Tagarchief: Middeleeuwen

Hoe de Eugubini volledig uit hun dak gaan voor Sant’Ubaldo


de drie Ceri in de basiliek

Weken van tevoren, zo weet ik ervaring, merk je ’t al in de middeleeuwse straten van Gubbio. Overal hangen de heiligenvanen uit de ramen. ’t Gonst, ’t ruist. Groepjes van vooral mannen zijn op z’n Italiaans opgewonden in discussie bij de diverse bars. Want het Festa dei Ceri, het Feest van de Kaarsen, zit eraan te komen op 15 mei.

Maar eerst moeten op de 1e zondag van mei nog die Ceri uit de op de berg gelegen Basiliek van Sant’Ubaldo afdalen naar het Palazzo dei Consoli op de Piazza Grande.

Hoe opgewonden je daarvan al kunt worden? Vorig jaar stond levensgezel er middenin!

https://www.facebook.com/100001269337850/videos/300150018980854/

Maar dat is nog maar een lichte afspiegeling van wat er op 15 mei staat te gebeuren. Dan worden namelijk Sant’ Ubaldo, San Giorgio en Sant’ Antonio elk weer op hun eigen kaars, hun eigen Cero, bevestigd. Een jaar lang hebben ze alleen elkaar gehad, wachtend in de kleine Chiesa di San Francesco. Overigens wel in gezelschap van de daar in zijn eigen tombe liggende grote boze wolf die ooit door toedoen van de heilige Franciscus (1182-1226) een tamme, aardige wolf werd. Maar dat is een ander verhaal.

van links naar rechts San Giorgio, Sant’ Ubaldo, Sant’ Antonio
de tombe van de wolf in de kelder van het kerkje

Op 15 mei echter brengen ze, in een uitgebreide ceremonie op de Piazza Grande, herenigd met hun 4 meter hoge Ceri, alle Eugubini volledig in vervoering.  Mee ook dankzij twee Capitani te paard en drie Capodieci met elk hun eigen groep Ceraioli. Vorig jaar stond ik nog ergens aan het randje van de piazza, nu had ik via Giulia Rampini (lees vorige week) een eervolle uitnodiging van de burgemeester himself. Voor een speciale plek. Op een verhoging, geplakt tegen de muur van het stadhuis, het Palazzo dei Priori. Met een prima uitzicht op het geheel.

de uitnodiging van de burgemeester met, blijkbaar voor het gemak, mijn naam en die van levensgezel gemixt
de avond vooraf om al vast even het uitzicht te controleren
op de tribune 15 mei even na 9 uur ’s morgens
het uitzicht een paar uur later

Op Facebook zette ik vorige week al een kort filmpje van een heel klein onderdeel van die ceremonie.

https://www.facebook.com/100001269337850/videos/265275869313162/

Wel het deel dat een directe link legt met mijn brocche die nu in het Museo delle “Brocche d’Autore” staan. Maar zoals dat maar een onderdeeltje is, zo is die hele ceremonie weer een klein onderdeel van alles wat er die dag gebeurt. Zowel overal in de oude stad als uiteindelijk ook tegen de berg op. Van ’s morgens halfzes tot ’s avonds heel laat.

de ceraioli en aanhangers verzamelen zich ’s morgens vroeg al bij een van de stadspoorten
na de ceremonie op de Piazza Grande zie je overal in de stad deze beelden: wachten op wat er allemaal nog komen gaat
enig muzikaal vermaak daarbij kan natuurlijk geen kwaad
de jeugd vindt altijd een goeie plek bij het beeld van Sant’ Ubaldo
en ook lopen de ceraioli met hun Ceri apart van elkaar door de stad
waarbij het aanraken ervan een geliefde bezigheid is voor omstanders
en de grote hal van het Palazzo dei Consoli, voor één dag omgetoverd tot een gigantische eetzaal, langzaam weer leegloopt
want om 5 uur begint op de Piazza Grande de processie met het Statua di Sant’ Ubaldo
die in traag tempo door de stad trekt

Maar wat er ’s avonds tussen 6 en 8 uur gebeurt, slaat echt alles. Dan vindt in vier etappes La Corsa dei Ceri plaats. Dan verdienen de inwoners van Gubbio inderdaad hun benaming ‘de gekken van Gubbio’. In een moordend tempo, waarvan je bij het kijken alleen al moe wordt, rennen de Ceraioli, de dragers van de honderden kilo’s wegende Ceri, in elkaar steeds afwisselende groepen door de stad. Waarbij in de laatste etappe zelfs de honderden meters hoogteverschil naar de Basiliek van Sant’ Ubaldo over een slingerend bergpad moeten worden overwonnen. Een prestatie een Olympische  medaille waardig is. Hier een paar foto’s.

de gele ceraioli van Sant’ Ubaldo
de blauwe van San Giorgio
en de zwarte van Sant’ Antonio

Maar bewegende beelden tonen pas echt wat er allemaal gebeurt. Er moet maar eens een keert iets gebeuren met de opnames die levensgezel en ik de hele dag door hebben kunnen maken. Komt wel. Toch nu al nieuwsgierig? Dit zag ik op YouTube. Waar trouwens over de Ceri nog veel meer is te vinden.

En weet je wat nou het interessante is van dit alles? Eenmaal ’s avonds in de basiliek aangeland, worden Ubaldo, Giorgio en Antonio opnieuw gescheiden van hun dierbare Ceri. Om in een veel langzamere processie de omgekeerde weg af te leggen naar hun kerkje in de stad. Waar ze dan weer een jaar mogen doorbrengen bij die heel lief geworden wolf. Terwijl de Ceri tot de 1e zondag van mei volgend jaar boven blijven. Vlakbij de doorzichtige tombe van Sant’ Ubaldo. Waarin hij, ooit bisschop van Gubbio en nu al eeuwen stadsheilige, gebalsemd en wel tevreden voor zich uit ligt te staren.

Sant’ Ubaldo in zijn glazen tombe

Er zijn tradities die ’t waard zijn te blijven bestaan. Zeker als ze zo gezamenlijk beleefd worden, zo emotioneel, zo intens, zo totaal. En ondanks de vele liters Italiaanse wijn ook zo incidentvrij. Een volksfeest in de echte zin van het woord. En dat het nog lang onrustig bleef in de stad? Totaal geen probleem. Oh ja, en op de 1e zondag na 17 mei gaan de adolescenten los met een eigen mini-Ceri. Jong geleerd oud gedaan. Tot volgende week.

TOOS

Als enige Nederlandse kunstenaar in de collectie van het Italiaanse Museo delle “Brocche d’Autore”


de uitnodiging voor de expositie met rechtsonder mijn naam

Drie heiligen en dus ook drie brocche, drie kruiken. Drie brocche van mij, die nu staan te pronken in dat Museo delle “Brocche d’Autore”, het Museum van de “Kruiken Ontwerpers”. Drie brocche gewijd aan Sant’Ubaldo, San Giorgio en Sant’Antonio. Ubaldo,  de beschermheilige van de stad Gubbio, gekoppeld aan de kleur geel. Joris, martelaar en doder van de draak, gekoppeld aan blauw. En Antonius van Egypte, kluizenaar en vader van het kloosterleven, met zwart als kleur. De drie heiligen die elk jaar op 15 mei de hoofdrol spelen in HET feest van Gubbio, de overweldigende Ceri. Met weken van te voren al overal in Gubbio banieren en vlaggen in hun kleuren.

overal in de stad de banieren van de drie heiligen met hun eigen kleuren

Waarbij ze alle drie ook nog eens extra geëerd worden in dat museum waarvoor elk jaar drie uitverkoren kunstenaars naar eigen ontwerp drie aan hen gewijde brocche creëren. En dit jaar ben ik dus één van die drie.

de brocche in wording in het atelier

Maar hoe kwam ik daar? Of beter eerst, hoe kwam ik terecht in Gubbio? Dat verhaal start in de zomer van 2019. Toen werd ik in een tentoonstelling daar gekoppeld aan keramist Giampietro Rampini. Een gouden ontmoeting.

deel van de installatie die Giampietro en ik samen maakten, hij met zijn keramiek en ik met mijn kunst en lange banners

We hadden direct een geweldige klik waardoor ik voor het eerst in mijn leven keramiek ging beschilderen. Borden in eerste instantie. Vier weken lang in het atelier van Rampini Ceramiche d’Arte.

in discussite met Giampietro over een bord dat ik maakte

Daarbij werd ik ook nog verliefd op het prachtige middeleeuwse Gubbio. Pas in 2021 kwam ik er terug. Want weet je nog, 2020 Corona-Rampjaar? Weer voor vier weken. Om nu borden van eigen ontwerp te beschilderen, een ontwerp dat dat door kleitovenaar Daniele Minelli op zijn draaitafel perfect werd uitgevoerd. Want ook Daniele had ik in de tussentijd leren kennen. Weer een jaar later, 2022, ontstond in samenwerking met Giampietro en Daniele mijn ‘UOVO-Project’(zie video). Met als uitvloeisel daarvan die brocche.

Nu terug naar die Ceri. Bij dat eeuwenoude feest spelen drie met water gevulde kruiken een grote rituele en dus symbolische rol. ’t Hoe en wat daarvan komt wel in een volgend verhaal. Die kruiken worden elk jaar, naar een min of meer vaststaand ontwerp, opnieuw gemaakt. Ze worden namelijk in de menigte gegooid. Met andere woorden, heel blijven, nee, dat zit er niet echt in.

de Ceri-ceremonie met de kruiken, iets dat in een volgend blog wel terugkomt

Zo’n twintig jaar geleden ontstond het idee om een link te leggen tussen die drie rituele brocche en de wereld van de kunstkeramiek. Want Gubio kent al eeuwenlang een keramiekindustrie. Dus werden keramiekkunstenaars uitgenodigd om zich op geheel eigen wijze te laten inspireren door de brocche van de Ceri. En ziedaar het Museo delle “Brocche d’Autore”!

bij het museum en de affiche naast de ingang

Dat zich bevindt in hoge arcaderuimten waar bovenop het prachtige Piazza Grande en o.a. het gigantische 14e eeuwse Palazzo dei Consoli zijn gebouwd. Een palazzo dat nu het Museo Civico di Palazzo dei Consoli huisvest. Je moet het totale bouwwerk zien om echt te gaan geloven dat dit al in de 14e eeuw is gebouwd!

een van de ruimten van het museum aan de Via Baldassini in Gubbio
bovenop die arcaderuimten staan onder andere die vier grote bogen op de foto en daar bovenop is dan weer de Piazza Grande gebouwd met de twee palazzi rechts en links (links het Palazzo dei Consoli)

En nu, eeuwen later, staan er dus die drie brocche van mij. Waar ik in een ander verhaal beslist uitgebreider op terugkom.

op de voorgrond mijn brocche, met erachter de kunstenaars, burgemeester en andere belangrijke mensen in Gubbio, die bij de opening aanwezig waren

Wat zou het prachtig zijn geweest als mijn maestro, mijn keramiekleermeester Giampietro Rampini daar bij had kunnen zijn! Maar helaas, ik schrijf het met ontzettend veel pijn in het hart, Giampietro overleed afgelopen maart, aan leukemie. Al hebben we dan effectief maar 3x vier weken samengewerkt, deze unieke, warme, heerlijk chaotische Italiaan met z’n spraakwatervallen vond vanaf het begin gelijk een heel warme plek in mijn hart. En nu was hij er niet bij, bij de opening. Maar mijn brocche heb ik, naast die drie heiligen, als eerbetoon natuurlijk ook aan hem opgedragen.

Giampietro en ik in zijn atelier, hij gekroond met een van de brocche in wording
achter mijn brocche van links naar rechts Giulia (de dochter van Giampietro, die nu het atelier leidt), ik, Rosanna (de vrouw van Giampietro) en Daniele Minelli (de man die mijn brocche draaide in zijn eigen atelier, zie ook de video hierboven)
andere kant van de middelste brocche
nog een paar foto’s van de opening

Zoals ook de hele expositie aan hem is opgedragen. Want Giampietro heeft niet alleen veel betekend voor de keramiekwereld van Gubbio, hij was vanaf het begin sterk betrokken bij het museum en leverde in 2010 zijn eigen bijdrage met drie brocche. Zoals ik dat nu ook doe. En zonder hem zou er nu geen keramiek van mij in Nederland en in Italië te vinden zijn. Giampietro, als er al een keramiekhemel bestaat, hebben ze je daar ongetwijfeld met open armen ontvangen. Tot volgende week.

TOOS

Kou in Florence, een omhooglopende dakgoot + Teylers en Hockney: oftewel de wereld in perspectief


Negentien jaar geleden liep ik in december met diep in de zakken gestoken handen rond in Florence. Wist ik veel dat het daar dan best goed koud kon zijn. Italië toch zeker? Dus in kledij had ik daarmee even geen rekening gehouden bij mijn deelname aan de Biennale Internazionale dell’ Arte Contemporanea in het oude Fortezza da Basso. Deze herinnering kwam vorige week bovenborrelen in het Teylers Museum in Haarlem, in combinatie met een andere. Over een door mij abusievelijk schuin omhooglopend getekende dakgoot. Dat Teylers is niet alleen een prachtig museum voor wetenschap en kunst, maar ook nog eens het oudste en dus ook eerste museum van Nederland.

Teylers Museum in Haarlem

Het verband tussen dit alles? ‘Hockney’s Eye’. Een expositie van de beroemde en inmiddels 85 jaar oude schilder David Hockney.

