Tagarchief: Max Ernst

Wat zijn die Surrealistische Vrouwen Hot!


Peggy Guggenheim op het boventerras haar palazzo aan het Canal Grande

Peggy Guggenheim lustte er wel pap van. Van zowel mannen, zo ongeveer duizend volgens haar eigen zeggen, als van kunst, ook zo’n duizend schilderijen en beelden. Dat liep dus aardig gelijk op met elkaar. Maar daardoor liep ik vorige maand in Venetië wel over min of meer heilige kunstgrond. In het palazzo non finito, het niet afgemaakte paleis, het Palazzo Venier dei Leoni aan het Canal Grande. Het gebouw waarin  Peggy Guggenheim’s wereldberoemde collectie valt te bewonderen. De kunst dan, wel te verstaan. Waaronder bijvoorbeeld wereldberoemde surrealisten als Max Ernst, Yves Tanguy, Salvador Dali en René Magritte. Mannen dus. Maar, en dat moet je Peggy nageven, ook wel een paar vrouwen: Leonora Carrington en Leonor Fini. Over wie ik al eens eerder hier schreef. Maar dat komt straks.

het palazzo non finito

Heb je dat Canal Grande wel eens bevaren, dan is de kans heel groot dat je gelijk weet welk palazzo ik bedoel. Vlak voor het einde, waar het water zich wijd opent bij de Punte della Dogana, zit aan de rechterkant een soortement vreemde eend in de bijt. Een gebouw van maar één zielig verdiepinkje dat volgens de plannen in 1751 er vijf had moeten bevatten. Maar, zoals ’t daar dus voor de bewoners heet, nu het palazzo non finito. Het gebouw ook dat in 1949 werd aangekocht door die kunst en mannenbelustte Peggy Guggenheim. Om er tot haar dood in 1979 te blijven wonen. Nu het museum Peggy Guggenheim Collection waar tot eind september de expositie ‘Surrealismo & Magia’ (Surrealisme en Magie)was te zien. Met een keus uit de eigen collectie plus flink wat bruiklenen.

Daar was ik toch nog maar mooi op tijd bij! Want dat had ik me ook stellig voorgenomen na mijn tweedaags bezoek aan de Biënnale in mei. Waarvan het thema ‘The Milk of Dreams’ was opgehangen aan een boek van die bovengenoemde Leonara Carrington en een aantal andere vrouwelijke surrealisten. Lees hier en hier mijn schrijfsels daarover er maar op na.

De vrouwelijke surrealisten zijn de laatste jaren namelijk helemaal hot. Met overal ter wereld exposities over hen. Zoals bijvoorbeeld in 2020 in ons land in het Utrechtse Centraal Museum. Eindelijk, eindelijk krijgen ze de aandacht die ze verdienen. Want voor al die bekende mannen in hun surrealistische kringen van destijds waren die vrouwen niet meer dan hun muze en bedgenoot en zeker geen echte kunstenaars. Vrouwen konden toch niet geniaal zijn? Dat was alleen aan het mannelijk geslacht voorbehouden. Maar partnerruil valt niet onder genialiteit. Lees er deze blogaflevering nog maar eens op na.

Op die manier raakte Peggy Guggenheim, vanwege haar kunstinteresse en handel volop in allerlei kunstenaarkringen verkerend, ook getrouwd met Max Ernst. Niet zo lang trouwens, van 1941 tot 1946. Maar natuurlijk wel met het gevolg dat ik een flink aantal prachtige werken van hem kreeg te zien in ‘Surrealismo & Magio’.

Max Ernst, Europe after the Rain II (1940-42)
Max Ernst, Attirement of the Bride (1940)

Een verrassing was trouwens onderstaande foto gelijk bij de ingang van de tentoonstelling met daarop de al genoemde Leonor Fini en Leonora Carrington.

links Leonor Fini, rechts Leonora Carrington

Aan hen werd verderop ook behoorlijk aandacht gegeven. En dat deed mijn kunsthart goed. Omdat Leonor één van mijn kunsthelden is, veel meer dan Leonora. Haar schilderijen en haar levenswandel  spreken me om diverse redenen veel meer aan. Wat zeer zeker te maken heeft met de band die bestond tussen haar en mijn galerie Quadrige in Nice. Lees hier maar.

een paar schilderijen van Leonora Carrington in het aan haar gewijde zaaltje
beeld van Leonora Carrington, Cat Woman (La Grande Dame), 1951
Leonora Carrington, Portrait of Max Ernst (1939)
een bekend schilderij van Leonor Fini, The Shepherdess of the Spinxes (1941)
nog een bekend schilderij van haar (zie hieronder)
Leonor Fini, Stryges Amaouri (1947).

Het extra positieve van die nieuwe wereldwijde aandacht voor de surrealistische vrouwelijke kunstenaars is dat ik nu namen en schilderijen te voorschijn zie komen die me nog onbekend waren. Vrouwen die in kwaliteit absoluut niet onderdoen voor veel bekendere mannen. Gerechtigheid dus! Een paar voorbeelden.

