte video op YouTube waarin een deel van de Divina Commedia ter sprake komt. Kijk maar.  Echt leuk! (voor de inleidende video https://youtu.be/j6beUtGD7LE )  

Tot volgende week.

TOOS

Avventura artistica italiana òftewel Het Italiaanse Improvisatietalent


Tegen mijzelf ‘Toos, laat los, komt goed’. En levensgezel met nog wat extra massage ‘Toos, ze zijn hier heel goed in improviseren en gewoon wat minder in organiseren. Dat ‘hier’? Italië, Gubbio. De aanleiding? Een keramiek-opdracht. De afloop? Straks!

Gubbio nu, met de grootste kerstboom ter wereld, bestaande uit een lichtinstallatie liggend op de berg achter de oude stad

Die opdracht? Een behoorlijk kooklustig persoon was behoorlijk enthousiast over een speciaal eetbord-ontwerp van mij dat ik, als ’t effe kon, in Gubbio wilde gaan realiseren. In het keramiekatelier van Giampietro Rampini waar ik twee jaar geleden al eens vier weken had doorgebracht en dat nu weer ging doen. Even terzijde, ‘doe mij maar zes van die borden’ had opdrachtgever gezegd.

een voorontwerp van het bord, dat daarna nog diverse stadia heeft doorlopen

Het ontwerp had ik al ruim van te voren naar Gubbio doorgeseind. Dan kon GP, Giampietro, zich er met zijn pottenbakker Daniele, die ik ook van twee jaar geleden kende, al vast over buigen. Probleempje, ik kreeg ik geen reactie, ook niet na nog een kleine herinnering. Daar ben ik overigens bij GP al wel aan gewend geraakt. Hij is niet zo’n e-mailer en had ’t vast druk-druk. Nou, dan maar in Gubbio zelf.

Daar bleek hij mijn bericht wel te hebben gezien, maar ja, inderdaad druk-druk en nog wat andere problemen. Sorry, sorry. En GP kan ik gewoonweg niks kwalijk nemen, daarvoor is hij veel te aardig.

overleg met Daniele en Giampietro

Twee dagen later zaten GP, levensgezel en ik einde middag in het pottenbakkersatelier van Daniele. Dan was hij even vrij. Want ook druk, druk, druk. De opdrachten stroomden binnen, zelfs vanuit Australië. Er bleek namelijk een groeiende belangstelling te zijn voor het echte handwerk boven alle fabrieksmatige keramiek. Eigenlijk had hij voor mijn opdracht geen tijd.  En toen kwam dus dat Italiaanse improvisatietalent tot volle bloei. Van onze uitgebreide Italiaans/Engelse conversatie geef ik nu een zeer sterk ingekorte versie.

‘Oei Toos,  die borden met doorsnee van bijna 40 cm, met flink brede randen en met een eivormig kuiltje in de bodem? Technisch mogelijk maar ik heb nauwelijks tijd. Of, wacht even.’ Daniele dook ergens een rommelruimte in en kwam te voorschijn met een soort mal waarop handmatig wel een bord gekleid kon worden.

Daniele heeft die mal te voorschijn getoverd

‘Daarop kan mio padre wel al een beginvorm maken’. Zijn vader, van wie hij de zaak heeft overgenomen, helpt hem af en toe nog wel eens. ‘En dan maak ik zelf de rand nog wat breder, dat kost niet zoveel tijd’.

foto uit 2019 met de vader van Daniele op de achtergrond

Nou, goed idee natuurlijk. Maar dan dat eivormige kuiltje? Dan moest er eerst nog wel apart een losse, behoorlijk hoge onderrand tegen het bord worden aangedrukt.  Pas daarna kon hij die kuil in de nog weke platte bordbodem naar beneden duwen. ’t Was ten slotte niet de bedoeling dat het bord op dat kuiltje stond te wiebelen. ‘Oké, komt voor elkaar. Maar weet dat papa maar een paar borden per dag kan maken en dat ze, als ik ermee klaar ben, ook nog drie dagen moeten staan te drogen.’ Tja, wat moet dat moet.