 Voor Hockney heb ik altijd bewondering gehad omdat hij wars is van conventies, van trends, gewoon altijd zijn eigen gang ging en een ‘out of the box’ scheefdenker is. Dat bleek toen wel in december 2003, in het koude Florence. Hij kwam er een lezing geven over zijn nieuwe boek ‘Geheime Kennis’. Ik wist van zijn komst en had daarom uit Middelburg al een andere uitgave van en over hem meegenomen, ‘China Diary’. Wie weet kon ik dat door hem laten signeren. En yes, dat lukte!

Die lezing bleek ook nog eens de moeite waard. Juist omdat hij als kunstenaar altijd intensief bezig was met kijken, met waarnemen en met het ontleden van perspectief, had hij een eigenzinnig theorie ontwikkeld.  Over de oorzaak van het tijdens de Renaissance in de 15e eeuw nogal plotseling ontstaan van een nieuwe manier van perspectief weergeven in schilderijen en muurschilderingen. Kijk maar.

Hans Memling, Scenes uit de Passie van Christus (1470), met het hele verhaal van de Paasweek door het schilderij verwerkt
Leonardo da Vinci, Het Laatste Avondmaal (muurschildering, 1495-98)

Op het werk van Memling lopen vanuit het punt waar je staat op ‘z’n middeleeuws’ de zichtlijnen weg naar links en naar rechts en staan huizen bouwkundig gezien nogal onverantwoord bovenop elkaar gestapeld. Er klopt niks van, in onze moderne ogen. Op ‘Het laatste Avondmaal’ van Da Vinci zie je juist de perspectieflijnen in de verte verdwijnen naar één punt. Waarom ineens deze verandering, zo had Hockney zich afgevraagd. Voor zijn verklaring zie verderop. Maar ook is hij zelf gaan spelen met die verschillende manieren van kijken. Zelfs recent nog zoals is te zien in ‘Hockney’s Eye’ in het Teylers Museum. In Nederland natuurlijk de perfecte plek daarvoor door de combinatie van wetenschap en kunst.

Teylers Museum, de Ovalen Zaal met wetenschappelijke apparatuur
een van de prachtige oude zalen met een deel van de eigen schilderijencollectie

Ik weet nog goed dat we met de groep in mijn eerste jaar aan de academie naar buiten gingen. Opdracht: de stad tekenen. En dat de docent tegen mij zei: “Maar Toos, die dakgoot daar, die loopt bij jou schuin omhoog helemaal weg en dat klopt niet. Kijk nog eens goed en let op het perspectivische verdwijnpunt waar al die zichtlijnen zich concentreren”. Had ik me zomaar onbewust ‘middeleeuws’ gedragen! Nu zit dat verdwijnpunt er helemaal ingeramd en lukt ’t me zelfs niet meer om het anders te zien. Ten minste, als ik al zo af en toe met perspectieflijnen werk.

Toos van Holstein, The long goodbye, olieverfschilderij 80-80 cm

Hockney had zichzelf dus de vraag gesteld ‘hoe kon die perspectiefverandering zich zo snel ontwikkelen’. Zijn antwoord in 2001 in dat boek, veel te kort samengevat: kunstenaars waren lenzen en de camera obscura gaan gebruiken. En als je door een lens kijkt zie je de wereld ineens wel met dat nu zo normaal gevonden perspectief. Terwijl je zonder lens rustig lekker vooruit staat te turen en zo nu en dan eens naar links of naar rechts draait met je hoofd met de daarbij dan naar buiten toe lopende zichtlijnen.

in zijn beroemde ‘Laantje bij Middelharnis’ (1689) speelt Meindert Hobbema met twee perspectiefpunten op de grond en in de wolken zonder dat je dit direct beseft. Hockney doet er in 2017 nog een schep bovenop door het schilderij te verdelen in stukken.
om de weidsheid van de Grand Canyon te ‘pakken’gebruikt Hockney zowel het verdwijnpunt als het uitlopend perspectief

Ook weer veel te kort samengevat: de kunstkritiek en de wetenschap gingen helemaal los op Hockney. Wat een onzin, waar haalde ie ’t vandaan. Maar hij houdt nog steeds stug vol. Dat mag ik dan wel weer, dat zet openstaande deskundigen toch aan het denken. Kijk, als het gaat over ‘en de aarde is toch lekker plat’ of ‘we worden geregeerd door reptielen’, dan ben je voor mij echt ………. en ………. (twee woorden van elk tien letters, bedenk ze zelf maar). Maar Hockney mag van mij scheefdenken. Ook al redeneert hij in de teksten op de expositie af en toe wel wat te opzichtig naar zijn theorie toe. Spannend is dat hoe dan ook met die letterlijk andere kijk.

Fra Angelico, De Annunciatie (1445-50, muurschildering)
Hockney gebruikt het uiteenlopend perspectief waardoor de afbeelding ineens veel opener wordt
soort fotocollage in combinatie met schilderen waarin Hockney met perspectief speelt
tekeningen gemaakt in 1999-2000 met de zogenaamde camera lucida, een optisch apparaat dat volgens Hockney mogelijk door de kunstenaar Ingres is gebruikt

Wel jammer is dat je in zijn recente acrylschilderijen aan zijn verfstreek kunt zien dat hij, én ouder én noodgedwongen door slechte benen, in een rolstoel voor de ezel zit te schilderen. Of redeneer ik nu ook teveel naar een waarneming toe?. Hoe dan ook,Teylers en Hockney, een combinatie om heen te gaan. En Hockney heel uitgebreid op een Nederlands ondertiteldevideo vanuit je stoel? Hier dus. Tot volgende week.

TOOS

Cisterciënzer monnikenwerk en hoe te knielen op een harde grafsteen, een ReisKunst-verhaal


inspiratiebron

Lang geleden, in mijn academietijd, maakte ik er een tekening van zonder er ooit te zijn geweest. Al minder lang geleden stond ik er in werkelijkheid naast en deed ook nog inspiratie op voor een paar schilderijen. Zoals bijvoorbeeld dit.

Toos van Holstein, Règne (olieverfschilderij 110-90 cm)

En recent was ik er opnieuw. Maar nu met levensgezel die een lacune in zijn culturele kennis zo langzamerhand wel eens opgevuld wilde zien. En toen die foto bovenaan maakte. Met mij opnieuw naast het onderwerp van die tekening. Een waterput, gewoon alleen maar een overkapte waterput, meer niet. Maar wel met aanleiding te over voor een nieuwe aflevering in mijn reeks ReisKunst-verhalen. Waarin bijvoorbeeld deze enkele weken geleden verscheen, met Nice en Place Masséna als onderwerp.

Abbaye du Thoronet

Waar dit ReisKunst-verhaal zijn oorsprong vindt? Zo’n anderhalf uur rijden ten westen van Nice. In de Abbaye du Thoronet, een cisterciënzer klooster uit de 12e eeuw. Het was juist de architectuur van die cisterciënzer abdijen die me destijds. in mijn academiejaren, aansprak. Ook al kende ik die dan alleen maar van foto’s en bouwtekeningen. Een in al zijn eenvoud prachtig gotische bouwkunst die helemaal paste bij de ideeën en leefwijze van deze kloosterorde.  Voldoen aan de regels van de Heilige Benedictus door arbeidzaam en in grote eenvoud ver van de wereldse verleidingen te leven in afgelegen gebieden in sobere kloosters.

bij ons bezoek was er ook nog een mis gaande met Gregoriaanse gezangen, prachtig hoe die weerklonken in die ruimte
ook werden er nu exposities georganiseerd met hedendaagse kunst
wegdromen in de kloostergangen naar het middeleeuwse monnikenleven

Mijn liefde voor die bouwkunst heb ik toen zelfs in een scriptie verwerkt met als illustratie een tekening van die waterput die ik alleen kende van een zwart-wit plaatje . Een tekening waarvan ik ook niet meer weet of ik die nog bezit en waar die zich dan mogelijk in een grote stapel al jarenlang verscholen houdt.

Nu wil het toeval dat ik veel later uitgebreid kwam te exposeren in een zes eeuwen oude kerk in Nederland, gebouwd in dezelfde eenvoudige cisterciënzer stijl. De Martinikerk in Franeker. Prachtig was dat! Ook omdat ik me er helemaal kon uitleven op de oude grafstenen in de vloer van de kerk. Niet met satanische rituelen trouwens. Nee, gewoon op een heel nette manier. Door uitgehouwen teksten op die stenen over te nemen met rubben met olievetkrijt op oud, blauw zeildoek en nog maagdelijk wit schildersdoek.

een jongere uitgave van mij die aan het rubben is op de grafstenen in de Martinikerk van Franeker

Want waar zouden al die letters en woorden vandaan komen op dat schilderij ‘Règne’ van hierboven? Van die steenharde grafstenen in Franeker. Reken maar dat die hard waren! Ik was in al mijn enthousiasme zo onverstandig geweest een paar maanden lang regelmatig op mijn blote knietjes, nou ja, met nog wel een broek aan, op die stenen neer te zijgen. Nou, dat heb ik geweten. Nog tot lang erna heb ik er last van gehad. Levensgezel veronderstelt zelfs dat ik daardoor zoveel boetedoening heb gedaan dat al mijn zonden van voor die tijd en ook van alle daarna me tot in de verre toekomst volledig zijn vergeven. Maar bij latere rubbingsessies in de Martinikerk, want er zijn nog vele gevolgd in de jaren daarna, heb ik toch maar iets zachts onder die gevoelig geworden knieën van mij gelegd.

op oudere en wijzere leeftijd, nu met een kussentje onder mijn knieën

Een paar van die gerubde doeken met tekst en grafemblemen heb ik eens meegenomen naar mijn atelier in Nice. Om ze daar verder door te werken tot een ode aan de cisterciënzer bouwkunst en het monnikenwerk dat er werd verricht. Want de oorsprong van die term ligt in de middeleeuwen. Toen juist monniken zorgden voor de verspreiding van teksten en boeken door die zorgvuldig met de hand te kopiëren. Boekdrukkunst? Die bestond nog niet. Uren achter elkaar waren ze bezig met  kopieerwerk met hun in onze ogen primitieve schrijfmiddelen.

nog wat foto’s van de abdij

Wie weet zijn daar in de abdij van Thoronet wel kopieën gemaakt van de beroemde  Legenda aurea, La Légende dorée,  die vorige week in mijn blog ter sprake kwam. Hoe dan ook, onderstaand schilderij is uiteindelijk ook het gevolg van mijn waterputtekening lang geleden en van mijn latere reis naar de prachtige Thoronet abdij.

Toos van Holstein, Fontfroide (olieverfschilderij 90-80 cm)

Tot volgende week.

TOOS

Video van mijn ‘the UOVO Project’: 4 intense Italiaanse weken in 8 krachtige minuten samengebald


met Giampietro Rampini in zijn atelier met een van de objecten uit ‘the UOVO Project’

Rond half mei meldde ik hier voor ’t eerst dat ik me bevond in Gubbio. Die prachtige middeleeuwse stad in Umbrië waar ik een paar weken eerder was neergestreken. Maar dat moest toen nog even geheim blijven, ik moest namelijk eerst stevig broeden op een collectie héééél grote eieren. Uit mijn zogenaamde ‘Ei-project’. Dat ik nu, kwestie van voortschrijdend woordgebruik, heb omgedoopt in ‘the UOVO Project’. Klinkt veel leuker toch, met ’t Italiaanse ‘uovo’ voor ei? En daarbij, een internationale titel oogt natuurlijk ook stukken beter.  Zeker nu mijn video over dat project op YouTube net ‘in première’ is gegaan. Op mijn al een aantal jaren bestaand eigen YouTube-kanaal. Waar dus ook filmpjes staan van eerder plaatsgevonden kunstige zaken van mij. Maar dat terzijde.

Zogezegd  een zeer vers gelegd ei. ’t Was even flink persen maar met het resultaat ben ik heel tevreden. Wat ook geldt voor mijn eieren-draaier Daniele Minelli, de man met de gouden handjes, en Maestro Giampietro Rampini, de man zonder wiens technische kennis en keramiekovens ik dit project nooit had kunnen voltooien.

met Daniele bij mijn ‘the UOVO Project’ in wording

Met Daniele heb ik nu, net als met Giampietro, drie keer samengewerkt. En elke keer krijg ik meer bewondering voor wat hij doet en wat hij kan. Kijk gewoon maar eens alleen naar zijn handen in de video, of naar zijn intens gefocuste blik, naar zijn gemoedelijkheid, de vriendelijkheid die hij uitstraalt en zelfs dat gebruik van zijn kin bij het draaien! Pure klasse. Niet voor niets krijgt hij tegenwoordig opdrachten vanuit allerlei streken. Zoals bijvoorbeeld uit Parijs en zelfs Australië. En Middelburg dus.

nogmaals Daniele

En dan Giampietro! Italiaanser kan in mijn ogen bijna niet. Geen geweldige organisator maar een improvisator in optima forma. Als je zijn atelier ziet, zie je gelijk hoe hij is. Beetje chaotisch!

links achterin ben ik aan het werk op ‘mijn plek’
deel van het magazijn

En toch komt altijd alles prima voor elkaar. Met een nimmer aflatend enthousiasme, altijd bereid zijn kennis met me te delen, altijd openstaand voor allerlei ‘onmogelijke’ ideeën die opborrelen in dat associatieve brein van mij. Waarbij we dan na uitvoering ervan samen blij verrast zijn met de resultaten. Hij heeft in het verleden met bekende keramisten uit Engeland, Australië, Turkije en Iran samengewerkt. Maar de combinatie van mijn onbevangenheid en leergierigheid op keramiekgebied heeft tot een heerlijk speciale samenwerking geleid.

met Giampietro het resultaat bekijken na de eerste keer bakken in de oven

En nu dus maar afwachten of kunstliefhebbers ook zo blij verrast zijn met de uitkomsten van ‘the UOVO Project’. Bij de opening van mijn grote, nog tot 17 juli durende expositie ‘De Verwondering’ in Galerie Drentsche Aa in Balloo (zie deze aflevering) ging de kop er in ieder geval gelijk al af.