Dorothea Tanning, The Magic Flower Game (1941)
Remedios Varo, Three Destinies (1956)
Kay Sage, Tomorrow is Never (1955)

Dan was er nog een andere leuke verrassing bij de expositietoegang.  Bij die affiche van Carrington en Fini hing ook deze.

Van een schilderij van de net niet wereldberoemde surrealist André Masson. Waarom een verrassing? Omdat ook die Masson in het verleden van galerie Quadrige voorkomt. En dat vind ik genieten, dat zich verknopen van lijnen uit mijn eigen  kunstleven met die uit het verleden, uit de kunstgeschiedenis.

André Masson, Study of a Portrait of Goethe (1940)
André Masson, Ophelia (1937)

Dan is ’t daarna best lekker om alles eens even rustig te overpeinzen in de tuin van het museum.

De tuin waar ooit ook Peggy Guggenheim rust vond in haar roerige leven en rondliep met die schoothondjes van haar. En waar nu niet alleen haar as maar ook die van haar vele hondjes is bijgezet.

Gezien de grootte van het graf is ’t maar goed dat er geen ruimte voor al haar mannen is vrijgemaakt. Tot volgende week.

TOOS

Een surrealistisch verhaal uit de Franse Var


Seillans

Het heuveldorp Seillans stond al een paar jaar op mijn ‘te-doen-lijst’. Zo’n karakteristiek Provence-dorp in de Var, de streek die door het Esterelmassief wordt gescheiden van de oostelijker gelegen Côte d’Azur. Een uitgebreid, natuurrijk gebied waar heel wat buitenlanders zijn neergestreken voor een tweede huis of om er echt te wonen. De reden voor plaatsing van Seillans op, zoals je dat tegenwoordig eigenlijk hoort te zeggen, mijn bucketlist,? Niet omdat het dorp officieel valt onder ‘Les plus beaux villages de France‘,de mooiste dorpen van Frankrijk. Maar wel omdat er voor mij drie verhaallijnen samenkomen.

deel van Seillans

Zoals die van de recente opmars van de vrouwelijke surrealistische kunstenaars. De kunststroming die in jaren 20 en 30 van een eeuw geleden opkwam. Vorig jaar schreef ik hierover al eens vanwege een bijzondere expositie in het Centraal Museum in Utrecht. Met daarin onder anderen de van oorsprong Amerikaanse Dorothea Tanning (1910-2012). Straks meer over haar.

Dorothea Tanning, Eine kleine Nachtmusik

De tweede lijn? Een afspraak met Jean-Paul Aureglia, mijn galerist in Nice, om zowel originelen als steendrukken te maken voor een nieuw uit te geven livre d’art van fors salontafelformaat. Een kunstboek met geïllustreerde heiligenlevens. Een boek dat ook onderdeel moet gaan uitmaken van de bibliotheek in het Vaticaan. Met aan mij de eer om de Heilige Catharina en ons aller Saint Nicolas in beeld te vangen. Iets dat ik al eens eerder deed voor in formaat kleinere uitgaven.

En nu komt lijn 3 de hoek om. Want ik wil eens iets anders dan anders doen met die nieuwe steendrukken. Gewoon buiten de rand van de traditionele kunstpot piesen. En toen dacht ik ineens aan de frottages van de uit Duitsland afkomstige Max Ernst. Komt straks.

schilderijen van Max Ernst

Max Ernst (1891-1976), één van de beroemdste surrealisten. En man. Echte mannen waren dat, die surrealisten. De vrouw zagen ze vooral als muze en niet als autonoom kunstenaar. Dus gingen ze ook alleen als mannen onder elkaar op de foto.

de surrealistengroep met nu wereldberoemde namen als Jean Arp, Yves Tanquy, André Breton, Salvador Dalí, Max Ernst, Man Ray

Maar waar woonde die Max Ernst de laatste jaren van zijn leven? In Seillans! En met wie woonde hij daar van 1964 tot 1976? Met Dorothea Tanning!

Dorothea Tanning en Max Ernst

En wat bevindt zich in Seillans? Het Maison Waldberg, een klein en te onbekend museumpje dat grotendeels gewijd is aan Dorothea en Max. Omdat zij beiden een schenking deden aan de gemeenschap van Seillans. Een kleine honderd litho’s en gravures. Dat Maison moest ik dus echt een keer bezoeken. Niet vanwege hoog gespannen kunstverwachtingen maar meer vanwege de speciale plek en die daar samenkomende verhaallijnen.

