Tagarchief: Picasso

La Colombe d’Or, geen sterren op het bord maar aan de muur, het vervolg


Toos, kreeg ik als vraag  vanwege mijn blog vorige week over dat fameuze La Colombe d’Or in Saint-Paul-de-Vence, is ’t niet vreselijk duur, dat restaurant? Nou, goedkoop is anders, maar duur? Valt verhoudingsgewijs best mee, zeker bij de lunch. Want sterren op de kaart hebben ze er niet, die hangen ze liever aan de muur! Hiernaast een pagina van de zeker borsthoge menukaart met heel grote letters. Bril vergeten? Geen probleem. Verwacht geen culinaire hoogstandjes. De ambiance, daarom draait ‘t. Maar dat levensgezel en ik een wel  zeer speciale ambiance cadeau kregen? Met restaurant plus alle grote kunststerren aan de muren echt helemaal voor ons zelf? Onverwacht en buitenissig. Oké, hoe dat kwam.

Ik had ’s morgens gereserveerd toen bleek dat de bussen naar Saint-Paul als spijsverandering zomaar weer een keertje een dag wel reden. De pensioenleeftijd-stakingen, weet je wel! Een reservering om 13 uur pour deux dans la salle, voor twee in de zaal. Komen we daar, willen ze ons in de al behoorlijk volle en rumoerige tuin plaatsen. Want die hebben ze daar ook. Met zelfs meer plaatsen dan binnen.

van binnenuit bij ons raam de tuin buiten

Non, mais non, wij willen absolument binnen zitten. Kunst, weet je wel, en Saint-Paul-de-Vence nostalgie. ’t Kostte enige overredingskracht maar uiteindelijk werden we toch geëscorteerd naar de zaal. Toen bleek waarom ze ons liever buiten hadden. Er zat echt HE-LE-MAAL NIE-MAND! Blijkbaar verkeerden de gasten liever buiten in het heerlijke lentezonnetje. Ook makkelijker natuurlijk voor de obers. Die hoefden dan niet elke keer voor alleen die twee stomme Hollanders de zaal in. Begrijpelijk, maar daar gingen we dus niet in mee. Wij wilden de kunst zien en ook fotograferen.

zeg nou zelf, toch wel een heel bijzonder ambiance met alle kunst voor ons zelf

Dat werd dus een makkie. Niks geen gedoe met geschuifel tussen bezette tafeltjes door, niks geen gedoe met anderen lastig vallen. Het omgekeerde gebeurde zelfs. Want soms kwamen er even gasten om de hoek kijken. Die ons dan van verre toch maar even vriendelijk toeknikten, snel vanuit de deuropening de muren scanden om gelijk weer te verdwijnen. Dat stel daar aan de tafel bij het raam was blijkbaar wel speciaal, daarvan kon de serene rust niet zomaar verstoord worden! Maar goed ook, zo konden we met onze neuzen lekker lang overal  bovenop staan.

rechts het kenmerkende werk van César in La Colombe d’Or

Zoals bij deze ‘César’ die ik vorige week al liet zien. Een betaling voor regelmatig eten en verblijven in La Colombe. Zijn tijdgenoten en kunstvrienden Arman (1928-2005) en Yves Klein (1928-1962), beiden echte Niçois, leek dat ook wel wat.

links Arman in La Colombe d’Or
nog meer van Arman in La Colombe d’Or
links werk van Yves Klein, rechts van Alexander Calder in La Colombe d’Or

Dat ze alledrie beroemd zijn geworden en wereldwijd in musea hangen, staan en liggen? Dat zegt wel iets over de kunstcollectie in La Colombe. Want waar vind je ook zomaar een mobile, zo’n uiting van kinetische kunst, van de Amerikaan Alexander Calder (1898-1976) bij een zwembad? Daar dus. En dat hij er kind aan huis was blijkt wel uit zijn diverse giften die binnen hangen.

de mobile van Alexander Calder bij het zwembad van La Colombe d’Or
nog even die leegte

Net zoals ook een echte verrassing, een ‘Masson’! Van surrealist André Masson (1896-1987). Niet alleen vriendje van Dali maar ook een kunstenaar waarvan Jean-Paul Aureglia van ‘mijn’ galerie Quadrige in Nice een aantal jaren geleden een kunstboek heruitgaf. Omdat Masson nog had samengewerkt met Pierre Cottalorda, de oude galeriecompaan van Jean-Paul. Die goeie ouwe Pierre, al een aantal jaren geleden gestorven, maar nog steeds met een warme plek in mijn hart. Zo’n ‘Masson’ daar plotsklaps in de Colombe, dat deed me dus wel wat.

bij het typisch surrealistische werk van André Masson in La Colombe d’Or

Zoals trouwens ook al die anderen.

voorstudie van Fernand Léger voor zijn mozaiek in de tuin van La Colombe d’Or
dat mozaiek van Léger in de tuin
werk van Raoul Dufy in La Colombe d’Or
Hans Hartung

En dan is dat alles nog maar een deel van de verzameling. Want de hotelgangen en kamers zijn blijkbaar ook niet onaardig behangen. Maar ja, kamers vanaf zo’n €300 per nacht? Mwah! Maar zeg nooit nooit, zei de gek. Want ’t is natuurlijk wel een plek met een gigantische kunst en filmgeschiedenis. Dat het fameuze Franse filmkoppel Yves Montand en Simone Signoret elkaar daar voor ’t eerst zag en er ook trouwde? En dat als je de gigantische bronzen duim van César passeert bij de uitgang je gelijk kunt oversteken naar het ook al zo fameuze Café de la Place met de al even beroemde jeu de boule baan? Dat wordt vast nog eens een ander verhaal.

de bronzen duim van César bij de in/uitgang van La Colombe d’Or
op het terras van Café de la Place tegenover La Colombe d’Or

Oh ja, en dan toch nog even dat toeval en kansen pakken van vorige week. Stel dat de burgemeester van Saint-Paul-de Vence in 1872 niet de vooruitziende blik had gehad om de wallen van het stadje voor welgeteld 400 Franse francs te kopen van de Franse regering die deze wilde afbreken om de losse stenen te verkopen.

Saint-Paul-de-Vence met de nog omringende, behouden gebleven verdedigingswal

Dan zou alles er absoluut onaantrekkelijker hebben uitgezien. En zou dan de Colombe op deze manier …..? Vul zelf maar in. Tot volgende week.

TOOS

Een vorkje prikken tussen een Picasso en Braque in? Op naar La Colombe d’Or in Saint-Paul-de-Vence.


La Colombe d’Or in Saint-Paul-de -Vence

Toeval overkomt je, bijbehorende kansen pakken doe je zelf en de gevolgen kun je niet voorspellen. Zogezegd de kunst van het leven. Bij toeval ontdekte ik in 1994 Saint-Paul-de-Vence (lees deze blogaflevering). Dat ik er drie maanden bleef was ‘de kans pakken’. Maar als ik dat niet had gedaan, zouden levensgezel en ik dan recent aan een Franse lunch hebben gezeten in restaurant La Colombe d’Or? Met boven zíjn hoofd een ‘Picasso’ en boven mij een ‘Braque’. Die we ook nog eens niet hoefden te delen met andere gasten. We hadden ze gewoon helemaal voor ‘ons eigen in ons uppie’!

de ‘Picasso’
de ‘Braque’

Maar stel nou eens dat Paul Roux, in 1931 grondlegger van herberg La Colombe d’Or, niét goed had kunnen opschieten met al die vreemde vogels van kunstenaars? Zouden die Picasso en Braque daar dan ook hebben gehangen? En die Matisse, Chagall, Miró? Of die Léger, César, Calder en Armand? Om van Masson, Delaunay en Dufy maar niet te spreken. La Colombe d’Or, een restaurant als museum waarbij heel veel musea de vingers verlekkerd af zouden likken.

de leegte rondom ons met achterin rechts werk van Miró en links van André Masson

Wel eens gehoord trouwens, van La Colombe d’Or? In het beroemde kunststadje Sain-Paul-de-Vence in het achterland van Nice? Misschien wel, misschien niet. Maar straks in mei tijdens het bekende Filmfestival van Cannes zoeven de limousines er weer af en aan. Om allerhande filmvolk uit te laden dat daar champagne gaat nippen. En, net als wij dus, vorkjes gaat prikken. Te midden van die ongelooflijke kunstverzameling. Wie dit jaar Brigitte Bardot, Jean-Paul Sartre, Orson Welles, Sophia Loren en Sean Connery gaan opvolgen? Geen idee. Maar beroemde namen zullen zich weer aaneen rijgen. Want de Colombe is nog steeds heel hot.

achter levensgezel een ‘Léger’ op de muur

Zij zullen ongetwijfeld wel een volle eetzaal aantreffen en niet onze setting. Met vaak direct zicht op al die genoemde kunstenaars. Een zeldzame ervaring, een kick!! Hoe dat zo kwam? Komt straks. Eerst dat verhaal van La Colombe d’Or. Ook zo’n verhaal van toeval en kansen pakken.

ook nu, na de lunch in La Colombe d’Or, op de remparts (de wallen) even lekker in de zon bijkomen van alle kunstemotie

Ooit, heel lang geleden, want zo beginnen zulke sprookjes altijd, opende Paul Roux in 1920 het café ‘A Robinson’. Vlak voor de toegangspoort in de eeuwenoude ommuring van het stadje. De wallen waarop ik heel wat voetstappen heb liggen, heel wat uurtjes in de zon heb gezeten en waarover ik in 1994 als tijdelijk inwoner zelfs met mijn auto rondjes mocht rijden.

Dat ‘À Robinson’ werd een succes. Ook bij de bohemiens en kunstenaars in de omgeving. Dus maakten Paul en zijn vrouw Baptistine, Titine voor vrienden, er in 1931 een herberg van. La Colombe d’Or, met 3 kamers. Met op het uithangbord de tekst ‘Ici, à La Colombe d’Or, on vient à pied, à cheval, ou en peinture’. ‘Hier in De Colombe d’Or, komt men te voet, te paard, of met een schilderij’.

nu zaten wij er, maar de betaling ging gewoon in euro’s

Dus wat deden de kunstenaars die in het schilderachtige stadje en achterland ‘en plein air‘ kwamen schilderen? Ze dronken er een glas, deden een plas, aten er, vierden er feest, dansten, bleven er soms slapen en betaalden Paul en Titine vaak met hun kunst. Best origineel om zo je kunstverzameling te starten. Een verzameling die ook bekendere namen ging omvatten. Want ‘groten’ in de kunstwereld bezochten graag de Côte d’Azur of kochten er zelfs een huis. Maar ook de behoorlijk ingewikkelde politieke toestand in Frankrijk tijdens de Tweede Wereldoorlog ging een toevalsrol spelen.

Te kort door de bocht geformuleerd, het noorden en westen waren bezet door de Duitsers, het zuidoostelijk deel was zogenaamd vrij maar in feite gewoon een vazalstaat van de bezetter. Toch heerste er een wat vrijer klimaat. Reden voor de de door de Duitse bezettingsmacht gecontroleerde filmstudio’s in Parijs om in 1941 te verhuizen naar Nice. Want daar stond de Victorine, de enige filmstudio waar nog vrij kon worden gedraaid. Filmvolk dus zuidwaarts. Gevolg: Saint-Paul-de-Vence en de Colombe kwam bij hun in beeld. Zeker toen in 1946 Cannes begon met het jaarlijkse filmfestival.

Picasso aan de bar in La Colombe d’Or
een jonge Madonna verlaat het etablissement

Ook een nieuwe golf van jongere kunstenaars bleek graag ruilhandeltje te willen spelen met Paul Roux. Zo logeerde César (1921-1998) er naar eigen zeggen altijd gratis. “Hier betalen de kunstenaars nooit”, zei hij. Want al was vader Roux inmiddels overleden, zoon Francis ging op dezelfde manier door.  Zodat hij dus diverse werken van César in bezit kreeg.

rechts een werk van César, met links ernaast eerst een werk van Matisse en daarnaast een ‘Delaunay’, alles in alle rust te bekijken omdat we de eetzaal voor ons alleen hadden

Net zoals ook die Picasso boven levensgezels hoofd. Want toen Picasso hoorde dat Paul Roux niet lang meer te leven had, zei hij tegen zoon Francis “Ik weet dat je vader houdt van wat ik maak, kom naar mijn atelier en zoek een doek uit dat hem zal bevallen”. Prachtig toch?

Oh ja, en waarom we de eetzaal helemaal voor ons zelf hadden? Cliffhanger voor de komende aflevering. Tot volgende week.

TOOS

Huiswerk op weg naar Italië vanwege Maria Magdalena


Toen Tanja zondagmiddag de eerste regels van haar gedicht ‘Kathedralen’ voordroeg, werd ik gelijk naar Vézelay geteleporteerd. Want werd ’t niet eens tijd om met Maria Magdalena op de proppen te komen? Te kort door de bocht? Oké, dan de langere versie.

extra in het zonnetje gezet met een speciaal door Tanja Harpe voor mij gemaakt gedicht

In mijn blog van vorige week schreef ik dat vriendin en Middelburgse dichter Tanja Harpe haar nieuwste en vierde poëziebundel ‘Zeebries’ ten doop zou gaan houden. Op zondag 7 november, in mijn atelier, tijdens onze onvolprezen Kunst en Cultuurroute Middelburg. En zo geschiedde. Één van de nieuwe gedichten die ze voordroeg, was ‘Kathedralen’. Met de beginregels

‘We hebben kathedralen nodig

om te vieren wie we zijn’

De regels die zorgden voor die plotsklapse teleportatie. Eerst naar Vézelay, vervolgens naar Saint- Maximin-la-Sainte-Baume, beide in la douce France, en tot slot naar het Catharijneconvent in Utrecht. Dat alles vanwege een alom geroemde expositie in dat convent over Maria Magdalena. MM, die nogal raadselachtige, intrigerende vrouw uit het Nieuwe Testament. In feite een groupie van Jezus.

binnenplaats van het Museum Catharijneconvent in Utrecht

Ook een expositie trouwens waarvoor ik mezelf, nog voor die te gaan bezoeken, MM-huiswerk had opgelegd. Op ons septemberprogram stond namelijk een autorit vanuit Middelburg via mijn atelier in Nice naar het Italiaanse Gubbio . Reden om nu eindelijk eens goed rond te gaan kijken in het Zuid-Franse Saint-Maximin-la-Sainte-Baume. Want had Maria Magdalena daar volgens de mythe niet  als apostel van Jezus jarenlang in een grot verkeerd? Op de autoroute naar Nice hoefden we er maar een kippenendje voor om te rijden.

luchtfoto van Saint-Maximin-la-Sainte-Baume

Tot tijdens de reisvoorbereidingen levensgezel ineens heel enthousiast kwam met de vraag ‘weet jij hoe die kerk in Vézelay heet’. Typisch retorische levensgezelvraag natuurlijk. Want als ik ’t had geweten had hij dat ook gedaan. En vice versa. Die benaming? Basilique Sainte-Marie-Madeleine. En ze zouden er zelfs een reliek van MM bezitten. Dat werd dus nog méér huiswerk! Want die kerk in Vézelay, een stadje zo’n 200 km zuidoostelijk van Parijs, stond al langere tijd op onze Franse te-doen-lijst.  Met als enige reden foto’s die we er ooit eens van hadden gezien. Nu werd ’t ineens verplichte kost.  Met als minpuntje wel een behoorlijk stuk omrijden.  