‘Uovo Unico’, te bekijken bij galerie Drentsche Aa

En aanstaande zondag 3 juli, bij de maandelijkse editie van onze onvolprezen Middelburgse Kunst en Cultuurroute, toon ik een aantal andere ‘eieren’ voor de eerste keer. Een Zeeuwse première dus. Komt dat zien! Ik zal er dan ook graag over vertellen. Van 1 tot 5 uur aan de Korendijk 56.

links ‘Uovo Toscana’en rechts ‘Uovo di Luce’, te bekijken in mijn atelier aan de Korendijk 56

Tot volgende week.

TOOS  

De Verrassing van de Twee Parallelle Ei-Werelden


Als iemand me een paar maanden geleden had voorspeld dat ik, zoals hierboven, begin mei in het Italiaanse Gubbio naast een meer dan menshoog stenen ei zou staan, zou ik net zo ongelovig zijn geweest als de Bijbelse Thomas. Natuurlijk wist ik dat ik eind april opnieuw voor vier weken in Gubbio zou neerstrijken. Dat was al lang geleden afgesproken. En natuurlijk wist ik dat ik in Gubbio met eivormen van keramiek aan de gang zou gaan. Want mijn twee eigen ei-ontwerpen op mm-papier waren via internet al terechtgekomen bij Giampietro Rampini.

Giampietro Rampini?  Ja, die! Mijn eigenste, in mijn hart gesloten keramist in het prachtige middeleeuwse Gubbio. Met wie ik de afgelopen jaren al een paar keer heb samengewerkt (lees bijvoorbeeld hier en hier en hier maar) waardoor ik ook de stad al aardig heb leren kennen.

Ik had zelfs al ideeën geschetst van wat ik met die  veertig cm hoge eieren wilde gaan doen als pottendraaier Daniele er acht stuks van had gemaakt voor Giampietro. Vier van de slankere en vier van de iets dikkere vorm.

samen met Giampietro bekijk ik hoe Daniele in zijn studio de laatste hand legt aan mijn eivormen
het resultaat staat klaar

Maar dat veel grotere en ook nog stenen ei? Hoe zit dat dan? Wel, begin maart werd er door Facebook zomaar een ei op mijn scherm gelegd. Wat bleek? Gubbio bezat al sinds 1976 een 2,30 m hoog, uit brokken steen opgebouwde eivormig beeld. Een monumentale sculptuur die toen als het eerste Italiaanse feministische kunstwerk in de openbare ruimte werd beschouwd. En dat kende ik helemaal niet!! Wat raar. Maar de verklaring bleek simpel. In 2004 was het holle ei in elkaar gestort tot een hoop losse stenen. Maar nu was het gerestaureerd. Reden om het ter ere van de 100ste geboortedag van kunstenaar Mirella Bentivoglio (1922-2017) in maart op de oorspronkelijke plek terug te zetten.

Om daar hernieuwd te getuigen van de rijke symboliek waarmee Bentivoglio het destijds had opgetuigd. Hier even haar heel lange verhaal heel kort gemaakt. “Het ei als oorsprong van het leven, maar wel met de naam ‘Voor de gestenigde overspelige vrouw’. Een hol ei ook dat het denkbeeldige gestenigde lichaam kan omvatten. Want hoeveel vrouwen, verdacht van overspeligheid, zijn er in het verre verleden  wel niet gestenigd? Maar tevens een ei dat kan worden gezien als een vredesverdrag tussen man en vrouw, als teken van gelijkwaardigheid. Daarbij, om Gubbio te eren, een ei opgebouwd uit de grijzige steen waarmee vrijwel het hele middeleeuwse centrum van Gubbio is opgetrokken.“

Gubbio by night

Oh ja, ook deed Bentivoglio nog onderzoek naar taal met in het bijzonder de letter ‘O’. Logisch dat de bevolking het beeld ‘Ovo’ ging noemen. Afgeleid van het Italiaanse uovo voor ei.

Nou, daar sta je dan als Toos van Holstein met je eigen ei-project. Gewoon omdat je die vorm zo mooi vindt en daarmee graag aan de gang wilt in het keramiekatelier van Giampietro. Of, of? Dat is ook weer niet helemaal waar. Want kijk maar eens naar onderstaande foto’s met al die kruiken in het Museo Brocche d’Autore in Gubbio (brocche=kruiken).

Daarin zit natuurlijk toch wel die eivorm. En dat museum bestaat echt niet zomaar. Dat heeft te maken met de diep gewortelde, eeuwenoude traditie van het Festa dei Ceri. Het Feest van de Kaarsen, een gigantische happening op 15 mei rond drie heiligen. Sant’Ubaldo als beschermheilige van de stad, san Giorgio (onze Sint Joris, die van de draak) en sant’Antonio abate (onze Sint Antonius van Egypte, de vader van het kloosterleven).

Wacht even! Op 15 mei? Ja, ook één van de redenen dat ik juist in deze tijd hier ben. Maar dat wordt een ander verhaal. Nu ben ik eerst nog druk bezig om mijn eigen eieren te leggen. Kijk maar.

bezig in het keramiekatelier van Giampietro Rampini

En daar sluipt dus toch langzaam aan de nodige symboliek in. Zelfs met Sant’Ubaldo, san Giorgio en sant’Antonio. Opnieuw een ander verhaal. Tot na 15 mei, tot volgende week.

TOOS

Een Kleurrijke Ode met Eugubinese Beelden


Één beeld zegt meer dan duizend woorden. Een bekende variatie op een aan de Chinese wijsgeer Confucius, net als de Bijbel altijd goed voor een nuttig citaat, toegewezen uitspraak: ‘Iets honderdmaal horen zegt niet meer dan het eenmaal zien’.Van die uitdrukking maak ik dit keer maar even gebruik als rechtvaardiging voor een aflevering met weinig praatjes maar wel veel plaatjes. Waarom? Lees maar na al die foto’s.

In vorige afleveringen onthulde ik al dat ik een aantal weken in Gubbio verkeerde vanwege dit.

Maar ook omdat ik 2019 bij mijn eerste kennismaking, samen met levensgezel, verliefd werd. Op die stad dus. Een en al oorspronkelijkheid, die middeleeuwse kern binnen de nog gedeeltelijk staande stadsmuren.

een oude kaart van Gubbio die zo past op de nog bestaande stad

Daarbij ook nog echt levend, heel Italiaans, met oud en jong door elkaar. Nog zonder overdaad aan toerisme. Prachtig om daar tussen te zitten. Hierbij daarom een poging tot een foto-ode aan Gubbio. Met een verrekt moeilijke keus uit vele prachtige beelden. Waarbij ook Alighieri, Dante Alighieri, vanzelfsprekend als Via niet ontbreekt.

de Leugenbank op het plein is er goed voor
jong geleerd, oud gedaan

Net zo min als de middeleeuwse kerken waaraan geen gebrek is natuurlijk. Met ook nog verrassend veel bewaard gebleven fresco’s. Maar dat wordt een ander verhaal.

één van die kerken, die van San Francesco

En met vanzelfsprekend een eigen stadsheilige, San Ubaldo. Die een aantal honderden meters boven de stad in zijn eigen Basilica al eeuwen en eeuwen voor iedereen heilig ligt te zijn. Ook weer een ander verhaal. Waarin zeker en vast de Corsa dei Ceri op 15 mei een belangrijke rol gaat opeisen. Een gebeurtenis waar geen maat op staat.

het uitgedroogde lichaam van San Ubaldo als reliek

Loop gewoon maar even mee door de middeleeuwse straten met hun woonhuizen van die typerende grijzige, ruwe steen die de stad tot een unieke architectonische eenheid maakt.

Een stad waarin ik de afgelopen weken ook flink wat speciale ontmoetingen had.

dit komt vast nog wel eens ter sprake
ontmoeting met een kunstschrijver in het keramiekatelier
op de foto met de directeur van de bekende Biblioteca Spirelliana
op de foto met de burgemeester van Gubbio

Waarna ’t op één van onze stamterrassen in de zon bij een heerlijke temperatuur prima bijkomen was met een Campari-spritz. Ontmoetingen die ook weer bronnen vormen voor verhalen die nog moeten rijpen en hun vorm vinden.

Een toegiftje mag natuurlijk niet ontbreken.

dreigende luchten want heel af en toe regende ’t wel eens
bijna een Walcherse zonsondergang maar wel in een heel andere ambiance

Het beloofde ‘waarom’ van deze weinige praatjes en veel plaatjes? Ik heb me na thuiskomst direct moeten gooien op voorbereidingen voor de K10D van Bergen. Oftewel de bekende en gekende jaarlijkse, alleen vorig jaar even niet, Kunst Tiendaagse van kunstenaarsdorp Bergen in Noord Holland. Van aanstaande 22 t/m 31 oktober. Raad eens waarover de komende aflevering gaat? Tot volgende week.

TOOS

Mijn nominatie en meer aangename verrassingen bij verkiezing Kunstenaar van het Jaar 2022


Daar mocht toch best wel iets op gedronken worden, nietwaar? Op mijn nominatie voor de verkiezing van de Nederlandse Kunstenaar van het Jaar. Editie 2022. Een steeds meer aan gewicht winnende gebeurtenis in de onze kunstwereld.

Waar die dronk werd genuttigd? Zie de parasol boven mijn hoofd. Want na een reis van een paar dagen was ik net in Nice aangekomen toen op 1 juli de lijst van genomineerden de cyberspace werd ingestuurd.

Eigenlijk was ’t mijn plan om iets te schrijven over die reis. Over een aantal imposante middeleeuwse bouwwerken die je, bij wijze van spreken, bijna rakelings passeert op de zuidwaartse reis van Middelburg naar de Côte d’Azur. Of beter gezegd, niet moet passeren maar gewoon met een bezoek dient te vereren. Eeuwenoude bouwkunst in optima forma. Zoals dit bijvoorbeeld.

de Romaanse kerk van Tournus op de achtergrond en het bekende sterrenrestaurant in die plaats op de voorgrond, waar we overigens niet hebben gegeten
een deel van dat prachtige Romaanse bouwwerk

De imposante Romaanse kerk en abdij van Tournus, een heerlijk oud stadje zo’n 100 km ten noorden van Lyon. In Bourgondië dus. Maar dat verhaal houd je nog te goed. Nu eerst toch maar voorrang aan de actualiteit, die verkiezing Kunstenaar van het Jaar.

Want al is zo’n nominatie mij al eerder overkomen, het blijft absoluut een kunsteer om ook voor deze editie van 2022 benoemd te zijn door het verantwoordelijke kunstpanel. ’t Zijn namelijk niet de minsten uit onze kunstwereld die in dat panel zitting hebben. Een regelmatig veranderend, onafhankelijk gezelschap van directeuren en conservatoren van musea en andere kunstinstituten, kunstredacteuren en journalisten, kunstadviseurs en verzamelaars, veilingmeesters en kunsthistorici, programmamakers en vormgevers. Welgeteld zo’n honderd vrouwen en mannen. Dus toen ik mijn naam opnieuw, ondanks al die vele duizenden kunstenaars in ons land, onder de 90 genomineerden zag staan, voelde ik me best trots. Gewoon zomaar tussen gerenommeerde museale namen van schilders, beeldhouwers, fotograven en installatiemakers als Lita Cabbellut, Henk Helmantel, Claudy Jongstra, Mark Manders, Erwin Olaf, Marte Röling, Fiona Tan en Henk Visch. Niet slecht!

Maar nu moet er natuurlijk gestemd worden!! Klik maar op https://www.kunstenaarvanhetjaar.nl/  als je meer wilt weten over de verkiezing.

Of, als je direct wilt stemmen (alle namen staan alfabetisch), op naar https://www.kunstenaarvanhetjaar.nl/verkiezing2022/ronde2/

deel van de lijst van genomineerden met in de tweede kolom, slecht leesbaar, mijn naam

Zelf sta ik in de tweede kolom. En klik je even op de naam van je favoriete kunstenaar, dan ploept er gelijk een venster te voorschijn met de nodige persoonlijke informatie . Met plaatjes natuurlijk. Zoals bij mij dit.

De hele stemprocedure spreekt verder voor zich. Maar dit keer is er op die verkiezingssite iets extra’s dat nog meer persoonlijke voldoening geeft. Daarvoor moet je op de site, na het aanvinken van je favoriete kunstenaar en na een ietsie doorscrollen echt even stoppen bij de lijst van ‘Genomineerde onsterfelijke kunstenaars’. Onsterfelijk in de zin van overleden zijn maar toch voortlevend in de kunstwereld. Rembrandt, Van Gogh, zoiets. Maar wiens naam staat daar nu dit jaar voor het eerst? In de laatste kolom vanwege de W? Die van Poen de Wijs! Eindelijk, eindelijk!