Het pleintje met op de achtergrond het witte Maison Waldberg met daarin ook Office de Tourisme
zaal met werk van Max Ernst in het museum
steendruk van Max Ernst
het hemelbed van Dorothea en Max
steendrukken van Dorothea Tanning
zaal met werk van Dorothea Tanning

Max Ernst moet trouwens hoogst aantrekkelijk zijn geweest voor jongere vrouwen. Een van zijn veroveringen was bijvoorbeeld Leonora Carrington (1917-2011), ook zo’n vrouwelijke surrealist die na haar dood aan een stugge opmars is begonnen in de museale en veilingwereld. Voor maar een schamel miljoentje ga je echt geen schilderij van haar meer kopen (lees ook de link hierboven). Toen viel Peggy Guggenheim (1898-1979) voor hem. Inderdaad, die van de bekende Guggenheim Museums in New York, in Venetië en in Bilbao. Een puisant rijke kunstverzamelaar. En dat heeft Ernst natuurlijk geen windeieren gelegd. Maar ja, niets is voor de eeuwigheid. Dus werd ’t uiteindelijk Dorothea Tanning met wie hij via wat Amerikaanse en Franse tussenstops in Seillans verzeild raakte.

Dorothea Tanning in Seillans

Een plek waar hij in alle rust jeu de boule kon spelen met de dorpelingen maar ook niet vergat om gasten als de Franse president Georges Pompidou te ontvangen. Over sterrenstatus gesproken!

En Dorothea kon zich er als vrouwelijk kunstenaar ontwikkelen zoals ze wilde. Geheel indachtig haar uitspraak over het begrip vrouwelijke kunstenaar:  ‘Het is net zo’n contradictio in terminis als ‘mannelijke kunstenaar’ of ‘olifanten-kunstenaar’. Je bent misschien een vrouw en je kunt een kunstenaar zijn; maar de één is een gegeven en de ander ben je.’ En dat is me geheel uit het hart gegrepen.

Dorothea Tanning, zelfportret

Maar nu nog die frottages van Max Ernst. Eigenlijk heb ik iets dergelijks al vaak gedaan onder de naam ‘rubbings’. Liggend op m’n knieën in de Martinikerk van Franeker delen van grafstenen overnemen op doek door er overheen te wrijven met vetkrijt. Maar dat wrijven, frotter in het Frans, deed Ernst op papier met boomschors of bladeren of kartonribbels of ….. Nou ja, wat dan ook. Mij lijkt ’t nu interessant dat soort structuren over te gaan brengen op die steendrukken voor Jean-Paul en het Vaticaan. Zoals vaak,komt tijd, komt raad.

een paar voorbeelden van die zogenaamde frottages van Max Ernst

Hoe dan ook, mocht je eens in de buurt  van Seillans komen, bezoek die één van ‘Les plus beaux villages de France‘. En vergeet het Maison Waldberg niet, net zo min als het terras van het typisch Franse restaurant ‘La gloire de mon père’ op hetzelfde intieme pleintje.

Max Ernst, La Genie de la Bastille, beeld geschonken aan Seillans door Dorothea Tanning
en dat Max Ernst geleefd heeft in Seillans willen ze daar natuurlijk wel weten

Tot volgende week.

TOOS

Dance macabre van de vrouwelijke surrealisten


deel van ‘De Tranen van Eros’

Vorige week noemde ik ze al even vanwege de expositie ‘De Tranen van Eros’ in het Centraal Museum te Utrecht. Salvador Dalí, Max Ernst, René Magritte. Welke kunstliefhebber kent ze niet. Overal ter wereld kom je ze tegen als de grote surrealisten. Juan Miró, Yves Tanguy,  Paul Delvaux en Man Ray kun je er trouwens ook makkelijk aan toevoegen. Allemaal doken ze wel op in mijn academie-studieboeken. Maar vrouwelijke kunstenaars als Leonora Carrington, Leonor Fini, Dorothea Tanning, Dora Maar, Lee Miller, Meret Oppenheim en Eileen Agar? Wie zei je? Nou, die dus! Ooit van gehoord? Die kans was tot voor enkele jaren niet echt groot. Frida Kahlo vergeet ik dan maar even.

Leonora Carrington, Assurbanipal Abluting Harpies (1958), Centraal Museum Utrecht

Lang namelijk zijn ze weggestopt geweest in de surrealistische kunstwereld waar mannen de grote trom roerden. Met als aanvoerder André Breton. Dichter, schrijver  en vanaf 1924 theoreticus achter de denkwereld van het surrealisme. En dat terwijl juist de vrouw door de surrealisten op een hoog voetstuk werd geplaatst. Maar dan niet als kunstenaar. Want de Gelijkheid uit het Franse credo ‘Vrijheid, Gelijkheid en Broederschap’ ging daar in Parijs blijkbaar toch wat te ver. Maar de Vrijheid en Broederschap in de vorm van muze, inspiratiebron en liefdespartner? Geen probleem. Als je ’t over wisselende contacten hebt, dan daar wel. De zeventiger jaren parenclubs verbleken er ernstig bij.