de hand van Daniele die in een eerste experiment de eivorm maakt, die in het uiteindelijk ontwerp een kwartslag is gedraaid
ja, zo moet ie gaan worden!
de eerste exemplaren liggen nog wat verder te drogen in het atelier van GP

Een week later konden we de eerste borden ophalen. Ik helemaal blij natuurlijk. Maar dan moest GP ze eerst nog dompelen in een wit kalkbad waarna ze opnieuw moesten drogen en voorgebakken worden voor ik aan de gang kon. En vergeet de baktijd in de oven daarna niet.

de borden worden ondergedompeld in het kalkbad
en bij het voorbakken kan dan ook dit wel eens gebeuren
een van de borden voordat die de oven in ging
zoals het bord de oven uit kwam

Dit proces herhaalde zich in de weken daarna nog enkele keren. Waarbij soms ook een exemplaar óf bij Daniele al mislukte óf gebarsten uit de oven kwam. Snap je dat mantra van mij ‘Toos, laat los, komt goed’? Voordat Daniele uiteindelijk de laatste van elf exemplaren (de mislukte meegerekend) afleverde, had levensgezel al beredeneerd dat we ons verblijf voor alle zekerheid toch maar met een dag moesten oprekken. Op die extra dag konden we inderdaad einde middag op ‘ons’ terras in de oude stad toch onze Spritz Campari  heffen. De volgende morgen, vlak voor ons vertrek, zouden de laatste opdrachtborden uit de oven komen.

de herfst was net ingevallen, veel te koud voor de Italianen om op een terras te zitten maar voor stoere Hollanders geen probleem

Hoe ’t verder is gegaan? Afgelopen weekend reed een blije opdrachtgever huiswaarts met zes prachtige unieke borden. Handgemaakt door Daniele en zijn papa en handbeschilderd door mij. Missie geslaagd. Want van mijn kant is de uitvoering van zo’n kunstopdracht altijd vrijblijvend. De opdrachtgever mag altijd nee zeggen als de uitvoering niet echt naar de zin is. Tegen gelukkige kopers kan namelijk geen enkele andere reclame uiting op.

nog een van de zes opdrachtborden
een paar detailafbeeldingen

Mijn volgend verblijf in Gubbio heb ik al weer vastgelegd. Want nu wil ik grote vazen beschilderen. Wel een eigen ontwerp natuurlijk. Met  ‘Toos, laat los, komt goed’, gaat dat zeker en vast lukken. Tot volgende week.

TOOS

Geen drieluik maar een driebord en meer wereldpremières


Koud tijdens die tien kunstdagen in een niet verwarmde ouwe koeienstal bij de goed bezochte Kunst10Daagse in het Noord-Hollandse Bergen (zie aflevering vorige week)? Hoe kom je erbij! Gewoon een beetje harden. Daardoor was  het inpakken en laden met een ritje terug van twee en een half uur naar Middelburg een zacht eitje.

nog een beeld van de voorbije K10D in Bergen

 Maar na alle succes zelfvoldaan in een makkelijke stoel neerzijgen bij de verwarming om bij te komen en op te warmen? Nee, nog even niet. Want komende zondag 7 november wacht al weer een heel speciale aflevering van onze Kunst en Cultuurroute Middelburg, de KCM (https://kunstroutemiddelburg.nl/). Zoals altijd op de 1e zondag van de maand van 13-17 uur, nu met het thema Poëzie. En dat wordt niet zomaar een doorsnee zondagmiddagje. Want naast optredende dichters elders word je in mijn pakhuis/atelier (Korendijk 56) getrakteerd op twee ware wereldpremières! Rond een nieuwe poëziebundel en ‘poëtische keramiek’.

