Tagarchief: Rijksmuseum

“Maar ik troost er mij mee, dat ’t beter is om te worden bestreden dan … genegeerd”


De wonderbare kronkelwegen der kunstgeschiedenis. Die kwamen hier vorige week al ter sprake vanwege ‘Vermeer’ in het Rijksmuseum. En nu spelen ze opnieuw een rol.

Suze Robertson in haar atelier

Begin deze eeuw kwam ik haar naam + kunstplaatje voor ’t eerst ergens tegen. Maar vraag me niet meer hoe of wat, geen idee. Drie jaar geleden zag ik voor het eerst in werkelijkheid één schilderij van haar. In het Singermuseum te Laren. Afgelopen december werden dat er al een paar. Ook in Laren. Bij de expositie ‘De moderne vrouw’ (lees hier maar) . Maar wat weken geleden raakte ik helemaal overtuigd van haar talent en kunnen aan de hand van heel veel werken. In het Haagse museum Panorama Mesdag bij de prima tentoonstelling: ‘Suze Robertson, Toegewijd, Eigenzinnig, Modern’ (tot 5 maart). Daardoor heb ik er nu een nieuwe schildersheld bij gekregen! Die Suze Robertson dus (1855-1922). Van top tot teen Nederlands, ondanks haar naam.

drie jaar geleden in het museum Singer, Laren
afgelopen december, ook in Laren, een zelfportret van Suze Robertson
en nu de uitgebreide expositie over haar

Absoluut een dijk van een wijf. Want krijg ’t maar gedaan om in 1878 als eerste vrouw aan te schuiven in de alleen door mannen bevolkte naaktklas van de Rotterdamse academie. Vrouwen die op de academie naar naaktmodel zouden tekenen, gezeten tussen de mannelijke studenten? Hallo zeg, volstrekt ondenkbaar! Dat was puur mannenwerk! Maar Suze kreeg ’t voor elkaar, ondanks zelfs publiekelijke protesten van die mannen.

Suze Robertson, Lena, olieverfschilderij 153-85 cm (1903-07), zeer bijzonder voor die tijd, een naakt geschilderd door een vrouw

Nog zoiets. Vindt ’t in 1892 als vrouw maar normaal dat je blijft werken als je trouwt, ook nog op door jou voorgestelde huwelijkse voorwaarden! Want echtgenoot Richard Bisschop, ook schilder, deed altijd zo lang over een werk dat hij financieel nauwelijks wat binnenbracht en vooral schulden had.  Suze hechtte duidelijk aan haar financiële onafhankelijkheid. Dat ze haar werk bleef ondertekenen met ‘Suze Robertson’ zonder daar als vanzelfsprekend ‘Bisschop’ tussen te plakken?  De vraag stellen is ‘m beantwoorden. Bedenk dat het eind 19e eeuw is. Een dijk van een wijf dus.

de expositie in Panorama Mesdag
Suze Robertson, Portret van Adolphe Boutard, zwart krijt op papier (1884-89)

Maar daar ging vanzelfsprekend van alles aan vooraf. Als kind toonde Suze al een groot tekentalent. Wat er uiteindelijk toe leidde dat ze zich in 1874 mocht laten inschrijven aan de opleiding voor tekenleraren van de Academie in Den Haag. Overigens iets dat voor vrouwen pas mogelijk was vanaf 1872. Tekenleraar werd ze dan ook. Maar haar kunstenaars DNA bleek te sterk. Ze moest en zou zelfstandig kunstenaar worden. Dus bleef ze naast een paar achtereenvolgende leraarsbanen dat talent verder ontwikkelen, vooral bij het schilderen met olieverf. Want wat deed je op die tekenacademie vooral? Tekenen.

Suze Robertson, Meisjeskopje, zwart krijt op papier (1895-98)
Meisje met boek, zwart krijt op bewerkt papier (1908)

27 Jaar oud zette Robertson in 1883 een punt achter het leraarsbestaan en de bijbehorende financiële zekerheid. Ze ging de onzekerheid van het onafhankelijk kunstenaarsbestaan aan! In die tijd een ontzettend dappere stap. Een stap in een door mannen gedomineerde kunstwereld.

curieus schilderij van Willem Bastiaan Tholen (tekenavond in Pulchti Studio, 1888-89) met rechtsachter zittend Suze Robertson en linksachter het hoofd van haar toekomstige echtgenoot Richard Bisschop

Achteraf gezien kun je stellen dat ’t haar is gelukt. Ondanks natuurlijk dips tussendoor, gevoelens van onzekerheid, de ‘ben ik wel goed genoeg’ vraag en een tegenstribbelende maatschappij met ook tegenstribbelende kunstcritici.  Waardoor ze in 1912 nog de woorden schreef voor de titel hierboven: “Maar ik troost er mij mee, dat ’t beter is om te worden bestreden dan … genegeerd”.

Hoe dan ook, door de eigen stijl die ze ontwikkelde, werd ze langzaam aan steeds meer gewaardeerd. Door én kunstkompanen én kunstkopers. Ze kon er uiteindelijk haar bestaan aan ontlenen. Ondanks, of misschien juist wel dankzij het feit dat ze eigenlijk niet in een hokje te plaatsen was.

net als Van Gogh was de arbeider, meestal een vrouw bij Suze, onderwerp van haar schilderijen. Voor mij is deze ‘Aardappelschilster’ beter dan de ‘Aardappeleters’ van Vincent
Aan het spinnewiel, pastelkrijt op papier (1985-86)
Takbreekster (1887)

De zogenaamde Haagse School, met o.a. George Breitner en Isaac Israels, maakte furore in binnen en buitenland met vooral impressionistisch werk, Suze ging daarin niet mee. Door haar speciale kleurgebruik en opzet van haar schilderijen werd ze tijdens haar leven al gezien als de schakel tussen het eerdere Nederlands impressionisme en het latere expressionisme.  Voor de jonge Mondriaan was ze een bron van inspiratie. Voor de jonge vrouw Charley Toorop was ze een rolmodel en zelfs de belangrijkste Nederlandse kunstenaar van de 19e eeuw.

Robertson werkte een bepaald onderwerp vaak meerdere keren en telkens anders uit. Links een olieverf, rechts een pastel
zoals ook hier met de ‘Vischpoort van Harderwijk’
toen Suze de fotocamera ontdekte, nam ze die vaak mee om later de gemaakte foto’s op een geheel eigen manier te interpreteren bij het schilderen

Hoe kan ’t dan dat zo iemand na haar dood min of meer wegzakt in het moeras van de kunstvergetelheid? Terwijl  toch diverse musea en heel veel particulieren werk van haar in hun bezit hadden. Hoe kan ’t dan dat pas 100 jaar na haar dood een eerste grote expositie aan haar wordt gewijd? Dat zijn weer die wonderbare kronkelwegen van de kunstgeschiedenis.

Suze Robertson, In gedachten (1901-03)
Suze Robertson, Kerk te Katwijk (1908-12)

De expositie ontrafelde dat mysterie niet. Net zo min als de bijbehorende voortreffelijke catalogus die op een heel leesbare manier diep in haar leven en kunst duikt. Maar beide, expositie en catalogus, hebben er wel voor gezorgd dat Suze Robertson nu voor mij, een eeuw na haar dood, opnieuw tot leven is gewekt.  Suze is toegetreden tot mijn iconenrij van vrouwelijke kunsthelden. Oh zo!!

expositie van Suze in Larensche Kunsthandel in Amsterdam (1907), tikje anders dan in de huidige galerieën

Tot volgende week.