Lee Miller, foto van Leonora Carrington en Max Ernst (1937), in 2018 gefotografeerd in
Madrid

Toch ging het die vrouwen wel degelijk om de gelijkheid. Zo blijkt in die voorbeeldige expositie in Utrecht. Carrington vond het, ondanks haar liefdesrelatie met de veel oudere Max Ernst, maar onzin als muze te worden gezien. ‘Ik had geen tijd om iemands muze te zijn, ik had het te druk met rebelleren tegen mijn familie en leren om kunstenaar te zijn.’ Dat haar olieverven de laatste jaren voor een paar miljoen over de veilingtoonbank gaan, zal ze toen niet hebben kunnen bedenken.

Leonora Carrington, Oink (They Shall Behold Thine Eyes) (1959), Centraal Museum Utrecht

Ook is daar de mij uit het hart gegrepen uitspraak van Dorothea Tanning. Een groot voorstander van gelijkheid die de benaming ‘vrouwelijke kunstenaar’ ver van zich wierp. ‘Het is net zo’n contradictio in terminis als ‘mannelijke kunstenaar’ of ‘olifanten-kunstenaar’. Je bent misschien een vrouw en je kunt een kunstenaar zijn; maar de één is een gegeven en de ander ben je.’ Zelf noem ik me ook altijd een kunstenaar en geen kunstenares. Dat laatste verfoei ik echt. Maar vaak heb ik ’t in mijn blog voor alle duidelijkheid nog over ‘vrouwelijke kunstenaar’ omdat menigeen bij ‘kunstenaar’ meestal toch automatisch een man voor zich ziet.

Dorothea Tanning, Asleep in the Deep (1947), Centraal Museum Utrecht

Leonor Fini, la Bergère des Sphinx (1941), Centraal Museum Utrecht

En Leonor Fini? Die zag zichzelf als autonome vrouw met volledige zeggenschap over zichzelf. Dat blijkt ook wel uit haar leven. Maar dat is een toekomstig verhaal. Binnenkort in dit theater, zogezegd. Met dan daarin misschien ook gelijk het veilingresultaat van onderstaand schilderij. Begin juli bij Sotheby voor een schatting tegen de $600.000. Schijntje toch?

Leonor Fini, La terrasse

In ieder geval had Leonor een pesthekel aan André Breton vanwege zijn ideeën over de vrouw als muze. Ze weigerde zichzelf daardoor dan ook als surrealist te zien. Macho Dalí vond wel van haar dat ze als kunstenaar ‘beter was dan de meeste anderen, maar talent zit nu eenmaal in de ballen’. Ach ja! Hij zag de figuurlijke ballen bij haar niet.

Leonor Fini

Zo ging dat dus. De mannen speelden graag haantje de voorste en kunstrecensenten, toen natuurlijk allemaal mannen, gingen daarin gretig mee. Maar gelukkig is daarin sinds de jaren 80 langzaam aan verandering gekomen. Nu zijn al die vrouwelijke surrealisten na hun dood bezig met een gezamenlijke opmars. Een soort surrealistische dance macabre. Want ga maar na.

Begin 2017 waren Leonora Carrington, Leonor Fini, Dorothea Tanning al, zij het schaars, vertegenwoordigd op een expositie over surrealisme in Museum Boijmans van Beuningen.

Leonora Carrington, Are You Really Syrious, (1953), Museum Boijmans

Dorothea Tanning, Voltage (1942), Boijmans

Leonor Fini, Due Donne (1939), Museum Boijmans

Toen ik in 2018 het Juan Míro Museum in Barcelona bezocht, werd ik blij verrast door een speciale expositie over  de Amerikaanse vrouwelijke fotograaf Lee Miller en het surrealisme in Engeland.

Eileen Agar, Quadriga (1935), ook in Madrid

In 2019 was er een grote tentoonstelling over de Amerikaanse Dorothea Tanning in het bekende Tate Modern in Londen en een over Française Leonor Fini in New York. Nu nog net loopt er in Frankfurt ‘Fantastische Frauen’ met daarin veel van de namen van hierboven. Vanaf augustus te zien in Denemarken. En tot september in Utrecht dus ‘De Tranen van Eros’.

Meret Oppenheim, ontwerpen uit 1935-40, pas uitgevoerd in 2003, Centraal Museum Utrecht

Daarbij heb ik ’t ook nog niet eens gehad over de aandacht in die expositie voor het LHBTI-gehalte van de surrealistische gemeenschap destijds. Lesbisch, homosexueel, bisexueel, transgender en interseksueel, ze liepen als kunststroming duidelijk heel ver voor de troepen uit. Maar Bob Dylan zong lang geleden al The Times They Are a-Changin’. Tot volgende week.

TOOS

Moesman en de Museumhonger óftewel de Surrealistische Vrouwen zijn Hot


‘Huidhonger’ mag van mij het mooiste nieuwe woord van 2020 worden. Nu al. Want klinkt dat woord niet heel erg veel leuker dan het door de coronaperikelen zo langzamerhand toch wel erg afgesleten ‘knuffelen’?