Regelmatige lezers van dit blog zal ’t niet zijn ontgaan dat ik in september/oktober een flink aantal weken in het Italiaanse Gubbio doorbracht. Een prachtige middeleeuwse keramiekstad in Umbrië. Dat valt hier na te lezen.

bezig in Gubbio

Van de daar door mij beschilderde borden en vazen ging er een flink aantal mee in de auto naar Middelburg. Goed ingepakt en voorzichtig gestapeld. Allicht, nogal breekbaar spul. Heel gevoelig voor de Italiaanse wegen die, voorzichtig uitgedrukt, niet altijd in optimale staat verkeren! Dus maakte mijn hart een gelukkig huppeltje  toen alles goed bleek te zijn overgekomen. Zelfs geen schrammetje, laat staan breuk, te bekennen. Vandaar die eerste wereldpremière. Want mijn keramiek ga ik nu zondag tonen. Voor de allereerste keer! Niemand heeft er nog een blik op mogen werpen. Behalve dan bij het bord dat ik al op de social media en in zowel mijn blog als mijn recente Nieuwsbrief toonde.

Inferno, keramiek
met ook nog een beschilderde achterkant

Inferno, geïnspireerd door de Divina Commedia van Dante. Maar die Divina is natuurlijk wel opgebouwd uit drie delen: Inferno, Purgatorio en Paradiso (Hel, Purgatorium en Paradijs). Dus heb ik er maar gelijk een drieluik van gemaakt. Alhoewel, is driebord niet een veel origineler benaming? Hieronder het Paradiso-bord.

Maar er is veel meer. Zoals bijvoorbeeld deze eenzijdig gefotografeerde vaas.

De andere kanten? Gewoon langskomen om er een pirouette omheen te draaien. En natuurlijk de rest te bekijken. Daarover ga ik je hier niet wijzer maken.

Maar door dat thema Poëzie is er nog meer in de aanbieding. Nog een wereldpremière namelijk! Het uitkomen van de dichtbundel ‘Zeebries’ van de Middelburgse dichter Tanja Harpe.

Tanja Harpe

Hoe dat zit? Nou, zo! Ik ken Tanja al een aantal jaren en mocht in 2017 de voorkant van haar derde dichtbundel ‘Zee-Kracht’ sieren met mijn schilderij ‘Rolling over’.

de poëziebundel Zee-Kracht met mijn ‘Rolling over op de omslag

Dat de presentatie van die bundel toen ook  in mijn atelier plaatsvond? Logisch toch! Het werd destijds zo’n leuke happening dat Tanja vond dat haar vierde bundel ‘Zeebries’ ook weer in mijn atelier ten doop moest worden gehouden. Ik had totaal geen reden dat tegen te spreken.

Om 14 en 16 uur zal ze er een aantal gedichten uit voordragen en kun je Tanja ongetwijfeld een opdracht in die nieuwe bundel laten schrijven, mocht je er een aan willen schaffen. En natuurlijk wordt er een feestje omheen gebouwd.

Eigenlijk is ’t die middag een en al poëzie, zo bedacht ik me. Want vormen die door mij beschilderde keramische voorwerpen niet een soort gedichten in beelden? Ga maar na. Als je mijn olieverfschilderijen beschouwt als  romans, kun je mijn aquarellen zien als novellen en mijn tekeningen als korte verhalen.  Dus onder welke noemer valt dan mijn beschilderde keramiek? Juist ja, gedichten. ‘Poëtische keramiek’ zogezegd. Tot volgende week.

TOOS

Een Kleurrijke Ode met Eugubinese Beelden


Één beeld zegt meer dan duizend woorden. Een bekende variatie op een aan de Chinese wijsgeer Confucius, net als de Bijbel altijd goed voor een nuttig citaat, toegewezen uitspraak: ‘Iets honderdmaal horen zegt niet meer dan het eenmaal zien’.Van die uitdrukking maak ik dit keer maar even gebruik als rechtvaardiging voor een aflevering met weinig praatjes maar wel veel plaatjes. Waarom? Lees maar na al die foto’s.

In vorige afleveringen onthulde ik al dat ik een aantal weken in Gubbio verkeerde vanwege dit.