Poen’s naam rechts onderaan in dit gedeelte van de Galerie der Onsterfelijken

Zijn naam heb ik wel eens vaker laten vallen in dit blog. Kortgeleden nog. In verband met een expositie in het museum Musiom te Amersfoort. Voor mij en enkele andere fans van zijn werk moest hij gewoon bij die Onsterfelijken komen. En YES, YES,YES, dat is gelukt. Nu staat hij daar zomaar! Een soort Epke-Zonderland-moment voor mij vanwege die beroemde uitspraak van de reporter bij Epke’s laatste afsprong toen hij in 2012 de Olympische medaille won: “Hij staat!”. En nu staat Poen daar. Met dik verdiende erkenning. Persoonlijk vind ik dat we nu allemaal zijn naam moeten aanvinken voordat we aan het eind van de verkiezingsite de procedure afronden.

En weet je wat ook nog heel bijzonder is? De mede-exposant van Poen bij die expositie ‘Herkenning in Vervreemding’ in het Musiom is beeldhouwer Margot Homan. En laat haar naam nou direct onder die van mij staan in de lijst van de 90 genomineerden. Kwestie van alfabetische volgorde. En laat je nou twee kunstenaars aan mogen vinken. Tot volgende week.

TOOS

We mogen weer los, zelfs van de niet zo cultuurminnende Hugo de Jonge


Op een of andere manier is er vanmorgen vermoedelijk iets fout gegaan bij het verzenden van dit blog waardoor ik denk dat een deel van mijn lezers deze aflevering niet in hun IN-vak heeft zien ploffen. De enige oplossing die ik hiervoor kan verzinnen is om alles nog een keer te versturen. Niet echt elegant, maar ’t is niet anders. Dus sorry als je dit vandaag al eerder hebt gekregen. TOOS

Saint-Paul-de-Vence aan de Côte d’Azur

Stel nou eens dat ik in 1994 niet zomaar spontaan voor drie maanden in het Zuid-Franse kunststadje Sint-Paul-de-Vence was neergestreken. Zou ik dan nu hebben meegedaan aan de groepsexpositie ‘Homerus-Ilias & Odyssee’ bij Galerie WiekXX in het Groningse Bad Nieuweschans.

Bad Nieuweschans

Bad Nieuweschans

Zoals de Romeinen dachten dat Homerus er uit zou zien

Ik hoor gelijk al weer levensgezel met zijn gevleugelde woorden ‘Toos, als ik nog een broer had gehad, zou die dan bruine bonen hebben gelust?’. Met in dit geval nog als extraatje ‘Toos, we weten helemaal niet of die Homerus van jou wel echt heeft bestaan!’. In dat laatste heeft hij trouwens helemaal gelijk. Want ‘de geleerden’ zijn het daar met elkaar beslist niet over eens. Heeft er wel een Homerus geleefd? En zo ja, heeft hij dan de Ilias en Odyssee zelf geschreven of heeft hij alleen allerlei verhalen verzameld? En zo ja, kon hij ze wel opschrijven want misschien was hij wel blind. En zo ja …, nou ga maar door. Vroeg-Griekse dichte mist tot en met.

Maar in die beginzin van hierboven zitten wel degelijk oorzaak en gevolg. Want door mijn verblijf in Saint-Paul ontstond het contact met Jean-Paul  Aureglia, nog steeds mijn galerist van Galerie Quadrige in Nice. En door Jean-Paul  ging ik de Ilias en de Odyssee lezen. Van voor naar achter en weer terug. Want hij had zichzelf een heilig levensdoel opgelegd. Namelijk het uitgeven van nieuwe drukken, geïllustreerd door ‘zijn’ kunstenaars, van wat hij als de fundamenten van onze Westerse beschaving beschouwt. Die werken van Homerus en de Divina Commedia van Dante. Maar ook de Legenda Aurea, op z’n Frans La Légende Dorée, van Jacques de Voragine (1228-1298). In het calvinistische Noorden minder bekend dan in het katholieke Zuid-Europa. Een heel persoonlijke keus natuurlijk, maar wel een die mij heeft beïnvloed. Want nu doe ik dus mee met die groepsexpositie over Homerus in dat noordelijk gebied van Nederland bij de Waddenzee. Waarvoor een reclamebureau ooit de toeristische leus ‘Er gaat niets boven Groningen’ bedacht.

Of de soldaten bij de Slag van Heiligerlee dat op 23 mei 1568 ook beseften, betwijfel ik ten zeerste.

de slag bij Heiligerlee

Maar op weg naar Nieuweschans vorige week om mijn werk voor de expositie te brengen, had ik toch even die absurde associatie. Want begon daar, zo’n dikke tien kilometer ten westen van Nieuweschans, volgens de geschiedenisboekjes niet officieel onze Tachtigjarige Oorlog? Met een overwinning van het Staatse leger, vooral bestaand uit huurlingen,op die vuige katholieke Spanjaarden? Dat daarvoor al wel wat nederlagen waren geleden tellen we voor onze eigen Hollands Glorie natuurlijk niet mee. Die tachtig jaar kun je beter beginnen met een overwinning en die bij Heiligerlee was de eerste. Historisch gebied dus, daar op dat Groningse platteland. Net zoals de oude vestingplaats Nieuweschans zelf.

eerst ingeladen in Middelburg en weer uitladen in Bad Nieuweschans

Een plek vol geschiedenis dus waarbij zowel  Homerus als zijn Ilias, met het 10-jarig beleg van Troje en dat bekende paard, als zijn Odyssee, met de avonturen en heldendaden van Odysseus, heel goed aansluiten. Net zoals dus mijn Homerus-kunstwerken en die van andere bekende kunstgenoten als Sam Drukker, Annemarie de Groot, Candace Charlton, Dick Aerts, Clary Mastenbroek en Jannes Koetsier. En ook net zoals mijn steendruk over de Ilias die ik na de opening van de expositie op 6 juni mocht overhandigen aan opener Jacqueline Klooster, docent aan de Faculteit der Letteren van de Groningse Universiteit.

die steendruk over de Ilias

Want het leuke van het maken van zo’n steendruk als voor de Iliade bij Jean-Paul is dat je als kunstenaar ook zelf altijd een klein aantal zogenaamde EA’s in bezit krijgt. Dat staat voor épreuve d’artiste en daarmee mag je doen wat je wilt. Zoals dus cadeau geven als blijk van waardering aan iemand die heel duidelijk veel wist van die óf werkelijk bestaand hebbende óf mogelijk imaginaire Homerus.

enkele van mijn ‘Homerus-schilderijen

geïnteresseerden in de Franse uitgaven van de Ilias en de Odyssee

Toos van Holstein, Sirène (n.a.v. een van de verhalen uit de Odyssee)

de beeldentuin van WiekXX

Op dus allemaal naar Nieuweschans, naar WiekXX. De galerie die al snel na de start in 1977 er één van faam werd in heel Nederland en die naam nog steeds heeft. Nu gesitueerd in de woonboerderij met beeldentuin van Henriëtte Mulder en Frans Boersma.

Neem bij je bezoek ook gelijk nog even Boertange mee. Ook al zo’n vestingdorp dat we te danken hebben aan die Tachtigjarige Oorlog.

Boertange

Of waarom niet het Groninger Museum? Dat mocht ten slotte na zes maanden sluiting afgelopen weekeinde ook weer open van minister Hugo de Jonge. Je weet wel, die man van ‘je hoeft niet naar het theater, je kunt thuis ook een mooie DVD opzetten’. Als kunstenaar vind ik dat die volkomen belachelijke, bizarre, çultuuranalfabetische en schrijnende uitspraak van hem niet vaak genoeg kan worden herhaald. Bij deze dus. Tot volgende week.

TOOS

Mythe, Magie en Mystiek, het Kunstenaarsatelier leent zich er wel voor (III)


Van de Rijksmuseumse Eregalerij vorige keer terug naar mijn belofte over die eenzame monnik aan zijn lessenaar in de week daarvoor. Want die plotsklapse actualiteit van de Gouden Eeuwse vrouwelijke kunstenaars die eindelijk, eindelijk hun eigen plek kregen in de Eregalerij drong zich er even tussen.  Nu verder met mijn schrijfsels over de plek waar toch ook die vrouwen hun schilderijen maakten: het kunstenaarsatelier. Met bijbehorende geschiedenissen en persoonlijke ervaringen. Met de mythen, de magie en de legenden die er vaak aan de haren bij worden gesleept. En met ook mijn eigen werkplekken. In zowel Middelburg als Nice.

bezig in mijn atelier in Nice
het Palais Venise in Nice met op de 1e etage achter de witte balustrade en de draaimolen mijn atelier

Zeg nou zelf, is dat atelier in Nice zoiets speciaals? Een doodgewone kamer in een trois pièces, een driekamer appartement. Maar dan wel in het heerlijk barokke Palais Venise. Alleen de naam al! ’t Is een plek waar ik me heel goed thuis voel. Waar ik me als een monnik kan terugtrekken in mijn cel en me kan afsluiten van de drukte in Nederland. Waar ik de Mediterrané en de beroemde Promenade des Anglais heel dichtbij weet en waar ik helemaal tot rust kan komen. Maar waar ik dus door dat rottige virus nu al een heel jaar niet heen heb gekund. Lees hier maar eens terug hoe ik er vorig jaar maart weg moest vluchten.

illustratie uit de 11e eeuw, gemaakt in de abdij van Echternach
monnik in het scriptorium

Goed, die plaatjes met monniken. Die doen daar wat ik in Nice ook zo graag in alle rust en stilte doe. Gewoon lekker bezig zijn. Zij vooral met het nijver overschrijven en kalligraferen van teksten. Want de boekdrukkunst?  Die liet in die periode van de Middeleeuwen nog honderden jaren op zich wachten. Waar komt, dacht je, de uitdrukking ‘dat is monnikenwerk’ vandaan? Juist, ja! Maar al die ter ere van God beschreven perkamenten bladen werden ook regelmatig verluchtigd met miniaturen. Van heel eenvoudig tot meer kunstzinnig.

al veel mooier, een afbeelding vermoedelijk gemaakt door de beroemde Jan van Eyck rond 1420

Een twee-eenheid tussen tekst en verklarend plaatje. Op die manier werd het scriptorium mee ook een atelier. Simpel weliswaar, maar wel een voorloper van de veel latere schildersateliers.

Maar hoe zat ’t nu eigenlijk ver voor de Middeleeuwen? In de Griekse Oudheid en het Romeinse rijk. Want die hadden toch ook hun kunstenaars. En wat voor! Kijk maar.

Weten we ook iets van hun ateliers? Zoals van de legendarische schilder Apelles of de befaamde beeldhouwer Phidias. Het korte antwoord is, voor zover ik weet, nee. Wel kennen we het prachtige verhaal van de mythische Pygmalion. Die beeldhouwde een zo perfect marmeren beeld van het vrouwelijk lichaam dat hij er zelfs heimelijk verliefd op werd. Gelukkig was daar Aphrodite, de godin van de liefde. Met haar hulp kon hij het beeld tot leven brengen door het zacht op de lippen te kussen. Een moment dat Jean-Léon Gérôme (1824-1904) prachtig verbeeldde.

Maar of hij het beeldhouwatelier historisch een beetje correct heeft weergegeven? Slechte vraag natuurlijk bij deze zeer persoonlijke, romantische 19e eeuwse interpretatie. Pygmalion en zijn Galatea leefden in ieder geval nog lang en gelukkig. Maar dat dit verhaal in de middeleeuwen aanleiding was om dan maar te veronderstellen dat de perfecte vrouwelijkheid alleen kon bestaan dankzij de mannelijke scheppingskracht? Vast eenzijdig denkende mannen die dit idee kregen.

Ook die legendarische Apelles (370-306 v.C.) heeft heel wat kunstzinnige inspiratie op zijn geweten. Maar ja, hij werd in het Romeinse rijk dan ook gezien als de grootste schilder aller tijden. Dankzij beschrijvingen van Plinius de Oudere in zijn Naturalis Historia weten we het nodige over hem en zijn schilderijen. Waarvan niets is overgebleven. Wel zou onderstaande muurschildering uit Pompeï gebaseerd zijn op zijn schilderij ‘Venus Anadyomene’ (Venus oprijzend uit de zee) dat ooit in bezit was geraakt van keizer Augustus.

Een geweldig verhaal over Apelles heeft veel en veel later trouwens nog heel wat kunstwerken door anderen opgeleverd.

Jan Wierix, Apelles en Alexander de Grote

Zo zou Alexander de Grote hem opdracht hebben gegeven om een naaktportret te maken van Campasne, een belangrijke minnares van onze wereldveroveraar. Maar wat gebeurt er? Tijdens het poseren wordt Apelles straalverliefd op Campasne. Als Alexander dit te weten komt en weer op bezoek gaat in het atelier is hij zo sterk onder de indruk van het portret dat hij subiet zijn minnares schenkt aan Apelles als tegenprestatie voor dat schilderij. Of Campasne hierover iets te zeggen had? Goeie vraag! En of het geschetste atelier hier wel klopt? Kleine kans, schat ik zo in. Maar ’t kan nog veel erger.

Willem van Haecht (II), Alexander de Grote bezoekt het atelier van Apelles, in bezit van het Mauritshuis

Ja, ook hier wordt Apelles’ atelier verbeeld.  Kijk maar linksonder waar hij een in dit geval min of meer keurig gekleed poserende Campasne op het doek zet terwijl Alexander in extase toekijkt.