Voor mij persoonlijk zou ‘museumhonger’ dan trouwens geen slechte keus zijn voor de tweede plek. Maar zoals gezegd, dat is echt persoonlijk. Want honger naar musea na onze intelligente lockdown zal voor een behoorlijk deel van de Nederlandse bevolking toch even wat minder prioriteit hebben. Dat ik al een paar jaar na mijn geboorte behept bleek met een overmatig groot kunstgen? Tja, iedereen heeft wel ergens een handicap.

mijn museumhonger stillend in het Centraal Museum in Utrecht

Mooi dus dat ik mijn museumhonger sinds kort weer mag uitleven. Ik deed hier al verslag van mijn bezoek aan het Rijksmuseum direct na de lockdown opheffing. Met daarin verwerkt een speciale Efteling-ervaring wat rijen en wachten betreft. Dus toen ik vier dagen later de ingang van het Utrechtse Centraal Museum in de verte zag opdoemen, was ik sterk benieuwd naar de logistieke gang van zaken daar. Geen enkel probleem zowaar. Tijdslot oké, pijltje volgen, het nieuwe ritueel van handjes met gel opschonen, het gratis online-ticket tonen in combinatie met de Rembrandtkaart en op naar ‘De Tranen van Eros- Moesman, surrealisme en de seksen’.

klein deel van ‘De tranen van Eros’

Want daarvoor kwam ik. Zeker omdat Nederlands enige echte en bekende surrealist, de Utrechter Joop Moesman, daarin de hoofdrol speelde. Maar meer nog eigenlijk vanwege de speciale aandacht voor vrouwelijke surrealisten. Een in de kunstgeschiedenis weggeschreven groep kunstenaars die nu extra in de lichtspots werd gezet. Die groep is namelijk de laatste paar jaar ineens heel erg hot geworden in de museum en veilingwereld. En terecht! Daarover later meer.

bij een werk van Leonor Fini, een van de vrouwelijke surrealisten en al jaren een favoriet van me

dat zelfportret uit 1922

Eerst Moesman (1909-1988). Een nogal gecompliceerd mens, maar als jongen al een overduidelijk schildertalent. Dat zegt bijgaand zelfportret wel dat hij op 13-jarige leeftijd maakte met een olieverfkistje dat hij voor zijn verjaardag kreeg van zijn vader. Die, van beroep tekenaar en steendrukker, dat talent natuurlijk wel onderkende.

Rond 1930 ontdekte Moesman het surrealisme. Een tak van kunstsport die ontstond in het Parijs van 1924 op initiatief van schrijver André Breton. En daarna groot werd gemaakt door onder anderen Salvador Dalí, Max Ernst en René Magritte. Mannen allemaal, die nu niet meer uit de musea zijn weg te denken.

reproductie van ‘Bijeenkomst van vrienden’ van Max Ernst (1922) waarop al veel leden van de toekomstige surrealistengroep van 1924

De dromen in ons onderbewuste, waaronder ook seksuele fantasieën, wilden ze zichtbaar maken om op die manier de geest vrij te maken. Vrouwen speelden daardoor een belangrijke rol bij die mannelijke surrealisten van het eerste uur. Maar dan alleen als muze en inspiratiebron. Dat er ook kunstenaars onder hen waren?  Hoezo? Vrouwen waren toch vooral een object om vaak naakt weer te geven in allerlei onbestaanbare, droomachtige vormen in een verder ook surreële omgeving?

onderdeel van de expositie, Salvador Dalí, La mémoire da la femme-enfant (1929)

Max Ernst, La joie de vivre (1936-37)

René Magritte, La race blanche (1937)

Toen Moesman voor het eerst zwart-wit foto’s van die schilderijen zag, wist hij ‘t. Dit wil ik ook. Onder de noemer van surrealisme kon hij de gecompliceerde gevoelens kwijt waar hij mee zat. Zoals bijvoorbeeld zijn niet altijd even makkelijke verhouding met vrouwen. Een volgens de verhalen nogal dominante moeder, een verloofde die van haar ouders niet met hem mocht trouwen en daarbij nog zijn hang naar sadomasochisme. Nou, dan kon je in het calvinistische Nederland van de jaren 30 je borst wel natmaken voor een schandaaltje hier en een schandaaltje daar als je dat in schilderijen verwerkte. Zoals in 1933. Toen de directie van Amsterdamse Stedelijk Museum bij een tentoonstelling onderstaand schilderij verwijderde.

Moesman, Namiddag (1932)

Want pervers en onsmakelijk! Dat was het oordeel van pers en bestuurlijke instanties. Wat ze in deze amorfe vorm zagen, zei natuurlijk ook direct heel veel over hun eigen onderbewuste. Wat mij betreft dus gewoon touché voor het surrealisme. Maar Moesman ging onverdroten verder op de ingeslagen weg en heeft nog heel wat iconische schilderijen gemaakt die nu onverbrekelijk verbonden zijn met ons Nederlandse kunsterfgoed. Zoals onderstaande werken waarvan bijna iedereen wel eens het beeld ergens heeft opgepikt.