Vézelay van bovenaf
Vézelay van onderaf
Basilique Sainte-Marie-Madeleine

Dat middeleeuwse bedevaartsoord Vézelay in de Bourgogne bleek zo’n heerlijk oer-Frans stadje te zijn. Liggend op een heuvel, gewoon zoals ’t hoort. Met op het hoogste punt vanzelfsprekend een eeuwenoude kerk. De Basilique Sainte-Marie-Madeleine. Waar ooit in de 11e en 12e eeuw de bedevaartgangers zich met duizenden verdrongen vanwege wat gebeente van de heftig vereerde Heilige Maria Magdalena. Wonderen werden daar verricht volgens de verhalen, vele wonderen. Nu rest alleen nog een vingerbeentje van haar, achter een stevig hek in de duizend jaar oude crypte.

de crypte
het vingerkootje achter hek en grendel
schrijn met buisje waarin HET vingerkootje

Zou ’t werkelijk? Dat zou echt heel opmerkelijk zijn. ’t Is namelijk een heel grote vraag of de Maria Magdalena, zoals ze in een gigantische hoeveelheid schilderijen van eeuwen her is afgebeeld, wel heeft bestaan. Is ze niet een soort Bijbelse, vrouwelijke Frankenstein? Maar wel dan zonder dat stigmatiserende ‘Monster’ ervoor.

De boetvaardige Maria Magdalena, van één van mijn vrouwelijke schildershelden Artemisia Gentileschi (Nasjonalmuseet Oslo)

Want in de Evangeliën van Matteüs, Marcus, Lucas en Johannes in het Nieuwe Testament komen, naast natuurlijk de Maria van de Onbevlekte Ontvangenis, nog meer Maria’s voor. En, om het maar kort te formuleren, daarmee is in de loop der eeuwen behoorlijk wat afgehannest. Welke was waar, en hoe, en wanneer? En welke deed dit of dat of zus of zo? Een en al verwarring waar de wetenschappers waarschijnlijk nooit eenduidig uit zullen komen. Hoe dan ook, in 591n.C. verknoopte paus Gregorius I in een preek drie volgelingen van Jezus met elkaar tot die Bijbelse versie van Frankenstein. De vermoedelijk welgestelde Maria Magdalena bij wie door Jezus demonen waren uitgedreven, een door hem van haar zonden verloste zondares/prostituee zonder naam en ene Maria van Bethanië. Daardoor was er ineens de Maria Magdalena zoals die is gaan voortleven in de Roomse Kerk. Een zondige maar boetvaardige vrouw, altijd beter dan dat ’t een man was natuurlijk. De vrouw dus waarvan een heilig vingerkootje in Vézelay zou liggen.

Maar al die mooie verhalen doen niets af aan de schoonheid en indrukwekkende architectuur van die prachtige basiliek daar waarvan we nog steeds genieten. Ontstaan door de devotie en harde florijnen van gigantisch veel pelgrimgangers vele eeuwen geleden. Die het vast eens zouden zijn geweest met die dichtregels van Tanja Harpe bovenaan.

en natuurlijk een beeld van die boetvaardige MM, met heel veel kaarsjes

Dat Vézelay ook nog een tweede verrassing in petto had? Dat bleek in Musée Zervos. Een in 2006 geopend museum gewijd aan Picasso en tijdgenoten. Niet alleen absoluut de moeite maar mogelijk ook nog eens een ander verhaal waard.

een zaaltje in het Musée Zervos
en een toost op het mooie Vézelay

Nu op naar Saint-Maximin-la-Sainte-Baume en zelfs een hele schedel van MM. Tot volgende week.

TOOS

Waarom een cholera-epidemie de Côte d’Azur groot maakte


op een door coronaperikelen hallucinant lege Promenade des Anglais in Nice wordt een wandelaar gecontroleerd of hij daar wel mag lopen

Stel nou eens dat er van 1832 tot 1834 geen heftige cholera-epidemie door Frankrijk heen had geraasd. En dat die niet had gedreigd over te slaan naar Italië. En dat dus het rijtuig van Lord Brougham en zijn dochter, op doorreis naar Italië, niet bij de rivier de Var ten westen van Nice was tegengehouden. Zou Henri Matisse dan in 1917 onderstaand schilderij van de toen al iconische Promenade des Anglais in Nice hebben geschilderd?

Matisse, Promenade des Anglais, 1917

En had ik dan afgelopen 13 maart in het Mamac, het Musée d’Art Moderne et d’Art Contemporain van Nice, kunnen ronddolen?

deel van het Mamac in Nice

Bij dit soort als-vragen trekt levensgezel altijd lichtelijk z’n wenkbrauwen op en weet ik dat er zo’n soort opmerking komt als ‘als ik nog een broer had gehad, had die dan bruine bonen gelust?’. Maar zeg nou zelf. De nieuwsstroom begin maart raakte bijna volledig verstopt door een pandemie aan corona-berichten. Terwijl bovendien de dag na mijn bezoek het Mamac werd gesloten voor onbepaalde tijd. Logisch toch dat toen die als-vragen in me opkwamen gezien de epidemiegeschiedenis van de Franse Rivièra?

Lord Henry Brougham

Goed, Lord Henry Brougham dus. Een voormalige Britse minister van Financiën die er net niet in slaagde Prime Minister te worden. Derhalve dus niet onbemiddeld. Met zijn wat ziekelijke dochter Eleonore Louise via Zuid Frankrijk op weg naar Italië voor het aangename klimaat en de geëigende Grand Tour. Die voor elke Engelse jongeling van stand verplichte tocht om klassiek en cultureel doorvoed te geraken. Maar ja, domme pech. Cholera in Frankrijk en grens dicht. Niet bij Menton, maar bij de rivier de Var. Want toentertijd viel Nice nog onder het Koninkrijk Sardinië waartoe ook de regio Piemonte met als hoofdstad Turijn behoorde en waar de Hertog van Savoye de scepter zwaaide en de titel koning was geschonken door de Habsburgse keizer in Wenen. Hoezo verwarrend! Eén van de vele redenen waarom ik zo’n voorstander ben van de EU. Maar dat terzijde.

De Var ten westen van Nice vormde een natuurlijke grens met Frankrijk. Daar werd Brougham dus tegengehouden. Nee meneer, blijft u maar lekker aan uw kant, wij willen aan onze kant geen cholera. Dat werd dus omkeren. Maar waar nu te overnachten? Nice was ten slotte het volgende reisdoel geweest, daar bivakkeerde in de winter al vaker een handvol vermogende Engelsen. In het suffige vissersdorpje Cannes werd een eenvoudig onderkomen gevonden. De herberg van Monsieur Pinchinat. Veel meer dan dat had je in die streek in die tijd ook niet aan onderkomens. De rest is geschiedenis.

Brougham was binnen een paar dagen volstrekt verkikkerd op de streek, het eten, de ambiance, het weer en nog zowat van die zaken. Als man van een paar losse centen kocht hij binnen de kortste keren een stuk grond en twee jaar later, in 1836, hield hij een groot, duur en deftig feest voor de upper ten van politiek, adellijk en kapitalistisch Great Britain in zijn nieuwe, grootse villa op dat terrein. Globalisatie iets van deze tijd? Vergeet ’t maar, toen wisten ze er ook al van.

het bordes van de villa Eleonore van Lord Brougham in Cannes

In enkele tientallen jaren groeide het kleine dorpje Cannes uit tot een stad waar Europese rijken, de Russische adel inbegrepen, graag verkeerden. Zeker toen Brougham er zich tegenaan bemoeide om een betere haven te krijgen en in 1863 de spoorlijn vanaf Parijs naar de Franse Rivièra was doorgetrokken.

Maar nu nog Nice en Matisse. In 1860 verdween de Var als grens. De Piemonte tot voorbij Menton, het vroegere Comté de Nice, kwam bij Frankrijk. Nice werd ook booming. De beau monde van Europa kwam er flaneren. Over het van oorsprong smalle pad met de naam Promenade des Anglais waar de eerste Engelsen verpoosden die er al voor 1860 kwamen. Maar nu een steeds breder wordende boulevard waar de hotels zich aaneenregen. Queeen Victoria kwam er zelfs overwinteren in het imposante, tegen de heuvels gebouwde La Régina.

Promenade des Anglais in 1886

La Régina, waarvan Queen Victoria de helft in beslag nam als ze ter verpozing in Nice verkeerde

Nadat Paul Signac zich in 1892 als eerste kunstenaar vestigde in het vissersdorpje Saint Tropez kwamen daarna al gauw kunstenaarsvrienden op bezoek. Renoir kocht in 1903 in Cagnes-sur-Mer een villa en Matisse, daar is ie, logeerde in 1917 voor het eerst in Nice. Aan de Promenade des Anglais natuurlijk. Bonnard, Dufy, van Dongen, Picasso, Braque, Modigliani, Cocteau en Chagall volgden.

Raoul Dufy, Uitzicht op de Promenade des Anglais

Is ’t gek dat er daarom nu heel veel musea in Nice zijn? Zoals dat Mamac?

uitzicht op het Mamac met een beeld van Niki de Saint Phalle ervoor

Op die genoemde vrijdag 13 maart liep ik daar nieuwsgierig naar binnen om nog even de zalen met de eigen collectie te bezoeken. Zou er weer ander werk van Niki de Saint Phalle getoond worden uit de grote collectie eigen werk die ze ooit aan het museum schonk? Overigens, zou dat wel zijn gebeurd als Lord Brougham in 1834 ….? Maar ik zie de wenkbrauwen van levensgezel alweer omhoog gaan. Oh ja, Italië werd in 1835 toch getroffen door de cholera en levensgezel heeft wel een zus maar inderdaad geen broer. Tot volgende week.

TOOS 

Een Paasverhaal bij het wereldmerk Da Vinci


zelfportret van Leonardo da Vinci

Rembrandt is natuurlijk ons grote Nederlands schildersicoon. Of mogelijk Van Gogh? En voor België? Rubens toch wel, denk ik. Picasso voor Spanje? Zou best kunnen. Maar wie zou het wereldmerk voor de beeldende kunst zijn? Ik ga voor Leonardo da Vinci. Want als er ook maar ergens een flintertje nieuws over hem opduikt, vliegt ’t gelijk als Covid-19 de hele wereld over. Mocht er een kunstenaarshiernamaals bestaan, dan heeft Leonardo in de afgelopen eeuwen daardoor vast al heel vaak een hemels glimlachje kunnen tonen boven zijn zorgvuldig gecoiffeerde en gekrulde baard. Misschien ook wel toen ik mijn blog vorige week eindigde met die lange, lege tafel.

Eigenlijk een soort voorbode voor de surrealistische Paasperiode die we nu al weer achter de rug hebben. Een Corona-Pasen in combinatie met de aanstormende 1,5 meter economie. Ga maar na. Sinds eeuwen geen Semana Santa processies in Spanje. Een moeilijk lopende oude paus, bijna in z’n uppie in die gigantische Sint Pieter in Rome met een massaal plein ervoor zelfs zonder uppies. Een volop bloeiende Keukenhof met hallucinerend lege parkeerterreinen. En dus ook geen Jezus en discipelen aan het Laatste Avondmaal op die beroemde en beruchte muurschildering van Leonardo da Vinci in de eetzaal van het Santa Maria delle Grazie klooster in Milaan. Door hem met tussenpozen gecreëerd in de jaren 1495-98. Met experimentele methoden en materialen. Tja, je bent natuurlijk Leonardo de onderzoeker of je bent ‘m niet. Vandaar dan ook die toevoeging ‘beruchte’ hierboven. Want al heel snel begon zijn meters hoge en brede Laatste Avondmaal  te vervagen, te scheuren, te bladderen en wat al niet meer. Vele, meestal slechte restauraties volgden in de eeuwen erna. Experts schatten dat nog maar zo’n 20% enigszins oorspronkelijk is. Maar origineel of niet, Jezus en zijn twaalf apostelen zijn gehavend en wel natuurlijk toch weer teruggekeerd aan hun tafel.

Toch zou Da Vinci niet Da Vinci zijn als dat het hele verhaal over zijn muurschildering zou zijn. Want, zoals al geconstateerd, altijd weer duikt er een artikel, een boek of een documentaire op met deze uomo universale  uit de Renaissance in de hoofdrol. Fascinerend vind ik dat. Zo verscheen een paar jaar geleden een documentaire over een tweede, perfect gelijkend Laatste Avondmaal van Leonardo. Hier de trailer van die documentaire.

We hoeven dus helemaal niet naar Milaan, we kunnen gewoon naar een oude abdij in het Belgische Tongerlo.

de abdij in Tongerlo

de zaal daar met ‘Het Laatste Avondmaal’

Voor dat min of meer verborgen Da Vinci geheim. Even groot als de oorspronkelijke muurschildering maar dan op doek. Gemaakt in opdracht van koning Louis XII van Frankrijk. Wel grotendeels geschilderd door medewerkers van Leonardo’s atelier maar, zo wordt vermoed, met Jezus en Johannes van Leonardo’s eigen hand. Gewoon naar Tongerlo dus en niet naar Milaan. Nu alleen nog even niet. Corona en zo! Nieuwsgierig geworden? Hier vind je de hele documentaire ‘The Search for the Last Supper’. https://youtu.be/FSKIQebJ4ZI

Trouwens, een paar geleden stond ik nog bij de Milanese versie. Wel in Haarlem. Bij een moderne  namaak in het Teylers Museum tijdens een expositie over tekeningen van Leonardo.

