Tagarchief: Rachel Ruysch

Vrouwelijk Feest in de Schildershemel


foto van de Eregalerij in het Rijksmuseum die ik nam in betere tijden

Of er in het Hiernamaals, Nirwana, Walhalla en de Eeuwige Jachtvelden speciale plekken zijn voor beeldende kunstenaars? Echt geen idee. Maar zo ja, dan had daar een paar weken geleden op de Internationale Vrouwendag vast een luid en duidelijk gejuich opgeklonken. Vooral uit vrouwenkelen. Toen maakte het Rijksmuseum namelijk bekend dat de Eregalerij, zeg maar rustig ‘the place to hang’, verrijkt was met schilderijen van een paar vrouwelijke kunstenaars uit onze Gouden Eeuw. Zomaar ineens twee en een halve vrouw te midden van Rembrandt, Vermeer, Frans Hals, Jan Steen, Jacob van Ruisdael en nog zowat van die wereldberoemde  schilderscoryfeeën. Eindelijk,eindelijk!! Want anders was het Rijks echt over de datum geraakt.

een schilderij van Rachel Ruysch wordt opgehangen in de Eregalerij

Hoe dat zit met twee en een half? Nou, Judith Leyster en Rachel Ruysch ieder helemaal en Gesina ter Borgh half. Half? Komt zo. Op zich nog niet veel, maar toch! Als begin in ieder geval stukken beter dan dat helemaal niks, niente, nada van de laatste twee eeuwen sinds de oprichting van het Rijksmuseum. Van de tijd waarin vrouwelijke kunstenaars een heel dikke mist ingestuurd werden.

Maar nu die halve Gesina ter Borch (1633-1690). Kende je die? Misschien wel haar achternaam. Want vader Gerard ter Borch was al een bekend schilder, maar zijn zoon en Gesina’s halfbroer, ook een Gerard ter Borgh (1617-1681), is degene naar wie heel wat straten in Nederland zijn vernoemd.  En degene waarvan twee en een half schilderijen in het Rijksmuseum zijn te bewonderen. Kijk, weer die halve. Sinds Internationale Vrouwendag hangt er in de Eregalerij namelijk een gezamenlijk werk van Gesina en Gerard.

portret van Moses ter Borch, geschilderd door Gesina en Gerard ter Borch (1667-69)

Een schilderij dat ze maakten in memoriam voor Gesina’s broer Moses (1645-1667). Ook een talentvolle Ter Borgh, zoals zijn zelfportret wel duidelijk maakt.

Zelfportretje van Moses ter Borch (1660 – 61)

Maar hij koos ervoor bij de marine te gaan, in dienst van Michiel de Ruyter. Op 22-jarige leeftijd werd hij een slachtoffer van de Tweede Engelse Oorlog bij de aanval op een fort aan de Engelse kust. Daarna hebben zus en halfbroer hem in dit portret geëerd. Gesina kon dus net als Gerard het penseel uitstekend hanteren. Maar dat bleef alleen bekend binnen de kleine kring van familie en vrienden. Echt naar buiten treden deed ze niet. Haar talent en kunde leefde ze vooral uit in een drietal heel bijzondere albums die gelukkig bewaard zijn gebleven. Albums met gekalligrafeerde liedjes, gedichten, tekeningen, aquarellen, prenten, krantenknipsels en bijvoorbeeld onderstaand zelfportret.

Tot rond 1880 bleven deze boeken familiebezit tot ze uiteindelijk als een kunstzinnige verrassing ter veiling kwamen. Toen sloeg de Vereniging Rembrandt een prachtige slag waardoor ze nu eigendom zijn van het Rijksmuseum. Een heel waardevol en volstrekt uniek onderdeel van de collectie. Hier nog wat voorbeelden eruit.

aquarel/tekening van Moses die heel veel weg heeft van het schilderij dat Gesina en Gerard van hem maakten

Veel meer over die boeken is te beluisteren in deze podcast. Waarin journalist Janine Abbring, de laatste paar jaar ook de interviewer van dat unieke tv-programma Zomergasten, een gesprek voert met conservator Ilona van Tuinen. Echt leuk om te beluisteren. En nu is Gesina dus ineens, heel verrassend vind ik, gepromoveerd naar de Eregalerij. Veel minder opmerkelijk is dat voor Judith Leyster (1609-1660). Alhoewel ook die heel erg lang in die dikke mist moest verkeren. Aan haar gaf ik hier al eens aandacht.

twee zelfportretten van Judith Leyster, op jongere en oudere leeftijd
Judith Leyster, De serenade, het schilderij dat nu in de Eregalerij hangt

Diverse van haar schilderijen zijn lang toegeschreven geweest aan bijvoorbeeld Frans Hals. Al eeuwen lang veel beroemder, ook woonachtig in Haarlem, schilderend in dezelfde stijl en veel meer waard dan Judith. Dus de ondertekening van Judith valselijk overschilderen met die van Frans Hals was een interessant verdienmodel. Reken maar dat er de komende jaren nog wel  meer ‘Leysters’ ontdekt gaan worden.

En die derde vrouw, Rachel Ruysch? Laat ik aan haar nou stom toevallig recent één, twee, drie afleveringen hebben gewijd! Lees maar. Nu wordt ’t afwachten wanneer nog twee andere Gouden Eeuwse coryfeeën de Eregalerij mogen komen opluisteren. Maria van Oosterwijck en Clara Peeters.

schilderij van Maria van Oosterwijck, in de collectie van het Mauritshuis
schilderij van Clara Peeters, in de collectie van het Rijksmuseum

Dat zou pas een echte inhaalslag zijn. Alhoewel, Clara Peeters? Mauritshuis en Rijksmuseum mogen van haar dan twee prachtige stillevens bezitten, ze werkte vooral vanuit Antwerpen. En die stad hebben ‘we’ in de Tachtigarige Oorlog nou net niet kunnen heroveren op die vuige Spanjaarden. Dus mag ze dan wel meedoen in Amsterdam? Maar ach, de Eregalerij is voorlopig toch corona-gesloten  dus ze hebben bij het Rijks nog wel even de tijd om daar over na te denken. Tot volgende week.