Moesman, Het gerucht (1937), toen ook al een schandaal waardig

Moesman, Ontmoeting (1932)

Moesman, Avonduur (1962), waarin hij tijdens de seksuele revolutie in de jaren 60 iets durfde te tonen van zijn SM gevoelens

Moesman, Oktober (1965)

Moesman, Zelfportret (1935), geschiilderd toen bleek dat hij van haar ouders niet met zijn verloofde mocht trouwen

Moesman heeft dus een heel intrigerend en prachtig fijnschildersoeuvre nagelaten. Nu een kern in de collectie van het Centraal Museum en ook kern van de echt heel mooie, tot 16 augustus verlengde tentoonstelling ‘De tranen van Eros’. Heengaan!

En de surrealistische vrouwelijke kunstenaars die nu over de hele wereld hot aan het worden zijn? Die moeten toch nog even wachten. Maar dat hebben ze al heel lang gedaan, daar kunnen ze wel tegen. Tot volgende week.

TOOS

De gemeenschappelijke deler van Alexandrië, Cambridge, Den Haag, Parijs en Nice


Wat kunnen die steden uit het rijtje in de titel nu met elkaar gemeen hebben? Nou, bijvoorbeeld dat er allemaal grote bibliotheken staan met daarin veel, héééél veel boeken. Zoals bij de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag. En overal groeit dat aantal boeken. Ook in de KB van ‘s-Gravenhage. Ik weet dat zeker want heel onlangs hebben ze er in ieder geval twee bij gekregen. Van mij namelijk. Twee speciale kunstboeken die, en dat is nou echt de gemeenschappelijke deler, ook in die andere steden aanwezig zijn.  

KB in Den Haag

De oorzaak bij de KB zit ‘m in de zogenaamde Collectie Koopman. Nog nooit van gehoord? Ik tot voor kort ook niet. Tot ik een berichtje las in ‘BK-informatie’, het vakblad voor beeldende kunstenaars. Daarin stond een piepkleine aankondiging voor een bijeenkomst met uitleg over die Collectie Koopman. Wat bleek? Dat is een grote verzameling Franse kunstboeken, originele brieven, foto’s en handschriften. Ooit aangelegd door Louis Koopman (1887-1968). Met de nadruk op bijzondere uitgaven van Franse auteurs, geïllustreerd door kunstenaars. En daaronder niet de minsten! Picasso, Braque, Chagall, Degas, Miró, ‘onze’ Kees van Dongen, Matisse, Max Ernst. Louis Koopman liet zijn hele verzameling na aan de KB, samen met een flinke pot dukaten om de collectie te kunnen blijven updaten. Er zijn zelfs tentoonstellingen van geweest in bijvoorbeeld Brussel en New York.

Die bijeenkomst leek me dus wel wat, zeker gezien het feit dat ik als kunstenaar ook betrokken ben bij dat soort uitgaven via mijn Galerie Quadrige in Nice. Daarover heb wel vaker eens iets geschreven in dit blog.

bijeenkomst in de KB

Op dus naar de Koninklijke Bibliotheek op de juiste dag. Daar heb ik geen spijt van gekregen. Paul van Capelleveen, de beheerder van deze zo’n 10.000 items omvattende collectie, bleek een heerlijk bevlogen verteller die ons uiteindelijk heel veel wijzer de KB weer liet verlaten.

kunstboeken en boekjes in allerlei formaten
dav

Maar ik bleek hem ook nog wat wijzer te kunnen maken. Want hoewel hij dus een legaat ter beschikking heeft om de Collectie Koopman nog steeds verder uit te breiden met hedendaagse kunstboekuitingen, bleek hij nog nooit te hebben gehoord van ‘mijn’ galerie Quadrige en de bijbehorende uitgeverij La Diane Française.  Het gevolg daarvan?

 Een paar weken geleden zaten levensgezel en ik op de KB-kamer van Paul geanimeerd te praten over Franse kunstboeken, de Franse kunstwereld en mijn eigen bijdragen daaraan. En daar weer het gevolg van? Dat wat ik in mijn inleiding al schreef. De Collectie Koopman is nu uitgebreid met twee uitgaven die ik heb geïllustreerd met steendrukken. De ‘Edda ou Monuments de la Mythologie& de la Poësie des anciens du Nord ‘ uitgegeven in 2007,en La Légende Dorée, Sainte Catherine (25 novembre) uit 2010. Ik voel me daarbij best een beetje trots!

bij Paul van Capelleveen op zijn kamer in de KB

Want zo zitten mijn bijdragen aan het Franse livre d’art nu toch maar mooi in die prachtige nieuwe, gigantisch grote bibliotheek van Alexandrië, het eeuwenoude Trinity College in Cambridge waar je in de hal tegen een beeld van de grote natuurkundige Newton aanloopt, de Nationale Bibliotheek van Frankrijk in Parijs, bijna vanzelfsprekend in de Bibliothèque Louis Nucéra van Nice en nu ook in de Koninklijke Bibliotheek van onze Hofstad. Pas mal!

deel van de bibliotheek in Nice

Tot volgende week.