Waar je helemaal niet meer naar op zoek hoeft is Leonardo’s beroemde muurschildering ‘De slag bij Anghiari’. Die is namelijk echt verdwenen. Alhoewel? Misschien is ie alleen maar verstopt. Ook dit is weer zo’n intrigerend Da Vinci verhaal dat eens in de zoveel jaar de kop opsteekt. Dat hij in 1507 het fresco maakte op een muur van de grote zaal van het Palazzo Vecchio in Florence is zeker. Er bestaan zelfs nog voorstudies van zijn eigenste hand.

studieschets van Da Vinci voor ‘De Slag bij Anghiari’

Maar ja, zelfde verhaal. Hij was weer lekker aan het experimenteren geslagen met materialen. Gevolg? Mislukking op mislukking. Vermoedelijk zelfs niet afgemaakt en nu, zo lijken een paar piepkleine boorgaatjes van 4 mm aan te tonen, mogelijk verstopt achter een extra muur waarop Giorgio Vasari in 1563 een ander fresco maakte. Een schildering die er trouwens nog wel goed bij staat. Dus wat te doen? Proberen er achter te kijken of die voorste muur in z’n geheel netjes weghalen? Er wordt nog steeds over gediscussieerd door horden specialisten.

Net zoals over waar zich nu eigenlijk dat duurste schilderij ter wereld, die  Salvator Mundi van 450 miljoen dollar, bevindt. Weer zo’n spannend Leonardo da Vinci verhaal. Maar niet voor nu.

Nog even dit. Vorige week begon ik met die gesloten  once in a lifetime expositie over Rafaël in Rome. Laat daarvan nu net een prachtige video op internet te zijn geplaatst.

Net zoals over tekeningen van Rafaël die zich bevinden in een hierboven al genoemde, altijd een beetje verborgen gebleven museumparel. Het Teylers Museum.

Tot volgende week.

TOOS

Piketty op stoom en de kunstwereld volstrekt op hol


In 2013 werd Fransman Thomas Piketty met zijn ‘Kapitaal in de 21ste eeuw’ binnen de kortste keren wereldberoemd en dé rockstar onder de economen. Net een paar weken geleden kwam zijn nieuwe boek uit. ‘Kapitalisme en ideologie’. En dan weet je dat het dringen wordt met opinies bij alle andere economen. Een aanval op de superrijken, zo heet ‘t! Ik moest daarom gelijk denken aan de kunstwereld. En dan specifiek aan dat volstrekt op hol geslagen en krankjoreme topsegment van wereldberoemde 20ste eeuwse namen en rijzende jonge kunststerren. Een doorgeslagen gekte, geheel te wijten aan die superrijken. Dat selecte groepje van miljardairs en de wat armere miljonairs. Wel de miljonairs natuurlijk flink boven de 100 miljoen. Anders tel je niet echt mee. Of dat dan in dollars of euro’s is? Of in Britse ponden? Niet echt belangrijk, denk ik zomaar.

Zo las ik toevallig vorige week dat een voormalig casinomagnaat, Steve Wynn, al vast maar voor 105 miljoen dollar twee Picasso’s heeft gekocht uit een particuliere kunstverzameling die pas over een paar maanden openbaar op de markt komt.

Picasso, Woman with beret and collar, 1937

Picasso, Femme assise (Jacqueline), 1962

En wat te denken van de 30 miljoen die een zogenaamd ‘zwembadschilderij’ van de nog levende David Hockney op een veiling moet gaan opbrengen.

David Hockney, The splash, 1966

Eigenlijk best een koopje als je beseft dat begin 2019 een ander werk in die reeks rond de $90 miljoen opbracht.

David Hockney, Portrait of an Artist (Pool with Two Figures), 1972

Wie kan nou zoiets betalen en wie is er daarbij ook nog zo gek om dat te doen? Die superrijken van Piketty dus! Denk bijvoorbeeld aan de rijkste 42 mensen in 2019 die volgens ontwikkelingsorganisatie Oxfam/Novib evenveel bezitten als de armste 3,7 miljard bewoners van onze globe. Om dit nog even verder in perspectief te zetten, in 2009 waren hiervoor nog 380 van die rijkste miljardairs nodig. Een gezonde ontwikkeling? Ach, bepaal dat maar voor jezelf.

Maar dat dit die volstrekt bezopen ontwikkeling in de kunstwereld veroorzaakt, spreekt voor mij voor zich. Want waar moet je in godsnaam met je geld heen als ’t toch tegen en over de plinten klotst? Gebruik dan de moderne kunst maar als beleggingsvehikel. Want al heb je ruim voldoende voor een leuke oude dag, je geld moet per definitie natuurlijk wel renderen. As ’t effe kan tot aan je doodskist toe en liefst ook nog daarna.

Dagobert Duck moest er voor mij toch ook wel bij

Dus dan sluit je je aan bij dat heel selecte groepje van galeriehouders die deze speciale kunstwereld bestieren. Als zij heilig verklaren dat die veelbelovende jonge kunstenaar over een paar jaar het multivoudige waard zal zijn, geloof je hen direct op hun blauwe of bruine ogen. En soms komt dat door marktmanipulatie nog uit ook. Kassa! Op je spaarrekening lukt je zoiets niet. Een voorbeeldje? Dat

Jeff Koons, Rabbit

stalen konijn van Jeff Koons hier.

In 1986 in een oplage van vier verkocht voor $40.000 per stuk. Koopje toch? Vorig jaar werd er op een veiling meer dan 90 miljoen voor betaald. Door de rijke baas van een groot hedge fund. Of zo’n duur kunstwerk dan ooit nog eens ergens te zien zal zijn, is trouwens maar de vraag. Bij de vliegvelden van bijvoorbeeld Genève, Singapore en New York heb je zogenaamde freeports, kunstvrijhavens. Met streng beveiligde loodsen waar kunst in het diepe duister verborgen ligt zonder dat iemand er weet van heeft. Met daaromheen de sfeer van vermogensbelastingontduiking, zwart geld en witwassen. Zo zouden er bij Genève meer dan 1 miljoen kunstwerken opgeslagen liggen. Eigenlijk een gigantisch museum waarvan niemand weet wat er zich bevindt.

Zo’n wereld kan alleen bestaan bij de gratie van die zeer beperkte groep superrijken waarvoor Piketty voorstelt om daar belastingtechnisch maar eens iets aan te gaan doen. Van mij mag dat. Want als er van de wereldvermogenstoename van 9.000 miljard dollar in 2016 en 2017 meer dan 80% bij de 1% rijksten ter wereld terechtkomt (weer Oxfam/Novb), is er iets goed mis. En de hier beschreven kunstwereld is daarvan een wel heel sprekende illustratie. Maar wie weet valt er wel een parallel te trekken met de beruchte tulpenmanie in de jaren 1634-37 in onze eigen Republiek der Verenigde Nederlanden. Ook een zeepbel die plots klapte. Erg? Mwah.

Trouwens, er is ook best iets goedkopere kunst te vinden. Bijvoorbeeld binnenkort bij Kunsthandel Vellekoop & Vellekoop in De Lier. Want wat kosten de werken uit mijn ‘The 70-Series’ die daar dan komen te hangen? €250 per stuk.

in mijn atelier: een deel van ‘The 70-Series’ voor Kunsthandel Vellekoop

Tot volgende week.

TOOS

Drie kunstvliegen in één Antibense klap


Ik wilde al lang eens op mijn gemak Le Nomade op het havenhoofd van Antibes gaan bekijken. Dus als je een paar weken geleden bij een blogaflevering  hebt gedacht ‘waarom zit Toos nou in de zon op een terras in Antibes terwijl er in Nice toch niet echt gebrek aan is’, dan ken je nu één van de redenen.

Van ver zie je dat prachtige beeld van de Catalaan Jaume Plensa al heel duidelijk zijn kop boven de oude havenmuren uitsteken. Gelukkig ook boven al die protserige jachten uit van lui die iets te luid en duidelijk verkondigen dat ze overmatig bij kas zitten. Maar winnen van Plensa? Voor mij niet. Maar ik ben dan ook een bewonderaar van zijn werk. Mee vanwege Leeuwarden en Venetië.

het beeld van Plensa in Leeuwarden voor het station

In Leeuwarden staat sinds 2018, toen de stad Culturele Hoofdstad van Europa was, ook zo’n aaibaar, groot beeld dat af en toe in stoom wordt gehuld. Esthetische en toegankelijke kunst. Je begrijpt meteen waarom zijn sculpturen veel andere moderne kunstuitingen in de openbare ruimte, waar een mens niet altijd direct blijmoedig van wordt, subiet de loef afsteekt. In 2015 bij de Biënnale van Venetië overkwam me datzelfde gevoel ook al.

in 2015 in de Chiesa di San Maggiore in Venetië

En dan was er afgelopen zomer ook nog een grote expositie van zijn werk in het Museum Beelden aan Zee. Dat intiem in de duinen verscholen museum aan de boulevard van Scheveningen. Altijd de moeite waard daar.

deze zomer in Beelden aan Zee in Scheveningen

Maar ik had nog andere kunstzinnige reden voor zo’n dagje Antibes. Het Musée Picasso. In een echt kasteel, het Chateau Grimaldi. Ja, inderdaad, ooit bezit van dezelfde Grimaldi’s die financieel onbehoeftigen met genoegen ontvangen in hun vorstendommetje Monaco. Tegen een kleine vergoeding. Dat dan weer wel, want ook zij moeten kunnen leven.

het Musée Picasso in Antibes

In 1946 mocht Pablo Picasso er een poos werken. Met als gevolg dat hij een groot aantal daar gecreëerde schilderijen en tekeningen schonk waaromheen nu dat museum is gebouwd. En omdat Pablo een paar jaar later een endje verder in Vallauris druk bezig was om keramiek te beschilderen, zijn er ook nog flink wat Picasso-borden en vazen bijgekomen. Ik kende ze al wel, maar nu keek ik er toch anders naar. Want was ik afgelopen zomer niet zelf bezig met keramiek in het Italiaanse Gubbio? Shuffle maar eens terug naar vorige afleveringen.

zelf aan het werk in Gubbio

Picasso’s productie zal ik van z’n leven nooit meer kunnen inhalen. Want hij was een snelle jongen die door zijn genialiteit met een paar pigmentstreken een bord een heel nieuw leven inblies. Maar toch? Met wat ik afgelopen zomer aan kennis opstak, bekroop me wel af en toe de gedachte ‘kom op Pablo, iets minder snel en ’t was een stuk beter geweest’. Maar ja, ’t blijft natuurlijk wel Picasso!

dav

Dat waren dus twee kunstvliegen, nu de derde. Bij mijn diverse bezoeken aan dat Musée Picasso raakte ik telkens weer geïntrigeerd door een paar beelden die lekker meditatief op de terrasmuur van het kasteel van hun Mediterrane omgeving stonden te genieten. Beelden van ene Germaine Richier (1902-1959). En nu bleek er van haar een solotentoonstelling te zijn. Gaan dus!

de beelden van Germaine Richier op het terras van Musée Picasso

Haar beelden spraken mij het meest aan, tweedimensionaal kwam ze, om ’t maar letterlijk uit te drukken, minder uit de verf. Een wereld met soms vreemde, organische en gedrochtelijke gestalten met zowel menselijke als dierlijke kenmerken. Ik kreeg het idee dat de ontwerper van het buitenaardse gedrocht in de bekende Alien speelfilms mogelijk door haar beelden was geïnspireerd. Richier had daarmee een mooie kunstcarrière opgebouwd, zo bleek.

Daardoor moest ik ineens weer denken aan de vele vrouwelijke kunstenaars die dat in de loop der eeuwen ook hadden verdiend. Maar die stomweg uit de kunstgeschiedenis zijn weggeschreven. Daar moet ik hier toch nodig weer eens aandacht aan geven. Tot volgende week.

TOOS

De gemeenschappelijke deler van Alexandrië, Cambridge, Den Haag, Parijs en Nice


Wat kunnen die steden uit het rijtje in de titel nu met elkaar gemeen hebben? Nou, bijvoorbeeld dat er allemaal grote bibliotheken staan met daarin veel, héééél veel boeken. Zoals bij de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag. En overal groeit dat aantal boeken. Ook in de KB van ‘s-Gravenhage. Ik weet dat zeker want heel onlangs hebben ze er in ieder geval twee bij gekregen. Van mij namelijk. Twee speciale kunstboeken die, en dat is nou echt de gemeenschappelijke deler, ook in die andere steden aanwezig zijn.  

KB in Den Haag

De oorzaak bij de KB zit ‘m in de zogenaamde Collectie Koopman. Nog nooit van gehoord? Ik tot voor kort ook niet. Tot ik een berichtje las in ‘BK-informatie’, het vakblad voor beeldende kunstenaars. Daarin stond een piepkleine aankondiging voor een bijeenkomst met uitleg over die Collectie Koopman. Wat bleek? Dat is een grote verzameling Franse kunstboeken, originele brieven, foto’s en handschriften. Ooit aangelegd door Louis Koopman (1887-1968). Met de nadruk op bijzondere uitgaven van Franse auteurs, geïllustreerd door kunstenaars. En daaronder niet de minsten! Picasso, Braque, Chagall, Degas, Miró, ‘onze’ Kees van Dongen, Matisse, Max Ernst. Louis Koopman liet zijn hele verzameling na aan de KB, samen met een flinke pot dukaten om de collectie te kunnen blijven updaten. Er zijn zelfs tentoonstellingen van geweest in bijvoorbeeld Brussel en New York.

Die bijeenkomst leek me dus wel wat, zeker gezien het feit dat ik als kunstenaar ook betrokken ben bij dat soort uitgaven via mijn Galerie Quadrige in Nice. Daarover heb wel vaker eens iets geschreven in dit blog.

bijeenkomst in de KB

Op dus naar de Koninklijke Bibliotheek op de juiste dag. Daar heb ik geen spijt van gekregen. Paul van Capelleveen, de beheerder van deze zo’n 10.000 items omvattende collectie, bleek een heerlijk bevlogen verteller die ons uiteindelijk heel veel wijzer de KB weer liet verlaten.

kunstboeken en boekjes in allerlei formaten
dav

Maar ik bleek hem ook nog wat wijzer te kunnen maken. Want hoewel hij dus een legaat ter beschikking heeft om de Collectie Koopman nog steeds verder uit te breiden met hedendaagse kunstboekuitingen, bleek hij nog nooit te hebben gehoord van ‘mijn’ galerie Quadrige en de bijbehorende uitgeverij La Diane Française.  Het gevolg daarvan?