Volgende keer meer over dit curieuze schilderij en andersoortige atelierverhalen. Of? Nee, toch eerst maar Dante700. Tot volgende week.

TOOS

De Beentjes van Sint-Hildegard


Dit frappante, persoonlijke verhaal had ik nog even opgespaard tot de donk’re dagen rond Kerst. Een verhaal met daarin de heilige middeleeuwse Hildegard von Bingen in de hoofdrol. Want in deze periode kijken we niet op een paar heiligen meer of minder. Met natuurlijk hun bijbehorende wonderbare levensverhalen. Denk maar aan het kerstverhaal met Maria, Jozef en Jezus. En Balthasar, Caspar en Melchior, de drie wijze koningen uit het oosten, die er nog aan zitten te komen. Maar ze halen 6 januari vast wel. Allemaal heilig verklaard. Net zoals Saint Silvestre die ons van het oude naar het nieuwe jaar begeleidt op Sylvesterabend. Zoals Oudejaarsavond op z’n Duits heet.

Jeroen Bosch, De aanbidding door de Drie Koningen

Als kind groeide ik op met al die Bijbelse vertellingen. Juist in deze periode pakte pappa dan zijn doosje met heiligenplaatjes, nam er eentje uit en begon te vertellen. Daar komt vast mijn fascinatie vandaan voor die vaak wonderlijke, bizarre en soms ook gruwelijke verhalen over al die  Roomse heiligen. Want heilig werd je echt niet zomaar. Onthoofding, opkoken in een grote pot, vel afstropen, gespietst worden, de sprookjes van de gebroeders Grimm zijn er niks bij. Maar het kon ook anders. Zoals bij Hildegard von Bingen (1098-1179).

het balkon in Gubbio zomer 2019

Maar nu moet ik eerst  terug naar een zonnig balkon in de zomer van vorig jaar. In het Italiaanse Gubbio. Ik verkeerde een maand lang in die prachtige middeleeuwse stad vanwege een expositie en om keramiek te beschilderen. Dat valt hier en in daarop volgende blogafleveringen terug te lezen.

Daarnaast was ik ook bezig mijn ‘The 70-Series’, die in Nederland geëxposeerd zou gaan worden, voor te bereiden. Op dat balkon dus.

nogmaals dat balkon

En in mijn ‘vrije tijd’ zat ik een beetje te vegen op mijn iPad. Ongetwijfeld weet je hoe dat gaat. Je begint ergens, verdwaald en komt bij iets volstrekts onverwachts uit zonder te weg daarheen nog te kunnen reproduceren. Zo zat ik plots in een middeleeuwse tekst over het vrouw-zijn en over haar seksuele gevoelens. Hè, in de middeleeuwen! Ja, en ook nog geschreven door een vrouw. Die combinatie inspireerde me. Daardoor ontstonden op dat balkon van het appartement waar levensgezel en ik verbleven een paar nieuwe kunstwerken voor ‘The 70-Series’.

een van die twee werken voor ‘The 70-Series’
de tweede

De letterlijke tekst en de naam van de schrijfster? Oeps! Die was ik al snel daarna weer vergeten. Drukte of grijze-haren-gaatjes in de zeef van mijn geheugen? Ach, daar ga ik me maar niet druk om maken.

Nu door naar oktober van dit jaar. In het Twentse Diepenheim ging op zondag 4 oktober de 4e editie los van mijn expositie ‘The 70-Series and More’ bij Galerie Àlafran. Met daarin nu ook opgenomen de twee kunstwerken van hierboven. Die zondag kwam toevallig ook heel mooi uit omdat ik vanwege een al veel eerder gemaakte familie afspraak op 2 en 3 oktober toch in de buurt van Diepenheim moest zijn. Ter familie-leering ende vermaeck werd toen ook de film ‘De Beentjes van Sint-Hildegard’ getoond. Wel over gelezen en gehoord, maar nog niet gezien. Waar kun je die film van cabaretier Herman Finkers trouwens beter bekijken dan in zijn eigen regio Twente. Een aanrader trouwens, die Beentjes enz. Een prachtige mix van humor, tragiek en levenswijsheid.

Ik leerde er twee dingen van. Eén: met die beentjes worden de botten van Sint Hildegard von Bingen bedoeld die bewaard worden in een gouden reliekschrijn in de kerk van Eibingen (Duitsland).

de reliekschrijn met beenderen van Hildegard von Bingen
Hildegard noteert haar visioen op een wastablet en een secretaris neemt dit over op perkament

Twee: maar natuurlijk, dat was de non van de tekst die me inspireerde! Een absoluut bijzondere vrouw, die Hildegard. Geboren in een adellijke familie, behept met het krijgen van visioenen, stichtster van  twee eigen kloosters voor vrouwen, componiste, schrijfster over theologie, natuur, kosmologie en geneeskunde, corresponderend met allerlei hoge gezagsdragers en daarbij lekker recalcitrant. Hoezo zouden vrouwen geen homo universalis kunnen zijn?

En nu de pointe van dit verhaal. Weet je welke werken van mij de eerste waren die bij de opening op 4 oktober werden verkocht aan twee verschillende kopers? Die twee gebaseerd op haar tekst.

met de koper van een van de twee ‘Hildegard’ werken op de foto bij de opening

Waarvan ik nu ook weer weet dat die begint met “als een vrouw de liefde bedrijft met een man, voelt ze de warmte tot in haar brein. Dat brengt een zinnelijke verrukking teweeg …..  “. Enzovoorts. Niet slecht toch, voor een non? Tot in het nieuwe jaar, tot volgende week.

TOOS

De Beentjes van Sint-Hildegard


Dit frappante, persoonlijke verhaal had ik nog even opgespaard tot de donk’re dagen rond Kerst. Een verhaal met daarin de heilige middeleeuwse Hildegard von Bingen in de hoofdrol. Want in deze periode kijken we niet op een paar heiligen meer of minder. Met natuurlijk hun bijbehorende wonderbare levensverhalen. Denk maar aan het kerstverhaal met Maria, Jozef en Jezus. En Balthasar, Caspar en Melchior, de drie wijze koningen uit het oosten, die er nog aan zitten te komen. Maar ze halen 6 januari vast wel. Allemaal heilig verklaard. Net zoals Saint Silvestre die ons van het oude naar het nieuwe jaar begeleidt op Sylvesterabend. Zoals Oudejaarsavond op z’n Duits heet.

Jeroen Bosch, De aanbidding door de Drie Koningen

Als kind groeide ik op met al die Bijbelse vertellingen. Juist in deze periode pakte pappa dan zijn doosje met heiligenplaatjes, nam er eentje uit en begon te vertellen. Daar komt vast mijn fascinatie vandaan voor die vaak wonderlijke, bizarre en soms ook gruwelijke verhalen over al die  Roomse heiligen. Want heilig werd je echt niet zomaar. Onthoofding, opkoken in een grote pot, vel afstropen, gespietst worden, de sprookjes van de gebroeders Grimm zijn er niks bij. Maar het kon ook anders. Zoals bij Hildegard von Bingen (1098-1179).

het balkon in Gubbio zomer 2019

Maar nu moet ik eerst  terug naar een zonnig balkon in de zomer van vorig jaar. In het Italiaanse Gubbio. Ik verkeerde een maand lang in die prachtige middeleeuwse stad vanwege een expositie en om keramiek te beschilderen. Dat valt hier en in daarop volgende blogafleveringen terug te lezen.

Daarnaast was ik ook bezig mijn ‘The 70-Series’, die in Nederland geëxposeerd zou gaan worden, voor te bereiden. Op dat balkon dus.

nogmaals dat balkon

En in mijn ‘vrije tijd’ zat ik een beetje te vegen op mijn iPad. Ongetwijfeld weet je hoe dat gaat. Je begint ergens, verdwaald en komt bij iets volstrekts onverwachts uit zonder te weg daarheen nog te kunnen reproduceren. Zo zat ik plots in een middeleeuwse tekst over het vrouw-zijn en over haar seksuele gevoelens. Hè, in de middeleeuwen! Ja, en ook nog geschreven door een vrouw. Die combinatie inspireerde me. Daardoor ontstonden op dat balkon van het appartement waar levensgezel en ik verbleven een paar nieuwe kunstwerken voor ‘The 70-Series’.

een van die twee werken voor ‘The 70-Series’
de tweede

De letterlijke tekst en de naam van de schrijfster? Oeps! Die was ik al snel daarna weer vergeten. Drukte of grijze-haren-gaatjes in de zeef van mijn geheugen? Ach, daar ga ik me maar niet druk om maken.

Nu door naar oktober van dit jaar. In het Twentse Diepenheim ging op zondag 4 oktober de 4e editie los van mijn expositie ‘The 70-Series and More’ bij Galerie Àlafran. Met daarin nu ook opgenomen de twee kunstwerken van hierboven. Die zondag kwam toevallig ook heel mooi uit omdat ik vanwege een al veel eerder gemaakte familie afspraak op 2 en 3 oktober toch in de buurt van Diepenheim moest zijn. Ter familie-leering ende vermaeck werd toen ook de film ‘De Beentjes van Sint-Hildegard’ getoond. Wel over gelezen en gehoord, maar nog niet gezien. Waar kun je die film van cabaretier Herman Finkers trouwens beter bekijken dan in zijn eigen regio Twente. Een aanrader trouwens, die Beentjes enz. Een prachtige mix van humor, tragiek en levenswijsheid.

Ik leerde er twee dingen van. Eén: met die beentjes worden de botten van Sint Hildegard von Bingen bedoeld die bewaard worden in een gouden reliekschrijn in de kerk van Eibingen (Duitsland).

de reliekschrijn met beenderen van Hildegard von Bingen
Hildegard noteert haar visioen op een wastablet en een secretaris neemt dit over op perkament

Twee: maar natuurlijk, dat was de non van de tekst die me inspireerde! Een absoluut bijzondere vrouw, die Hildegard. Geboren in een adellijke familie, behept met het krijgen van visioenen, stichtster van  twee eigen kloosters voor vrouwen, componiste, schrijfster over theologie, natuur, kosmologie en geneeskunde, corresponderend met allerlei hoge gezagsdragers en daarbij lekker recalcitrant. Hoezo zouden vrouwen geen homo universalis kunnen zijn?

En nu de pointe van dit verhaal. Weet je welke werken van mij de eerste waren die bij de opening op 4 oktober werden verkocht aan twee verschillende kopers? Die twee gebaseerd op haar tekst.

met de koper van een van de twee ‘Hildegard’ werken op de foto bij de opening

Waarvan ik nu ook weer weet dat die begint met “als een vrouw de liefde bedrijft met een man, voelt ze de warmte tot in haar brein. Dat brengt een zinnelijke verrukking teweeg …..  “. Enzovoorts. Niet slecht toch, voor een non? Tot in het nieuwe jaar, tot volgende week.

TOOS

Een Veerse Vloot van vijfentwintig Vliegende Hollanders


de Grote Kerk van Veere

Is een kerk zonder kerkmeester eigenlijk nog wel een kerk te noemen? Of is het dan alleen nog maar een kerkgebouw? En stel dat een kerkgebouw weer een kerkmeester krijgt, is ’t dan gelijk weer een kerk? Rare gedachtefratsen? Nou, lees maar verder. Dit kwam onlangs spelenderwijs in me op door een kunstgebeurtenis in de Grote Kerk van Veere. Een majestueus middeleeuws bouwwerk dat én Veere én de wijde omgeving  be- en overheerst. Eigenlijk vele maten te groot voor het huidige stadje.

uitzicht over Veere vanuit de toren

Iedereen die Veere kent, zal dat kunnen beamen. En een ieder die Veere niet kent, moet er dan maar eens snel heen. Om in die Grote Kerk de expositie ‘Ex Voto’ te ervaren. Maar ga vooraf eerst wel naar het Museum Veere in de Schotse Huizen. Met als bonus op hetzelfde toegangskaartje ook nog dat prachtige laat gotische stadhuis (met er tegenover mijn reddersmonument). Daar krijg je wel verklaard waarom Veere ooit zo welvarend was dat het zich zo’n overmaatse  Grote Kerk kon veroorloven. Bekijk als voorproefje maar de video van MuseumTV over die Schotse Huizen en het stadhuis.

En dan dus die Grote Kerk die al heel lang geen kerk meer is. Maar wel een gigagrote geen-kerk. Nog steeds. Ook al hebben ze in de middeleeuwen die toren nooit tot de geplande 100 meter hoogte afgebouwd. Ook al zijn de uitgebreide begraafplaatsen er omheen verdwenen. En ook al hebben ze in de 19e eeuw de grote Noordbeuk afgebroken om de stenen ervan te kunnen verkopen omdat Veere in die tijd zo arm was als een kerkrat.  Maar dat zijn andere verhalen.

De laatste tientallen jaren wordt met vallen en opstaan geprobeerd de Grote Kerk tot een belangrijk cultureel centrum van Zeeland te maken. Met de permanente multimediale ‘Experience’ van de geschiedenis van de kerk naast onder andere muziekuitvoeringen en exposities. Zo hing er een aantal jaren geleden een paar keer werk van mij op groepstentoonstellingen met Zeeuwse kunstenaars.