TOOS

Een krater op Mercurius en een winnend lot uit een 18e eeuwse loterij


De kans dat er ooit nog eens een krater op de planeet Mercurius naar mij wordt genoemd, schat ik niet overmatig groot in. Maar Rachel Ruysch is die eer wel te beurt gevallen. Zij ’t pas in 2013, dus 263 jaar na haar dood. En dat die krater ook nog maar 64 kilometer in doorsnee meet terwijl Rembrandt er een heeft van wel 700 km? Ach, typisch mannenvoortrekkerij. Maar ook, hoeveel Nederlandse vrouwelijke kunstenaars kunnen haar dit nazeggen? Hier dus het beloofde vervolg op mijn Ruysch-cyclus van de afgelopen twee weken.

detail uit ‘Bloemen in vaas’ van Rachel Ruysch (1700), Mauritshuis
portret van Rachel Ruysch

Eigenlijk is ’t onvoorstelbaar dat ik pas begin jaren 90 voor het eerst over haar hoorde! Maar ja, kunsthistorie en vrouwelijke kunstenaars? Die combinatie was in mijn studieboeken op de academie volstrekt onbekend. Dat is gelukkig anders aan ’t worden. Maar daardoor hoorde ik Rachels naam pas voor ’t eerst zo’n dertig jaar geleden. Uit de mond van mijn schildergenoot Poen de Wijs (1948-2014). Als begenadigd fijnschilder had hij grote bewondering voor de ongelooflijk technische beheersing van Rachel. Poen had regelmatig letterlijk met zijn neus en bijziende ogen boven op haar werk gestaan in het Mauritshuis en wist dus waarover hij sprak. Nu ik ook.

Gekrulde randjes bij verwelkende bloemen, piepkleine vreetgaatjes in bladeren van insecten en die insecten zelf. Dat alles in bloemschikkingen die in werkelijkheid nooit konden voorkomen. Lente, zomer en herfst door elkaar, ’t maakte Rachel niet uit. Alles kon! Geprepareerde bloemen te over in het biologisch museum, de Wunderkammers, van vader Frederik Ruysch (zie vorige week). Zoals ook insecten. Die waren bij honderden, zoniet duizenden, geconserveerd en opgeprikt. Inspiratie genoeg in dat grote huis aan de Bloemgracht in Amsterdam. Dat ook een rol speelt in het boek ‘Frederik Ruysch (1638-1731), op het snijvlak van kunst en wetenschap’ dat in 2018 verscheen.

Frederik Ruysch door Juriaen Pool (1694, Universiteit Amsterdam)

Hing in dat huis misschien ook bovenstaand portret van haar vader? Geschilderd door Juriaen Pool (II), de echtgenoot van Rachel met wie ze, zoals ik al schreef, op 29-jarige leeftijd trouwde en met wie ze tien kinderen kreeg. De laatste zelfs nog toen ze al 47 was. Moet je je voorstellen, 10 kinderen in minder dan 20 jaar. Gemiddeld elke twee jaar negen maanden zwanger. En dan wel gewoon doorgaan met schilderen! Maar krijsende en aan haar rokken hangende kinderen zal ze, vermoed ik, niet zo vaak hebben meegemaakt in haar atelier. Want gezien haar grote populariteit als kunstenaar in Nederland en ver daarbuiten kon ze een paar meiden vast wel betalen. Wat dacht je van de vijftienhonderd harde guldens die een Amsterdamse koopman betaalde voor twee schilderijen. Of van de Duitse bezoeker die het thuisfront per brief informeerde dat hij in haar atelier twee stukken had zien staan voor Cosimo de Medici, de groothertog van Toscane. Of van haar aanstelling in 1708 als hofschilder van Johann Wilhelm, keurvorst van de Palts in Duitsland. Maar daarvoor bedong ze dat ze niet naar hoofdstad Düsseldorf hoefde te verhuizen. Tegen de gewoonte in werd ’t haar toegestaan om in Amsterdam te mogen blijven wonen. Als ze maar elk jaar, tegen natuurlijk een vorstelijke vergoeding, één schilderij voor hem maakte. Goeie deal toch? Manlief Juriaen deed daarbij ook nog een duit in het goed gevulde zakje. Door in 1716 een opdracht voor Johann Wilhelm af te ronden: een portret van Rachel en hem met hun tiende kind.

Zelfportret van Juriaen Pool II (1666-1745 ) met Rachel Ruysch en hun zoon Jan Willem Pool (ontstaan 1708-1716)
Juriaen Pool, Allegorische voorstelling met zelfportret in wezenkleding (want Juriaen was als jongen wees geworden)

Vermoedelijk niet geheel vrij van vleierij had dat zoontje de naam Jan Willem gekregen. Johann Wilhelm werd natuurlijk prompt een gulle peetvader die strooide met kostbare cadeautjes. Alsof het allemaal niet op kon, won Rachel met een zoon samen in 1722 ook nog eens 75.000 gulden in een Amsterdamse loterij. Vijfenzeventigduizend in die tijd! Dat staat nu voor een koopkracht van € 850.000. Euro’s dus, geen guldens.

Rachel Ruysch, Stilleven met bloemen in een glazen vaas (1709), Rijksmuseum
Rachel Ruysch, Stilleven met bloemen op een marmeren tafelblad (1716), Rijksmuseum

Maar Rachel ging gewoon door met schilderen. Tot aan haar dood in 1750, op de hoge leeftijd van 86. Dan is je kunstgen toch wel heel overheersend, dan is schilderen gewoon je lust en je leven. Iets dat ik me persoonlijk heel goed kan voorstellen. Zalig, lekker in je atelier bezig blijven! Daardoor hangt er bijvoorbeeld nog een schilderij van haar uit 1746 in een Heidelbergs museum.