 Een paar weken geleden zaten levensgezel en ik op de KB-kamer van Paul geanimeerd te praten over Franse kunstboeken, de Franse kunstwereld en mijn eigen bijdragen daaraan. En daar weer het gevolg van? Dat wat ik in mijn inleiding al schreef. De Collectie Koopman is nu uitgebreid met twee uitgaven die ik heb geïllustreerd met steendrukken. De ‘Edda ou Monuments de la Mythologie& de la Poësie des anciens du Nord ‘ uitgegeven in 2007,en La Légende Dorée, Sainte Catherine (25 novembre) uit 2010. Ik voel me daarbij best een beetje trots!

bij Paul van Capelleveen op zijn kamer in de KB

Want zo zitten mijn bijdragen aan het Franse livre d’art nu toch maar mooi in die prachtige nieuwe, gigantisch grote bibliotheek van Alexandrië, het eeuwenoude Trinity College in Cambridge waar je in de hal tegen een beeld van de grote natuurkundige Newton aanloopt, de Nationale Bibliotheek van Frankrijk in Parijs, bijna vanzelfsprekend in de Bibliothèque Louis Nucéra van Nice en nu ook in de Koninklijke Bibliotheek van onze Hofstad. Pas mal!

deel van de bibliotheek in Nice

Tot volgende week.

TOOS

Caravaggio, grote schurk en groot kunstenaar


de twee foto’s uit 2015 van De kruisiging van Petrus en De bekering van Paulus van Caravaggio

Toen ik in oktober 2015 in Rome voor de twee schilderijen van hierboven stond, realiseerde ik me niet, zoals nu wel, dat op precies diezelfde plek in de eerste helft van de 17e eeuw andere Nederlandse kunstenaars hadden gestaan. Welke die in eeuwen onveranderde plek is? De Cerasi-kapel in de kerk van Santa Maria del Popolo. De eerste kerk die kunstenaars uit het Noorden zagen als ze door de stadspoort daar de Eeuwige Stad betraden. En wie die Nederlandse schilders waren? Onder anderen Gerard van Honthorst, Dirck van Baburen en Hendrick ter Bruggen. En waarom ik me dat nu wel realiseer? Omdat aan die drie mannen een prachtige, indrukwekkende expositie is gewijd in het Centraal Museum van Utrecht: ‘Utrecht, Carravagio en Europa’.

drukte bij de expositie

Want Caravaggio was de maker van die twee schilderijen. Of voluit Michelangelo Merisi da Caravaggio (1571-1610).Daar kwam hij vandaan, van de plaats Caravaggio.  De ideale schoonzoon was die Michelangelo niet. Steengoed in het beledigen van mensen van zowel lage als hoge komaf. Met voortdurend een  zweem om hem heen van homoseksualiteit oftewel sodomie zoals ’t toen heette. Overigens zonder enig concreet  bewijs daarvoor. Als heethoofd ook altijd tuk op een lekkere vechtpartij. Soms met zijn zwaard dat hem goed in de hand lag. Gevolg? In 1606 een dodelijk slachtoffer en een vlucht uit de stad waar hij furore maakte met zijn geheel nieuwe manier van schilderen. Want schilderen kon hij als de beste.

Caravaggio, De mediterende Hiëronymus 1605-06, één van de 2 werken van hem op de expositie

Net zoals Braque en Picasso in het begin van de 20e eeuw samen een heel nieuwe schilderstijl ontwikkelden, het kubisme, deed hij dat in z’n eentje aan het begin van de 17e eeuw. Met wat we nu het Caravaggisme noemen. Een zo boeiende, moderne stijl  dat hij al snel getalenteerde navolgers kreeg. Want Rome was toen de place to be zoals Parijs dat in de 19e eeuw werd. Voor je goeie kunstenaarsfatsoen moest je daarheen wel een studiereis maken. Meestal te voet, maanden lang door weer en wind en door gevaarlijke streken. Een tikje andere manier van reizen dan tegenwoordig, je moest er wel wat voor over hebben. Sommigen bleven en maakten daar carrière. Anderen vertrokken weer als overtuigde Caravaggisten. Zoals dus Gerard van Honthorst, Dirck van Baburen en Hendrick ter Bruggen.

Gerard van Honthorst, De bespotting van Christus ca. 1617

Dirck van Baburen Christus en de schriftgeleerden ca. 1618

Hendrick ter Bruggen, detail van De bevrijding van Petrus 1624

Onafhankelijk van elkaar vertrokken voor hun kunst-bedevaartstocht en na terugkomst alle drie furore makend in Utrecht met die nieuwe, levendige, vaak dramatische schilderstijl. Vol contrasterende schaduw en lichtpartijen en levensechte mensen die zo van de straat geplukt konden zijn. Met het zogenaamde clair-obscur waardoor later Rembrandt, op zijn geheel eigen manier, ook weer sterk werd beïnvloed.

Gerard van Honthorst, De onthoofding van Johannes de Doper 1617-18

Gerard van Honthorst, De heilige Sebastiaan 1623

Gerard van Honthorst De koppelaarster 1625

Gerard van Honthorst, De liederlijke student 1625

Dirck van Baburen, De graflegging van Christus 1617-18

Hendrick ter Brugghen, De heilige Sebastiaan door Irene verzorgd 1625

Hendrick ter Brugghen, De annunciatie 1629

Kunstliefhebbers moeten beslist naar Utrecht.  Niet omdat er veel van de maestro zelf is te zien, twee werken slechts. Maar wel vanwege die Utrechtse caravaggisten en nog wat anderen. Uit Italië natuurlijk maar Frankrijk en Spanje zijn ook vertegenwoordigd. Hierdoor kun je hun vakmanschap onderling mooi vergelijken. Voor mij springt dan Gerard van Honthorst er echt uit. Het niveau van maestro Caravaggio haalt hij net niet maar dat is ook vrijwel onmogelijk bij dat schildersgenie. Een soort Italiaanse Rembrandt. Die was trouwens pas een paar jaar oud was toen Caravaggio in 1610 totaal berooid en in de hoop op vergiffenis terugkeerde naar Rome, onderweg ziek werd en veel te vroeg stierf.

de achterkant van het tweede werk van Caravaggio op de tentoonstelling: Het hoofd van Medusa

Maar gelukkig hadden we nog zijn navolgers. Zoals Orazio Gentileschi  (1563-1639) en zijn nog veel talentvollere dochter Artemisia Gentileschi (1593-1653) aan wie ik hier beslist extra aandacht ga geven in het kader van ‘vrouwen in de kunst’.

Orazio Gentileschi, David en Goliath 1605-07

bij een ander werk van Orazio Gentileschi

Simon Vouet, Judith met het hoofd van Holofernes 1620-25

Of Spanjaard Gusepe de Ribera (1591-1652) en Fransman Simon Vouet (1590-1649). Van die laatste vond ik het schilderij hiernaast toch wel heel curieus.

Zie dat afgehakte hoofd rechtsonder. En de dame die haar onderarm er met een vredig gezicht op laat rusten. Met de pink omhoog! Net zoals een keurig opgevoede dame die met een precieus gebaar aan een kopje thee wil gaan nippen met duim en wijsvinger rond het oortje geklemd. Toch heeft ze net zelf dat hoofd afgehakt.  Dat van generaal  Holofernes die volgens het Oudtestamentische verhaal haar stad belegerde. Uit wraak verleid deze Judith hem en hakt zijn hoofd af als hij slaapt. Een populair verhaal dat door heel wat schilders is verbeeld. Mannen én vrouwen. Zoals door Artemisia, maar dan volstrekt anders. Ook iets om nog op terug te komen. Tot volgende week.

TOOS

 

How nice to be in Nice


Een aantal jaren huurde ik aan de Côte d’Azur telkens een andere plek om daar zo’n drie maanden te kunnen werken. Tot er in Nice een appartement met ateliermogelijkheid voorbij kwam waaraan ik echt geen weerstand kon bieden. Dat ‘Palais de Venise’ uit 1908 was te aantrekkelijk. Middenin het echte Nice, het bruisende stadshart dat in de 19e eeuw vanuit het middeleeuwse deel sterk werd uitgebouwd. Een soort ‘Parijs in het klein, maar dan op z’n Italiaans’ zoals levensgezel dat dan kort en bondig uitdrukt.

links het Palais de Venise met de koepeltjes

Sommigen zoeken voor de rust een klooster, ik heb in Nice mijn retraite oord. Rust om te werken en rust om na te denken. Met voor de grofstoffelijke voeding, heel praktisch, ’s morgens een dagelijkse groente en fruitmarkt voor het Palais. Een beeld dat ’s middags een metamorfose ondergaat tot restaurantterrassen.

En kunstzinnige voeding? Geen probleem in een stad vol kunst en musea. Daarbij nog  heel vaak zon met een heerlijke temperatuur en de uitdrukking ‘leven als God in Frankrijk’ behoeft geen verdere verklaring.

Dat ik tijdens zo’n verblijf op bezoek ga bij Jean-Paul Aureglia, mijn galerist van Galerie Quadrige, met wie ik al jaren samenwerk, spreekt voor zich. Laat er deze maand nou ook nog een vernissage zijn! Logisch dat ik daar acte de présence gaf.

vernissage bij Galerie Quadrige

Logisch ook dat ik tijdens zo’n retraite af en toe wat kunstige bedevaartstochtjes maak. Zoals naar het MAMAC, het Musée d’Art Moderne et d’Art Contemporain. Ik heb er vanwege mijn appartement in Nice altijd vrij toegang. Dus kan ik zomaar binnenlopen. Bijvoorbeeld om te zien of men ter verandering voor de vaste zaal van echte Niçois en kunsticoon Yves Klein (1928-1962) nog wat heeft gerommeld in de kunstopslag. Vooral van zijn beroemde, prachtig intens vibrerende Yves-Klein-blauw is ’t elke keer weer genieten.

zaal van Yves Klein in het MAMAC

werk van Niki de Saint Phalle in haar zaal

Niki de Saint Phalle (1930-2002) vind ik ook altijd zo’n bedevaartstochtje waard.  Voordat ze wereldberoemd werd door haar grote Nana’s heeft ze nog heel wat andere interessante en gekke dingen gedaan. Ooit gehoord van haar ‘schietschilderijen’? Google maar eens. Uit de grote collectie die ze naliet aan het MAMAC kan de curator nu te kust en te keurkiezen voor de ‘Nikizaal’.

Tijdens mijn MAMAC-rondgang stond ik plotsklaps voor werk van een Nederlander. Marinus Boezem (1934), één van de grondleggers van de conceptuele kunst in Nederland. Dat werk hing  op de tijdelijke expositie ‘Cosmogonies, au Gré des Éléments’. Een onbegrijpelijke titel? Ach, dat strookte dan gelijk met het ‘Wheather Drawing’s, 1969′ van Boezem. Een verzameling foto’s van met de hand getekende weerkaarten. Je moet er maar op komen!

Marinus Boezem, Wheather Drawings 1969

Nee, dan liever “Matisse&Picasso, la comédie du modèle” in het Musée Matisse. Een prachtig gelegen oude villa bij een groot olijfbomenpark en Romeinse ruïnes. Met voor mij opnieuw kostenloze toegang.

Musée Matisse

Dit jaar gaan die twee grote kunstenaars, zowel elkaars bewonderaars als enigszins na-ijverige concurrenten, er een kunstzinnige strijd aan. De al wat oudere maestro Matisse en macho en ego Picasso! Echt een prachtige tentoonstelling die een uitgebreidere beschouwing verdient. Maar voor nu laat ik ’t hieronder bij een paar foto’s, want mijn bedevaartjes voerden ook nog naar het Musée National Marc Chagall.

Matisse en Picasso naast elkaar: wat is van wie?

een imposante reeks steendrukken van Picasso

Dat werd ook wel weer eens tijd. Een mooi museum dat destijds architectonisch om een geschonken verzameling Bijbelse schilderijen van Chagall heen is gebouwd. Boeiend om er na wat jaartjes weer eens rond te lopen. Vooral door de extra expositie over Chagall’s plannen voor een door hem aan te pakken kapel. Die kwam er niet, terwijl zoiets wel lukte aan Matisse, Picasso en Jean Cocteau. Oei, oei, niet goed voor het kunstenaarsego!

voorstudie met knippen en plakken voor glas-in-lood ramen voor de beoogde kapel

een al verder gevorderde voorstudie

genieten op z’n Niçois op Place Garibaldi

Trouwens beslist een verhaal waard, die kapellen. Maar misschien komt dat nog wel eens. Nu eerst bijkomen van al die kunstbedevaarten op mijn favoriete plein Place Garibaldi.

 

Tot volgende week.

TOOS

Over de godfather van de Nederlandse kunstTV


in het Stedelijk Museum Schiedam

Nog net op de valreep kon ik een poosje geleden in Schiedam herinneringen van heel lang geleden verenigen met het heden. Herinneringen aan lange, fladderende armen en handen met heel bewegelijke en trillende vingers. Voor ’t eerst live waargenomen toen ik als 17-jarige student  rondstapte op de academie in Tilburg. Van de lessen kunstbeschouwing die via die armen en handen tot me kwamen, weet ik eerlijk gezegd niet veel meer. Maar wat wil je ook: zeventien, vrijheid, de academie! Dan zijn er wel andere zaken die je leven op dat moment bepalen. Maar dat ze toebehoorden aan Pierre Janssen die toen directeur was van de academie in Rotterdam, dat weet ik natuurlijk nog wel.

