
Lang geleden, in mijn academietijd, maakte ik er een tekening van zonder er ooit te zijn geweest. Al minder lang geleden stond ik er in werkelijkheid naast en deed ook nog inspiratie op voor een paar schilderijen. Zoals bijvoorbeeld dit.

En recent was ik er opnieuw. Maar nu met levensgezel die een lacune in zijn culturele kennis zo langzamerhand wel eens opgevuld wilde zien. En toen die foto bovenaan maakte. Met mij opnieuw naast het onderwerp van die tekening. Een waterput, gewoon alleen maar een overkapte waterput, meer niet. Maar wel met aanleiding te over voor een nieuwe aflevering in mijn reeks ReisKunst-verhalen. Waarin bijvoorbeeld deze enkele weken geleden verscheen, met Nice en Place Masséna als onderwerp.


Waar dit ReisKunst-verhaal zijn oorsprong vindt? Zo’n anderhalf uur rijden ten westen van Nice. In de Abbaye du Thoronet, een cisterciënzer klooster uit de 12e eeuw. Het was juist de architectuur van die cisterciënzer abdijen die me destijds. in mijn academiejaren, aansprak. Ook al kende ik die dan alleen maar van foto’s en bouwtekeningen. Een in al zijn eenvoud prachtig gotische bouwkunst die helemaal paste bij de ideeën en leefwijze van deze kloosterorde. Voldoen aan de regels van de Heilige Benedictus door arbeidzaam en in grote eenvoud ver van de wereldse verleidingen te leven in afgelegen gebieden in sobere kloosters.



Mijn liefde voor die bouwkunst heb ik toen zelfs in een scriptie verwerkt met als illustratie een tekening van die waterput die ik alleen kende van een zwart-wit plaatje . Een tekening waarvan ik ook niet meer weet of ik die nog bezit en waar die zich dan mogelijk in een grote stapel al jarenlang verscholen houdt.
Nu wil het toeval dat ik veel later uitgebreid kwam te exposeren in een zes eeuwen oude kerk in Nederland, gebouwd in dezelfde eenvoudige cisterciënzer stijl. De Martinikerk in Franeker. Prachtig was dat! Ook omdat ik me er helemaal kon uitleven op de oude grafstenen in de vloer van de kerk. Niet met satanische rituelen trouwens. Nee, gewoon op een heel nette manier. Door uitgehouwen teksten op die stenen over te nemen met rubben met olievetkrijt op oud, blauw zeildoek en nog maagdelijk wit schildersdoek.

Want waar zouden al die letters en woorden vandaan komen op dat schilderij ‘Règne’ van hierboven? Van die steenharde grafstenen in Franeker. Reken maar dat die hard waren! Ik was in al mijn enthousiasme zo onverstandig geweest een paar maanden lang regelmatig op mijn blote knietjes, nou ja, met nog wel een broek aan, op die stenen neer te zijgen. Nou, dat heb ik geweten. Nog tot lang erna heb ik er last van gehad. Levensgezel veronderstelt zelfs dat ik daardoor zoveel boetedoening heb gedaan dat al mijn zonden van voor die tijd en ook van alle daarna me tot in de verre toekomst volledig zijn vergeven. Maar bij latere rubbingsessies in de Martinikerk, want er zijn nog vele gevolgd in de jaren daarna, heb ik toch maar iets zachts onder die gevoelig geworden knieën van mij gelegd.


Een paar van die gerubde doeken met tekst en grafemblemen heb ik eens meegenomen naar mijn atelier in Nice. Om ze daar verder door te werken tot een ode aan de cisterciënzer bouwkunst en het monnikenwerk dat er werd verricht. Want de oorsprong van die term ligt in de middeleeuwen. Toen juist monniken zorgden voor de verspreiding van teksten en boeken door die zorgvuldig met de hand te kopiëren. Boekdrukkunst? Die bestond nog niet. Uren achter elkaar waren ze bezig met kopieerwerk met hun in onze ogen primitieve schrijfmiddelen.



Wie weet zijn daar in de abdij van Thoronet wel kopieën gemaakt van de beroemde Legenda aurea, La Légende dorée, die vorige week in mijn blog ter sprake kwam. Hoe dan ook, onderstaand schilderij is uiteindelijk ook het gevolg van mijn waterputtekening lang geleden en van mijn latere reis naar de prachtige Thoronet abdij.

Tot volgende week.
TOOS