TOOS

‘Und ein letztes Glas im Stehen‘ bij Vermeers ‘Het glas wijn‘, dankzij Vereniging Rembrandt


Wie ‘Met het Oog op Morgen’ kent, al decennia lang elke avond 11 uur op NPO Radio 1, kent natuurlijk ook de begintune:

“Es wird Zeit für mich zu gehen
Was ich noch zu sagen hätte
Dauert eine Zigarette
Und ein letztes Glas im Stehen“…….

Een prachtig lied van en gezongen door Reinhard Mey.

bij ‘Het glas wijn’ van Vermeer

De laatste regel ging gelijk door me heen bij deze door levensgezel gemaakte foto. Plaats Rijksmuseum Amsterdam, tijdstip 22 uur woensdag 15 februari, expositie ‘Vermeer’, schilderij ‘Het glas wijn’. Een behoorlijk unieke foto, vermoed ik. Want dit gaat de komende maanden vast een stuk moeilijker worden.

detail van ‘Het glas wijn’

We voelden ons dan ook wel bevoorrecht, zelfs een beetje VIP-achtig. Want het Rijksmuseum en de blockbuster-expositie ‘Vermeer’ worden natuurlijk niet zomaar even een avondje vrijgemaakt. Maar wel voor ons als leden van de Vereniging Rembrandt.

Toen die uitnodiging een paar maanden geleden binnenkwam, was de beslissing snel genomen. Gaan!! Een heel goed besluit, zo bleek. Want ga maar na. Al honderdduizenden kaartjes aangeschaft in de voorverkoop. Nog nooit vertoond. En vlak na de opening alles uitverkocht! Zelfs met drie wekelijkse avonden met sluitingstijd 22 uur. Een Vermeer-hype? Hoezo! Terwijl dat, als je naar de kunstgeschiedenis kijkt, helemaal niet in de lijn der verwachting lag. Vermeer is echt een prachtig voorbeeld voor de wonderbare kronkelwegen der kunstgeschiedenis.

Stel namelijk dat je in het Nederland van de eerste helft 19e eeuw als kenner de namen  Vermeer en Rembrandt even achteloos liet vallen in een aangenaam en goed kunstzinnig onder-ons-gesprek. Rembrandt? Oh ja, Rembrandt, de meester! Maar Vermeer? Gigantische kans op glazige blikken.

Eigenlijk ook best begrijpelijk gezien de feiten. Vermeer heeft, als succesvol Delfts kunstenaar, niet meer dan zo’n 45 à 50 schilderijen geproduceerd. Vooral kleine formaten en niet van die imponerende joekels. Daarvan verkoopt hij tijdens zijn leven (1632-1675) zelfs een 20-tal aan één Delftse familie. Zijn schilderijen plezieren dus maar een zeer select gezelschap van liefhebbers. Bezoekers van zijn atelier, ook buitenlandse, had hij meestal nauwelijks iets te tonen. Hoe raakt een kunstenaar dan, ook nog na een vroegtijdige dood op 42-jarige leeftijd, in bredere kringen bekend? Niet dus. Vermeer zakte weg in vergetelheid. Niet als enige trouwens. Denk maar aan veel vrouwelijke kunstenaars.

een van de zalen van de Vermeer-tentoonstelling
net of ‘Het melkmeisje’ even alleen voor mij inschenkt

Maar terugkomend op dat onder-ons-gesprek, stel dat je daarin bij leven en welzijn eind 19e eeuw opnieuw die namen van Rembrandt en Vermeer had laten vallen? Vermeer? Ja, natuurlijk, Vermeer! De oorzaak? Een Fransman. Ja, geen eens een Nederlander maar nota bene  een Fransman. De kunstcriticus Théophile Thoré-Bürger (1807-1869). Die zich in 1842 in het Mauritshuis plots stond te vergapen aan Vermeers ‘Gezicht op Delft’. Wat een ontdekking! Daarover diende geschreven te worden. En aldus geschiedde, met alle onvoorspelbare gevolgen van dien. Zoals de hype nu. Met in de eerste zaal van de expositie gelijk al dat ‘Gezicht op Delft’ (uit 1660-61). Ik wordt bij het zien ervan altijd weer blij.

Vermeer, ‘Het gezicht op Delft’

Waarom? Daarover begin ik maar geen uitleg, dikke boeken zat daarover. In de romancyclus ‘À la recherche du temps perdu’ (‘Op zoek naar de verloren tijd’, begin 20ste eeuw) van Marcel Proust, verdorie alweer een Fransman, valt er van emotie zelfs iemand pardoes dood neer voor dat schilderij.

Het interessante van de expositie is dat in de tweede zaal gelijk Vermeers eerste werken hangen. Die hij maakte na op zijn 20ste als meesterschilder te zijn toegelaten tot het Delftse schildersgilde Sint Lucas. Schilderijen met mythologische en Bijbelse thema’s. Voor zijn latere doen best grote doeken. Maar bij lange na niet de Vermeer van later. Ik durf te stellen dat als hij zo was blijven schilderen we nu geen Vermeer-hype hadden gehad.

die tweede zaal
met daarin ‘Diana en haar nimfen’
en ‘Sint Praxedis’

Maar toen kwamen die prachtig verstilde en technisch volmaakte Vermeer-interieurs. Met hooguit enkele personen erin. DE Vermeer zoals we die nu kennen!

Van te voren was ik nog een beetje sceptisch. Ik had al zoveel van zijn schilderijen gezien. Ook die nog nooit eerder uitgeleende drie werken uit de Frick Collection in New York. Ging ‘Vermeer’ nog iets nieuws toevoegen aan mijn Vermeer-gevoel? Ja dus! Met als toegift natuurlijk nog dat ‘letztes Glas im Stehen’.

Het is een echt prachtige tentoonstelling. Magnifiek ingericht en prima toegelicht. Dichter bij Vermeer ga je niet meer komen. Tenzij je natuurlijk dit doet.

de klimaatklevers een aantal maanden geleden in het Mauritshuis bij ‘Het meisje met de parel’
nu in het Rijksmuseum

Wist je trouwens dat ‘Het meisje met de parel’ in 1881 op een Haagse veiling voor het ongelooflijke bedrag van 2 gulden en 30 cent werd aangekocht door een verzamelaar?

Nog even ter informatie, vanaf 6 maart komen er mogelijk nog nieuwe kaartjes beschikbaar. Iets om met je vinger bij de knop te gaan zitten?

nog een paar foto’s
met hier die twee heel kleine schilderijtjes op de foto hierboven
allemaal tevreden bezoekers/Vereniging Rembrandt leden

En anders vind je via de Rijksmuseum site nog machtig veel interessante beelden en video’s met toelichting. Zoals bijvoorbeeld hier, hier en hier. Tot volgende week.

TOOS

De Zegetocht van De Vaandeldrager


’t Kost wat, maar dan heb je ook iets. Een uitdrukking die, kort samengevat, het antwoord was toen er in 1997 moord en brand werd geschreeuwd bij de aankoop van de ‘Victory Boogie Woogie’. 82 Miljoen harde guldens voor Mondriaans laatste, nog onaffe werk. Maar de rust keerde weer.

Victory Boogie Woogie van Mondriaan, enkele jaren geleden bij een expositie over hem in het Kunstmuseum Den Haag

 Idem dito bij Rembrandts tweeluik ‘Marten en Oopjen’ toen de regeringen van Frankrijk en Nederland gezamenlijk 160 miljoen neerlegden. Nu in eurootjes.