Want wie uit die jaren 60 en 70 zou nou niet weten wie Pierre Janssen (1926-2007) was. Vraag ’t maar. ‘Pierre Janssen? Oh ja, natuurlijk! Wat was die man goed, hè!’. De man dus die met zijn tv-programma ‘Kunstgrepen’ in die jaren op zondagavond met gemak een paar miljoen kijkers trok. Simpelweg door heel enthousiast op een unieke manier over kunst te vertellen.

de opnamestudio van Kunstgrepen

Oké, er waren natuurlijk nog maar twee landelijke tv-zenders in die tijd, de commerciëlen moesten nog heel lang op hun verwekking wachten . Maar toch! Meer dan honderd uitzendingen in de periode van 1959 tot 1972 over kunst. Met kijkers die hij, zoals dat heet, aan de buis gekluisterd hield. Dan ben je een verhalend natuurtalent, een mediafenomeen, een geweldige kunstverteller.

nagebouwde studio bij de expositie in Schiedam

Nu in 2017, tien jaar na zijn dood, zijn er twee exposities aan hem gewijd. In Museum Arnhem waar hij jarenlang directeur was  en in het Stedelijk Museum Schiedam waar hij zijn bestuurlijke kunstcarrière startte als conservator en inbrenger van allerlei nieuwe, originele ideeën. Ideeën om publiek aan te zuigen en ook de plaatselijke bevolking veel meer bij ‘hun’ museum te betrekken. De expositie in Schiedam kon ik dus gelukkig nog net op de valreep bekijken. Zie hieronder een video erover https://youtu.be/tdrcx9ml-cU . Die in Arnhem loopt nog tot half oktober.

Natuurlijk zijn er nu ook goeie kunstprogramma’s op tv. Jeroen Krabbé, niet alleen acteur maar ook beeldend kunstenaar, ging op reis om in twee documentaireseries enthousiast te vertellen over, eerst, Van Gogh en daarna Picasso. En een ander lid van de Krabbé-kunstdynastie, Jasper, is nu bezig met ‘Het geheim van de meester’. Het populaire ‘Tussen Kunst en Kitsch’ is al jaren niet van de tv weg te slaan. En ook ‘Kunstuur’ hebben we nog. Maar Pierre Janssen met dat lange, slungelachtige, magere lichaam en dito karakteristieke hoofd is nog nooit verslagen. Die zou, denk ik, ook vandaag de dag nog steeds heel veel mensen aan de buis kluisteren. Want ga maar na wat hij toen, zonder alle visuele hulpmiddelen van nu, als decor had. Een vrijwel kale ruimte met een tafel en een stoel. Nog wat verlichting, een kunstvoorwerp en vooral zichzelf als meesterverteller. Eigenlijk wel logisch dat hij de eerste gast was in het programma ‘Zomergasten’ van de VPRO toen dat in 1988 startte.

Van al die ‘Kunstgrepen’ is jammer genoeg maar heel weinig bewaard gebleven. Ik vond op YouTube nog een fragment van een paar minuten over de opgraving van het graf van Toetanchamon in de Vallei der Koningen in Egypte https://youtu.be/0mJtS8BGxr8  .

Want bewaren toen? Dat moest op film. En dat was duur. Dus dat deed men niet.

Overigens werd Pierre Janssen niet door iedereen op handen gedragen. Je had destijds ook de Stichting Openbaar Kunstbezit die o.a. via een tijdschrift, speciale afbeeldingen op papier, radio en later ook televisieprogramma’s de kunst educatief onder de mensen wilde brengen. Daar konden ze Pierre Janssen blijkbaar wel schieten. Hij was, met hun woorden, een conferencier, een handelsreiziger, een populistische goochelaar die de kunst te grabbel gooide en hij ontheiligde de kunst door die tot bezit van de straat te maken. Nou, geef mij dan voor nu maar snel nog een paar van die Pierre Janssen’s. Gewoon om zonder kunstklets en kunstkul maar met heel veel persoonlijk enthousiasme en grondige kennis niet alleen oude maar ook hedendaagse kunst tot bezit van de straat te maken.

Pierre janssen wist een grote hoeveelheid werk van Karel Appel voor het Schiedamse museum te verkrijgen

Want bij die hedendaagse kunst zit naast grote hoeveelheden gebakken lucht ook veel interessants. Ik heb dat de afgelopen dagen weer meegemaakt in Venetië bij de Biënnale daar. Heel veel kul, maar ook de nodige parels. Als die nieuwe ervaringen allemaal bezonken zijn, komt het resultaat over een poosje hier wel te voorschijn. Tot volgende week.

TOOS

Mondriaans, heel veel Mondriaans


Victory Boogie Woogie van Mondriaan, 1944

’t Is nog maar twintig jaar geleden dat Piet Mondriaan (1872-1944) Nederland heftig in beroering bracht. Met zelfs vragen in de Tweede Kamer. Aan Mondriaan persoonlijk lag dat niet natuurlijk, die was ten slotte al een poosje dood. Veel lezers zullen zich dat misschien nog herinneren. 82 Miljoen harde guldens werden er betaald voor de aankoop van Victory Boogie Woogie. Het laatste, nog onaffe werk van één van Nederlands beroemdste kunstenaars waaraan hij tot zijn dood nog had doorgewerkt. Verontwaardiging alom. Niet eens af met ook nog overal beschilderde stukjes plakband erop. De Nederlandse Bank die ook een financiële bijdrage leverde, moest dus wel gek zijn. Net zoals toenmalig Minister van Financiën Gerrit Zalm die daar toestemming voor gaf. Hé, Gerrit Zalm! Ja, niet weg te krijgen die man. Met wat voor klusje is ie nu ook al weer bezig?

een van de vele zalen met veel Mondriaans

Nu hoor je niemand meer over die aankoop en is het iconische Victory Boogie Woogie het sluitstuk van de tentoonstelling  ‘De ontdekking van Mondriaan/ Amsterdam, Parijs, Londen, New York’. Het heeft in het Haags Gemeentemuseum zelfs een zaal helemaal alleen voor zichzelf gekregen. Ik denk dat Mondriaan, die in zijn leven heel veel opzij zette voor de kunst, daar heel blij mee zou zijn geweest. Best wat extra boogie-woogie dansjes van hem waard, daar in de schildershemel, op die door hem zo geliefde muziekstijl. Je hoeft trouwens geen liefhebber te zijn van dat latere abstracte werk van Mondriaan (1872-1944) om hem toch een groot kunstenaar te vinden. Voor mij geldt dat in ieder geval in beide opzichten. Wat ik heel sterk in hem bewonder is die drang naar verandering, naar steeds verdergaande vernieuwing in zijn werk. Zijn hele leven lang.

het nagebouwde Parijse atelier van Mondriaan

Dat is nog tot eind deze maand heel goed te zien in het Haags Gemeentemuseum. Zo’n driehonderd werken hebben ze daar van Mondriaan, de grootste verzameling ter wereld. Ooit verkregen via legaten van verzamelaars van zijn werk. Een aantal is er altijd wel te zien. Maar nu hebben ze het magazijn leeg geplunderd om in chronologische volgorde de ontwikkeling van de kunstenaar Mondriaan te tonen. Ook is er nog een mooie documentaire bij gemaakt https://vimeo.com/222828403 .

De aanleiding van dit alles? De oprichting van de Nederlandse avant-gardistische kunstenaarsgroep De Stijl honderd jaar geleden door recensent/kunstenaar Theo van Doesburg (lees mijn blog van vorige week). Met vanaf het begin ook Mondriaan daarbij. Tot hij een aantal jaren later met Van Doesburg ruzie kreeg. Waarom? Omdat Van Doesburg weer gebruik ging maken van de diagonaal in zijn werk terwijl Mondriaan ’t alleen had op de voor hem vrouwelijke horizontale en mannelijke verticale lijn. Snap je? Die diagonalen verstoorden volgens hem maar het gevoel van fysiek evenwicht dat noodzakelijk was om van een kunstwerk te kunnen genieten. Ben je er nog? Tja, zo gaat dat bij kunstenaarsego’s die zich helemaal vastbijten in theoretische concepten. Dat daar bij Mondriaan heel wat aan vooraf is gegaan, spreekt voor zich. Zie onderstaand schilderij maar.

Ven bij Saasveld, 1907

Eigenlijk heel braaf kunstacademisch werk. Maar ’t verkocht wel af en toe. En een mens moet kunnen leven. Toch was de heftige drang naar iets anders daar. Walcheren, of nauwkeuriger gezegd de kunstenaarskolonie in Domburg, ging een grote rol spelen. De Zeeuwse molens en kerken, de duinen en de zee inspireerden. Schilderijen in vaak ‘onmogelijke’ experimentele kleuren met een duidelijk hang naar vereenvoudiging en abstractie ontstonden. Er hangt een hele zaal mee vol. En dat spreekt mij, als zo langzamerhand halve Zeeuwse, natuurlijk wel aan.

de verschillende stijlen van Mondriaan

Molen bij Domburg, 1908

Vuurtoren bij Westkapelle, 1910

Duinen bij Domburg, 1910

zaal vol met Zeelandschilderijen

Maar in 1912, bijna 40 jaar oud, verbrandt hij allerlei schepen achter zich, ook dat hij intussen één van de modernste Nederlandse landschapsschilders is, en trekt naar wereldkunstcentrum Parijs. Daar waar ’t allemaal gebeurde. Om het kubisme van Braque en Picasso te bestuderen en ook zelf in die stijl te gaan schilderen. Weer een stap verder op weg naar de volledige abstractie.

studie voor De grijze boom, 1911

De grijze boom, 1911

Compositie Bomen 1, 1912

Het grote naakt, 1912

Dan vanaf 1914, door een familiebezoek, een ineens afgedwongen lang verblijf in Nederland. Want net dan breekt de Eerste Wereldoorlog uit, de terugweg naar Parijs is afgesloten. Met dus wel als gevolg die deelname aan De Stijl en een volledige doorbraak naar de abstractie met verticalen, horizontalen en de primaire kleuren rood, geel en blauw. De Mondriaan zoals de wereld hem nu kent ontstaat.

Dat hij daarnaast voor zijn levensonderhoud nog steeds bloemen en molens bleef schilderen omdat die nu eenmaal verkochten? Dat moge zo zijn, niemand kan leven van lucht alleen. Dat hij via Londen en later in New York steeds meer bekendheid in de kunstwereld verkreeg? Heel begrijpelijk door de toen plaatsvindende kunstrevoluties. Maar dat de eenzaam op de schildersezel in zijn New Yorkse atelier achtergebleven Victory Boogie Woogie ooit voor, omgerekend, 37 miljoen euro  in zijn geboorteland zou komen te hangen? Nee, dat had Mondriaan natuurlijk nooit kunnen bedenken. Tot volgende week.

TOOS

De Trump Tower? Toch maar even niet in mijn fotoboek van New York!


dit is NIET de Trump Tower
dit is NIET de Trump Tower

MoMA

Ik was dus in New York. Of beter gezegd, in Manhattan. Voor vier dagen. Met één hele dag voor het Metropolitan Museum, zoals ik vorige week beschreef. Even de rekenmachine erbij. Oh ja, dan blijven er nog drie over. Ga je dan vanwege de actualiteit de Trump Tower bezoeken? Nee. Genoeg aantrekkelijker alternatieven. Zoals het MoMA, het Museum of Modern Art. En dat niet alleen vanwege de heel erg veel miljoenen kostende ruimteverdubbeling daar, maar toch vooral voor de museale iconen. Want die hebben ze! Volop.

NY02

Neem alleen maar “Les Demoiselles d’Avignon” uit 1907 van Pablo Picasso (1881-1973). Het schilderij dat het begin van het kubisme markeert. De kunststroming  die in een paar jaar tijd de toenmalige moderne kunstwereld veroverde en nog steeds veel invloed heeft.

Picasso, Les Demoiselles d'Avignon
Picasso, Les Demoiselles d’Avignon

Eigenlijk is het een ongelooflijk verhaal dat twee kunstenaars, Georges Braque (1882-1963) en Picasso, samen zo’n revolutie ontketenden in een innige samenwerking. Zowel apart werkend in hun eigen atelier als ook in onderling overleg. Schilderijen creërend die de kunstwereld veranderden. Voor mijn gevoel krijgt Picasso daarvoor trouwens wel wat teveel eer vergeleken bij Braque. Vooral door dat Les Demoiselles d’Avignon dat sinds 1939 in het MoMA hangt. Maar ja, ga er als medekunstenaar maar aanstaan bij een Picasso die zichzelf altijd heel goed als het centrum van de wereld wist te presenteren. De kunstenaar met die als kooltjes gloeiende ogen, met die flamboyante natuur, met dat alles opeisende!

Gustav Klimt, Portret van Adele Bloch-Bauer
Gustav Klimt, Portret van Adele Bloch-Bauer

Wist je trouwens dat het Avignon uit de titel niks heeft te maken met de Franse stad Avignon? Dat slaat namelijk op de Carrer d’Avinyo in Barcelona. Destijds een straat met veel bordelen. Wordt ’t zo duidelijk wat met “demoiselles” wordt bedoeld?

Maar er is natuurlijk veel meer, daar in het MoMA. Het prachtige Jugendstilportret van Adele Bloch-Bauer door Gustav Klimt (1862-1918) uit 1912. Uit een jaar dus dat het kubisme in volle bloei was. Op een bepaald moment was die stijl van Klimt zelfs helemaal uit. Tijdens mijn opleiding op de academie mocht je zoiets zelfs helemaal niet mooi vinden. Terwijl ik dat stiekem toch deed. Helemaal fout dus. En nu? Klimt mag weer helemaal!. Tja, wat is kunst en wat is in?

En dan een zaal vol met Matisse (1869-1954), o.a. la Danse I. Ook een werk dat niet weg te denken is uit de kunstgeschiedenis.

Matisse, La Danse I
Matisse, La Danse I

Of de Waterlelies van Claude Monet (1840-1926). Het beroemde impressionistische schilderij dat een hele muur in beslag neemt. Zo loop je dus van het ene iconische werk naar het andere.

Claude Monet, De Waterlelies
Claude Monet, De Waterlelies

Fotoboek New York

En een keer weer buiten sta je gelijk midden in de bruisende metropool van Manhattan. Ook altijd weer overweldigend. Van dat verblijf in NY heb ik natuurlijk een fotoboek gemaakt dat ik mijn bloglezers niet wil onthouden. Via de link http://bit.ly/2aGQDC4 kun je er doorheen bladeren. Hieronder staan een paar van de opgenomen foto’s.

NY07 NY08 NY09 NY10 NY11 NY12

Daarbij ook enkele speciale. Want toevallig was het Veterans Day tijdens ons verblijf. Altijd op 11 november. Een spektakel waarvoor de hele Fifth Avenue een dag lang  is afgezet. Dan trekt er een bonte stoet langs van groepen die op de een of andere manier een link hebben met het Amerikaanse leger. Zoals echte veteranen van zelfs nog de Korea oorlog begin jaren 50. Maar ook kadetten van militaire opleidingen, ernstig kijkende scholieren, clownsachtige figuren en zelfs muziekkorpsen met sexy uitstraling.