Maar nu zat ik er in oktober op uitnodiging voor een heel speciale opening.  In een vanwege de coronaregels tot maar dertig personen beperkt publiek. Een nietig plukje mensen onder dat immense gewelf van het middenschip. Een gewelf waarin de dagen daarvoor schepen de lucht in waar gezeild. Gemaakt van allerlei kleuren kaarsvet en wax. Door Folkert de Jong. Een kunstenaar die ik een poos geleden persoonlijk leerde kennen maar van wie ik al ver daarvoor een intrigerende kunstinstallatie had bewonderd in het Kunstmuseum Den Haag. Om een paar jaar daarna soortgelijke beelden uit die installatie terug te zien op de grote jaarlijkse kunstbeurs in Keulen. En die nog weer wat jaren later bij de Oostkerk in Middelburg een groep beelden mocht plaatsen. Dat in het kader van de tweede editie van de grote kunstmanifestatie  Façade, georganiseerd door het CBK Zeeland.

2012, installatie ‘Anatomie’ van Folkert de Jong in het Kunstmuseum Den Haag
2014, beelden van Folkert de Jong op de kunstbeurs van Keulen
2017, beeld van Folkert de Jong bij de Oostkerk in Middelburg

Datzelfde CBK had nu Folkert de Jong gevraagd om kerkmeester te worden in Veere. Daar is ie dan, die kerkmeester! Niet zomaar een gewone kerkmeester trouwens. Nee, je wordt dat alleen als je in de kerk een expositie realiseert en blijft dat slechts voor de tentoonstellingsduur. In dit geval tot 28 februari volgend jaar. Maar hoe eigen je je die immense ruimte toe? Hoe maak je daar iets dat niet gelijk in nietigheid weg valt? Dat deed hij met 25 schepen van zo’n anderhalve meter lang, gecreëerd uit allerlei soorten kaarsvet. Die zweven daar nu als een luchtvloot onder de naam ‘Ex Voto’. Echt prachtig.

vlak voor de opening samen met Kathrin Ginsberg, directeur van het CBK Zeeland
Folkert de Jong heeft de erestaf, behorend bij het kerkmeesterschap, in ontvangst genomen
na de opening even bijpraten met Folkert
enkele van die schepen

Natuurlijk zit er een hele filosofie achter die schepen, maar die kan Folkert het beste zelf vertellen in deze video.

Heerlijk lijkt me dat. Je mogen uitleven in zo’n immense ruimte met zo’n eeuwenlange geschiedenis en met zoveel verhalen. In 2011 heb ik zelf al zoiets kunnen doen bij mijn grote tentoonstelling ‘TOOS’ in de krochten van Fort Rammekens bij Ritthem. Aan de monding van de Westerschelde. Ik zie al helemaal voor me hoe ik dat met de ervaring van toen nu zou kunnen doen in Veere. Ach, een mens moet af en toe gewoon lekker kunnen dromen. Ik ben trouwens best benieuwd naar je ‘experience’, zoals dat tegenwoordig heet, van en in de Grote Kerk. Tot volgende week.

TOOS

Mijn Reddersmonument en van toen het Veerse Meer nog het Veerse Gat was


Wat dit hierboven is? Mijn Reddersmonument in Veere. Op de hoek van Markt en Kaai. Op de muur van wat ooit het katholieke kerkje O.L. Vrouwe ter Snee was, schuin tegenover dat prachtige middeleeuwse stadhuis. Onthuld op 29 mei 2010. Een paar weken geleden was ik er weer  eens even  om te controleren of dat reddersmonument er nog steeds goed bij hangt. Dat maakte ook gelijk heel wat herinneringen los. Zoals dat het al onthuld had moeten worden op 11 januari 2008 en ook nog op een heel andere plek.

bij de ingang van de haven

Daar dus waar nu die kanonnen staan. En dan zo’n 5 meter hoog. Je begrijpt vast al dat dit een stukje recente Veerse  geschiedenis vormt in de lange historie van deze ooit zo rijke havenstad. Van toen het Veerse Gat, de directe verbinding met de Noordzee, nog lang geen afgesloten Veerse Meer was. En er op drukke dagen in de 16e en 17e eeuw tientallen handelsschepen voor anker gingen.

Schepen die bij heftige stormen op zee wel eens in nood kwamen en ook vergingen. Waarbij zeelui verdronken of op het nippertje werden gered.

Pas in de tweede helft van de 18e eeuw kwam er een soort reddingswezen op gang. Met als gangmaker de in Veere geboren Frans Naerebout (1748-1818). Voorganger van de velen die zich daarna inzetten voor dat reddingswezen. Zoals bijvoorbeeld nog op 11 januari 1958 kapitein Jan Minneboo en matroos Boete Minneboo. Die met hun reddingsboot en gevaar voor eigen leven op bijna miraculeuze manier de bemanning van de zinkende sleepboot Ebro veilig aan wal wisten te krijgen. Toen al beloofde de burgemeester dat daar een eremonument voor moest komen. Niet dus.

Frans Minneboo

En dat kon Frans Minneboo, zoon van Jan, niet laten gebeuren. Dat monument, een eerbetoon aan al die redders van eeuwen her, moest en zou er komen. Het liefst exact 50 jaar na die heldendaad in 1958. De laatste trouwens. Want een paar jaar later werd het Veerse Gat afgesloten. Dat is zelfs nog bezongen door de bekende troubadour Jaap Fischer. Luister maar.

Frans Minneboo richtte dus een stichting op. De Stichting Reddersmonument Veere, de SRM Veere. Vijf  Zeeuwse kunstenaars werden geselecteerd om een ontwerp te maken voor het monument. En, kort samengevat, mijn ontwerp werd ‘t.

maquette voor mijn Reddersmonument

Vanwege de figuratief vormgegeven symboliek. Met de vervaarlijke zeebodem en het opengewerkte lichaam van de drenkeling, bijna al een lege huls. En met de reddingsboot als windvaan bovenop de dubbel gelaagde golven. Voor zowel het visueel dramatisch effect als de gelaagdheid van het redden lang geleden. Want leverde een vergaan schip niet ook heel veel aangespoelde, te jutten en te verkopen goederen op?

Waar dit geheel moest komen wist ik gelijk. Op de kop van de haven waar vroeger al die schepen in en uit voeren. Recht tegenover de stoere 15e eeuwse Campveerse Toren, ooit onderdeel van de Veerse stadsmuur. Zo ongeveer moest ’t er ongeveer uit komen te zien.

gezien vanaf de hoek van Kaai en Markt

Maar toen kwamen de nimby’s in opstand. De lui van ‘ik ben wel voor, maar not in my back yard‘, niet in mijn achtertuin. Of eigenlijk dus nimfy’s. Not in my front yard, niet in mijn voortuin. Want, zoals dat werd verwoord in hun bezwaarschriften, ‘het past niet in onze vestingstad en bovendien zou bij plaatsing op de beschermde stadswallen het aloude silhouet van de stad worden aangetast’. Een heel curieus argument trouwens, dat van het silhouet. Want exact op de plaats waar het reddersmonument zou komen, stond eeuwen geleden een andere toren van de vestingwal. Zoals deze oude gravure van Veere laat zien. Maar ja, historisch besef is een rekbaar begrip.

links de gravure, rechts een uitsnede ervan, met links die toren tegenover de Campveerse Toren

Die toren schijnt ooit bij een zeer lage waterstand de haven in te zijn gegleden en is nooit meer opgebouwd. De tegenstanders liepen zelfs in de zomer op de Kaai toeristen te ronselen om hun bezwaar mee te ondertekenen. Ik heb me destijds ver gehouden van al dat gedoe, dat was aan de SRM Veere. Met pijn in het hart natuurlijk. Maar ik had van insiders wel begrepen dat Veere een politiek wespennest was en er mogelijk ook nog andere,meer persoonlijke belangen speelden. Uiteindelijk ging de oorspronkelijke opzet dus niet door, B en W haalden bakzeil. Maar geen haar op Frans Minneboo’s hoofd die er aan dacht zich schaakmat te laten zetten. De particuliere geldgiften waren overigens ook al binnen. Dus maakte ik een nieuwe, veel kleinere opzet voor die hoek bij Markt en Kaai. ’t Was toch ook mijn eer te na dat die redders niet geëerd zouden worden.

Het resultaat? Een groot feest op 29 mei 2010. Met redder Boete Minneboo en oud-Ebro-kapitein  Jan Bruins, beiden 85, als eregasten.

onthulling door Boete Minneboo en Jaap Bruins
en ondergetekende deed natuurlijk ook nog een woordje
een shanty-koor mocht natuurlijk ook niet ontbreken

Eind goed, al goed. Met dat nog steeds prachtig hangende reddersmonument. Tot volgende week.

TOOS

(Van) Holsteinse lijntjes naar Oom Piet, de Zeeuwse Jopie Huisman en Jopie Huisman, de Zeeuwse Piet Rijken


de Schotse Huizen in Veere, onderdeel van Museum Veere

Mijn Middelburgse oom Piet schildert ook! Zo vertelde een collega van levensgezel alweer jaren geleden. Maar ’t kwam er niet van om daar dieper op in te gaan. Later wel,een keer bij die collega thuis. Daar hing namelijk een werk van oom Piet. Een goed geschilderd stilleven. Dat zich daarbij later een ‘Toos’ heeft gevoegd, een opdracht van die collega, is natuurlijk heel leuk. Zomaar een (van) Holsteins lijntje naar de kunst van Piet Rijken (1915-2001), tegenwoordig eigenlijk alleen nog wereldberoemd in Zeeland. En dat vind ik onterecht. Zo zag ik recent bij de nog tot 8 november durende tentoonstelling ‘Verfijnd verleden’ in de Schotse Huizen in Veere. Een expositie gewijd aan ‘oom Piet’. Tot mijn schande had ik van hem nog nooit een overzichtstentoonstelling kunnen bezoeken. Zoals de laatste grote nog tijdens zijn leven in 1995 in het Zeeuws Museum. Maar nu was de gelegenheid daar, zeker ook omdat nog een paar andere zaken me naar Veere brachten. Zoals de nieuwe ‘kerkmeester’ van de Grote Kerk, dat alles overheersende bouwwerk in het stadje, en een persoonlijke inspectie van mijn ‘Reddersmonument’ daar. Kerkmeester en Reddersmonument? Jazekers! Maar dat zijn komende verhalen.

Eerst Piet Rijken. Met die expositie in de prachtige middeleeuwse Schotse Huizen. Gecombineerde Hollandse en Schotse pracht aan de Kaai. Daar waar ’t eeuwen geleden wemelde van Schotse handelslui, Schotse vrachtschepen en Schotse dukaten. De verklaring daarvan? Het zogenaamde Schotse stapelrecht. Maar een verhaal daarover komt misschien nog wel eens.

beelden uit de rijke middeleeuwse periode van Veere in de Schotse Huizen

Een paar van de zalen op de 1e etage in die grote Schotse Huizen, onderdeel van Museum Veere, zijn nu geheel gewijd aan Piet Rijken. Te beginnen met een prachtig groot schilderij op de begane grond.

Piet Rijken, De rode lap (1974)
detail uit ‘De rode lap’

Een magisch realistisch werk uit 1974 waarin ‘Oom Piet’ heel mooi zijn fascinatie voor vergankelijkheid, natuur en milieuvervuiling verwerkte. Maar voordat hij dit zo kon, waren er al heel wat jaren verstreken. Gegrepen door de kunst had hij na de Tweede Wereldoorlog zijn baan bij de politie opgezegd om zich als autodidact helemaal te storten op het aanleren van de oude schilderstechnieken. Met succes.

Zeeuwse boerin (1953)
Zelfportret (1955)
De Dom van Veere (1955)
Gezicht op Zoutelande (1973)
Het vergeten portretje (1979)
Stenen vruchtenmand (1982)

Nou was dat realistische fijnschilderwerk in de periode van de jaren 50/60 natuurlijk helemaal not done. ’t Was Cobra en abstractie wat in de officiële kunstwereld de klok sloeg. Maar buiten dat circuit waren er nog heel veel liefhebbers van figuratie. Piet Rijken verkocht goed. Zoals op de tentoonstelling ook wel blijkt uit de vele schilderijen die door particulieren zijn uitgeleend. Dat geldt niet voor vier werken die in bezit zijn van het museum. Geschilderd naar aanleiding van de vondst van een oude beerput in een van de Schotse Huizen in 1995. Rijken vereeuwigde de daarin gevonden voorwerpen zodat je nu én die vondsten én zijn schilderijen daarvan in één blik kunt vatten.

de voorwerpen uit de beerput op de voorgrond, drie van de schilderijen erachter, let ook op dat houten bord
Oude wijnflessen met koperen schaaltje (1995)
Stilleven uit 1998 dat me sterk deed denken aan de wereldberoemde Italiaanse schilder Morandi

Hierdoor en door de stijl van Piet Rijken kon ik niet anders dan ook denken aan een andere, veel bekendere autodidact. Workumer Jopie Huisman (1922-2000). Achtereenvolgens plateelschilder, vertegenwoordiger in een metaalhandel, vodden en metalen koopman en ten slotte kunstenaar met zelfs een aan hem gewijd museum in zijn geboorteplaats Workum (Friesland). Een flamboyant figuur met de juiste connecties die regelmatig in tv-programma’s verscheen met zijn sappige verhalen. Maar iemand die ook kon schilderen. Vooral oude spullen die hij tegenkwam in zijn lompenhandel en dan bewaarde.

Vandaar dus mijn associatie met hem bij het zien van stillevens van Rijkens.

Eigenlijk zouden hij, de man die veel minder openbaar optrad, en Jopie Huisman eens een gezamenlijke expositie in Workum moeten krijgen. Ik zie ’t al helemaal voor me. Met een publicitair aansprekende titel. In het Engels natuurlijk, dat scoort beter. ‘The Art Battle of the Year: Piet Rijken, de Zeeuwse Jopie Huisman en Jopie Huisman, de Friese Piet Rijken’.