‘Marten en Oopjen’ van Rembrandt, in november 2019 tijdens de expositie ‘Rembrandt-Velazquez’ in het Rijksmuseum

Dus kon je ’t al helemaal uittekenen bij het ophoesten begin 2022 van de €175.000.000 voor ‘De Vaandeldrager’, ook al van Rembrandt. Maar daar kon ie wel tegen, die stevige kerel met Rembrandts eigen trekken die je al sinds 1636 zelfbewust aankijkt.

deel van ‘De Vaandeldrager’

Natuurlijk is ’t bizar dat dit soort gigantische bedragen moet worden betaald voor doeken met wat verf. En zowel bij ‘De Vaandeldrager’ als bij ‘Marten en Oopjen’ ook nog aan een toch al stinkend rijke familie als de Rothschildt’s. Maar ja, als ’t om ‘namen’ gaat, kent de internationale kunsthandel tegenwoordig nog wel veel grotere excessen. Daar staat dan weer tegenover dat ons nationaal cultureel erfgoed, ondanks al die ook steeds weer wegebbende heisa,  wel drie kunsticonen rijker werd.

 ‘De Vaandeldrager’ had trouwens nog een cadeautje in petto. Met vaandel en al doet hij in twaalf etappes een Ronde van Nederland. Twaalf keer staat hij voor ons een potje stoer te doen in elk van de twaalf provincies. Op dit moment in Zeeland. In het Zeeuws Museum in mijn eigen Middelburg.

publiciteitsbeeld van het Zeeuws Museum

Afgelopen zondagmorgen waren levensgezel en ik zelfs om 11 uur persoonlijk uitgenodigd om ‘m te komen aanschouwen. Cadeautje van de Vereniging Rembrandt. Die 25 van de 175 aankoopmiljoentjes heeft bijgedragen. Waarom die uitnodiging? We zijn beiden lid, hebben de Rembrandkaart op zak -een soort museumkaart- en worden daardoor regelmatig gefêteerd op plezante extraatjes. Ik schreef er bijvoorbeeld hier al eens eerder over.

Dat werd in het Zeeuws Museum dus eerst koffie en gebak, daarna een inleiding door museumdirecteur Marjan Ruiter en vervolgens een uitgebreide toelichting op het schilderij door een vertegenwoordigster van de vereniging. En toen, wel zonder vaandel , in optocht achter Marjan aan naar ‘HET SCHILDERIJ’.

Vooraf had ik zo mijn bedenkingen. Ik zag ‘De Vaandeldrager’ namelijk al eens eind 2019 bij ‘Rembrandt-Velazquez’ in het Rijksmuseum.

weer november 2019 toen ik ‘De Vaandeldrager’ even helemaal voor mezelf had in het Rijksmuseum

En nu werd hij, zo had de publiciteit al flink rond gebazuind, geshowd in een heel andere, zeer speciale setting. Opgebouwd uit oude verenigings en processievaandels, recente spandoeken van sociale protesten en nog zo een en ander van kunstenaars. Dat alles onder de titel protest processie parade. Met als achtergrond voor Rembrandts schilderij een muur beschilderd in regenboogkleuren, geïnspireerd op de LHBTQIA+ vlag. Oh jee, als dat maar goed ging! Voor jullie hierbij nog wat huiswerk: vlekkeloos die rij letters uit je hoofd leren en zonder gestamel opnoemen waar ze voor staan! Altijd goed voor een identiteitsdiscussie.

de zaal waar ‘De Vaandeldrager’ hangt, verscholen achteraan
zo piepte ie te voorschijn

Maar mijn bedenkingen verdwenen subiet. Na je inderdaad eerst een weg te hebben gebaand door een kleurrijk banieren, vlaggen en doekenwoud piepte ‘De Vaandeldrager’ te voorschijn. Met zijn eigen ingehouden kleuren tegen die regenboogachtergrond. Maar die uitzonderlijke ambiance werkt wonderwel.

Dus daar stond ie dan, de man van 175 miljoen! In z’n klimaatklever en protestplakkervrije kast. Een loodzwaar ding met kogelbestendig glas en eigen klimaatregeling. Want bij die Ronde van Nederland laat je voor zo’n kostbaar figuur natuurlijk niets aan het toeval over.

en weer had ik hem even helemaal voor mijzelf
even in gesprek met directeur Marjan Ruiter, net achter mij
nog een onderdeel van protest processie parade

Mocht je in de periode tot 28 februari nog een kaartje kunnen bemachtigen in één van de tijdsloten, doen! Dan kun je gelijk speuren naar het vaandel met de tekst ‘Fund Living Artists’ (Steun Levende Kunstenaars). Want had juist in de tijd van de aankoop corona niet de hele cultuursector letterlijk en financieel plat gelegd? Met alle gevolgen van dien voor degenen die daarin hun geld verdienden? Gevolgen die nog steeds sterk merkbaar zijn.

Oh ja, en dan nog even Charley Toorop als een soort running gag. Ik kan ’t niet laten! Haar naam dook al diverse keren op in mijn laatste blogs van januari (hier en hier). Over vrouwen in de kunst. Vandaar een bijna letterlijk huppeltje toen ik die zondagmorgen goed gezelschap voor Rembrandt ontdekte. Want daar was ze in een andere zaal. Zomaar Charley! Het Zeeuws Museum doet mee in de vaart der vrouwelijke kunstenaars!

Charley Toorop, Landschap met korenschoven Zeeland (1933)

Nog meer weten over die stoere vaandeldrager? Laat je dan in 7 minuten via deze video helemaal bijpraten door Taco Dibbits, directeur van het Rijksmuseum.

Tot volgende week.

TOOS

De Vrouwelijke Kunstenaars Blijven Oprukken: deel 2


Vorige week beloofd, dus ik blijf nog even hak-tak-hak heen en weer springen over ‘de vrouw in de kunst’. Aan de hand van die twee tentoonstellingen ‘De Nieuwe Vrouw’ in museum Singer (Laren)  en ‘Vrouwenpalet 1900-1950’ in de Rotterdamse Kunsthal (tot 10 april) en vanwege die onstuitbare opmars van de vrouwelijke kunstenaars uit het verre en nabije verleden. Waarvan dan weer die twee exposities getuigen.

‘De Nieuwe Vrouw’ in Singer
‘Vrouwenpalet 1900-1950’ in de Kunsthal, bij de mij nog volstrekt onbekende Mies Elout-Drabbe
de jubileum uitgave

Een opmars waarvoor in 1971, zo zou je terugkijkend kunnen constateren, het startschot klonk. Waarom juist 1971? Omdat toen, tijdens de tweede feministische golf, in de VS het nu zo beroemde essay ‘Why Have There Been No Great Women Artists?’ werd gepubliceerd. ‘Waarom Zijn Er Geen Grote Vrouwelijke Kunstenaars Geweest?’, geschreven door kunsthistoricus Linda Nochlin.  Met centraal de vraag waarom het vrouwen al eeuwen lang heel moeilijk was gemaakt om, net als mannelijke kunstbroeders, beroemd te worden en te blijven. Goede timing trouwens van Nochlin, de tijd was er blijkbaar rijp voor. Want ze veroorzaakte heel wat reuring. Dit essay is zelfs zo beroemd geworden dat er begin 2021, vijftig jaar na publicatie, een speciale editie van uitkwam.