NY13 NY14 NY15

Tegenwoordig hebben we jaarlijks ook zo’n parade in Nederland met het Haagse Malieveld als startpunt. Maar dat kan slechts een slap aftreksel zijn van het spektakel dat ik op Fifth Avenue urenlang voorbij zag trekken. Tot volgende week.

TOOS

TEFAF, het grootste commerciële, tijdelijke museum ter wereld


Tefaf 01

Vorige week liep ik helemaal verlekkerd rond  op de TEFAF. Die jaarlijkse, wereldwijd bekende kunstbeurs in Maastricht waar bijna de helft van de 75.000 bezoekers buitenlands is. Een beurs met kunst van 7000 jaar geleden tot nu. Eigenlijk één groot museum, zij ’t dat alles wat er hangt, staat en ligt te koop is.

TefaF 02

Daarvoor moet je dan wel een heel dikke portemonnee meenemen of een diamanten credit card. Wat te denken van een net ontdekt schilderijtje van de jonge Rembrandt.

de net ontdekte Rembrandt
de net ontdekte Rembrandt

Of van een zeldzaam, zo te zien niet afgemaakt middeleeuws gebedenboek met prachtige miniaturen van de kunstzinnige gebroeders Van Limburg uit 1407 dat een paar jaar geleden opdook. Zes of zeven nullen met een of ander  getalletje ervoor, ga daar maar vanuit.

getijdenboek van de gebroeders van Limburg
getijdenboek van de gebroeders van Limburg

Roeland Saverij, bloemstilleven, 1615
Roeland Saverij, bloemstilleven, 1615

Oh ja, en dan vergeet ik nog het bloemstilleven van Roeland Saverij uit 1615 dat door het Mauritshuis werd aangeschaft voor € 6,5 miljoen. Of wil je misschien een koopje? Een pianostoeltje van ontwerper Gerrit Rietveld voor slechts € 195.000! Zo’n soort beurs dus. En zo’n soort museum.

 

Ook geen goedkoop museum trouwens. Veertig euro entree. Maar ik had vrijkaartjes via een bevriende galerie. Dat scheelt toch gelijk een leuk slokje op een borrel. Jammer genoeg golden ze niet voor de openingsavond. Die is tegenwoordig voorbehouden aan voornoemde dikke-beurzen-cliënten en de kunstbobo’s dezer aarde . En zelfs daar geldt al een strikte pikorde. Zo heb je niet alleen een preview voor de officiële opening begint, er is ook al een pre-preview. Ik heb het idee dat de pikorde wordt bepaald de lengte van de limousine waarmee je komt voorrijden in combinatie met de grootte van de privéjet waarmee je landt op Maastricht-Aachen Airport. Die vliegen daar de hele week af en aan, vooral op de openingsdag.

Tefaf 08

Tefaf 06 In de jaren 90 was dat alles toch eenvoudiger. Toen was ik een keer uitgenodigd voor de opening, ’s avond vanaf 6 uur. En één beeld daarbij staat me nog steeds helder op het netvlies gebrand. Met levensgezel op weg van Eindhoven, waar ik toen nog woonde, naar Maastricht peuzelden we in de auto al vast een boterhammetje op ter maagvulling. Op de beurs liepen al heel wat bezoekers rond. Vooral heel veel gesoigneerde heren in grijzige maatkostuums en feestelijk opgetuigde dames die kort daarvoor nog bij de kapper hadden gezeten. Je hoorde Engels, Frans, Duits, Italiaans, absoluut een internationaal gezelschap. In de gangpaden stonden her en der grote langwerpige tafels met, naar ik aannam, etenswaar. Omdat er grote, damasten tafellakens overheen lagen kon je namelijk niet zien wat zich daaronder bevond. En nu dat beeld. Toen die lakens om klokke zeven werden verwijderd stortte de fine de fleur de l’Europe zich op het aldaar getoonde exquise voedsel alsof ze door dagen vasten uitgehongerd waren. Zagen die tafels er bij aanvang nog als culinaire kunstwerken uit, een kwartier later waren het voedselruïnes. Eén groot slagveld aan etensresten. Ik heb ’t verbijsterd waargenomen. Echt tenenkrommend. En door de plaatsvervangende schaamte heb ik zelf geen hap meer tot me genomen. Ik had ten slotte in de auto al die boterham met kaas verorberd.

tefaf 07 Ik neem aan dat ’t tegenwoordig door de spreiding bij de opening anders gaat. Pre-preview met de eerste gretige, voorrang hebbende kopers. Dan de preview met geïnteresseerden en kooplustigen van wat lagere maar nog altijd hoge orde. En ten slotte de officiële opening met museumdirecteuren, tentoonstellingscuratoren,  verzamelaars en andere bobo’s van allerlei kunstinstituties als genodigden. Zo’n 10.000 in totaal, die eerste dag, volgens het persbericht. ’t Zou eigenlijk best een studie waard zijn om na te gaan in hoeverre de TEFAF het beeld bevestigt dat tegenwoordig in diverse economische studies naar voren komt. Namelijk dat het verschil tussen arm en rijk op onze aarde de laatste decennia weer duidelijk toeneemt. Maar dat is een heel ander verhaal.

tefaf 09

Tefaf 10

Hoe dan ook, ik heb genoten van de kunst. Griekse en Romeinse beelden en beeldjes of de resten daarvan. Prachtige oud-Chinese kunst. Middeleeuwse veelluiken. De prachtigste miniaturen in perfect bewaard gebleven middeleeuwse handschriften. Natuurlijk ook navolgers van Jeroen Bosch in het kader van zijn grote tentoonstelling in Den Bosch.

Tefaf 10a

Tefaf 11

Allicht ook de 17de eeuwse oude meesters, ooit de core business van de TEFAF.

Tefaf 12

Tefaf 13

Tefaf 14

En niet te vergeten de moderne en hedendaagse kunst. Ooit in de jaren 90 voorzichtig begonnen met een tiental stand wordt daarmee nu al bijna een kwart van het beursoppervlak in beslag genomen. Noem een beroemde kunstenaarsnaam en die hangt er. Picasso kon je niet eens ontwijken, al zou je dat hebben gewild. Ook zelfs al hedendaagse installaties. Kleren van de keizer waarmee ze beter gelijk kunnen stoppen. Zonde!

tefaf 15

Echt dus één groot, gigantisch museum waar ik van half twaalf ’s morgens tot sluitingstijd om 7 uur heb rondgedwaald. Met als gevolg wel behoorlijk brandende voetjes. Maar voor de kunst moet je wat overhebben. Tot volgende week.

TOOS

Paradepaarden van het Prado


het Prado in Madrid
het Prado in Madrid

Prado01a Lang, lang geleden, in de grijze oudheid toen ik zelf nog niet grijs was, studeerde ik af aan de Academie in Tilburg. Met Francisco José De Goya y Lucientes (1746-1828), kortweg Goya, als scriptie onderwerp. De man en zijn kunst fascineerden mij heel sterk. Niet dat ik zijn werk in werkelijkheid kon zien. Want in Nederland is er niet zoveel van hem te vinden in openbare collecties. In Spanje, in het Madrileense Prado, echter des te meer. Maar ja, prijsvechters als Ryanair, easyJet en Transavia bestonden toen nog niet. Dus een vliegreisje naar de Spaanse hoofdstad was destijds toch iets te begrotelijk voor een arm academiestudentje. Zodoende werden het boekenplaatjes waarmee ik ’t moest doen. Plaatjes van schilderijen en van de serie etsen Los desastres de la guerra (De gruwelen van de oorlog). Of van Los caprichos.  Die andere serie etsen waarin Goya vaak met ironie de corrupte heerschappij van staat en kerk verbeeldt. Maar altijd heb ik de wens gehouden zijn kunst in werkelijkheid in dat Prado te mogen bewonderen.

prado02

En nu was ik daar, onlangs. In dat gigantische museum met een wirwar aan zalen, zaaltjes en grote langwerpige hallen. Met als verlangen “eerst Goya, de rest komt daarna wel”. Overigens was dat wel even zoeken omdat zijn schilderijen over allerlei ruimten op verschillende verdiepingen zijn verspreid. Maar uiteindelijk zat ik daar dan toch. Eerst te midden van een geweldige collectie grote kartonnen.

een van de zalen met "kartonnen" van Goya
een van de zalen met “kartonnen” van Goya

Ontwerpen voor grote tapijten die de stenen muren van de koninklijke paleizen moesten decoreren en isoleren. Schilderingen van vaak vrolijke, volkse taferelen die je gelijk blij maken. Werk ook dat hem in aanraking bracht met het Spaanse vorstenhuis waardoor hij ten slotte zelfs de officiële hofschilder werd. Maar dan was daar als grote tegenstelling ook de zaal met de geheimzinnige serie Zwarte Schilderijen, gemaakt rond 1820. Toen Goya al 75 was. Een en al gruwelijkheid met afschuwelijke koppen, demonen en heksen.

een van de 14 Zwarte Schilderijen van Goya
een van de 14 Zwarte Schilderijen van Goya

Eigenlijk al expressionisme pur sang terwijl dat expressionisme nog  op zich zou laten wachten tot einde 19de eeuw. Wat er nu hangt, zijn na zijn dood op doek overgebrachte muurschilderingen die hij maakte in een door hem gekocht huis aan de rand van Madrid, het Quinta del Sordo.  Goya was intussen doof geworden en de relatie met het koninklijk huis was ook niet meer zo tof. De Spaanse Inquisitie, onder de nogal repressief ingestelde vorst Ferdinand VII zeer machtig, zat hem dwars. Probeer daar trouwens maar eens vriendjes mee te blijven als je een onafhankelijk en kritisch ingesteld karakter hebt. Aan de ene kant jaren werken voor de royalty als hofschilder en te gelijkertijd de in jouw ogen corrupte wereld om je heen afkeuren. Ga er als broodschilder, afhankelijk van de rijken,maar aan staan!

Maar hoe dan ook, in zijn hofjaren ontstonden prachtige konings en koniginnenportretten. En die mocht ik nu zomaar aanschouwen. Met ook nog het wereldberoemde La Maja desdenuda, De naakte Maja, in gezelschap van haar meer aangeklede versie. Mooi om die twee iconische schilderijen naast elkaar te zien hangen.

Prado05 Prado06

Aangrijpend was ’t om dat beroemde “De derde mei 1808” voor het eerst in werkelijkheid te zien. Een heel groot doek dat de fusillade voorstelt van Spaanse opstandelingen door het Franse leger van Napoleon die toen Spanje overheerste. Voor mij de 19de eeuwse Guernica, het fameuze werk van Picasso uit de 20ste eeuw. En laat dat nu op een steenworp afstand van het Prado hangen! In het Museo Reina Sofia, het museum voor de moderne kunst.

De derde mei 1808
De derde mei 1808

Het totaal was voor mij een overweldigende, emotionele ontmoeting met Goya. Na zo lange tijd een grote wens in vervulling zien gaan. Prachtig! Het Prado kon voor mij al niet meer stuk terwijl de gigantisch grote rest nog moest komen.

Zoals het werk van Jheronimus Bosch (circa 1450-1516), tegenwoordig bij ons Jeroen Bosch maar in Spanje El Bosco. Daar krijg je vooral wazige blikken als je begint over Jeroen Bosch. Het Prado bezit relatief veel werken van onze bekendste middeleeuwse schilder. Een hele zaal is er aan gewijd.

de zaal met Jeroen Bosch
de zaal met Jeroen Bosch

Hoe die allemaal daar terecht zijn gekomen, in dat verre Spanje? Dat is een verhaal apart. Maar het pronkstuk Tuin der Lusten schijnt zelfs in Brussel bij onze Vader des Vaderlands Willem van Oranje te hebben gehangen.  In de tijd dat hij daar nog onder de adel verkeerde.  Later legde Alfa beslag op het schilderij en kreeg Philips II ’t uiteindelijk in zijn bezit. Een ander pronkstuk, De Hooiwagen, kon ik ook nog net zien hangen. Nu zou dat niet meer lukken. Het pronkt voor de komende tijd namelijk in Nederland, in Museum Boymans van Beuningen. Ik zag recent zelfs een foto waarin ze het drieluik in Rotterdam aan het installeren zijn. En volgend jaar wordt ’t Den Bosch, Jheronimus’ woonplaats. Als ze daar uitgebreid zijn 500ste sterfdag gaan vieren.

De hooiwagen, nog in het Prado
De hooiwagen, nog in het Prado

De hooiwagen in opbouw in Boymans van Beuningen
De hooiwagen in opbouw in Boymans van Beuningen

Heb je El Bosco gehad, dan komt de grote Velazquez nog eens een keer. Of een absolute topper van Rogier van der Weyden, een Kruisafname van Christus uit de 15de eeuw.

Kruisafname van Christus, Rogier van der Weyden
Kruisafname van Christus, Rogier van der Weyden

Ik ben er diverse keren naar terug gelopen. En niet te vergeten de prachtigste Romantiek met stervende, al lijkbleke heldinnen en helden op gigantisch grote doeken.

de Romantiek ten top
de Romantiek ten top

Mijn harde schijf was op een bepaald moment helemaal mudje vol. Al het vele, vele andere moois, ik kon het gewoonweg niet meer opnemen. Een heel goeie reden om nog eens terug te keren naar Madrid. Om me ook opnieuw te kunnen laven aan Goya. Tot volgende week.

TOOS

Hoe je met Duits staalgeld goede kunstsier maakt in het Museo Thyssen-Bornemisza in Madrid


het Plaza Mayor in Madrid
het Plaza Mayor in Madrid

Er moest nodig een kunstlacune in mijn culturele opvoeding worden opgevuld. Stel je voor, ik was nog nooit in Madrid geweest. En daardoor ook nog nooit in het Prado. Toch een van de belangrijkste musea ter wereld. Met een collectie die misschien wel wat onder doet voor die van het Louvre maar toch ook weer niet overdreven veel.

Dus bevond ik mij heel recent voor het eerst in de Spaanse hoofdstad. Een heel prettige kennismaking. Duidelijk een stad waar ik in de toekomst vaker heen wil.  Een wereldstad met geschiedenis en een bruisend straat en pleinleven.

het bruisende pleinleven in Madrid
het bruisende pleinleven in Madrid

Daarbij wat betreft uitgaan ook duidelijk aangenamer geprijsd dan de in mijn ogen veel te dure horecasector in Nederland. Met ook nog een appartementje in het centrum dat levensgezel voor ons had gescoord via Airbnb. Die alternatieve site waar particulieren van over de hele wereld verblijfsruimte aanbieden voor vaak heel prettige prijzen vergeleken met die van hotels. Maar dat is dus weer zo’n ander verhaal.