Rachel_Ruysch,_Blumenstilleben (1746), Kurpfälzisches Museum, Heidelberg
Rachel één jaar voor haar sterven, geportretteerd door Aert Schouman (1749)

Wat zou ’t interessant zijn als Rachel Ruysch eens een uitgebreide expositie zou krijgen. In het Rijksmuseum of Mauritshuis, dat doet er niet toe.  Met heel haar kunstzinnige entourage erbij. Zus Anna Ruysch, leraar Willem van Aelst, man en portretschilder Juriaen Pool, oud-oom Frans Post en wie al niet meer. En met natuurlijk ook delen uit de Wunderkammers van vader Frederik. Op te halen in  Sint Petersburg. In het oudste natuurhistorisch museum van Rusland waar zich de privécollectie bevindt van Tsaar Peter de Grote (1682-1725). Die ooit Frederiks legendarische rariteitenkabinet opkocht. Tot volgende week.

TOOS

Een dijk vaneen kunstwijf, die Rachel Ruysch


schilderij van Rachel Ruysch, gemaakt op 20-jarige leeftijd (1684)

Tijdens het creëren van een prachtig oeuvre aan schilderijen ook nog tien kinderen op de wereld zetten en bouwen aan een levensverhaal om u tegen te zeggen. Dat had Rachel Ruysch (1664-1750) allemaal gedaan  toen ze op 86-jarige leeftijd stierf. Terecht is ze nu een historisch kunsticoon. Want haar naam zul je tegenwoordig telkens weer tegenkomen als ’t gaat over de geschiedenis van de vrouw in de kunst. Een geschiedenis over de maar zeer weinige vrouwen die hun mannetje stonden in de kunstwereld maar in de pikorde van de mannelijke kunsthistorici in de 19e en 20e eeuw werden weggelaten .

Vorige week eindigde ik ermee om Rachel een hybride voorbeeld van zo’n kunstvrouw te noemen. Want vrouwelijke schilders waren destijds bijna altijd óf van rijke en vaak adellijke afkomst óf ze groeiden op in een kunstenaarsfamilie. Laat nou dat óf óf voor Rachel Ruysch min of meer én én zijn!  Moeder stamde namelijk uit een familie waarin het kunstgen rijkelijk aanwezig was en vader was een bekend en beslist niet onbemiddeld wetenschapper uit de gegoede burgerij.

moeder Maria Post, portret door Juriaen Pool (II), rond 1710

Eerst moeder Maria Post. Met een vader, Pieter Post, die bouwmeester was voor de Oranjes en bijvoorbeeld de interieuraankleding verzorgde van het Mauritshuis in Den Haag. Nu een beroemd museum, toen de pracht-en-praal-villa van graaf en koopman Johan Maurits van Nassau-Siegen. Als ex-gouverneur-generaal van de West Indische Compagnie in Brazilië, met dus suikerrietplantages en slavenhandel onder zich, kon zijn vermogen wel wat lijden. Aan hem is nu trouwens sinds vorig jaar een hele zaal gewijd in zijn eigen pronkhuis. Geheel in de geest van onze politiek correcte tijd. Maar dat wordt nog wel een ander verhaal.

Voor diezelfde Johan Maurits verbleef de broer van Rachels opa, Frans Post, een aantal jaren in dat door de WIC op de Portugezen veroverde stukje Brazilië. Om er landschap en leven in schetsen en uiteindelijk ook op schildersdoek vast te leggen. Had Rachel ooit kunnen bedenken dat ze samen met haar oud-oom nu op maar een paar meter afstand van het ‘torentje van Rutte’ hangt?

Frans Post, Braziliaans landschap met huis in aanbouw, hangend in Mauritshuis

En vader Frederik Ruysch? Die zal, denk ik, vanwege zijn financiële positie letterlijk best aardig wat duiten in het zakje hebben kunnen doen voor Rachels opvoeding. Want befaamd wetenschapper, bioloog, chirurgijn/lijkensnijder, beheerder van de botanische tuin van de Amsterdamse universiteit en nog zo een en ander.

portret van Frederik Ruysch
De anatomische les door dr.Ruysch, Adriaen Backer (1670)

Zoals bezitter van een in heel wetenschappelijk Europa bekend biologisch kabinet in hun eigen grote huis. Vijf kamers volledig ingericht met bijvoorbeeld gebalsemde kinderlijkjes en menselijke lichaamsonderdelen. Naast allerlei soorten dieren en zeldzame insecten. Dat alles dan weer gecombineerd met een grote diversiteit aan flora van heel ver tot dichtbij. Zodanig geprepareerd met een door Ruysch zelf ontwikkelde methode dat bloemen en blaadjes er nog net zo fris uitzagen als in de vaas. En de presentatie? Vernieuwend en curieus zou je kunnen zeggen! Zie een paar van de tekeningen die daarvan nog bestaan.

Wanneer je als kind dan een groot tekentalent blijkt te hebben, is zo’n huis natuurlijk een onuitputtelijke bron voor verwondering en inspiratie. Het verhaal gaat dan ook dat Rachel haar vader op een bepaald moment heeft kunnen leren hoe hij dat soort tekeningen van hierboven zelf kon maken. Maar daarvoor had ze eerst wel les gehad. Van niet de minste. Want Willem van Aelst (1627-1683) nam haar onder zijn hoede toen ze 14 was. En laat die van Aelst nou destijds de bekendste  stillevenschilder van Amsterdam zijn geweest. En laat van hem nou ook weer werk in de collectie van het Mauritshuis zitten!