Op de kunstacademie kreeg ik van dat alles totaal niks mee.  Daar was ’t gewoon alles mannen wat de kunstgeschiedenisklok sloeg. Pas zo tegen het jaar 2000 kwam die historie van de weggepoetste kunstvrouwen langzaam op mijn netvlies. Wat wil je ook, eerst mijn onderwijsbaan en daarna mijn eigenste kunstcarrière.  Beide tijd en energievretend.

 Maar mee door Linda Nochlin liep ik een paar weken geleden toch maar mooi rond op die twee exposities. Of zij zich had kunnen vinden in ‘De Nieuwe Vrouw’ met als onderwerp de veranderende wereld en het veranderende vrouwbeeld begin 20ste eeuw? Ik betwijfel dat zeer. Daar in Laren hadden ze er wel erg veel schilderijen van mannelijke kunstenaars voor nodig! Met bijvoorbeeld deze dissonant.

werk van Jan Sluijters (rond 1920)

Want moet dit nou die Nieuwe Vrouw voorstellen? Dat is toch gewoon een stoeipoes zoals een man die graag ziet? Zo waren er wel meer missertjes. Maar gelukkig hing er ook nog kunst tussendoor van vrouwen uit die tijd. Van vrouwen die de laatste decennia voor mij ook steeds meer zijn gaan leven . Zoals de vorige week al genoemde Jacoba van Heemskerck, Thérèse Schwarze en Suze Robertson. En natuurlijk Charley Toorop. Maar ook de tegenwoordig  langzaam op de bekendheidsladder stijgende Else Berg (1877-1942) en Alida Pott (1888-1931).

Thérèse Schwarze, Jonge Italiaanse vrouw met de hond Puck (1884-85)
Suze Robertson, Vispoort te Harderwijk (1914)
Charley Toorop, Zelfportret met drie kinderen (1929)
Else Berg, Mystieke vijver(1915)

Twee dagen later volgde de Kunsthal. Met, wat een verrassing, alweer Jacoba, Else, Alida. Oh ja, en natuurlijk Charley!

Alida Pott, Naakt (aquarel op papier)
Charley Toorop, vroeger werk waarin ze duidelijk bezig is haar stijl nog te zoeken

Nou ja, verrassing? Niet echt. Want als je na veel prima kunsthistorisch spitwerk een grote groep van 24 vrouwelijke kunstenaars uit zo’n beetje dezelfde periode bij elkaar weet te brengen, zitten daar allicht de usual suspects bij.De zo langzamerhand geijkte hap, de vaste prik. Naast ook onverwacht veel echt onbekenden. Hoewel, onbekend?

zelfportret van Lou Loeber (1921)

Dat gezicht op het schilderij hierboven, dat kende ik toch? Maar die naam Lou Loeber (1894-1983)? Ik had er, zoals je dat in de politiek tegenwoordig uitdrukt, even geen actieve herinnering aan. En toch, ja hoor, daar kwam ie! In Laren. Ook zo’n gezicht.

zelfportret Lou Loeber 1920

Dat beeld had ik wel actief opgeslagen. Je bent ten slotte beeldend kunstenaar of niet.  Maar die naam? Nee, die had ik nog niet actief ingekerfd op mijn harde schijf. Nu wel. Nog zo’n dubbelaar? Zelfs een letterlijke.

in Laren
in de Kunsthal bij 2 beelden van Charlotte van Pallandt met op de voorgrond precies hetzelfde beeld als in Laren

Twee gelijke afgietsels van een beeld van de altijd wel bekend gebleven Charlotte van Pallandt (1898-1997). Ken je dat iconische beeld van Koningin Wilhelmina? Dat in die dikke, wijd uitlopende winterjas waarin ze bijna helemaal verdwijnt? Charlotte dus!

het bronzen beeld van Wilhelmina in Den Haag
uitgave over Suze Robertson n.a.v. de expositie in Panorama Mesdag

Die ‘vaste prik’ ligt ook wel voor de hand. Want hoe groot is nou eigenlijk die groep vrouwen waaruit je kunt putten? Dus miste ik in de Kunsthal wel Suze Robertson (1855-1922), in haar tijd gekend en vernieuwend maar daarna weggezakt. Net ook als Thérèse Schwarze. Maar gezegend zij Panorama Mesdag in Den Haag! Daar heeft Robertson nu een grote expositie. Een verdiende revival waar ik nog heen moet.

En Schwarze? Recent kocht het Rijksmuseum nog een werk van haar aan. Nu daar te zien in ‘Vrouwen op papier’. Wil ik ook nog heen.

de recente aankoop door het Rijksmuseum: ThérèseSchwartze, portret van Thérésia Ansingh

Al die ooit sterk mangerichte museumclubjes kunnen dus niet meer om de oprukkende vrouwelijke kunstenaars heen . De noodzakelijke inhaalslag is gaande. Mag ook wel, want wat bleek uit onderzoek? Maar 13% van de kunstverzameling in de Nederlandse musea is afkomstig van vrouwen. Reden voor diepe schaamte. Maar nu zijn ze echt bezig hun best te doen. Kijk naar het Stedelijk Museum in Amsterdam. In de nieuwe collectiepresentatie over de periode 1880-1950 is er, zo zegt een persbericht, speciale aandacht voor vrouwelijke kunstenaars. Jippie! Mag jij raden wie daar weer bij zitten. Thérèse Schwarze, Jacoba van Heemskerck, Else Berg. Oh ja, en natuurlijk ook Charley Toorop!

Tot volgende week.

TOOS

Dood of Levend, de Vrouwelijke Kunstenaars Rukken Op


Het een roept het ander op. Eerst het een. ’t Was even goed plannen maar het lukte, twee bezoeken vlak na elkaar aan twee tentoonstellingen over en van vrouwen.’De Nieuwe Vrouw’ in het Singer in Laren en ‘Vrouwenpalet 1900-1950’ in de Rotterdamse Kunsthal .

‘De Nieuwe Vrouw’ in museum Singer (nu al wel voorbij)
‘Vrouwenpalet 1900-1950’ in de Kunsthal in Rotterdam

Overigens maar twee van alle museale exposities over vrouwen tegenwoordig. Want bijvoorbeeld  ‘Vrouwen op papier’ in het Rijksmuseum staat nog op mijn verlanglijstje. ’t Moet echt niet gekker worden met al die kunstvrouwententoonstellingen, zowel hier als in het buitenland. Maar dat komt straks aan bod. Eerst even verzuchten ‘eindelijk, eindelijk’. Eindelijk die broodnodige inhaalslag. Eindelijk hebben museumconservatoren de laatste jaren door dat de kunstgeschiedenis deels moet worden herschreven. De vrouwelijke kunstenaars, dood of levend, ze rukken op!

leek me wel leuk, een detail van het beroemde schilderij ‘De vrijheid’ van Eugène Delacroix, met het vrouwelijke symbool Marianne als aanvoerder bij de strijd van de Franse revolutie in 1789

En dat ander dat door het een kwam? Mijn door die twee exposities opborrelende herinneringen aan artikelen die ik jaren geleden schreef voor het Holland Côte d’Azur Magazine. Het elk kwartaal verschijnende, full colour tijdschrift van De Nederlandse Club aldaar. In dat Magazine heb ik namelijk ver voor die vrouwentrend van nu de geschiedenis van de telkens weer door mannen verdrongen vrouwelijke kunstenaars al toegelicht.