TOOS

Surrealistische realiteit in Boijmans


Salvador Dali, Mae West lippensofa, op “Gek van surrealisme” in Museum Boymans

 

 

Kun je ’t eigenlijk nog wel surrealisme noemen als je een surrealistisch moment hebt tijdens het rondlopen op de grote tentoonstelling “Gek van surrealisme” in het Rotterdamse Museum Boijmans van Beuningen?  Want is zo’n surrealistisch moment daar dan eigenlijk niet normaal?  Ik had ’t toen ik Leonor Fini en André Masson er tegenkwam. Niet in levende lijve trouwens.  Ze zijn al weer wat jaartjes dood en daaruit opstaan is maar weinigen gegeven. Zelfs bij surrealisten. Maar dode kunstenaars leven wel voort in hun schilderijen. En die hingen er wel.

Leonor Fini, Due Donne, 1939

André Masson, Massacre, 1931

Maar waarom had ik nu juist bij die twee dat surrealistische moment? Er hangt ten slotte volop werk van wereldwijd bekende grote kunstkanonnen als Max Ernst, Salvador Dali, Yves Tanguy en René Magritte. Dat komt omdat er voor mij een persoonlijk lijntje loopt naar Fini (1907-1996) en Masson (1896-1987) van wie de namen regelmatig vallen in gesprekken met Jean-Paul Aureglia in zijn galerie Quadrige in Nice. Die galerie, waarmee ik al weer heel wat jaartjes samenwerk, werkte namelijk ooit  onder de naam La Diane Française ook met hen beiden. In de jaren 50 en 60 van de vorige eeuw.

Max Ernst, Le couple, 1923

Yves tanguy, les survenants II, 1942

Dali, Impressions of Africa (detail), 1938

René Magritte, The red model. 1935

Toen richtte Pierre Cottalorda zich met zijn uitgeverij La Diane Française op literaire kunstboeken in kleine oplage, aangekleed met steendrukken of etsen van bekende kunstenaars. Zoals de toen al wereldberoemde Matisse en Dali. En met, daar zijn ze, Leonor Fini en André Masson.

Gaat hier misschien een belletje rinkelen bij regelmatige lezers van dit blog? Want geeft galerie Quadrige ook niet nog steeds zulke boeken uit onder die naam van La Diane Française? En lever ik daaraan niet ook regelmatig mijn bijdrage? Ziehier het lijntje.

 Begin jaren 90 werden de oude Pierre Cottalorda en de veel jongere Jean-Paul Aureglia compagnons in de nieuwe galerie Quadrige waar uitgeverij La Diane Française onderdeel van ging uitmaken. Samen met de inboedel daarvan. Zoals een door Masson zelf geschreven en geïllustreerd boek “Le PLAISIR  de PEINDRE”. Nu een bibliofiele uitgave. En zoals een kunstuitgave van het beruchte en beroemde erotische “L’histoire d’O” waarbij die 50 tinten grijs volstrekt verbleken. Berucht vooral omdat het onder pseudoniem geschreven was door een toen nog onbekende vrouw. Een vrouw die porno schreef? Kon dat zomaar? Opschudding alom! Maar ja, ’t kon dus.

Net zo goed als dat een andere vrouw voor die kunstuitgave nogal erotisch getinte steendrukken maakte. Leonor Fini dus.

????????????????????????????????????

Een behoorlijk onafhankelijk ingesteld typje dat beslist niet bang was voor een opschuddinkje hier en daar. In Frankrijk en Amerika zeer gekend maar in Nederland nooit echt doorgebroken. Toch hangt ze nu maar mooi in Museum Boijmans. De Leonor Fini waarvan ik via galerie Quadrige nog zo’n L’histoire d’O steendruk heb kunnen verwerven. De Leonor ook die regelmatig verkeerde in het gezelschap van Dali en andere surrealistische tijdgenoten. Wat eveneens gold voor André Masson.

Dali bij de paal, Fini rechts van hem

Snap je nu mijn surrealistisch moment? In 1994, toen ik door toeval betrokken raakte bij Quadrige in Nice, had ik toch nooit kunnen bedenken dat een schakel van gebeurtenissen mij in 2017 in Rotterdam blij verrast voor schilderijen van Fini en Masson zou laten stilstaan?

Leonor Fini, The alcove, met Leonora Carrington (zie hieronder) op de voorgrond

Dat stilstaan gebeurde natuurlijk bij meer werken. Want aan Max Ernst kan ik nooit voorbij lopen. Die heeft zo’n intrigerende wereld geschapen dat ik er elke keer weer naar toe wordt getrokken. En  Salvador Dali blijft natuurlijk een trekker van jewelste met zijn iconische gesmolten horloges en olifanten op dunne pootjes. Maar dat naast die mannen ook de vaak wat weggestopte vrouwelijke surrealisten, zoals Leonora Carrington, in de tentoonstelling aan bod komen, vind ik een groot pluspunt . Als lid van het vrouwelijk geslacht mag ik ten slotte best vinden dat vrouwen in de kunst zowel in het verleden als ook nu nog veel te vaak worden ondergewaardeerd en weggeschreven. Daar valt nog een wereld te winnen.