Willem van Aelst, stilleven uit 1663 (Mauritshuis)
Willem van Aelst, jachtstilleven uit 1658 Rijksmuseum

Rachels passie werd het schilderen van bloemen en insecten. Voorbeelden genoeg thuis.Net zoals trouwens van dat kunstgen in de familie Post. Want ook jongere zus Anna Ruysch (1666-1741) bleek een aardig potje te kunnen schilderen. Met vermoedelijk ook weer Willem van Aelst als leraar.

Anna Ruysch, stilleven
Anna Ruysch, stilleven

Maar Anna stopte al snel met de kunst. Of dat te maken heeft met haar op 21-jarige leeftijd introuwen in een nogal stijf gereformeerde familie of gewoon omdat ze trouwde en dus huisvrouw werd? Geen idee. Maar ach, hoe lang is ’t geleden dat bij ons een vrouw die trouwde geacht werd te stoppen met haar baan? Toen ik trouwde in 1971 werd mij door de ongetrouwde directrice van de Dordrechtse school waar ik lesgaf nog gesuggereerd dat ik nu eigenlijk moest stoppen. Dan kon de man van een gezin met kinderen mijn plek wel overnemen. Nooit niet natuurlijk! Hoe dan ook, van Anna Ruysch bestaan dus maar weinig schilderijen.

Rachel Ruysch, bloemstilleven uit 1688 (National Museum of Women in the Arts, Washington)

Rachel echter had, zo schat ik in, een behoorlijk koppig karaktertje. Zo trouwde ze pas op haar 29ste. Best laat voor die tijd. En met nog wel een schilder! Ook ze bleef lekker doorgaan met haar bloemstillevens. Tussen het kinderen krijgen door. Of kreeg ze kinderen tussen het schilderen door? Maar ik heb mijn A4-tax alweer bereikt. Die Rachel is toch maar een onverwacht inspiratierijke schrijfbron. Komende keer meer dus. Tot volgende week.

TOOS

Niet heel veel, maar ze waren er: Gouden Eeuwse ‘Konstschilderessen’


portret van Rachel Ruysch door Godfried Schalcken (1706?)

Noem het volgende maar eens geen toeval! Ik liep er al aan te denken om op korte termijn Rachel Ruysch (1664-1750) eens uitgebreid in het winterzonnetje te zetten. Eén van de weinige vrouwelijke Nederlandse kunsticonen uit onze Gouden Eeuw. Bij Judith Leyster en Maria van Oosterwijck heb ik dat vorig jaar al eens gedaan. Toch kwam ik aan de laatste van dit beroemde Gouden-Eeuw- drietal steeds niet toe. Er was elke keer wel iets anders om over te schrijven. Maar na mijn stukjes over de Italiaanse Artemisia van een paar weken geleden dacht ‘ Kom op Toos, nu eindelijk eens die Amsterdamse Rachel Ruysch’. Ook net als Artemisia zo’n konstighe topper die werk verkocht door heel Europa.

Goed, dat vorige week maandag besloten hebbende, mijn blog voor die week was af, kwam het toeval om de hoek kijken. Want waarover bleek op dinsdag het tv-programma ‘Het geheim van de meester’ te gaan? Juist ja, over een schilderij van Rachel Ruysch. Ik was toch wel even flabbergasted! Een heerlijk Engels woord, dat flabbergasted. Voor mij toch wel veel sterker in gevoelswaarde dan ons ‘verbaasd’.

het team van ‘Het geheim van de meester’

Ken je dat programma? Echt een moetje voor kunstliefhebbers. Waarin van een beroemde, vrijwel altijd dooie Nederlandse  kunstenaar een schilderij uit een Nederlands museum centraal staat. Dat wordt dan wetenschappelijk onderzocht, historisch toegelicht en …… zo goed mogelijk nageschilderd. Om te kunnen ontdekken hoe de ‘meester’ dat schilderij van begin tot eind heeft opgezet. Dit seizoen heeft Lisa Wiersma de taak op zich genomen om als schilder/onderzoeker stijl en techniek van diverse ‘meesters’ onder de knie te krijgen. En daarvoor kan ik alleen maar mijn denkbeeldige petje afnemen en heel diep buigen. Als je dat hele proces volgt en uiteindelijk het echte en nageschilderde werk naast elkaar ziet, rest alleen bewondering. Vooral ook omdat ik dat zelf nooit niet van z’n leven zou kunnen.

Lisa Wiersma bezig aan de kopie van het schilderij van Rachel Ruysch

Ik krijg wel eens de vraag of ik een al verkocht schilderij van mij nog eens opnieuw zou willen maken omdat het bij een kunstfan heel erg in de smaak valt. Maar dat kan ik dus gewoonweg niet. Als ik aan het schilderen ben, zit ik in een soort trance. Of, om bijdetijds correct Nederlands te gebruiken, in een flow. Dan komt de ene streek met het paletmes of penseel voort uit de andere, een nieuwe kleur uit de voorgaande, een volgende verflaag uit de onderliggende. In een proces dat door kennis, kunde en ervaring zowel bewust als onbewust plaats vindt. Ben ik op een bepaald moment links bovenaan bezig om iets toch maar weer helemaal weg te schilderen of te veranderen, dan merk ik een poosje later plotseling dat ik linksonder ben aanbeland om daar iets te wijzigen. Omdat anders het geheel niet meer klopt.

aan het schilderen in mijn atelier

Nou, probeer zo’n proces later nog maar eens te reconstrueren en bij een nieuw op te zetten werk te herhalen. Dat gaat me dus echt niet lukken, dan raak ik echt letterlijk geblokkeerd. Wat wel gaat is zo’n schilderij in alle vrijheid min of meer dezelfde opzet te geven. Maar stel dat je uiteindelijk de eerste versie naast de tweede kon zetten, dan zou je echt een groot aantal grote detailverschillen zien.

Daarom vind ik het zo razend knap wat die Lisa Wiersma in deze nieuwe serie van ‘Het geheim van de meester’ presteert. Zoals bij ‘Het Melkmeisje’ (1660) van Vermeer en ‘Amo te ama me’ (1881) van Alma Tadema.