Maar ook omdat ik 2019 bij mijn eerste kennismaking, samen met levensgezel, verliefd werd. Op die stad dus. Een en al oorspronkelijkheid, die middeleeuwse kern binnen de nog gedeeltelijk staande stadsmuren.

een oude kaart van Gubbio die zo past op de nog bestaande stad

Daarbij ook nog echt levend, heel Italiaans, met oud en jong door elkaar. Nog zonder overdaad aan toerisme. Prachtig om daar tussen te zitten. Hierbij daarom een poging tot een foto-ode aan Gubbio. Met een verrekt moeilijke keus uit vele prachtige beelden. Waarbij ook Alighieri, Dante Alighieri, vanzelfsprekend als Via niet ontbreekt.

de Leugenbank op het plein is er goed voor
jong geleerd, oud gedaan

Net zo min als de middeleeuwse kerken waaraan geen gebrek is natuurlijk. Met ook nog verrassend veel bewaard gebleven fresco’s. Maar dat wordt een ander verhaal.

één van die kerken, die van San Francesco

En met vanzelfsprekend een eigen stadsheilige, San Ubaldo. Die een aantal honderden meters boven de stad in zijn eigen Basilica al eeuwen en eeuwen voor iedereen heilig ligt te zijn. Ook weer een ander verhaal. Waarin zeker en vast de Corsa dei Ceri op 15 mei een belangrijke rol gaat opeisen. Een gebeurtenis waar geen maat op staat.

het uitgedroogde lichaam van San Ubaldo als reliek

Loop gewoon maar even mee door de middeleeuwse straten met hun woonhuizen van die typerende grijzige, ruwe steen die de stad tot een unieke architectonische eenheid maakt.

Een stad waarin ik de afgelopen weken ook flink wat speciale ontmoetingen had.

dit komt vast nog wel eens ter sprake
ontmoeting met een kunstschrijver in het keramiekatelier
op de foto met de directeur van de bekende Biblioteca Spirelliana
op de foto met de burgemeester van Gubbio

Waarna ’t op één van onze stamterrassen in de zon bij een heerlijke temperatuur prima bijkomen was met een Campari-spritz. Ontmoetingen die ook weer bronnen vormen voor verhalen die nog moeten rijpen en hun vorm vinden.

Een toegiftje mag natuurlijk niet ontbreken.

dreigende luchten want heel af en toe regende ’t wel eens
bijna een Walcherse zonsondergang maar wel in een heel andere ambiance

Het beloofde ‘waarom’ van deze weinige praatjes en veel plaatjes? Ik heb me na thuiskomst direct moeten gooien op voorbereidingen voor de K10D van Bergen. Oftewel de bekende en gekende jaarlijkse, alleen vorig jaar even niet, Kunst Tiendaagse van kunstenaarsdorp Bergen in Noord Holland. Van aanstaande 22 t/m 31 oktober. Raad eens waarover de komende aflevering gaat? Tot volgende week.

TOOS

Gubbiaanse Keramiek, Italiaanse Creativiteit en de Corona QR-code


Gubbio in Umbrië (Italië)

Ben je in Italië, doe als de Italianen doen. Een paar weken geleden schreef ik over een lijk in de Ganges en dat ik toch wat moeite had met ‘When in India, do as the Indians do’. Dan is ’t met ‘When in Italy, do as the Italians do’ toch ietwat eigener. Zeker als je, zoals ik nu, al een aantal weken in keramiekstad Gubbio in Umbrië verblijft. Om, niet echt moeilijk te raden, keramiek te beschilderen.Natuurlijk moet je jezelf hier instellen op het beslist sterker ontwikkelde improvisatie dan organisatietalent bij veel Italianen. En zeker moet je ook gewoon het Italiaanse joie de vivre, het la dolce vita, omarmen. Nou, graag!

de afscheids campari-spritz op het terras van ons stamcafé in Gubbio afgelopen dinsdag