Leonora Carrington, Are you really serious, 1953

Fini links, Carrington rechts

Tot volgende week.

TOOS

TEFAF


Tefaf 1

’t Is weer voorbij. Nee, niet die mooie zomer uit de gelijknamige hit van Gerard Cox van lang geleden. Die zomer moet zelfs nog komen. Maar wel voorbij sinds zondag is al weer The European Fine Art Fair, de Tefaf in Maastricht. Een naam die sinds 1988 een mondiaal begrip is geworden in de wereld van kunst, antiek en design.

Van Gogh
Van Gogh

Al voor de opening landen tegenwoordig de particuliere vliegtuigen uit alle werelddelen als spreeuwenzwermen  op de vliegvelden in de omgeving van Maastricht. Met aan boord “oud geld”, “nieuw geld”, kunstverzamelaars en museumconservatoren voor wie op de VIP-opening een exquis buffet heeft klaar gestaan en voor wie heel wat champagnekurkjes hebben geplopt. Reken maar!

Want die Tefaf vormt gedurende een dikke week een topmuseum dat topkunst uit de hele wereld toont. Van de klassieke Egyptische, Griekse en Romeinse kunst tot de hedendaagse. Met nog steeds een nadruk op onze Gouden Eeuw. Want van daaruit is de Tefaf in zijn soort de belangrijkste beurs ter wereld geworden. Een museum dus, maar dan wel één waar alles te koop is. Tegen topprijzen natuurlijk! Maar ja, waar koop je tegenwoordig nog zomaar een Van Gogh. Of een Francis Bacon (1809-1992), de kunstenaar waarvoor tegenwoordig op veilingen gigantische bedragen worden betaald. Vraagprijs op de beurs € 30 miljoen. Of een doekje met één chrysant op een rozige ondergrond voor € 2,5 miljoen. Duur bloemetje, maar dan wel van Mondriaan! Logisch dat de verzekerde waarde van alle aanwezige stukken zo rond de € 2 miljard lag.

Francis Bacon
Francis Bacon

Mondriaan
Mondriaan

Niet dat ik van plan was iets te kopen, echt een ietsie pietsie te begrotelijk. Maar omdat ’t er de laatste paar jaar niet van was gekomen, werd het toch tijd die wonderschone beurs weer eens te bezoeken. Want wonderschoon is ie. De aankleding alleen al! Geen beurs in Nederland die zo mooi wordt opgesierd met bloemstukken, vloerbedekking en meubilair als hier. En dan heb ik ’t nog niet over de stands zelf en hun inhoud!

Bij de moderne kunst vanaf zo rond 1860 kom je echt elke bekende kunstenaar tegen. Monet, Manet, Degas, Renoir, Picasso, Braque, Léger, Dubuffet, Egon Schiele, Gustav Klimt, Dali, Max Ernst, Je kunt je eigenlijk beter afvragen wie er niet hangt. En dan wordt het echt moeilijk een naam te verzinnen. Zo kwam ik zelfs een werk tegen van Berthe Morisot, één van mijn vrouwelijke kunstheldinnen en één van de weinige vrouwelijke impressionisten uit de begintijd van die stroming. Volkomen onterecht weggeschreven uit de kunstgeschiedenis. Maar dat is een bekend verschijnsel in de lang door mannen beheerste geschreven kunstgeschiedenis. Feministisch gedacht? Nee hoor, helemaal niet. Zo langzamerhand levert gedegen wetenschappelijk onderzoek voldoende bewijs voor die stelling. Daarom des te leuker dus een schilderij van Berthe op de Tefaf te zien. Misschien moet ik over haar nog maar eens iets schrijven in dit blog.

Berthe Morisot
Berthe Morisot

Anthony van Dyck
Anthony van Dyck

En dan natuurlijk nog de 17de eeuw! Gewoon even een losse greep. Anthony van Dyck voor maar

€ 6,5 miljoen, Jan van Goyen, Aelbert Cuyp, Abraham Bloemaert, Jan Lievens, etsen van Rembrandt. Zoals hierboven al geconstateerd; een topmuseum. Wel overigens sinds een paar jaar voor een toptoegangsprijs van € 55. Want de organisatie wilde het voortdurend stijgende aantal bezoekers beperken door middel van een duur prijskaartje. Daardoor stabiliseert dat aantal nu rond de 70.000! Ik had overigens lekker een vrijkaartje. Tot volgende week.

 

Tefaf 4

TOOS

http://www.toosvanholstein.nl

http://www.toos.biz/

YouTube http://bit.ly/ij4Pag

Facebook http://www.facebook.com/TOOSvanholstein