‘Amo te, ama me’ van Alma Tadema

En nu dus vorige week met ‘Vaas met bloemen’ (1700) van Rachel Ruysch. Een schilderij dat ik een paar jaar geleden al eens fotografeerde in het Mauritshuis toen ik op zoek was naar schilderijen daar van vrouwelijke kunstenaars.

Rachel Ruysch, Vaas met bloemen (1700), zoals ik dat in het Mauritshuis fotografeerde
de echte en de kopie naast elkaar, maar welke is nu welke?

Van die weinige vrouwen had je, door heel Europa, eigenlijk maar twee soorten. Óf komend uit schilderfamilies óf uit een rijke omgeving. Artemisia is van de eerste categorie een sprekend voorbeeld, Sofonisba Anguisola (zie deze aflevering) als kind van een adellijk geslacht van de tweede. Het interessante bij Rachel Ruysch is dat ze daarin min of meer hybride is. Want haar moeder kwam uit een familie die een duidelijk ……Oeps, merk ik plotseling in de flow van het schrijven dat ik zo’n beetje aan mijn voorgenomen tax zit: de grootte van een A4’tje. Dat is dus al net zo als bij het schilderen. Ben ik linksboven begonnen, zit ik ineens al weer rechtsonder. Maar maak je geen zorgen. ’t Is net als bij een schilderij, ook dit komt af. En die uitzending van ‘Het geheim van de meester’? Die valt hier op NPO Start terug te zien. Tot volgende week.

TOOS  

Kunstkwaliteit is ook maar een mening oftewel het pijnlijk gemis van Charley Toorop


links in Kröller-Müller Museum, rechts in Kunstmuseum Den Haag

Tweemaal trof ik haar de laatste weken en tweemaal keek ze me vorsend aan met haar grote, doordringende ogen. Eerst in het Kröller-Müller Museum op de Hoge Veluwe. Daarna, een week geleden, in het Kunstmuseum Den Haag toen ik de tentoonstelling ‘Breitner vs Israël’ bezocht en nog even doorliep naar andere zalen. Niet dat ik haar letterlijk tegen het lijf liep. Beetje moeilijk bij iemand die in 1955 stierf. Nee, ze staarde me aan vanaf de museummuren. Maar ook één keer trof ik haar juist niet terwijl dat absoluut had gemoeten. Namelijk in het nieuwe boek ‘GREAT  WOMEN ARTISTS’.  Foei, wat een omissie, wat een kneiter van een fout! Charley Toorop (1891-1955), want om haar gaat ‘t, was daarin nergens te bespeuren. Terwijl er toch meer dan 400 beroemde vrouwelijke kunstenaars van de laatste vijf eeuwen in voor zouden komen. Waarover straks meer.

 Dat boek moest ik natuurlijk hebben! Ik schrijf ten slotte niet zomaar regelmatig over vrouwen in de kunst. Een onderwerp dat me zeer na aan het hart ligt. Dus plaatste ik gelijk een bestelling in Engeland. Bleek ineens een paar dagen later dat er ook een Nederlandse vertaling, ‘HET GROTE VROUWEN KUNST BOEK’, op de markt kwam. Maar Engels of Nederlands, over Charley Toorop niets, nothing, rien, niente, nada. En dat terwijl ze in alle belangrijke Nederlandse musea voor moderne kunst hangt. Gewoon zoals ’t behoort bij zo’n kunsticoon, bij die grande dame in de Nederlandse kunstwereld van de eerste helft van de 20e eeuw. Want reken maar dat ze dat was.

Even kort door de bocht. Dochter van de beroemde schilder Jan Toorop. Opgroeiend in de avant-gardistische kringen rond haar vader waarbij de kunst met de paplepel werd ingegoten. Al jong bevriend met Piet Mondriaan, daardoor bezoeken aan Parijs met zelfs een tentoonstelling in die stad. Een turbulent leven met veel verhuizingen en  veel mannen na een mislukt, vijf jaar durend huwelijk waaruit drie kinderen werden geboren. Maar altijd met de drang naar schilderen, dat was het ultieme. Zonder academie weliswaar, maar met de kennis van haar vader en over de vloer komende schildersvrienden ontwikkelde ze een geheel eigen stijl. Al zoekende kwam ze uit bij Vincent van Gogh waardoor ze ook net als hij een poosje ging wonen in de Borinage, de mijnstreek in Wallonië.

Arbeiders uit de Borinage 1923, houtskool op papier, Boijmans van Beuningen, Rotterdam

Twee vrouwen uit de Borinage 1922, Gemeentemuseum Helmond

Dichter bij huis vond ze inspiratie in de boerengemeenschap van Westkapelle op Walcheren. Dat spreekt mij als ZeBra, Zeeuwse Brabander, natuurlijk wel aan. Heel wat zomers verkeerde ze er omdat haar roemrijke vader dan het middelpunt was van de nu zo bekende Domburgse kunstenaarskolonie. Met o.a. Mondriaan, Henri le Fauconnier en Jacoba van Heemskerck. Maar de sociaal bewogen en eigenzinnige Charley verkeerde liever enkele kilometers verderop. Bij de boeren in Westkapelle.

Boeren (1930), Centraal Museum Utrecht

Boerengezin in Zeeland 1927, Stedelijk Museum Amsterdam

Muzikanten en dansende boeren 1927, Kröller-Müller museum

Uiteindelijk kwam ze in het voornamelijk mannelijke kunstbolwerk tot die heel persoonlijke stijl die bij geen enkele kunststroming hoort maar die je overal direct herkent.