compilatie van voorkanten van het Magazine

Eerst toch die club nog maar even. Dit wordt echt een van de hak op de tak blog. Ik werd al snel lid toen ik vanaf 1994 regelmatig een aantal maanden op telkens andere locaties ging schilderen aan die heerlijke Côte d’Azur.  Waar ik in 1997 in Nice zelfs mijn eigen atelier kon verwerven. Gevolg: in 2004 vroeg de hoofdredacteur van dat Magazine me zomaar of ik heel misschien, eventueel, indien mogelijk, genegen zou zijn om elk kwartaal een drie tot vier pagina’s groot artikel te leveren voor de Kunstrubriek. Oeps! Maar daarna toch ook al snel ‘nou, prima, als er maar plaatjes bij kunnen’. ’t Ging ten slotte wel om beeldende kunst! Echt een heerlijk nieuwe uitdaging, met de pen in plaats van het penseel. Met heel veel plezier heb ik dat gedaan, van 2005 tot begin 2012. Elk kwartaal weer.

de 1e pagina van mijn laatste bijdrage in 2012
met als afscheidscadeau een heerlijk etentje in een bekend restaurant in Nice en een afscheidsinterview

Zo kon ik ook gelijk helemaal legitiem eieren leggen over ‘de vrouw in de kunst’, een onderwerp dat me toen al na aan het hart lag. Eieren over de, stevig onderkoeld uitgedrukt, niet altijd zo geweldige positie van de vrouwelijke kunstenaar in een eeuwenlang door mannen gedomineerde kunstwereld. In mijn tweede bijdrage, april 2005,legde ik gelijk al zo’n ei: De Vrouw in de Kunst deel I. Want toen al wist ik, er gaan er meer volgen. Die aflevering begon als volgt.

‘U kent dat spelletje wel! Je krijgt een rijtje namen voor je en je moet raden welke namen daarin niet thuishoren. Hier komt in willekeurige volgorde zo’n rij: Botticelli, Da Vinci, Gentileschi, Rembrandt, Matisse, Leyster, Picasso, Caravaggio, Cézanne en Vermeer.’

Voor de actualiteit vanwege die exposities ‘De Nieuwe Vrouw’ in Laren, ‘Vrouwenpalet 1900-1950’ in Rotterdam en ‘Vrouwen op papier’ in het Rijksmuseum pas ik dat rijtje wat aan. Met namen van alleen Nederlandse kunstenaars. Rembrandt, Van Heemskerck, Hals, Van Gogh, Schwartze, Vermeer, Mondriaan, Israëls, Toorop, Appel. Welke drie namen van deze in hun tijd allemaal en deels ook nu nog beroemde, zoniet wereldberoemde kunstenaars zouden hierin niet thuishoren? Ik help even met hun voornamen: Jacoba, Thérèse en Charley. Behorend bij achtereenvolgens Van Heemskerck (1876-1923), Schwarze (1851-1918) en Toorop (1891-1955).

Alledrie vrouwen met kunstwerken in zeker twee van die drie net genoemde exposities. Ken je ze? Of zit je nee te schudden? Hieronder hun foto of zelfportret.

Jacoba van Heemskerck voor de schildersezel

Jacoba van Heemskerck, na jaren in het schemerdonker nu toch wel beschouwd als één van de belangrijkste Nederlandse expressionisten.

zelfportret van Thérèse Schwarze

Thérèse Schwarze, in haar tijd de succesvolste Nederlandse portretschilder bij wie het geld met volle bakken  binnenkwam en die nu pas weer opnieuw waardering begint te krijgen.

zelfportret van Charley Toorop

En Charley Toorop met haar kenmerkende stijl van wie nu eindelijk het Rijksmuseum recent een schilderij heeft aangekocht.

Want daar is namelijk vorig jaar het ‘Vrouwen van het Rijksmuseum Fonds’ opgericht. Lees maar wat de directeur Development&Media daarover zelf schrijft.

‘Zowel in de geschiedenis als in de kunst worden vrouwen als uitzondering op de regel gezien. Hun aandeel is in werkelijkheid echter veel groter dan tot nu toe bekend of beschreven is. Dankzij de genereuze steun van particulieren en de oprichting van het fonds, kunnen we hiernaar onderzoek doen en verhalen toevoegen om het beeld bij te stellen.’

de expositie ‘Vrouwen op papier’ , nu in het Rijksmuseum in Amsterdam

Hoelang zijn ze daar bij dat belangrijkste museum van Nederland in godsnaam in winterslaap geweest?

Nog even opnieuw een hak-op-het-takje. Stel nou eens dat ik Robertson (Suze), Pott (Alida), Berg (Else) of Loeber (Lou) in dat rijtje namen had gezet. Hoeveel van hen ken je? Oei, oei! Dat geldt trouwens voor mij ook. Want dit kunstvrouwenverhaal loopt in lengte weer eens volledig uit de klauw. Komende keer maar verder dus. Hier een paar fotografische voorproefjes.

Tot volgende week.

TOOS

Met de Rembrandtkaart in de hand komt men door -bijna- gans Museumland


voorkant van de Rembrandtkaart 2022
‘De vaandeldrager’ van Rembrandt

‘De vaandeldrager’ van Rembrandt gaat binnenkort uitgebreid op reis door Nederland. En in deze blogaflevering ga ik op een kunstige reis langs Den Haag, Amsterdam, Arnhem, Assen, Leeuwarden en Axel. De verbinding tussen dit alles? De Vereniging Rembrandt en haar Rembrandkaart. Daarom leek bovenstaande titel, als parafrasering van het aloude ‘met de hoed in de hand komt men door het ganse land’, me wel toepasselijk.

Die Vereniging (https://www.verenigingrembrandt.nl/nl ) heeft al sinds 1883 het doel heeft om behoud, restauratie en uitbreiding van ons kunsterfgoed te ondersteunen.  Met particuliere fondsen en giften die er zijn ondergebracht.

een pagina van de website van de Vereniging Rembrandt

Een doel dat ik als persoon, als kunstenaar en als lid samen met zo’n 16.000 anderen volledig ondersteun. Persoonlijk krijg ik er ook nog wat voor terug. Zoals die Rembrandtkaart. Een soort Museumkaart maar dan anders. Met z’n allen echter krijgen we die Vaandeldrager-rondreis door al onze provincies cadeau. Omdat de Vereniging Rembrandt vorig jaar financieel heeft bijgedragen aan de verwerving van dat schilderij door het Rijksmuseum.

En dit jaar? Eind januari stond ik in het Kunstmuseum Den Haag voor dit onderdeel van een drieluik van Paula Rego (lees deze aflevering maar). En wat bleek in maart? Met ook weer financiële steun van de Vereniging Rembrandt heeft het museum dit werk kunnen aankopen. Die expositie bezocht ik natuurlijk gratis met mijn Rembrandtkaart . Net zoals trouwens Museumkaart-bezitters dat konden. Maar niet onaardig, levensgezel en ik betalen, als zogenaamde duo-gezellen van de club met elk een eigen kaart, minder dan voor twee Museumkaarten. Waarbij we dus ook nog eens bijdragen aan ons cultureel erfgoed. Mooi toch? Zeker ook vanwege nog veel andere extraatjes.

een grote Rijksmuseumzaal even helemaal voor ons alleen, samen dan wel met Marten en Oopjen van Rembrandt

Wat voorbeeldjes? Die foto hierboven. Een speciale avond enkele jaren geleden in het Rijksmuseum,  voor alleen Rembrandtleden.  Waarbij we ‘Marten’ en ‘Oopjen’ van Rembrandt op een bepaald moment helemaal  alleen voor onszelf hadden. Of de speciale lezingen over kunst. Of al mogen rondlopen in het gedurende vijf jaar lang verbouwde en uitgebreide Museum Arnhem voor de officiële opening op 13 mei plaatsvindt . Het museum met een prachtige verzameling 20ste eeuwse realistische kunst. En ook nog eens sterk gericht op vrouwen in de kunst. Een ander extraatje? Het mooie magazine dat elk kwartaal in de bus komt.

voorjaarsuitgave van het R-Bulletin van de Vereniging Rembrandt

Nog een financieel dingetje. Toen ik begin maart rondliep in het Drents Museum bij de expositie ‘Viva la Frida’ betaalden, zo las ik, Museumkaart-houders  € 10 extra. En levensgezel en ik? Niente, nichts, rien! Iets dat ik al vaker meemaakte. Een prachtige expositie trouwens, die Frida Kahlo expositie. Een prima aanvulling op de tentoonstelling vorig jaar in Het Amstelveense Cobra Museum over Frida en haar op-en-af-en-op-liefde Diego Rivera (hier beschreven). Wat foto’ uit Assen.