Neem bijvoorbeeld de omgang van de Italianen met hun Green Pass, onze Corona QR-code. Hoe relaxed tonen hier de vele halfgemaskerde binnenkomende restaurantbezoekers, vaak hele gezinnen,  hun mobieltje met dat vierkantje erop. Zowel in Gubbio, als op reis hierheen in Arezzo, en laatst tussendoor in Ravenna,heb ik geen wanklank meegemaakt. Niet in hotels, niet in de horeca en niet in musea. Waar je trouwens nog steeds zo’n brilbeslaander moet dragen net als in winkels en supermarkten. Alles  als vanzelfsprekend na de gigantische Covid-catastrofe van vorig jaar in Noord-Italië. Wat een gedoe dan van een aantal Nederlanders. Voor zover ik ’t hier van relativerende afstand ervaar,’do as the Italians do’. Die zich percentagegewijs ook meer hebben laten vaccineren.

in het atelier van meesterkeramist Giampietro Rampini

Maar dat terzijde. Ik ben hier ten slotte voor de keramiek. Net zoals twee jaar geleden. Toen ik hier neerstreek voor een groepstentoonstelling  in een paar prachtige eeuwenoude gewelven. Om daarvan één voor mijn rekening te nemen samen met de mij toen nog onbekende maar in Gubbio en omstreken zeer gekende keramist Giampietro Rampini. Ik werd gelijk verliefd op deze prachtige stad. Een echte middeleeuwse Italiaanse parel! Maar daarover komt nog wel een verhaal.

maar een héééél kleine selectie van al die prachtige plekken in Gubbio

Nu eerst die keramiek. Je kunt rustig stellen, een voor mij nog onbeschreven blad. Na die vier weken in 2019 en na opnieuw vier weken nu, begint dat blad zich beetje bij beetje te vullen. Eigenlijk is ’t net zoals bij het creëren van een steendruk. Daar heb ik als kunstenaar een meestersteendrukker bij nodig met een eigen atelier en drukpers, met kennis van de techniek en een in jaren opgebouwde knowhow. Voor mij is Giampietro nu de meesterkeramist. Met zijn werkruimte, zijn opslagplaats, zijn materiaalkennis en met zijn wetenschap over hoe die voorwerpen van klei schilderklaar te maken. En met zijn ovens en zijn ervaring met stookprogramma’s. Hoe langzaam of snel en tot hoe hoog moet de stooktemperatuur? In hoeveel uren moet de oven weer afkoelen. Allemaal stuurbaar met programma’s, maar dan moet je wel de juiste cijfertjes kennen en invoeren.

overleg met Giampietro
werkend aan een nieuw bord
het schoonmaken vooraf van een nieuw item
het dompelen om een witte laag te krijgen zoals de vazen op de voorgrond
altijd opnieuw spannend, hoe komt die schaal uit de oven
Is ie goed geslaagd? Yes!!

Over de te gebruiken pigmenten bij het beschilderen heb ik ’t dan nog niet eens. Want daar zit  magie achter. Nou ja, in feite natuurlijk chemie. Die kleurpigmenten zijn in eerste instantie veel fletser dan olie en waterverf, maar komen sprankelend en schitterend fel de oven uit.

Vooraf  moet je dus heel goed weten wat je opbrengt. Een soort schaken met kleur waarbij je een paar zetten vooruit moet denken en je geen fouten kunt permitteren want herstellen zit er nauwelijks in. Met hoeveel water leng ik een pigment aan om wat voor kleureffect te krijgen na het stoken?  Of hoe dik of dun breng ik ’t op om na drogen er nog in te kunnen krassen voor bepaalde visuele effecten of op te vullen met een andere kleur. Of als ik een heel dun laagje vloeistof langzaam laat absorberen in de klei, hoe wolkig is dan straks het aanzicht?

een van mijn nieuwe aanwinsten voor straks in het atelier in Middelburg tijdens de Kunst en Cultuurroute