Medusa kiest zee 1939-41, Kröller-Müller Museum

Zelfportret met haar drie kinderen (1929), Groninger Museum

De maaltijd der vrienden 1932-33, Boijmans van Beuningen

video Maaltijd der vrienden

Zelfportret tegen palet 1934, Kröller-Müller Museum

Portretgroep van H.P.Bremmer en zijn vrouw met kunstenaars uit hun tijd 1936-38, Kröller-Müller

Zelfportret 1943-44, Kröller-Müller

Oude bloeiende appelboom (1949), Kröller-Müller

‘Drie generaties’, met haar al overleden vader als bronzen kop en schilderszoon Edgar Fernhout 1941-50, Boijmans van Beuningen

Charley Toorop voor dat beroemde schilderij ‘Drie generaties’

Misschien is dat wel de reden dat ze niet in ‘GREAT WOMAN ARTISTS’ voorkomt en die al genoemde, expressionistisch schilderende Jacoba van Heemskerck wel.  Net zoals trouwens Artemisia Gentileschi, Sofonisba Anguisola, Judith Leyster, Clara Peeters en Rachel Ruysch. Vrouwen waarover ik al herhaaldelijk schreef. En waarbij aan sommigen door curatoren van het Mauritshuis korte video’s zijn gewijd in het kader van dat nieuwe boek.

 

Maar over die namen heeft dan ook de geschiedenis geoordeeld. Die hebben het schiftingsproces van tijd en kwaliteit ruimschoots doorstaan. Wat je niet kunt zeggen van een aantal in de uitgave voorkomende kunstenaars van pas zo’n 30, 40 jaar oud. Eigenlijk een grote schande voor zo’n salontafelboek van een paar kilo met teveel Angelsaksische pretenties . Een paar voorbeelden.

werk van Tschabalala Self (geb. 1990 New York)

werk van Amalia Ulman (geb. 1989 Buenos Aires)

Zouden die echt over een halve eeuw nog bij de grote vrouwelijke kunstenaars horen? Ik mag toch echt hopen van niet. Dat ze daarbij dan ook nog ‘mijn’ Leonor Fini (zie deze blogaflevering ) geen bladzijde gunnen ten koste van dit ‘gedoe’, maakt ’t alleen nog maar erger.

Ik verwacht dat Karin Haanappel het beter gaat doen. Karin Haanappel? Ja, de kunsthistoricus die zich in Nederland zeer beijvert voor de positie van de vrouw in de kunst. Met lezingen, seminars, optredens voor radio en tv,enz. En met boeken. Kijk maar eens bij https://www.haanappelart.com/.

Volgend jaar moet haar ‘Herstory of art’ uitkomen. Een geheel herziene versie van de 1e druk uit 2012 die nergens meer is te krijgen. Een Nederlandse uitgave trouwens, ondanks de titel. Maar die is natuurlijk te mooi om niet te gebruiken. En Karin, zorg dat Charley Toorop erin voorkomt. Owee als dat niet het geval is! Want dan moeten we toch eens ernstig met elkaar praten. Tot volgende week.

TOOS

Konstighe Wereldwijven van Toen


als ik in een museum rondloop, ben ik altijd op zoek naar werk van vrouwelijke kunstenaars

Eerst even een tamelijk afschrikwekkend citaat uit het politiereglement van Aardenburg (Zeeuws-Vlaanderen). Voor alle duidelijkheid, uit 1444. ‘Een man mach sijn wijf slaen ende steken, upsniden, splitten van beneden tot boven ende waermen zijn voeten in haer bloet’. Wel op voorwaarde dat ze bleef leven. Maar dat is natuurlijk vanzelfsprekend.

Dit komt uit het nieuwe boek ‘Oefeningen in Genot. Liefde en lust in de late Middeleeuwen’ van Herman Pleij. Misschien zeg je nu ‘oh ja, die Pleij uit DWDD met zijn heerlijke, enthousiaste geschiedenisverhalen’. Ja, die dus.

Nog wat citaten, maar dan van begin 20e eeuw. Bij de invoering van het algemeen vrouwenkiesrecht in 1919. ‘Maar wat blijft er dan over van de huisvrouw, wier hooge plicht het is zich bezig te houden met dagelijksche dingen’ (A.F. de Savornin Lohman, fractievoorzitter CHU). En ‘Deze beweging die bedoelt is de vrouw minstens als gelijk met den man te stellen en, zoo mogelijk hooger, acht ik in strijd met Gods Woord’ (E.J.Beumer, kamerlid ARP). Er veranderde in de tussenliggende eeuwen dus best wel iets qua toonzetting. Maar kun je ’t een echt fundamentele verandering noemen in het beeld over de vrouw bij deze mannen?

 En toch zijn er zelfstandige vrouwelijke kunstenaars geweest in de tussenliggende eeuwen.  Ik schreef er een paar weken geleden al over en noemde i.v.m. de Gouden Eeuw Judith Leyster, Clara Peeters, Rachel Ruysch en Maria van Oosterwijck (lees hier maar). Dat moeten beslist dijken van wijven zijn geweest. Echte wereldwijven. Oké, je had wel dat bekende zaklantaarntje nodig, maar toch! Rond 1720 verscheen het bekende, drie delen tellende overzichtswerk ‘De groote schouburgh der Nederlandsche konstschilders en schilderessen’ van Arnold Houbraken. En die schreef, zoals de titel al aangeeft, de kunstvrouwen niet weg. Zoals later in de 19e en 20e eeuw wel is gebeurd. Je moet er echt naar zoeken tussen de vele honderden mannennamen, maar hoe dan ook, ze zijn er.