Ik sta altijd weer verrast van de prachtige exposities daar in Assen. Elke keer weet men er de grote tentoonstellingsruimte ingenieus anders in te richten.

op het bordes van het Princessehof in Leeuwarden

Een paar dagen later al toonde ik trouwens mijn Rembrandkaart opnieuw. In het Keramiekmuseum Princessehof in Leeuwarden. Mijn allereerste bezoek daar. Want sinds ik me in het Italiaanse Gubbio heftig bezig houdt met keramiek vul ik graag kennislacunes op dat gebied op. Wat een prettige noordelijke verrassing, dat museum. Gevestigd in een prachtig 17e eeuws stadspaleis van de stadhoudersdynastie van de Nassau’s. De dynastie waaraan ons koningshuis en dus ook Willem Alexander zijn ontsproten. Ook weer wat foto’s.

Maar, en dat moet ik eerlijk toegeven, af en toe heeft de Museumkaart z’n voordelen.  Zoals bij ‘Museum Het Warenhuis-museum Land van Axel’ in Zeeuws-Vlaanderen. Wel gratis toegang met de Museumkaart, niet met de Rembrandtkaart. Toch wilde ik erheen. Vanwege de Zeeuw Johnny Beerens. Hè, hoe, wat, wie? Die reactie kan ik me voorstellen. Want echt bekend is hij niet bij het grote publiek. Maar wel een fantastisch kunstenaar. Die met heel doordachte, ingewikkelde technieken een soort driedimensionale schilderijen maakt. Schilderij-sculpturen met zee en strand als inspiratiebron. Zijn werk kende ik al wel maar nu was er een overzichtstentoonstelling in dat Museum Het Warenhuis. Eigenlijk moet je zijn schilderijen in ’t echt zien. Maar hier toch ter illustratie een korte video en wat foto’s.

een paar details
detail

Conclusie van dit alles? Ik ga voor de Rembrandtkaart en de Vereniging Rembrandt. Vooral omdat je zo ons beeldende kunst erfgoed mee helpt ondersteunen. Een nobel streven toch? Daar waar de overheid heel erg heeft gesneden. Tot volgende week.

TOOS

K10D Bergen (NH), here I come!


In 2020 kon ’t allemaal niet doorgaan. Iets met een virusje en een pandemietje. Maar nu wel. Dankzij de inventiviteit, denkkracht en doorzettingsvermogen bij fundamenteel onderzoek van een groep slimme wetenschappers.  Daardoor lag de kennis voor een nieuw vaccin voor het grijpen en klinken de fileberichten ’s morgens weer bijna als vanouds. Ook kan nu wel de 10e en dus jubileumeditie van StalKunst9 bij de 28e editie van de K10D van Bergen doorgaan. Van vrijdag 22 tot zondag 31 oktober.

Toch even voor de duidelijkheid, dat K10D staat voor de Kunst Tien Daagse die sinds 1993 jaarlijks in dat bekende kunst en kunstenaarsdorp Bergen in Noord-Holland wordt georganiseerd. Op allerlei locaties binnen en buiten het dorp en ook in Bergen aan Zee. Alleen vorig jaar dus even niet. Maar nu is er dan toch voor de tiende keer die manifestatie Stalkunst9. In een oude koeienstal aan de Voert 9 in het buitengebied van Bergen. Een koeienstal? Toos, wat doe jij in godsnaam in een koeienstal?

een gedeeltelijk overzicht van alle locaties, met midden onder de plek van Voert 9 bij die dichte verzameling vierkantjes

Dat was inderdaad ook de vraag die ik mezelf stelde toen Elisabeth Leyen begin 2018 vroeg of ik aan de door haar georganiseerde  expositie Stalkunst9 wilde meedoen. Hoe ik Elisabeth had leren kennen is een verhaal dat ik hier al eens vertelde. Mogelijk belandt daardoor misschien nog eens een kunstbijdrage van mij in het Rijksmuseum.

samen met Elisabeth in de stal, een paar dagen geleden

Maar om een lang verhaal kort te maken, ik ging met Elisabeth kijken aan de Voert 9, ging door haar enthousiasme en de , zeg maar, uitdagende ruimte overstag en deed in 2018 mee aan de 8e editie van StalKunst9. Naar alle tevredenheid, zowel vanwege de sfeer als het succes. Dus toen ze na afloop te kennen gaf mij er heel graag weer bij te hebben voor haar jubileumeditie wist ik ’t wel. Ja, leuk, doen! 2020 stond in de agenda genoteerd. Dat bleek uiteindelijk typisch een jaar om te deleten. Waardoor ik dus pas een paar dagen geleden opnieuw met mijn bus vorstelijk de stal binnenreed. Naar het achterste deel waar jaren geleden de koeien naar buiten liepen via de grote staldeuren.

mijn bus achterin de stal

Want dat achterste deel is weer ‘mijn’ ruimte. Waar ik kan doen en laten wat ik wil. En waar levensgezel gelijk na het uitladen zijn trapvaardigheid kon tonen. Om die staldeuren te behangen met een aantal blauwbeschilderde banners. Allereerst natuurlijk een prima eyecatcher voor de bezoeker die aan de voorkant binnenkomt. Maar ook een mooie achtergrond voor het grote drieluik dat we er nu op hebben hangen.

’t Was wel wat uren doorpezen om de inrichting voor het overgrote deel op een middag voor elkaar te krijgen, maar ’t lukte. Op openingsdag 22 oktober nog even wat herordeningen en aanvullingen en het volk mag toestromen. De organisatie van de K10D schermt met zo’n 40.000 bezoekers in die 10 dagen. Of die ook allemaal naar StalKunst9 komen? Dat zou wel heel bijzonder zijn. De locatie is in ieder geval elke dag open van 11-17 uur. Waarbij ik ga proberen om ook zoveel mogelijk aanwezig te zijn. Want dat is nou juist een van de leuke aspecten daar. De geïnteresseerde bezoeker persoonlijk te woord kunnen staan. Maar ik wil toch ook graag zelf bezoekertje spelen op de andere plekken. Hoezo nieuwsgierig!

overzicht van de deelnemende kunstenaars aan StalKunst9 met links 2e van boven een van mijn mixed media uit ‘The 70-Series’

Intussen is de publiciteit al wel losgebarsten. In bijvoorbeeld de bij museum en galeriebezoekers ongetwijfeld bekende en altijd gratis verkrijgbare Kunst-&Museumkrant. De Noord-Hollandse uitgave is in een speciaal dik K10D nummer verschenen. Met daarin natuurlijk aandacht voor StalKunst9 en ene Toos van Holstein. Ook op internet kun je jezelf volledig verdiepen in dekunst10daagse.nl . Dat ik daarnaast de komende tijd mee in de bus ga blazen van de social media? Allicht! En let maar op mijn komende blogaflevering.

hier al vast een klein stukje van mijn expositiebijdrage, volgende week meer

Tot volgende week.