De afgelopen weken heb ik voor mijzelf weer heel wat bijgeleerd, net zoals ook Giampietro die meer van de standaardmethode is. Gewoon omdat ik stomweg en onbevangen allerlei techniekjes en ideetjes uitprobeer, staat hij na het ovenresultaat regelmatig paf van ver en bewondering bij de bereikte effecten. Dat maakt onze samenwerking ook zo mooi. “Toos, dit is voor mij nieuw, dit heb ik nog geen andere kunstenaar zo zien doen”. Mijn probleem is dan dat ik me moet zien te herinneren hoe ik dat ook al weer heb gedaan. Want soms dompel ik me zo onder in het creatieve proces dat mijn brein dat na afloop niet meer volledig kan reconstrueren.

Hoe dan ook, as ’t effe kan volgend jaar weer! Tot volgende week.

TOOS

De iconische kop van Dante, de Sommo Poeta, en mijn Dante-reis: ReisKunst deel IV


Wie herkent niet een afbeelding van Marilyn Monroe’s hoofd? Of de gestileerde kop van guerillastrijder Che Guevara? Moderne iconen. Of dat portret hierboven, met die bochtige neus en vooruitstrevende kin?  ‘Oh ja, Dante natuurlijk’. Il Sommo Poeta (1265-1321), de Opperste Dichter uit Florence, de man van de Divina Commedia. En de hoofdpersoon in Dante700, met wereldwijd manifestaties rond zijn 700ste sterfjaar. Reken maar dat ik een paar weken geleden zijn sterfdag op 14 september meekreeg. Ik zit namelijk in Italië. In keramiekstad Gubbio. De prachtige middeleeuwse stad in Umbrië waar ik, net als twee jaar geleden, opnieuw voor een maand ben neergestreken. Om keramiek te beschilderen. Maar dat verhaal komt nog. Nu eerst Dante. Daar kom je hier met goed fatsoen echt niet omheen. Kijk maar.

het septembernummer van het maandelijkse magazine voor Gubbio

En dan heb ik ’t nog niet eens over Ravenna, de stad waar hij stierf in 1321. Op dus 14 september. Ik was er vorige week een paar dagen. Dat was ik zondermeer aan Dante verplicht vanwege de inspiratie die hij mij heeft opgeleverd zoals verderop wel blijkt (en bijvoorbeeld al eerder hier en hier). Eerst trouwens een mini-mini selectie van wat ik in Ravenna aan Dante700 tegenkwam. De maxi-maxi? Dat wordt een ander verhaal.

zomaar een affiche ergens

Maar nou die kop van hem, die iconische kop. In alle variaties altijd herkenbaar. Maar ook altijd gebaseerd op maar één portret uit 1495, dat helemaal bovenaan. Van de beroemde Florentijnse Renaissancekunstenaar Sandro Botticelli. Die kwam pas in 1444 de wereld verkennen, meer dan 120 jaar na de dood van Dante. Terwijl dit toch echt het allereerste schilderij is met Dante’s kop. Ra, ra! Mogelijk is het gebaseerd op een nog bestaand fresco (in Museo Bargello, Florence) van Giotto (1267-1337). Ook verkerend in Florence en mogelijk vriend van Dante. Een fresco waarin mogelijk Dante staat afgebeeld.

dat fresco met daarin onderstaand fragment, zoek maar eens

Maar dat fresco is mogelijk pas geschilderd ergens rond 1335 terwijl Dante in 1301 om politieke redenen al uit Florence was verbannen. En terwijl een beschrijving door dichter Boccaccio (1313-1375), die van de Decamerone en de Vita di Dante en natuurlijk ook uit Florence, weer niet helemaal klopt met die figuur op het fresco. Let ook even op dat verbanningsjaar 1301 en Boccaccio’s geboortejaar 1313. Heeft Boccaccio die beschrijving mogelijk misschien pas ver na Dante’s dood alleen van horen zeggen? Dit alles is natuurlijk uitgebreid bediscussieerd door degenen die er voor hebben doorgeleerd.