Dat daarbij wat haar op de vrouwentanden heel nuttig kon zijn, bewijst Judith Leyster (1609-1660). Absoluut een eigenzinnig en ondernemend typje. In Haarlem werd ze in 1633 als meesterschilder, en als enige vrouw, ingeschreven bij het gilde voor de kunstschilders, de vakbond van toen. Als ongetrouwde vrouw zelfs! Dat zegt wel iets over haar omdat je dan een eigen atelier moest hebben en leerlingen mocht aannemen.

links haar beroemde zelfportret van rond 1630, recht een recent ontdekt zelfportret van rond 1650

Ze ging ook conflicten met mannelijke collega’s niet uit de weg. Dat blijkt uit een juridisch akkefietje van haar met de beroemde Haarlemse schilder Frans Hals bij wie ze vermoedelijk zelf eerst nog in de leer was geweest. Een leerling uit haar atelier liep over naar Frans Hals terwijl Judith nog leergeld van hem te goed had. Dat pikte ze niet en dus stelde ze Hals daarvoor aansprakelijk. En ze won! Maar zelf kreeg ze weer een boete omdat ze die leerling, toen die bij haar kwam, niet bij het gilde had aangemeld. Want gilderegels waren er natuurlijk wel om nageleefd te worden.

Dat ze bij Frans Hals in de leer is geweest, staat niet voor 100% vast, maar wordt afgeleid uit de overeenkomsten tussen haar en zijn schilderijen. Beiden waren ze namelijk heel goed in de zogenaamde genrestukken, afbeeldingen uit het dagelijks leven. Een typisch Lage Landen genre dat heel populair was in de 17e eeuw en daarom door veel kunstenaars werd beoefend. Allemaal mannen. De enige uitzondering in Holland? Judith Leyster.

hier een aantal van die genreschilderijen, zoals ‘Vrolijk gezelschap’, rond 1629

Twee kinderen met een kat, 1629

Een gelukkig stel, 1630

werk uit 1635

De laatste druppel, rond 1639

Dat is vermoedelijk ook, afgezien van haar vrouwzijn, een reden geweest om in de eeuwen daarna schilderijen van haar aan Hals toe te schrijven. Tja, onder die naam bracht een werk nu eenmaal veel meer op en hun stijl was gelijkwaardig. Wat natuurlijk wel weer iets zegt over haar kwaliteiten.

die kwaliteiten blijken ook uit haar ‘muziekschilderijen’ en portretten, zoals bij ‘Serenade’, 1629

Jonge fluitspeler, rond 1635

Meisje met luit, 1631

portret van onbekende man met baard

portret van onbekende vrouw

het beroemde schilderij ‘Het voorstel’, 1631, gefotografeerd in het Mauritshuis

Die lagen trouwens ook op het zakelijk vlak. Met haar man Jan Miense Molenaer, ook schilder,woonde ze op verschillende plekken waarbij zij hun woonhuizen kocht en zij hun kunsthandel bestierde. Tussendoor kreeg ze nog even vijf kinderen. ’t Zou heel goed kunnen dat er daardoor van haar na 1640 maar weinig schilderijen bekend zijn. Nog steeds een bekend euvel trouwens voor veel vrouwelijke kunstenaars die kinderen krijgen en daardoor minder aandacht kunnen geven aan hun carrière. Maar ’t zou natuurlijk ook heel goed kunnen dat er in de toekomst meer werken van haar worden ontdekt die nu nog aan anderen zijn toegeschreven. Een verschijnsel dat veel vrouwelijke kunstenaars is overkomen. Maar dat is weer een ander verhaal.

aquarel van een tulp, 1643

‘Blompotje’, 1654

En die andere konstighe wereldwijven als Clara Peeters, Rachel Ruysch en Maria van Oosterwijck? Die schuiven gewoon door naar een volgend blog. Tot volgende week.

TOOS

Mannelijk Chauvinisme en Vrouwen in de Kunst


National Museum of Women in the Arts, Washington

In Washington gebeuren ook best wel goeie dingen. Want naast die ‘grab them by the pussy’ president met zijn dikke-vinger-tweets vind je min of meer om de hoek bij het Witte Huis sinds 1987 het National Museum of Women in the Arts. Zo zie je dat God toch best wel een beetje straft. Net dit weekeinde sloot daar  de expositie ‘Women Artists of the Dutch Golden Age’. Over vrouwelijke kunstenaars dus in onze ‘eigen’ Gouden Eeuw. Die overigens in het Amsterdams Museum sinds kort niet meer zo mag heten vanwege doorgeslagen politieke correctheid. Maar dat weten ze dus in Amerika blijkbaar nog niet.

Judith Leyster, zelfportret

Hadden we in de Gouden Eeuw dan ook bekende vrouwelijke kunstenaars buiten Rembrandt, Frans Hals, Jan Steen, Vermeer en nog zo wat beroemde schilders? Ja, natuurlijk hadden we die. Judith Leyster, Clara Peeters, Rachel Ruysch, Maria van Oosterwijck, om er maar een paar te noemen. Maar ja, ze werden in de kunstgeschiedenis heel gewoontjes weggeschreven. Door mannen, om te beginnen in de 19e eeuw. Als gevolg van bijvoorbeeld de Verlichtings-filosoof  Immanuel Kant (1724-1804) die, een beetje voor zich uit filosoferend, stelde dat alleen mannen een genie konden zijn omdat de vrouw te weinig controle zou hebben over haar emoties. En zo wist die andere beroemde filosoof Jean-Jacques Rousseau (1712-1778) ook zeker dat vrouwen over te weinig passie zouden beschikken. Laten dat nou net een paar interessante eigenschappen zijn die in de 19e eeuw aan het geromantiseerde, mythische en geniale kunstenaarschap werden toegeschreven.

Clara Peeters, mogelijk een zelfportret

Maria van Oosterwijck, zelfportret

Gevolg? Vrouwen exit in boeken over de kunstwereld. Zoals in twee heel belangrijke 20ste eeuwse kunstbijbels waarin geen vrouw voorkomt. The Story of Art (1950) van kunstpaus en kunsthistoricus Ernst Gombrich. En Janson’s History of Art (1962) dat bij elke academiedocent op het nachtkastje lag. Vrouwen? Nada, niente! Kun je nagaan hoeveel nog steeds in de kunstwereld functionerende leraren en academici zijn opgevoed zonder ook maar enige kennis over vrouwen in de kunstgeschiedenis.