En mijn (van) Holsteinse lijntje naar Jopie Huisman (zie de titel)? Het Jopie Huisman Museum verhuisde naar een paar panden er tegenover. In het vrijgekomen monumentenpand vestigden Sophie en Klaas Elzinga een aantal jaren later hun Galerie Kesk. Met daarin een permanente ruimte voor mijn schilderijen.

uitladen voor een expositie bij Galerie Kesk in het voormalige Jopie Huisman Museum
deel van mijn eigen zaal daar

De galerie bestaat niet meer, maar ik kan dus in alle eerlijkheid stellen dat ik heb geëxposeerd in het oude Jopie Huisman Museum. Zo zie je maar weer hoe in onze wereld gigantisch veel verbindende lijnen zijn  te ontdekken. Zoals tussen Oom Piet, Jopie Huisman en ondergetekende.

TOOS   

Vrijetijds Kunstprofeten, Kunst als fundamentele Levensbehoefte en ‘The 70-Series and More’


expositie ‘The 70-Series and More’ in Vellekoop & Vellekoop Kunsthandel, De Lier

Als ik me weer de beelden van afgelopen Hemelvaartsdag voor de geest haal, zou ik bijna gaan wensen dat ’t in het Pinksterweekeinde af en toe even lekker doorgiet. Want wie kunnen zich nou eigenlijk in deze coronatijden bij hun volle verstand als kuddes lemmingen op de boulevards en stranden willen storten? Een aantal verfrissende buien zouden dat ‘volle verstand’ dan misschien wel goed doen.  Net zoals het besef dat 1,5 meter toch echt niet zo’n  rekbaar begrip is dat je die behoorlijk kunt laten inkrimpen. Zou er nou echt niks anders te verzinnen zijn voor die vrije tijdsbesteding?

Zelf zal ik daar in het Pinksterweekeinde niet zoveel problemen mee hebben. Want juist dan gaat toch nog, na een paar maanden uitstel, mijn nieuwe editie van ‘The 70-Series and More’ echt van start. Bij Vellekoop & Vellekoop Kunsthandel in De Lier, Pastoor van Rooijplein 3. Dus mocht je nog wat vrije tijd over hebben? Van harte welkom. Maar daarover straks meer.

een paar maanden geleden toen het werk voor de expositie werd gebracht

Want over vrije tijd gesproken! De geschiedkundige schellen zijn me onlangs eindelijk van de ogen gevallen. Dankzij het nieuwe college van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant. Mogelijk heb je er over gelezen. VVD, CDA en iets provinciaals hebben met Forum voor Democratie een nieuw college in elkaar geflanst. Gaande dat flansen deden ze een geweldige ontdekking. Namelijk dat kunst en cultuur eigenlijk niks anders voorstellen dan iets dat  wel kon  vallen onder een nieuw te benoemen gedeputeerde voor Vrije Tijd. Wel een bezuinigingsgezinde natuurlijk. Geniaal toch?

Laat ik nou altijd gedacht hebben dat cultuur en kunst intrinsiek waren aan de menselijke geest. Dat ze een onmisbaar onderdeel vormen van ons mens-zijn. Maar volgens dit Brabantse college is ’t  eigenlijk allemaal alleen maar vrijetijdsgedoe. Die tienduizenden jaren oude brokstukken van wat zeer waarschijnlijk een primitieve fluit is geweest? Gewoon een stukje huisvlijt van iemand die toen al teveel vrije tijd had. Een fundamentele behoefte tot het maken en genieten van ritme en muziek? Kom op zeg! Je moet toch iets doen met die overvloed aan vrije tijd tussen jagen en verzamelen door. En die oude grotschilderingen? Waarschijnlijk meer zoiets van ‘wat zal ik vandaag eens gaan doen, oh ja, mijn grot een beetje opleuken’. En die prachtige gotische kathedralen uit de Middeleeuwen? Een uit de hand gelopen vrijetijdshobby natuurlijk. Of Rembrandt? Een typische zondagsschilder. Vergeet trouwens Vincent van Gogh niet. Dankzij de financiële steun van zijn broer Theo had ie natuurlijk veel te veel vrije tijd. Kon ie gelijk lekker een beetje kwasten. Dat ik nou FvD, VVD, CDA en dat iets provinciaals nodig had om dat te ontdekken! Zo zie je maar, als mens en als kunstenaar ben je nooit te oud is om nog wat  te leren van zo’n groep diepe doordenkers. Nu weet ik ten minste weer waar ik als kunstenaar sta in deze maatschappij.

in de galerie

Maar goed, terug naar De Lier (https://www.vellekoopkunsthandel.nl/ ). De opening van mijn ‘The 70-Series and More’ stond gepland op 21 maart. In mijn blog van 12 maart schreef ik daarover. Maar ja, corona. Galerie eigenaar Piet Vellekoop had er zelfs al een film over laten maken die vertoond werd op de WOS, de regionale omroep van het Westland.

filmopname

Dat had natuurlijk niet meer zoveel zin bij een feitelijk gesloten galerie. Piet en ik besloten toen alles maar te laten hangen tot we een duidelijker kijk kregen op de loop der gebeurtenissen. Nu de corona-mist wat aan het optrekken is, wisten we het. De officiële vernissage gaat plaatsvinden in het Pinksterweekeinde. Ooit daalde volgens het Nieuwe Testament met Pinksteren de Heilige Geest neer. Mocht nu, naast af en toe die al genoemde plensbui van hierboven, de kunstgeest dat ook gaan doen over ons als vrije-tijds-mens, dan zou ik dat helemaal niet erg vinden. De expositie hangt, al zeg ik ’t zelf, prachtig. Die anderhalve meter zal geen probleem zijn. En die film draait alweer op de WOS. Net zoals trouwens hieronder via een link met mijn YouTube-kanaal.

overleg met Piet over de inrichting van de expositie

Op mijn Facebook en Instagram pagina’s heb ik de laatste maanden ook de nodige aandacht gegeven aan de 70 kunstwerken uit mijn ‘The 70-Series’. Met als gevolg dat er nu ook al werken op heel andere adressen hangen. Maar 70 moest natuurlijk wel 70 blijven. Kom maar tellen .

De expositie loopt voorlopig van zaterdag 30 mei tot zondag  14 juni elke dag van 1 tot 5 uur. Zelf ben ik op Pinksterzondag en maandag aanwezig. Om bijvoorbeeld kopers van mijn nieuwe boek ‘TOOS VAN HOLSTEIN II, for me art is travelling the mind’ te plezieren met een opdracht erin. Maar ook om het glas te heffen op een goede afloop van alle corona-misère. Tot volgende week.

TOOS

Gekkenwerk in een gekkenhuis


Normaal gesproken zou ik deze week zijn opgenomen in het gekkenhuis. Het grootste gekkenhuis van Italië. Gubbio namelijk, de stad van de gekken, zoals ze dat in heel Italië weten.  Nou ja, niet het hele jaar door maar wel in de week waarin 15 mei valt. Aanstaande vrijdag dus. Want dan is het hoogtepunt van de Festa dei Ceri, het Feest van de Kaarsen. Kijk eerst maar eens naar onderstaand filmpje van een kleine twee minuten, dan weet je waarover ik ’t heb.

 

Duidelijk toch, die stad van de gekken? De passie, de overgave, de gemeenschapszin, ’t spat er met bloed, zweet en tranen vanaf. Waarom ik nu in Gubbio zou hebben moeten zijn, dat komt zo wel. Waarom ik er nu niet ben, dat mag duidelijk zijn. Corona! Voor het eerst sinds 1160 gaat dit gigantische festijn niet door. Afgezien van nog een paar keer in Eerste en Tweede Wereldoorlog. Noem dat maar eens geen eeuwenoude traditie.

deel van de oude stad van Gubbio

Vorig jaar schreef ik in augustus al een paar keer over Gubbio. Dat is hier, hier en hier terug te lezen. Ik was daar toen om twee redenen. Ik nam er deel aan een tentoonstelling en ging in het kader daarvan ook keramiek beschilderen. Bij maestro Giampietro Rampini in zijn atelier.

overleg met Giampietro in zijn atelier

Die vier weken in Gubbio hadden aardig wat gevolgen. Allereerst de vriendschap met Giampietro, zijn vrouw Roseanna en hun dochter Giulia die nu zelfs studeert aan de kunstacademie in Perugia. Dan mijn liefde voor dat prachtige, authentiek gebleven middeleeuwse Gubbio. Verder een soort gevoel van thuiskomen door de hartelijke bevolking in het oude centrum, met hun leven op straat, met de gehechtheid aan hun woon-quartieri,hun gewoontes en feesten die van generatie op generatie zijn overgeleverd. En, heel belangrijk, de afspraak met Giampietro dat ik eind april dit jaar zou terugkomen om weer opnieuw te komen werken in zijn atelier. Het atelier waar hij zelf de afgelopen paar maanden niet eens mocht komen. Want al reed hij als mantelzorger elke paar dagen vanuit zijn woning in de oude stad naar het moderne, tegen zijn atelier aan gebouwde huis waar zijn moeder woont, meer dan dat mocht niet. Want keramist stond niet op het door de almachtige Italiaanse autoriteit geproduceerde lijstje van essentiële beroepen. Je moeder verzorgen? Allicht! Maar daarna? Snel wegwezen naar je eigen honk. Niks niet stiekem binnendoor naar je atelier om je beroep uit te oefenen. Typisch gevalletje van ‘jede Konsequenz führt zum Teufel’.

winkel met erachter het atelier van Ceramiche Giampietro, met op de 2e etage mijn tijdelijke verblijf en op de 1e de woonetage van ‘mama’

Nu had ik dus opnieuw in dat atelier zullen werken en het Festa dei Ceri kunnen meemaken. Niet natuurlijk door als een gek mee te hollen onder die ‘ceri’ met daarop de heiligen Sant’Ubaldo, San Giorgio en Sant’Antonio. Want dat recht is voorbehouden aan zo’n 400 sterke, goed geconditioneerde mannen die daarvoor elk jaar streng worden geselecteerd. Mannen die maandenlang oefenen om elkaar langs de meer dan vier kilometer lange en honderden meters stijgende route vlekkeloos af te lossen tijdens dat rennen. Dat gaat wel eens fout trouwens. Giampietro heeft daardoor in zijn jonge jaren ooit een knie gebroken. Maar een echte Gubbiaan, en dat is hij, heeft zoiets er voor over.

aan het werk in het atelier

Snap je dat ik dit feest van een aantal dagen graag samen met Giampietro en zijn familie had meegemaakt? Nu dus maar hopen op 2021. Met daarbij in mijn achterhoofd nog wel een ideetje. Want als je goed kijkt in die video van hierboven zie je rond de 50ste seconde dat drie mannen vanaf een verticale stellage omlaag kiepen en daardoor de ‘ceri’ oprichten (zie ook de foto bovenaan). Daarbij gooit elk een met water gevulde kruik de menigte in. Die vallen natuurlijk te pletter, maar reken maar dat de scherven worden gekoesterd door de omstanders. Want als er ergens scherven geluk brengen is ’t hier wel. Elk jaar maakt een andere kunstenaar zes van die kruiken, drie voor het kapot gooien en drie voor in het museum. Stel nou eens dat ……. Begrijp je? Giampietro stelde dat vorig jaar al eens voor. Maar ja, naast de eer is de concurrentie natuurlijk heel groot.

een hoek in het museum met enkele van de kruiken waarover ik hierboven schrijf

Hoe dan ook, vorig jaar mocht ik al meehelpen een groot bord te beschilderen voor het grote wijken-feest in de stad, het tweede grote evenement in de tradities van Gubbio.

de uitreiking van dat bord op de Piazza Grande

op datzelfde plein bezig met ‘la dolce far niente’

In dat museum draait trouwens continu een professionele video over de ‘Ceri’. Echt prachtig omdat je via drone-opnames een geweldig zicht krijgt op én de stad én het feest. Kijken!

Nu dus nog even geen Gubbio voor mij. Maar wie weet! Mogelijk nog september,oktober? Graag! Tot volgende week.

TOOS

Konstighe Wereldwijven van Toen


als ik in een museum rondloop, ben ik altijd op zoek naar werk van vrouwelijke kunstenaars

Eerst even een tamelijk afschrikwekkend citaat uit het politiereglement van Aardenburg (Zeeuws-Vlaanderen). Voor alle duidelijkheid, uit 1444. ‘Een man mach sijn wijf slaen ende steken, upsniden, splitten van beneden tot boven ende waermen zijn voeten in haer bloet’. Wel op voorwaarde dat ze bleef leven. Maar dat is natuurlijk vanzelfsprekend.

Dit komt uit het nieuwe boek ‘Oefeningen in Genot. Liefde en lust in de late Middeleeuwen’ van Herman Pleij. Misschien zeg je nu ‘oh ja, die Pleij uit DWDD met zijn heerlijke, enthousiaste geschiedenisverhalen’. Ja, die dus.

Nog wat citaten, maar dan van begin 20e eeuw. Bij de invoering van het algemeen vrouwenkiesrecht in 1919. ‘Maar wat blijft er dan over van de huisvrouw, wier hooge plicht het is zich bezig te houden met dagelijksche dingen’ (A.F. de Savornin Lohman, fractievoorzitter CHU). En ‘Deze beweging die bedoelt is de vrouw minstens als gelijk met den man te stellen en, zoo mogelijk hooger, acht ik in strijd met Gods Woord’ (E.J.Beumer, kamerlid ARP). Er veranderde in de tussenliggende eeuwen dus best wel iets qua toonzetting. Maar kun je ’t een echt fundamentele verandering noemen in het beeld over de vrouw bij deze mannen?