Maar stel je nou eens voor dat Botticelli’s kop van Dante niet echt lijkt op de werkelijke uitgave? Een soort avatar avant la lettre is, waar we met z’n allen in zijn gestonken? Intrigerende gedachte, nietwaar? Overigens blijkt uit een recente wetenschappelijke reconstructie m.b.v. wat beenderen van de Sommo Poeta dat die haakneus wel eens zou kunnen kloppen.

Die avatar-gedachte doet natuurlijk niets af aan de Divina Commedia die hij ons heeft nagelaten. En aan de inspiratie die hij met zijn beeldend taalgebruik in de loop der eeuwen bij heel veel kunstenaars heeft opgeroepen. Gewoon omdat hij in zijn geest op reis ging door het Inferno, Purgatorio en Paradiso. En aan die reis zijn uitgebreide kennis koppelde over zowel personen en gebeurtenissen in zijn eigen tijd als uit de oudheid. Waardoor hij er voor gezorgd heeft dat ook ik conform mijn lijfspreuk ‘for me art is travelling the mind’ in mijn geest in zijn gezelschap op reis ging. Met bijvoorbeeld dit schilderij als gevolg.

Toos van Holstein, Dante en Beatrice (olieverfschilderij)

Met daarin Dante die door zijn in het werkelijke leven onbereikbare geliefde Beatrice door het Paradijs wordt rondgeleid. Want hoe moet je je in godsnaam het Paradijs voorstellen? Met allemaal engelen met bazuinen aan hun mond? Met allemaal heiligen zittend op wolkjes en aureolen rond hun hoofd? En ergens helemaal bovenaan God, Jezus en Maria? Best saai allemaal. Niet voor niks hebben de meeste kunstenaars zich op de Hel en het Purgatorium gestort. Daar vind je veel interessanter zaken. Storm, verdrinkingen, Furiën, in bomen vergroeide en in zee ingevroren zielen, aan elkaar knagende personen en nog zo wat leuke dingen voor de mensen. Maar Beatrice in het Paradijs heb ik me toch niet laten ontnemen.

Toos van Holstein, Beatrice (olieverfschilderij)

Met natuurlijk veel bladgoud erin. Wat ’t weer heel moeilijk maakte er een goeie foto van te nemen. Veel schittering, vanuit welke kijkhoek dan ook. Maar ergens in Nederland siert ze met haar paradijselijke aanwezigheid op prachtige wijze een muur. Net zoals trouwens nu dit nieuwe Inferno-bord van mij in de etalage van keramist  Gampietro Rampini schittert.

Toos van Holstein, Inferno (schildering op keramiek)

Tot volgende week.

TOOS

Mijn Schatplichtige Dante700 Kunstmijmeringen (II)


Zou Dante dik 700 jaar geleden, net als ik op deze foto, ook hebben zitten genieten van de Italiaanse zon tegen die muur van het duizend jaar oude Monastero di Fonte Avellana. Gekke vraag? Nee, zekers niet. Want zoals ik vorige week al beschreef , bezocht hij ooit ook dit afgelegen Benedictijner klooster waar ik in september 2019 de eer had een persoonlijke rondleiding van de abt te krijgen. Dat hij hier was, laten ze ook graag weten.  Zie de gedenksteen in de kloostermuur. Ik vermoed zomaar dat die eer mij niet te beurt gaat vallen.

Het bewijs van zijn bezoek? Dat levert Dante zelf. In de regels 106-111 van Canto XXI uit ‘Paradiso’, het laatste deel van zijn La Divina Commedia.

“Daar waar de bergen hoge kammen dragen,

Niet ver verwijderd van uw vaderstad,

Hoog boven het geweld der donderslagen

Ligt bij de Catria een klooster dat

Bewoond wordt door een aantal metgezellen

Dat er als kluizenaars de Heer aanbad.”