Museo Thyssen-Bornemisza
Museo Thyssen-Bornemisza

Kunst en Madrid is een geweldige combinatie. Want naast dat Prado heb je binnen loopafstand daarvan ook nog het Centro de Arte Reina Sofia voor de moderne kunst vanaf de 19de eeuw en het Museo Thyssen-Bornemisza. Over dat laatste had ik al wel veel gelezen, maar het overtrof alle verwachtingen. Ik strooi maar enigszins willekeurig wat foto’s ervan door deze blogaflevering.

zelfs het Haagse Binnenhof hangt er, geschilderd door Berckheyde (1638-1698)
zelfs het Haagse Binnenhof hangt er, geschilderd door Berckheyde (1638-1698)

zittend voor een Rothko, van wie onlangs een grote overzichtsexpositie was in het Haags Gemeentemuseum
zittend voor een Rothko, van wie onlangs een grote overzichtsexpositie was in het Haags Gemeentemuseum

Ooit, in 1920, begon Heinrich Thyssen-Bornemisza (1875-1947), hoofd van een gigantisch zakenimperium, een kunstcollectie aan te leggen. Met het vermogen dat de familie Thyssen in de 19de eeuw in eerste instantie met ijzer en staal had verdiend. Een heel, heel groot vermogen kun je wel stellen. Zoonlief Hans Heinrich (1921-2002) bouwde die collectie nog verder uit tot de grootste privéverzameling ter wereld. Nou, oké, die van het Britse koningshuis is misschien nog wat groter. Uiteindelijk, om een lang verhaal kort te maken, kwam een groot deel van de verzameling vanuit Zwitserland naar Madrid waar de Spaanse regering een prachtige locatie aanbood. Die kocht van Hans Heinrich zelfs nog een groot deel van de collectie aan voor een absoluut vriendenprijsje van 250 miljoen euro. Mazzelaars! Denk maar even aan die 160 miljoen nu voor twee Rembrandt’s.

Maar bij zo’n vriendenprijs is de kans natuurlijk heel groot dat er in een al stinkend rijke familie de geldpleuris uitbreekt. Zeker ook omdat onze Hans Heinrich toen ook net toe was aan zijn vijfde vrouw. De voormalige Miss Spanje 1961, Carmen “Tita” Cervera, van wie hij ook nog een zoon echtte. Maar om ook hier een lang verhaal kort te maken, Hans Heinrich won de juridische strijd. Daardoor kon zijn Tita, ook behept geraakt met het kunstvirus, rustig doorgaan met heel veel geld aan heel veel kunstaankopen te besteden. Als je ziet wat die nu alweer bij elkaar heeft gekocht! Er is zelfs een aparte vleugel voor aangebouwd bij het oorspronkelijke museum.

de zalmroze vleugel van Tita
de zalmroze vleugel van Tita

Rogier van der Weyden
Rogier van der Weyden

Met zalmroze geverfde muren. Speciaal uitgezocht door de, volgens mij, tegenwoordig flink strak getrokken en gebotoxte Tita. Foto’s spreken wat dat betreft boekdelen. Maar hoe dan ook, het familiekapitaal is en wordt prima besteed.

Wat er al niet hangt! Werken vanaf de 14de tot en met de 20ste eeuw. Van de Vlaamse Renaissance uit de eerste helft van de 15 de eeuw met o.a. Jan van Eyck en Rogier van der Weyden. Van de Italiaanse Renaissance en opvolgers als Caravaggio. Van hem hing er een beeldschoon schilderij van de heilige Catharina. Iets wat mij altijd aanspreekt vanwege mijn officiële eerste voornaam. Catharina!

De heilige Catharina van Caravaggio
De heilige Catharina van Caravaggio

Maar ook onze Gouden Eeuw was uitgebreid aanwezig. Rembrandt en Frans Hals natuurlijk. Maar ook een heel speciale “Christus aan het kruis” van Anton van Dyck die toch vooral bekend staat om zijn portretten.

 

Christus aan het kruis, van Anton van Dyck
Christus aan het kruis, van Anton van Dyck

Ook heel veel Ruisdaels. Net zoals zijn wolken vlogen zijn schilderijen je daar om de oren. En dat ging maar door. De Franse klassieke school, het Impressionisme, een paar Van Gogh’s (zie vorige week), heel veel Duitse Expressionisten als Nolde, Kirchner, Macke, Beckman, Grosz, Dix. Zelfs via Picasso, Braque, Dali, Hopper en Rothko naar onze eigen Piet Mondriaan en Karel Appel.

een vroege Picasso, dubbel gefotografeerd
een vroege Picasso, dubbel gefotografeerd

Salvador Dali
Salvador Dali

Piet Mondriaan met een paar vermoeide bezoekers
Piet Mondriaan met een paar vermoeide bezoekers

Karel Appel, met een bezoekster die hem niet zo ziet zitten
Karel Appel, met een bezoekster die hem niet zo ziet zitten

Echt ongelooflijk, zo’n particuliere collectie die zelfs nog veel groter is dan wat er in het museum is te zien. En toen moest de volgende dag het Prado nog komen! Met heel veel Goya’s, de schilder die onderwerp was van een van mijn afstudeeronderwerpen aan de academie. Voor mij echt een cliffhanger zoals dat tegenwoordig heet, die volgende dag. Tot volgende week.

TOOS

Waarom Lyon geen Nationaal Hitteplan heeft


Lyon 01

Lyon, je rijdt er doorheen of omheen. Ik meestal er door. Want  om is inderdaad heel erg om.En bij er doorheen valt de file altijd reusachtig mee. Pure afstand en tijdwinst dus. Dan ervaar je ook hoe groot Lyon is. Naar inwonertal de tweede stad van Frankrijk. Welke de eerste is? Raad dat zelf maar. Deze keer had ik me voorgenomen er te stoppen in het kader van “nu ga ik”. Het kader dat ik vorige week al schetste en gelijk maar toepaste op Aix-en-Provence.

Dat Lyon heel anders zou zijn dan Aix was me wel duidelijk van al die keren dat ik over de A7, de Autoroute du Soleil, langs de Rhône door Lyon was gereden. Stedenbouwkundig duidelijk Parijse sferen. Maar wel met twee grote rivieren in plaats van maar eentje. De Rhône en de Saône vloeien er namelijk samen. Een confluence, zoals dat op z’n Frans heet. En laat nu net op dat punt van het schiereiland dat Lyon eigenlijk is, een nieuw architectonisch icoon zijn neergezet. Het Musée des Confluences, een natuur-historisch museum.

Musée des Confluences
Musée des Confluences

Want een beetje stad heeft of krijgt tegenwoordig natuurlijk zo’n gebouw, meestal een museum, dat er heel futuristisch en bouwkundig eigenlijk onmogelijk uit moet zien. Bilbao zette jaren geleden de toon en vele steden volgden. Lyon nu zeer recent ook.

Maar eigenlijk kwam ik toch meer voor die Parijse sfeer. Je kent dat wel, prachtig statige en grote gebouwen in 18e en 19e eeuwse stijl, dito pleinen, promenades langs de rivier, grote beelden en imponerende boulevards.

Lyon 03

kathedraal in het oude centrum
kathedraal in het oude centrum

Dat beeld klopte helemaal, met één klein en één groot verschil. Er is nog een echt middeleeuws centrum, zij het kleiner en minder aantrekkelijk dan in Aix, en, best belangrijk, de sfeer is heel relaxed. Gemoedelijke terrassen met veel gemoedelijker prijzen dan in Parijs, vriendelijke mensen, relatief rustig verkeer, veel voetgangersgebied en  goed openbaar vervoer. Niks mis mee. Ook niet met de kunst trouwens. Psychisch gezien vast een afwijking van me, maar persoonlijk toch altijd een belangrijke graadmeter. Leverde Aix in dat opzicht al verrassingen op, Lyon deed ’t ook.

op ziekenbezoek bij Fidel Castro
op ziekenbezoek bij Fidel Castro

Niet zo zeer wat betreft de moderne kunst. Natuurlijk is er een Musée d’Art Contemporain. Maar het enige interessante daar was dat ik even op ziekenbezoek kon bij Fidel Castro. Bij mijn bezoek aan Cuba begin dit jaar had ik dat wel geprobeerd, maar geen toestemming gekregen. Nu begreep ik waarom. Hij had zich stiekem naar Lyon laten overbrengen om daar in alle rust verbaasde museumbezoekers te kunnen ontvangen. Maar de rest? Slecht, slecht. Heel snel vergeten!

Die teleurstelling werd echter geheel en al goed gemaakt in het Musée des Beaux Arts de Lyon. Een soort klein Louvre. Alhoewel klein? Een gigantisch gebouw waarin je uren kunt ronddwalen. Maar ja, vergeleken met het Louvre is alles klein. Zelfs de beste padvinder kan daar verdwalen. Maar met Lyon als tweede grote stad in Frankrijk kun je dit museum rustig ook een tweede plek geven achter het Louvre. Vanaf de Middeleeuwen tot nu, onderverdeeld over de vele, vele zalen. Met moderne kunst waar het zootje in het Musée d’Art Contemporain niet aan kon tippen.

indrukwekkende moderne kunstinstallatie in het Musée des Beaux Arts
indrukwekkende moderne kunstinstallatie in het Musée des Beaux Arts

Lyon 07 Lyon 08 Lyon 09 Lyon 10

Natuurlijk alle bekenden. Van Rembrandt tot Picasso, in gezelschap van alle grote Franse kunstenaars. Maar ook verrassingen. Zoals een aantal werken van ene Cubaan Wifredo Lam(1902-1982). Had ik in Havana al een paar zalen vol met zijn op Picasso geënt werk gezien, kom ik ook hier schilderijen van hem tegen.

schilderijen van Wifredo Lam
schilderijen van Wifredo Lam

Daar zullen de jaren die hij in Parijs leefde beslist aan hebben meegewerkt. En verder ene Louis Janmot(1814-1892). Nog nooit van gehoord, van deze Lyonnais.

werk van Louis Janmot
werk van Louis Janmot

Met werk dat heel duidelijk beïnvloed was door de Prerafaëlieten, die beroemde groep 19de eeuwse, vooral Engelse schilders waar ook onze eigen Albert Alma-Tadema toe behoorde. Die verdiende een heel goede boterham met zijn werk in Londen. Dat kan niet gezegd worden van Janmot, maar zijn werk is er niet minder om. Echt een ontdekking voor een Nederlandse kunstenaar die dan toch weer niet genoeg weet van de Franse kunstgeschiedenis.

Dat soort zaken is natuurlijk het prettigst te overpeinzen op een terras. In de zomer ’t liefst wel onder een parasol.

Lyon 13

Want het kan daar dan in de zon behoorlijk warm zijn. Meestal boven de 30 graden, zo vernamen we van diverse inwoners. Maar ach, dat waren ze gewend. En daardoor moest ik ineens denken aan ons eigen Nationaal Hitteplan. Dat kwam ergens in juni uit een ambtelijke la toen de temperatuur  een viertal dagen lang boven de 27 graden uit durfde te komen. Tjonge, dat was me wat. Maar we konden met z’n allen de gevaren redelijk goed doorkomen als we dat plan maar volgden. Voldoende water drinken, dunne kleding dragen, in de schaduw blijven en op het heetst van de dag vooral de lichamelijke inspanning beperken.  Kijk, daar heb je wat aan bij een bevolking waarvan beweerd wordt dat bijna 50% hoger opgeleid is. In Lyon hoorde ik niemand over zo’n Hitteplan. Stom hè! Tot volgende week.

TOOS

Aix? Gewoon doen!


Aix-en-Provence
Aix-en-Provence

Ken je dat? Van die steden die je eigenlijk altijd al een keer wilde bezoeken, maar waaraan je toch steeds voorbij reed? Zo van “opzij, opzij, opzij, we hebben ongelooflijke haast”.Voor mij is ’t in ieder geval  geen onbekend verschijnsel. Elke keer als ik met de auto onderweg ben van Nederland naar mijn atelier in Nice, of juist omgekeerd, zijn er van die plaatsen. Aix-en -Provence bijvoorbeeld. Terwijl die stad toch zelfs bijna tegen de autoroute aangeplakt zit. En daarbij ook nog eens de woonplaats was van Paul Cézanne (1839-1906), geroemd als wegbereider voor de moderne kunst. Maar ja, van Aix naar Nice is nog maar een luizige 200 km. Gewoon doorrijden dus. En op de weg terug naar Nederland ben je eigenlijk net lekker op gang gekomen, dus waarom zou je er stoppen? Oké, voor de kunst dan, voor Cézanne en vanwege het grote toeristenbord langs de autoroute dat je opmerkzaam maakt op de Mont St.Victoire. De berg die je dan in de verte ziet liggen en die door Cézanne onsterfelijk is gemaakt via veel, heel veel schilderijen. Dus dit keer had ik me voor genomen “en nu ga ik”.

Aix 02 Aix 03

Cézanne, 3x de Mont St.Victoite
Cézanne, 3x de Mont St.Victoite

Dat werd een echte Provençaalse verrassing. Een grote middeleeuwse stadskern met die bijbehorende maar altijd weer charmante kronkelstraatjes geplaveid met lekker ongelijk liggende hobbelstenen. Maar ook met heel veel pleinen vol terrassen vol met oud en jong. Want Aix herbergt flink wat universitaire studenten . En rond die kern 18de en 19de eeuwse wijken met brede, boomrijke lanen, prachtige statige panden en heel veel fonteinen. Een lust om er, onder de mediterrane zon, rond te dwalen, een terrasje te pakken en de relaxte sfeer op te snuiven.

middeleeuwse centrum
middeleeuwse centrum

Ook een stad trouwens met onverwacht veel kunst. Natuurlijk veel aandacht voor Cézanne, daar wordt je mee doodgegooid. Met zijn atelier dat je nog steeds kunt bezoeken, met Cézanne-excursies en met die Mont St.Victoire.

atelier van Cézanne
atelier van Cézanne

Overigens, dat is nu. Want rond 1900 gaf de toenmalige directeur van het Musée Granet, het grote kunstmuseum van Aix, nog aan dat er wat hem betrof nooit een werk van Cézanne het museum in zou komen. Stel je voor, werk van zo’n prutser die nauwelijks nog iets verkocht ook! De goede man kon er natuurlijk geen idee van hebben dat ruim een eeuw later een “Mont St.Victoire” voor meer dan 100 miljoen dollar geveild zou worden. En dat Cézanne’s “Kaartspelers” in 2012 een slordige 250 miljoen opbracht. Lang was dus het Musée Granet “le musée sans Cézanne”. Gelukkig hebben allerlei bruiklenen daar nu verandering in gebracht. Maar er is ook heel veel andere interessante kunst te bewonderen in dat prachtig verbouwde museum. Heel verrassend.