TOOS

Ego en hebzucht in Het Nijenhuis


Kasteel Het Nijenhuis in Heino

Een paar weken geleden werd ik door ‘De Achterkant van het Gelijk’ ineens geestelijk geteleporteerd naar Kasteel Het Nijenhuis in Heino en bedacht ik me ook dat ik al vééél te lang geen bioscoop van binnen heb gezien. De menselijke geest maakt dus soms, op het eerste gezicht, rare sprongen. Zoals die naar Het Nijenhuis. Maar die naar de bioscoop ligt meer voor de hand. Want daar hebben vermoedelijk meer mensen last van. Eerst ‘De Achterkant van het Gelijk’.

Dat legendarische tv-programma is namelijk na jaren weer van zolder gehaald en afgestoft. Nu met Alexander Pechtold als advocaat van de duivel, destijds met Marcel van Dam. Marcel dreef toen, in mijn herinnering dan, de deelnemers uit allerlei maatschappelijke sectoren toch scherper naar de rand van de door hen zelf gegraven ethische valkuilen dan Pechtold nu. Maar de formule blijft spannend. Zo ook de aflevering die ik zag met daarin museumdirecteuren die openheid moesten geven over de grenzen van hun besturen en handelen.

de uitzending van ‘De achterkant van het Gelijk’ met de museumdirecteuren

affiche van ‘The last Vermeer’

Eén van de thema’s ging over kunstvervalsingen en één van de directeuren was die van Museum de Fundatie/Kasteel Het Nijenhuis. En laat nu juist in dat kasteel een aantal niet-meer-Vermeers hangen. En laat nu ook net eind vorig jaar een nieuwe film over Vermeer-vervalser Han van Meegeren zijn uitgekomen!Die niet-meer-Vermeers zag ik nog net, met voorgeschreven mombakkes, voor de musea eind 2020 werden gelockdowned. Die film ‘The last Vermeer’ ging spijtig genoeg aan de ook gelockdownde bioscopen voorbij. Daarvoor moet je nu  vanaf je bank online naar de betaalsite Pathé Thuis. Iets dat mij niet zo ligt. Want bij zo’n speelfilm hoort voor mij toch de belevingsmagie van het grote witte doek.

Terug naar Kasteel Het Nijenhuis. Nu een museum, tot aan zijn overlijden het optrekje van Dirk Hannema (1894-1984). Ooit directeur van Museum Boijmans Van Beuningen in Rotterdam. Een egorijke man die eerst werd geroemd en daarna verguisd. Geroemd vanwege de slimme en snelle aanschaf in 1937 van ‘De Emmaüsgangers’ van Vermeer. Een koopje, slechts 540.000 gulden. En na de oorlog verguisd toen duidelijk werd dat hij een ongelooflijk dikke kat in de zak had gekocht.

Hannema op de voorgrond, in bewondering voor zijn fameuze aankoop

Het beruchte verhaal over vervalser Han van Meegeren (1889-1947) is wereldwijd bekend. Over hem en over zijn laatste levensfase gaat die film ‘The last Vermeer’ met daarvan hier de trailer.

In Het Nijenhuis vind je ‘De Emmaüsgangers’ trouwens niet, dat schilderij is nog steeds in bezit van Boijmans. Nee, er hangen een aantal andere ‘Vermeers. Want expert Hannema klopte zichzelf regelmatig op de borst bij weer de ontdekking van een onbekende Vermeer. Ik telde er in de gauwigheid vier. Nu zijn ze getooid met een tekstbordje ‘maker onbekend, toeschrijving door Dirk Hannema aan Johannes Vermeer’. Dit zijn dan trouwens geen vervalsingen maar authentieke werken uit de 17e en 18e eeuw. Door Hannema  in zijn hebzucht aan Vermeer verbonden.

een van de zalen in Kasteel Het Nijenhuis
het schilderij behorend bij bovenstaand bordje
enkele ‘niet-meer-Vermeers’ in het kasteel

Kijken we met de ogen en de kennis van nu, dan vraag je je echt af ‘hoe in godsnaam kun je die werken aan Vermeer toeschrijven?’. Maar diverse museumdirecteuren en kenners van toen wilden koste wat kost Vermeers in huis halen. Want er bestonden al zo weinig werken van Delftse meesterschilder en daarvan hing er ook nog maar een klein aantal in Nederland. Dat moest absoluut veranderen. Niet alleen liefde maakt blind,maar ook de combinatie van ego en hebzucht. Het Rijksmuseum bood Hannema zelfs aan om hun ‘De Liefdesbrief’ van Vermeer in te ruilen voor dat geweldige vroege meesterwerk ‘De Emmaüsgangers’. Wat zullen ze jaren later hebben staan juichen dat Hannema niet op hun aanbod wilde ingaan .

Vermeer, De liefdesbrief (nog steeds in het Rijksmuseum)

In de tussentijd hadden ze trouwens ook zelf nog een Van Meegerense ‘Vermeer’ aangeschaft: ‘De voetwassing’. Voor de soepele prijs van 1, 1 miljoen guldens. ’t Was namelijk zo’n prachtige link tussen het vroege en het oudere werk van Vermeer. Ook typisch weer zo’n geval van blinde hebzucht en ‘wij willen ook’.

De voetwassing, een van de door Van Meegeren vervalste ‘Vermeers’

Nog even weer Kasteel Het Nijenhuis. Dirk Hannema had dat dan in eerste instantie testamentair wel aan zijn hond nagelaten(???????), maar uiteindelijk kreeg de provincie Overijssel het in bezit. Daardoor is het nu een prachtige, te verborgen museumparel met ook nog eens een geweldige beeldentuin erbij.

hier op de brug kon ik mij even kasteelvrouwe wanen
een zaal met werk van Jan Cremer
nog meer moderne kunst in het kasteel
rondom het kasteel in het water en de beeldentuin

Echt een levensgrote aanrader daar in Heino, even zuidwestelijk van Zwolle. Heengaan als ’t weer kan! En wil je nog wat meer achtergrond over Van Meegeren’s vervalsingen? Kijk hier dan maar eens.

Tot volgende week.