 En toch zijn er zelfstandige vrouwelijke kunstenaars geweest in de tussenliggende eeuwen.  Ik schreef er een paar weken geleden al over en noemde i.v.m. de Gouden Eeuw Judith Leyster, Clara Peeters, Rachel Ruysch en Maria van Oosterwijck (lees hier maar). Dat moeten beslist dijken van wijven zijn geweest. Echte wereldwijven. Oké, je had wel dat bekende zaklantaarntje nodig, maar toch! Rond 1720 verscheen het bekende, drie delen tellende overzichtswerk ‘De groote schouburgh der Nederlandsche konstschilders en schilderessen’ van Arnold Houbraken. En die schreef, zoals de titel al aangeeft, de kunstvrouwen niet weg. Zoals later in de 19e en 20e eeuw wel is gebeurd. Je moet er echt naar zoeken tussen de vele honderden mannennamen, maar hoe dan ook, ze zijn er.

Dat daarbij wat haar op de vrouwentanden heel nuttig kon zijn, bewijst Judith Leyster (1609-1660). Absoluut een eigenzinnig en ondernemend typje. In Haarlem werd ze in 1633 als meesterschilder, en als enige vrouw, ingeschreven bij het gilde voor de kunstschilders, de vakbond van toen. Als ongetrouwde vrouw zelfs! Dat zegt wel iets over haar omdat je dan een eigen atelier moest hebben en leerlingen mocht aannemen.

links haar beroemde zelfportret van rond 1630, recht een recent ontdekt zelfportret van rond 1650

Ze ging ook conflicten met mannelijke collega’s niet uit de weg. Dat blijkt uit een juridisch akkefietje van haar met de beroemde Haarlemse schilder Frans Hals bij wie ze vermoedelijk zelf eerst nog in de leer was geweest. Een leerling uit haar atelier liep over naar Frans Hals terwijl Judith nog leergeld van hem te goed had. Dat pikte ze niet en dus stelde ze Hals daarvoor aansprakelijk. En ze won! Maar zelf kreeg ze weer een boete omdat ze die leerling, toen die bij haar kwam, niet bij het gilde had aangemeld. Want gilderegels waren er natuurlijk wel om nageleefd te worden.

Dat ze bij Frans Hals in de leer is geweest, staat niet voor 100% vast, maar wordt afgeleid uit de overeenkomsten tussen haar en zijn schilderijen. Beiden waren ze namelijk heel goed in de zogenaamde genrestukken, afbeeldingen uit het dagelijks leven. Een typisch Lage Landen genre dat heel populair was in de 17e eeuw en daarom door veel kunstenaars werd beoefend. Allemaal mannen. De enige uitzondering in Holland? Judith Leyster.

hier een aantal van die genreschilderijen, zoals ‘Vrolijk gezelschap’, rond 1629

Twee kinderen met een kat, 1629

Een gelukkig stel, 1630

werk uit 1635

De laatste druppel, rond 1639

Dat is vermoedelijk ook, afgezien van haar vrouwzijn, een reden geweest om in de eeuwen daarna schilderijen van haar aan Hals toe te schrijven. Tja, onder die naam bracht een werk nu eenmaal veel meer op en hun stijl was gelijkwaardig. Wat natuurlijk wel weer iets zegt over haar kwaliteiten.

die kwaliteiten blijken ook uit haar ‘muziekschilderijen’ en portretten, zoals bij ‘Serenade’, 1629

Jonge fluitspeler, rond 1635

Meisje met luit, 1631

portret van onbekende man met baard

portret van onbekende vrouw

het beroemde schilderij ‘Het voorstel’, 1631, gefotografeerd in het Mauritshuis

Die lagen trouwens ook op het zakelijk vlak. Met haar man Jan Miense Molenaer, ook schilder,woonde ze op verschillende plekken waarbij zij hun woonhuizen kocht en zij hun kunsthandel bestierde. Tussendoor kreeg ze nog even vijf kinderen. ’t Zou heel goed kunnen dat er daardoor van haar na 1640 maar weinig schilderijen bekend zijn. Nog steeds een bekend euvel trouwens voor veel vrouwelijke kunstenaars die kinderen krijgen en daardoor minder aandacht kunnen geven aan hun carrière. Maar ’t zou natuurlijk ook heel goed kunnen dat er in de toekomst meer werken van haar worden ontdekt die nu nog aan anderen zijn toegeschreven. Een verschijnsel dat veel vrouwelijke kunstenaars is overkomen. Maar dat is weer een ander verhaal.

aquarel van een tulp, 1643

‘Blompotje’, 1654

En die andere konstighe wereldwijven als Clara Peeters, Rachel Ruysch en Maria van Oosterwijck? Die schuiven gewoon door naar een volgend blog. Tot volgende week.

TOOS

Geen Jeroen Pauw meer en toch “We gaan beginnen!”


atelier Toos van Holstein, Korendijk 56 Middelburg

We gaan beginnen!

Een heel enkele keer in het jaar is er in Middelburg zo’n zondag waarop je zonder al te veel gevaar in de straten dat bekende kanon kunt afschieten. Bijvoorbeeld de eerste zondag in januari. Ten minste, als dat niet toevallig Nieuwjaarsdag is.

Maar op de eerste zondag van februari? Niet doen! Want dan start traditioneel altijd die bekende maandelijkse Kunst en Cultuurroute Middelburg. Voor de rekenaars onder ons, daarna dus ook nog 10 keer dit jaar. Met andere woorden, op zaterdag 1 februari  geldt “We gaan beginnen”. Om die bekende startzin van Jeroen Pauw maar eens te gebruiken.

Hè, zaterdag? Maar Toos, je schrijft toch 1e zondag? Klopt helemaal! Maar, zoals dat in het Duits zo fraai heet, ‘jede Konsequenz führt zum Teufel’. Vandaar dat de kunstroute in februari, maar ook alleen dan, een heel weekeinde beslaat. Waarom? Lees verder.

Drie kunstvliegen in één KLAP

In mijn eeuwenoude pakhuis ‘Holstein’ aan de Korendijk 56 kun je dan zelfs drie kunstvliegen in één klap slaan. Want de aftrap van de kunstroute gebeurt met ‘Zeeuwse Gasten’. Een themaparaplu waaronder, nu al voor het 5e achtereenvolgende jaar, kunstroute-deelnemers een Zeeuwse vakgenoot kunnen uitnodigen om mee te exposeren in haar of zijn atelier. Maar om dat nou alleen voor één zondagmiddag te doen? Dat zou toch een beetje te Zeeuws zûnig zijn. Vandaar dat weekeinde. Van 1 tot 5 uur op zowel zaterdag als zondag.

Voor dat aantrekkelijke Zeeuwse Gasten idee heb ik vanaf het begin open gestaan. Dus ook nu weer. Dit keer is Marijke Leertouwer mijn Gast. Zij tovert met oude stukken textiel  en zogenaamde objets trouvés, gevonden oude voorwerpen, heel verrassende assemblages te voorschijn.

werk van Marijke Leertouwer

Zo heb je dan in mijn atelier al twee kunstvliegen in één klap. En die derde? Daarvoor moet je de trap op naar de eerste etage, mijn woongedeelte. Voor ‘Rooms of Now #4’.

Rooms of Now #4

Ik schreef daar eind november al over in dit blog (lees hier maar).  Heel kort samengevat is dat een project in samenwerking met ‘Vleeshal’. HET instituut voor de moderne kunst in Zeeland. Gevestigd in het prachtige middeleeuwse stadhuis aan de Markt en bekend tot ver over onze grenzen. Bij ‘Rooms of Now’  wordt door een uitverkoren kunstenaar een ingreep in een Middelburgs woonhuis gedaan. Bij mij is dat een installatie met twee grote schermen waarop’ Beautiful  Isle of Somewhere’ van Inge Meijer wordt getoond. Een video van 15 minuten. Inge toont daarin op subtiele manier haar interpretatie van de kunstmatigheid van sommige toeristische namaakwerelden. Let wel, deze vierde editie van ‘Rooms of Now’ draait alleen op zondag 2 februari van 1 tot 5 uur.

Allemaal welkom dus bij deze kunstdrieklapper in mijn pand en bij de vele andere adressen van onze onvolprezen Kunst en Cultuurroute Middelburg (https://kunstroutemiddelburg.nl/). En anders? Tot volgende week.

TOOS

Bijna al beroemd in Gubbio


‘Toos, zou jij willen meewerken aan de eerste prijs voor het Torneo dei Quartieri?’ ‘Vertel Giampietro, wat is dat?’ Want dat moest gastheer en keramist Giampietro Rampini me wel eventjes uitleggen. Nou, dat bleek dus het op één na grootste jaarfeest van de stad te zijn. Altijd op de avond van 14 augustus. Met direct daarop volgend het Ferragosta, Maria Hemelvaart, één van de belangrijkste vieringen in gans Italië. Logisch dus, die 14e augustus, want dan kun je ’s avonds en ’s nachts lekker doorhalen. Hoe je de 15e dan uit bed komt is een andere zorg. Maar daarover straks meer.

ver na middernacht wordt er nog druk gefeest voor de kerk van het eigen stadskwartier

Eerst de opzet van dat Torneo dei Quartieri. Een groots opgezette manifestatie op het prachtige Piazza Grande. Waarbij de vier concurrerende wijken van de middeleeuwse stad tegen elkaar opboksen met een eigen enscenering rond een zelf gekozen historisch thema. Maar dat weet ik dus ook allemaal pas sinds kort. Daarna komt er nog een wedstrijd kruisboog schieten. Met, dat zal niet verbazen, weer vier teams uit die vier wijken. Bestaand uit stoere, middeleeuws geklede mannen Want het zijn vanzelfsprekend wel alleen mannen die schieten. Vrouwen deden zoiets nog niet in de middeleeuwen. En het feminisme in macho-Italië? Dan kan nog wel een inhaalslagje maken.

de kruisboogschutters voor aanvang van de wedstrijd

in actie

Dat er bij zo’n festijn wat te winnen valt spreekt voor zich. De prijs waarover Giampietro sprak was die voor het beste middeleeuwse optocht-en-toneel spektakel. Een keramisch bord waarop ik eerst een deel zou schilderen waarna zijn vrouw Roseanna en hijzelf het zouden afmaken. Een echte coproductie Rampini/van Holstein. Of ik vereerd was met die uitnodiging? Wat dacht je! Want ik krijg na een paar weken dat keramiek beschilderen al wel in de vingers, maar het is technisch echt heel anders dan werken op een doek met olieverf. Dus als je dan als eerste buitenlandse kunstenaar aan zo’n belangrijke prijs voor de Gubbianen mag meewerken? Daar ga je van stuiteren. Mentaal gesproken dan. Want voor de lichamelijke variant is mijn lijf niet meer geschikt. Hier een foto van het prijsbord.

De afbeeldingen op de rand zijn van mij. Met daar tussendoor prachtig ingepast natuurlijke elementen van Roseanna. Giampietro schilderde het middendeel.

Die avond van het feest liepen hij en dochter Giulia ook mee in de optocht van zijn wijk San Giuliano. Want een wijk zonder eigen heilige, dat kan natuurlijk niet. Trommelaars voorop en het tableau de la troupe van bestuurders, notabelen, schone jonkvrouwen en gewoon voetvolk er achteraan. Prachtig om dat trommelgeluid uit de verschillende wijken te horen weerklinken in de smalle straten en tegen de steile helling waarop Gubbio ligt. Op de Piazza Grande werd dan de uiteindelijke onderlinge scenische strijd uitgevochten.

Maar afgezien van het daarop volgende kruisboogschieten ben je er nog niet. De balletschool van Gubbio kwam er ook nog aan te pas. En het spectaculaire vendelzwaaien. Dat alles gade geslagen door het publiek op de tribunes en een letterlijk en figuurlijk hooggeplaatst middeleeuws gezelschap op de indrukwekkende trap van het machtige Palazzo dei Consoli. Met natuurlijk een stel af en toe op lange trompetten blazende herauten achter zich.

dat vendelzwaaien en gooien is maar moeilijk scherp te krijgen in het donker

Daar mocht ik me later ook bij voegen, staand naast de burgemeester, om de eerste prijs uit te reiken aan de winnende wijk. Toevallig die van Giampietro. Waarbij van mijn kant van partijdigheid geen sprake kon zijn. Dat was het werk van een onpartijdige jury.

op de grote trap naast de burgemeester

de uitreiking van het prijsbord

En daarna bleef het nog lang onrustig in de stad. Toen levensgezel en ik na inname van de nodige bubbels ruim na twaalven de steile straten afdaalden, kwamen we nog twee trommelbendes tegen die gebroederlijk al roffelend op hun instrumenten door de straten marcheerden. Vergezeld nog steeds van een aantal middeleeuwse dames. Dat trommelen klonk overigens wel iets onregelmatiger dan eerder op de avond. Een bijna magisch realistische scene.

Oh ja, en het grootste jaarfeest van Gubbio dan? Dat is het Festa dei Ceri, altijd op 15 mei. Ik heb met Giampietro afgesproken daar volgend jaar bij te zijn. Tot volgende week.

TOOS