Maar het tij keert. Vooral omdat in de USA begin jaren 70 vorige eeuw de feministische beweging zich met die kunstgeschiedenis begon te bemoeien. Heel langzaam aan is het besef gegroeid dat er iets goed mis was in die door mannen geschreven historie. Met als gevolg dat er nu de laatste paar jaar ineens de ene na de andere grote expositie over juist die volstrekt genegeerde kunsthoek wordt gelanceerd. Je zou ’t een soort MeToo-beweging kunnen noemen maar dan met vergeten, verwaarloosde en ondergewaardeerde vrouwelijke kunstenaars.

Maria van Oosterwijck, stilleven

Ga maar na. Het oude, beroemde Prado Museum in Madrid toont, let wel, al hun tweede expositie over vrouwen. Maar daar hebben ze dan wel tweehonderd jaar voor nodig gehad.  Onderwerp zijn Sofonisba Anguissola en Lavinia Fontana, kunstenaars over wie ik een poosje geleden al eens schreef (lees maar hier). In datzelfde stukje viel ook de naam van Artemisia Gentileschi, mijn eigen rockstar uit de kunstgeschiedenis. Laat die nu in april een grote overzichtstentoonstelling krijgen in The National Gallery in Londen. En wat doet het Centraal Museum in Utrecht binnenkort? Daar komt een tentoonstelling over surrealisme met, quote, ‘voor het eerst veel ruimte voor vrouwelijke surrealisten als Leonora Carrington en Leonor Fini’. Zoals gezegd, het tij keert: de kunstgeschiedenis wordt terecht herschreven.

Artemisia Gentileschi, zelfportret als de heilige Catharina, te zien in Londen

Leonore Fini, La grange batelie, olieverf

Daarom wordt ’t eigenlijk best wel tijd dat het Rijksmuseum of Mauritshuis die tentoonstelling van ver weg in Washington als voorbeeld nemen. ’t Is toch eigenlijk van de gekke dat je in Nederland met een zaklantarentje moet zoeken naar werk van onder anderen die Judith Leijster, Clara Peeters, Rachel Ruysch en Maria van Oosterwijck. Alleen als je heel goed oplet, zie je er wel eens wat van hangen.

Rachel Ruysch, bloemstilleven, uitgeleend door het Mauritshuis aan het Rijksmuseum voor de expositie Rembrandt-Velazquez

Clara Peeters, stilleven gefotografeerd in het Mauritshuis

werk van Judith Leyster, gefotografeerd in het Mauritshuis

Een goeie reden dus om er zelf zo af en toe maar eens wat blogs over die vrouwen tegenaan te gooien. Leve de Gouden Eeuw en de vrouwelijke kunstenaars van toen! Tot volgende week.

TOOS

De Galerie der Onsterfelijken


De Galerie der Onsterfelijken? Wat is dat? Ik moest aan die Galerie denken toen een poosje geleden bekend werd gemaakt dat museum Het Mauritshuis in Den Haag een nieuwe aankoop had gedaan. Van Clara Peeters het “Stilleven met kazen, amandelen en krakelingen”, een schilderij van rond 1615 (zie foto hierboven). Het is in zijn soort een prachtig werk, virtuoos geschilderd. En toen dacht ik ineens “zou die Clara Peeters eigenlijk wel voorkomen in die Galerie der Onsterfelijken?”. Dat overzicht van honderd beroemde Nederlandse schilders uit de afgelopen eeuwen is een initiatief van de Stichting Kunstweek die ook de verkiezing van de Kunstenaar van het Jaar organiseert. Op het stemformulier op www.kunstweek.nl/verkiezing2012/  kun je zowel een stem op een genomineerde en dus nog levende kunstenaar uitbrengen als op een dooie kunstenaar. Want om onsterfelijk te worden moet je eerst wel overtuigend dood gaan. Denk maar aan Rembrandt, van Gogh, Vermeer, Mondriaan, enz.

Clara Peeters komt op die lijst dus niet voor. Trouwens, veel andere vrouwelijke kunstenaars ook niet. Maar vijf van die honderd onsterfelijken zijn vrouw. De 17de eeuwse Haarlemse Judith Leyster (zie zelfportret) en nog vier anderen uit de 19de en 20ste eeuw. Dat vind ik raar! Want alleen in de 17/18de eeuw al had je ook nog beroemde kunstenaars als Maria van Oosterwijck en Rachel Ruysch, net als Clara Peeters gespecialiseerd in stillevens. Dat gebeurde vaak noodgedwongen omdat vrouwelijke kunstenaars allerlei beperkingen kregen opgelegd die voor mannen niet golden. Ik schreef daarover al eens n.a.v. een expositie in Parijs van Artemisia Gentileschi, één van mijn favorieten.

Neem bijvoorbeeld de superklasse bloemstillevens van Rachel Ruysch (1664-1750). Die vind je in musea over de hele wereld. Haar schilderijen brachten tijdens haar leven regelmatig meer op dan er voor werken van Rembrandt ooit betaald was. Die hoort toch gewoon bij de Onsterfelijken? Er ligt een schone taak bij de Kunstweekorganisatie om die Galerie eens goed op te schonen. Meer vrouwen erin, kwaliteit genoeg!

Bij de 90 genomineerden voor de verkiezing van Kunstenaar van het Jaar is het gelukkig beter. Bijna 30 ervan zijn vrouw. Waarbij dus ook mijn naam. De eerste publieke stemmingsronde is nu voorbij. Twintig namen blijven er over. Of ik daarbij zit? Afwachten maar, de lijst wordt binnenkort bekend gemaakt. Een intrigerende vraag is nu natuurlijk wel wie van al die vrouwen in de hopelijk pas verre toekomst die Galerie der Onsterfelijken meer in evenwicht gaat brengen. Tot volgende week.

TOOS.

www.toos.biz

www.toosvanholstein.nl

YouTube  http://bit.ly/ij4Pag