Aix 07

2x het Musée Granet
2x het Musée Granet

Tot voor een paar jaar had je ’t dan met musea wel gehad in Aix. Dat veranderde toen Marseille verkozen werd tot Culturele Hoofdstad van Europa 2013. Aix-en-Provence pikte daarvan een behoorlijk grote zak met subsidiegraantjes mee. De hele regio rond Marseille mocht namelijk delen in de kunstvreugde. Hé, hadden ze niet nog ergens in de stad een leegstaande, grote middeleeuwse kapel die een nieuwe bestemming behoefde? En hadden ze niet ook een overeenkomst gesloten met de Fondation Jean et Suzanne Planque om de privéverzameling van Jean Planque een goed onderdak te geven? Een verzameling van meer dan 300 werken met daaronder Renoir, Monet, Van Gogh, Degas, Bonnard, Picasso, Braque, Léger en nog zo wat van dat soort namen. Nu is er dus sinds 2013 het Musée Granet XXe-Chapelle des Pénitents blancs.

Musée Granet XXe-Chapelle des Pénitents blancs
Musée Granet XXe-Chapelle des Pénitents blancs

Aix 10

Een verbazingwekkend mooie plek voor een verbazingwekkend mooie verzameling moderne kunst. Met heel weinig geld bijeengebracht door de Zwitser Planque die werkte voor de bekende galerie Beyeler in Bazel. Hij leerde daardoor heel veel kunstenaars kennen met wie hij ook nog eens  heel goed kon opschieten. Ook een manier om een kunstcollectie tot stand te brengen zonder met dollarflappen te hoeven zwaaien.

En om Aix helemaal op de kunstkaart te zetten is er nu ook het Caumont Centre d’Art. Zo’n groot 18de eeuwse Hotel de Ville zoals je er in Parijs vele hebt. Een paleisachtig herenhuis met prachtige tuin dat recent opende en waar alleen maar tijdelijke exposities worden georganiseerd. Want een eigen verzameling hebben ze daar niet.

heerlijk vertoeven in de tuin van Caumont Centre d'Art
heerlijk vertoeven in de tuin van Caumont Centre d’Art

Kom ik net van mijn eigen expositie in Venetië en wat hebben ze daar in dat Caumont? Een grote tentoonstelling met werken van Canaletto (1697-1768). En waar is die Canaletto beroemd mee geworden? Juist ja! Schilderijen van Venetië.

Canaletto, het San Marco plein
Canaletto, het San Marco plein

Ik kon dus prachtig controleren of hij dat goed had gedaan. Venetië is de laatste paar eeuwen ten slotte niet echt veel veranderd. De Dogenstad kon voor mij al niet stuk, maar nu helemaal niet meer. Trouwens, Aix eigenlijk ook niet. Echt de moeite waard. Tot volgende week.

TOOS

Hoe de Rembrandtkaart mij Matisse liet voorschouwen


De oase van Matisse in het Stedelijk Museum Amsterdam
De oase van Matisse in het Stedelijk Museum Amsterdam

Een paar weken geleden maakte ik al wat propaganda voor de Rembrandtkaart. Dat was naar aanleiding van mijn bezoek aan de expositie Late Rembrandt in het Rijksmuseum. Maar de lengte van die blogaflevering dreigde helemaal uit de hand te lopen waardoor ik toen mijn gratis reclame voor die kaart nog even opschortte . Met de belofte er op terug te komen.

Dat is dus nu. Met de grote Matisse-tentoonstelling in het Stedelijk Museum Amsterdam als aanleiding. Want krijg ik me daar een aantal weken geleden zomaar een mail van de Vereniging Rembrandt met de vraag of ik gebruik wil maken van de voorschouw van “De oase van Matisse”! Ik mocht al naar de preview voordat die expositie officieel zou openen. Nou, dat was dus niet tegen dovemansoren gezegd.

één van de vroegere, abstractere werken, Zicht op de Nôtre Dame, 1914
één van de vroegere, abstractere werken, Zicht op de Nôtre Dame, 1914

één van de laatste, abstractere werken, Herinnering aan Oceanië, 1952-1953
één van de laatste, abstractere werken, Herinnering aan Oceanië, 1952-1953

Zo liep ik daar op een dinsdagmiddag een paar weken geleden al rond en zag ik ´s avonds bij “De Wereld Draait Door” en bij “Pauw” allerlei lieden aan tafel aanschuiven om reclame te maken voor die tentoonstelling die pas een paar dagen later officieel zou openen. En ik had daar dus al lekker rondgekeken. Maar daarover straks meer, nu eerst toch even die Rembrandtkaart.

Veel cultuurliefhebbers kennen natuurlijk de museumjaarkaart. Je betaalt € 54,95 voor een jaar en kunt dan meer dan 400 musea in Nederland gratis bezoeken. Tenzij er een speciale tentoonstelling is, dan komt er soms een extra toeslag om de hoek kijken. Zoals bij Late Rembrandt: € 5 extra. Wat ontdekte ik nu laatst? Als je bij de Vereniging Rembrandt voor twee personen te gelijkertijd twee Rembrandtkaarten aanvraagt, betaal je € 90. Nou weet ik wel dat het peil van het huidige rekenonderwijs in Nederland heftig ter discussie staat. Maar zelfs discalculieklantjes moeten toch, eventueel met rekenmachine, kunnen berekenen dat je voor twee personen met die Rembrandtkaart dus duidelijk goedkoper uit bent. Okay, je kunt dan slechts 125 musea gratis bezoeken. Maar als je geen behoefte hebt aan bijvoorbeeld het Openbaar Vervoer Museum in Doetinchem, het Tassenmuseum Hendrikje in Amsterdam of Het Nollenproject in Den Helder, dan is dat totaal geen probleem. Alle echt belangrijke kunstmusea vallen er wel onder.

En wat is nog een bijkomend voordeel? Je betaalt geen extra toeslagen. Zoals dus die € 5 van hierboven bij Late Rembrandt. En je krijgt een uitnodiging voor de voorschouw van “De oase van Matisse”. Ooit daarvan gehoord bij de museumjaarkaart? Dus enthousiast over die Rembrandtkaart? Ja, nogal.

Stilleven met mand met sinaasappelen, 1912, zo'n typisch stilleven van Matisse
Stilleven met mand met sinaasappelen, 1912, zo’n typisch stilleven van Matisse

Odalisque, 1920-1921, één van de vele odalisken n.a.v. zijn reizen naar Marokko
Odalisque, 1920-1921, één van de vele odalisken n.a.v. zijn reizen naar Marokko

Ben ik ook zo enthousiast over die grote expositie van Matisse (1869-1954)? Ja en nee. Ik word hoe dan ook altijd blij van zijn kunst. Het fauvisme waarvan hij de grondlegger was, dat werken met wilde, heldere en onlogische kleuren, roept bij mij altijd een blij gevoel op. Daarom vind ik het eigenlijk storend dat in het eerste deel van de expositie de Matissen thematisch gecombineerd worden met heel veel ander werk. Van kunstenaars die hem inspireerden en van tijdgenoten die op een of andere manier een connectie met hem hadden. Van Gogh, Manet, Cézanne, Seurat, Mondriaan, Kirchner, Picasso, Malevitch, zelfs Rothko. De schappen van de eigen collectie in het Stedelijk zijn hiervoor grondig geplunderd. Maar voor mij wordt daardoor het “Matisse-gehalte” te veel verdund. Het doet te weinig recht aan een aantal heel mooie werken van hem die er dan min of meer “tussendoor” hangen.

één van mijn favorieten,echt Matisse, 1947
één van mijn favorieten,echt Matisse, 1947

Femme en bleue, 1937
Femme en bleue, 1937

Al die anderen? Dat geloof ik eigenlijk wel. Maar dat is heel persoonlijk, in diverse krantenrecensies wordt deze aanpak juist heel positief gewaardeerd. Pas in de grote bovenzalen is het bijna allemaal Matisse dat de klok slaat. Met heel veel van de knipsels die hij op oude leeftijd noodgedwongen ging maken. Gehandicapt door een operatie kon hij het lichamelijk niet meer aan te schilderen en concentreerde Matisse zich heel sterk op die knipseltechniek. Zittend in zijn rolstoel of liggend in bed dirigeerde hij zijn assistenten bij het tot op de millimeter nauwkeurig schikken en vast prikken van composities met die gekleurde knipsels. En hoe anders ook dan zijn schilderijen, ook die werken maken me blij.

een bezoek aan Tahiti zorgde voor veel inspiratie, 1936
een bezoek aan Tahiti zorgde voor veel inspiratie, 1936

Mimosa, 1951
Mimosa, 1951

Interieur met zwarte varen, één van zijn laatste olieverven, 1948
Interieur met zwarte varen, één van zijn laatste olieverven, 1948

de grote zaal met knipsels van Matisse
de grote zaal met knipsels van Matisse

Dus liep ik het Stedelijk toch helemaal vrolijk uit. Ook in de wetenschap dat er zich de komende maanden waarschijnlijk lange rijen gaan vormen bij het Stedelijk die ik dus mooi had kunnen omzeilen. Met nog een voornemen daarbij. Namelijk om, als ik over een poosje weer eens langer in Nice verkeer, daar de vele voetsporen van Matisse eens na te lopen en daarover te schrijven. Overigens, die Rembrandtkaart heb ik weer goed opgeborgen voor een volgend gebruik. Oh ja, en vergeet niet dat de kosten voor die kaart ook nog bijdragen aan de aankoop van nieuwe kunst voor onze musea. Tot volgende week.

TOOS

Een onverwachte Von Holstein in Musée Picasso in Antibes


Mijn ouderlijk huis in Nuenen had een kleine serre. Daar zat ik vaak mijn middelbareschool-huiswerk te maken. Om die ruimte wat op te fleuren had ik er een paar plaatjes van schilderijen opgehangen. “Het straatje” van Vermeer en één met bootjes in een duidelijk méditerrane sfeer. Die plaatjes had ik gevonden tussen het oud papier dat mijn vader, een tuinder, kreeg van anderen om zijn groenten en fruit in te verpakken. Van wie die bootjes waren? Geen idee! Pas veel later, op de Academie, kwam ik er achter dat het werk was van Nicolas de Staël (1914-1955). Altijd hebben zijn schilderijen voor mij een grote aantrekkingskracht gehouden. Zeker die van de laatste jaren van zijn leven. Een leven waaraan hij in Antibes aan de Côte d’Azur zelf een einde maakte.

Musée Picasso in Antibes
Musée Picasso in Antibes

Een speciale achternaam wel, de Staël. Maar die werd nog specialer toen een vriend, galeriehouder en kunstenaar in St.Paul de Vence, tegen me zei “Toos, weet jij dat die de Staël van achteren ook Von Holstein heet?”. Dat was dus een volstrekte verrassing! Nicolas, geboren in het Russische Sint Petersburg, bleek als vader een baron Staël von Holstein te hebben. Een vader met een functie in het leger van de tsaar. Dat werd dus vluchten na de oktoberrevolutie van de bolsjewieken in 1917.

Kort samengevat had ik dus, zonder dat te weten, als beginnende puber die altijd al met tekenen en schilderen bezig was, een zelf gekozen plaatje voor mijn neus hangen van iemand met dezelfde achternaam. Nou ja, vooruit, bij mij met “van” en bij hem met “von”. Over toeval gesproken! Maar nu de rest van de titel van deze aflevering.

Le concert, schilderij van Nicolas de Staël
Le concert, schilderij van Nicolas de Staël

MuseePicasso4_zpseee60af8 Een aantal weken geleden streek ik weer neer in Nice. Om in alle rust te kunnen werken in mijn atelier daar. Toen ik las dat er een grote expositie was van Nicolas de Staël in het Musée Picasso in Antibes sprak ’t vanzelf dat ik daar heen moest. Naar mijn beroemde naamgenoot die juist die naam nooit gebruikte. Nou is een reisje naar dat museum nooit een straf. Ooit was ’t een prachtig oud kasteel van de familie Grimaldi. Inderdaad, die van Monaco. Nu dus een museum waar Picasso in 1946 eens twee maanden heeft gewerkt. Maar dat is een heel ander verhaal. Nu ging ’t me om de Staël.

MuseePicasso3_zps1651d8c0

MuseePicasso4a_zpsde69d758

Spijt heb ik er niet van gehad. Het draaide vooral om het werk uit zijn laatste vijf levensjaren. Met daarbij het geweldige “Le concert”. Een doek van 3,5 bij 6 meter. Een ultiem, imposant werk! Verder, naast natuurlijk nog meer olieverven, veel studies en tekeningen van het vrouwelijk naakt. Opnieuw werd ik, na al die jaren met dat plaatje in mijn huiswerkserre, gepakt door zijn kunst. Jammer dat je officieel niet mocht fotograferen. Officieus heb ik dat natuurlijk toch gedaan.

MuseePicasso5_zps939a6723

Stap je, opgetild door de moderne kunst,  met vederlichte tred dat Musée Picasso uit, dan ligt direct daarnaast de middeleeuwse kerk van Antibes. Met daarbinnen dus een volstrekt andere wereld. Met bijvoorbeeld een religieus veelluik van Brea. Nooit van gehoord? Driewerf foei! Want in de 16de eeuw was aan de Côte d’Azur en in zeer verre omstreken tot aan Turijn en Genua toe, een Brea zelfs het zelfstandig naamwoord om een veelluik mee aan te duiden. Van welke kunstenaar dan ook. Maar ook dat is weer een heel ander verhaal. Tot volgende week.

TOOS

www.toosvanholstein.nl

http://www.toos.biz/

YouTube http://bit.ly/ij4Pag

Facebook http://www.facebook.com/TOOSvanholstein