(vertaling Ike Cialoni en Peter Verstegen)

Het Monastero is nu met de auto goed bereikbaar via een omhoog  slingerende, geasfalteerde weg. Maar Dante, die heeft op zijn reis vast veel meer moeten afzien dan ik bij de mijne. Te voet, te paard, smalle, steile en stenige bergpaden? Zo zat ik daar tegen die muur van alles te bemijmeren, in volledige rust en stilte, met alleen wat bladergeruis om me heen. Mijmeringen als ‘zal ik die abt bij een volgend bezoek ‘mijn’ Divina Commedia katern uit het Purgatorium met die vier zeefdrukken cadeau doen voor hun bibliotheek?’

met abt en mijn gastheer Giampietro Rampini in de bibliotheek

Want ook die bibliotheek mocht ik bezoeken. Ooit stonden daar de prachtigste door monnikshanden geschreven middeleeuwse folianten. Nu jammer genoeg niet meer. Ze staan opgeslagen in de gigantische bibliotheek van het Vaticaan. Misschien maar goed ook. Want zo kunnen te grijpgrage handjes dat soort zeldzame boeken zich niet onrechtmatig toe eigenen in een niet zo geweldig beveiligd klooster. Nog meer mijmeringen? Mijn eigenste Dante-exposities. Zoals bijvoorbeeld die in Nice, in 2004. In Galerie Quadrige.

uitnodiging voor de expositie

Dat was namelijk de afspraak. Elke kunstenaar die meedeed aan de nieuwe Franstalige uitgave van La Divine Comédie (lees vorige week) maakte rond die bijdrage ook nog een tentoonstelling in de galerie. Gericht op Dante natuurlijk. En aldus geschiedde.

Zo maakte ik een hele reeks Dante-schilderijen, vooral gebaseerd op de Louteringsberg, ook wel betiteld als Vagevuur of Purgatorium. Het gebied waar je alsnog je toegang naar het Paradijs kon verdienen als ’t je lukte je te louteren voor nog niet uitgeboete zonden. Ook het gebied trouwens waar voor-christelijke zielen mochten verkeren. Want tja, hoe kon de kerk die kwijt? Die hadden hun zonden niet vergeven kunnen krijgen omdat Jezus pas na hen op aarde kwam. Voor het Paradijs konden ze dus niet in aanmerking komen, dat was echt alleen voor christenen bedoeld.

nog wat foto’s van de opening van die expositie in Galerie Quadrige in Nice

Dante had daardoor eigenlijk best mazzel. Want op die manier kon de grote Romeinse dichter Vergilius (70-19 v.C.), van wie Dante een grote fan was, zijn begeleider worden door Hel en Louteringsberg. Gebieden die Vergilius op zijn duimpje kende omdat hij er al eeuwen vrij rond kon dwalen. Wie beweert er hier nog dat logica ver te zoeken in is de leer van de Rooms-Katholieke kerk?

galerie eigenaar Jean-Paul Aureglia in gesprek met een bezoekster

Toch heb ik mij destijds ook nog wel schilderkundig bezondigd aan het Paradiso. Met een schilderij van die naam waarop ik mijn interpretatie weergaf van Beatrice. De voor Dante onbereikbare jonge vrouw, eigenlijk meisje nog, waarop hij verliefd werd en die jong stierf. Zij huisde vanzelfsprekend in het Paradijs en werd daar ook zijn begeleidster nadat hij aan het eind van zijn tocht over de Louteringsberg afscheid had moeten nemen van Vergilius. Die mocht natuurlijk geen stap zetten over de hemelse drempel.

mijn schilderij ‘Paradiso’

Maar dit schilderij ‘Paradiso’ hing duidelijk niet in galerie Quadrige. Nee, deze foto is, ook in 2004, genomen in de Martinikerk in Franeker. Waar toen mijn expositie ‘De Mens op Weg’ werd tentoongesteld. Met daarin een heel duidelijke Dante-exponent. Alweer zo’n persoonlijke Dante-link! Hoe dat zit? Ach, Dante700 duurt het hele jaar zodat ik ook nog wel wat tijd heb. Tot volgende week.

TOOS