TOOS

Mythe, Magie en Mystiek, het Kunstenaarsatelier leent zich er wel voor (III)


Van de Rijksmuseumse Eregalerij vorige keer terug naar mijn belofte over die eenzame monnik aan zijn lessenaar in de week daarvoor. Want die plotsklapse actualiteit van de Gouden Eeuwse vrouwelijke kunstenaars die eindelijk, eindelijk hun eigen plek kregen in de Eregalerij drong zich er even tussen.  Nu verder met mijn schrijfsels over de plek waar toch ook die vrouwen hun schilderijen maakten: het kunstenaarsatelier. Met bijbehorende geschiedenissen en persoonlijke ervaringen. Met de mythen, de magie en de legenden die er vaak aan de haren bij worden gesleept. En met ook mijn eigen werkplekken. In zowel Middelburg als Nice.

bezig in mijn atelier in Nice
het Palais Venise in Nice met op de 1e etage achter de witte balustrade en de draaimolen mijn atelier

Zeg nou zelf, is dat atelier in Nice zoiets speciaals? Een doodgewone kamer in een trois pièces, een driekamer appartement. Maar dan wel in het heerlijk barokke Palais Venise. Alleen de naam al! ’t Is een plek waar ik me heel goed thuis voel. Waar ik me als een monnik kan terugtrekken in mijn cel en me kan afsluiten van de drukte in Nederland. Waar ik de Mediterrané en de beroemde Promenade des Anglais heel dichtbij weet en waar ik helemaal tot rust kan komen. Maar waar ik dus door dat rottige virus nu al een heel jaar niet heen heb gekund. Lees hier maar eens terug hoe ik er vorig jaar maart weg moest vluchten.

illustratie uit de 11e eeuw, gemaakt in de abdij van Echternach
monnik in het scriptorium

Goed, die plaatjes met monniken. Die doen daar wat ik in Nice ook zo graag in alle rust en stilte doe. Gewoon lekker bezig zijn. Zij vooral met het nijver overschrijven en kalligraferen van teksten. Want de boekdrukkunst?  Die liet in die periode van de Middeleeuwen nog honderden jaren op zich wachten. Waar komt, dacht je, de uitdrukking ‘dat is monnikenwerk’ vandaan? Juist, ja! Maar al die ter ere van God beschreven perkamenten bladen werden ook regelmatig verluchtigd met miniaturen. Van heel eenvoudig tot meer kunstzinnig.

al veel mooier, een afbeelding vermoedelijk gemaakt door de beroemde Jan van Eyck rond 1420

Een twee-eenheid tussen tekst en verklarend plaatje. Op die manier werd het scriptorium mee ook een atelier. Simpel weliswaar, maar wel een voorloper van de veel latere schildersateliers.

Maar hoe zat ’t nu eigenlijk ver voor de Middeleeuwen? In de Griekse Oudheid en het Romeinse rijk. Want die hadden toch ook hun kunstenaars. En wat voor! Kijk maar.

Weten we ook iets van hun ateliers? Zoals van de legendarische schilder Apelles of de befaamde beeldhouwer Phidias. Het korte antwoord is, voor zover ik weet, nee. Wel kennen we het prachtige verhaal van de mythische Pygmalion. Die beeldhouwde een zo perfect marmeren beeld van het vrouwelijk lichaam dat hij er zelfs heimelijk verliefd op werd. Gelukkig was daar Aphrodite, de godin van de liefde. Met haar hulp kon hij het beeld tot leven brengen door het zacht op de lippen te kussen. Een moment dat Jean-Léon Gérôme (1824-1904) prachtig verbeeldde.

Maar of hij het beeldhouwatelier historisch een beetje correct heeft weergegeven? Slechte vraag natuurlijk bij deze zeer persoonlijke, romantische 19e eeuwse interpretatie. Pygmalion en zijn Galatea leefden in ieder geval nog lang en gelukkig. Maar dat dit verhaal in de middeleeuwen aanleiding was om dan maar te veronderstellen dat de perfecte vrouwelijkheid alleen kon bestaan dankzij de mannelijke scheppingskracht? Vast eenzijdig denkende mannen die dit idee kregen.

Ook die legendarische Apelles (370-306 v.C.) heeft heel wat kunstzinnige inspiratie op zijn geweten. Maar ja, hij werd in het Romeinse rijk dan ook gezien als de grootste schilder aller tijden. Dankzij beschrijvingen van Plinius de Oudere in zijn Naturalis Historia weten we het nodige over hem en zijn schilderijen. Waarvan niets is overgebleven. Wel zou onderstaande muurschildering uit Pompeï gebaseerd zijn op zijn schilderij ‘Venus Anadyomene’ (Venus oprijzend uit de zee) dat ooit in bezit was geraakt van keizer Augustus.

Een geweldig verhaal over Apelles heeft veel en veel later trouwens nog heel wat kunstwerken door anderen opgeleverd.

Jan Wierix, Apelles en Alexander de Grote

Zo zou Alexander de Grote hem opdracht hebben gegeven om een naaktportret te maken van Campasne, een belangrijke minnares van onze wereldveroveraar. Maar wat gebeurt er? Tijdens het poseren wordt Apelles straalverliefd op Campasne. Als Alexander dit te weten komt en weer op bezoek gaat in het atelier is hij zo sterk onder de indruk van het portret dat hij subiet zijn minnares schenkt aan Apelles als tegenprestatie voor dat schilderij. Of Campasne hierover iets te zeggen had? Goeie vraag! En of het geschetste atelier hier wel klopt? Kleine kans, schat ik zo in. Maar ’t kan nog veel erger.

Willem van Haecht (II), Alexander de Grote bezoekt het atelier van Apelles, in bezit van het Mauritshuis

Ja, ook hier wordt Apelles’ atelier verbeeld.  Kijk maar linksonder waar hij een in dit geval min of meer keurig gekleed poserende Campasne op het doek zet terwijl Alexander in extase toekijkt.

Volgende keer meer over dit curieuze schilderij en andersoortige atelierverhalen. Of? Nee, toch eerst maar Dante700. Tot volgende week.

TOOS

Vrouwelijk Feest in de Schildershemel


foto van de Eregalerij in het Rijksmuseum die ik nam in betere tijden

Of er in het Hiernamaals, Nirwana, Walhalla en de Eeuwige Jachtvelden speciale plekken zijn voor beeldende kunstenaars? Echt geen idee. Maar zo ja, dan had daar een paar weken geleden op de Internationale Vrouwendag vast een luid en duidelijk gejuich opgeklonken. Vooral uit vrouwenkelen. Toen maakte het Rijksmuseum namelijk bekend dat de Eregalerij, zeg maar rustig ‘the place to hang’, verrijkt was met schilderijen van een paar vrouwelijke kunstenaars uit onze Gouden Eeuw. Zomaar ineens twee en een halve vrouw te midden van Rembrandt, Vermeer, Frans Hals, Jan Steen, Jacob van Ruisdael en nog zowat van die wereldberoemde  schilderscoryfeeën. Eindelijk,eindelijk!! Want anders was het Rijks echt over de datum geraakt.

een schilderij van Rachel Ruysch wordt opgehangen in de Eregalerij

Hoe dat zit met twee en een half? Nou, Judith Leyster en Rachel Ruysch ieder helemaal en Gesina ter Borgh half. Half? Komt zo. Op zich nog niet veel, maar toch! Als begin in ieder geval stukken beter dan dat helemaal niks, niente, nada van de laatste twee eeuwen sinds de oprichting van het Rijksmuseum. Van de tijd waarin vrouwelijke kunstenaars een heel dikke mist ingestuurd werden.

Maar nu die halve Gesina ter Borch (1633-1690). Kende je die? Misschien wel haar achternaam. Want vader Gerard ter Borch was al een bekend schilder, maar zijn zoon en Gesina’s halfbroer, ook een Gerard ter Borgh (1617-1681), is degene naar wie heel wat straten in Nederland zijn vernoemd.  En degene waarvan twee en een half schilderijen in het Rijksmuseum zijn te bewonderen. Kijk, weer die halve. Sinds Internationale Vrouwendag hangt er in de Eregalerij namelijk een gezamenlijk werk van Gesina en Gerard.

portret van Moses ter Borch, geschilderd door Gesina en Gerard ter Borch (1667-69)

Een schilderij dat ze maakten in memoriam voor Gesina’s broer Moses (1645-1667). Ook een talentvolle Ter Borgh, zoals zijn zelfportret wel duidelijk maakt.

Zelfportretje van Moses ter Borch (1660 – 61)

Maar hij koos ervoor bij de marine te gaan, in dienst van Michiel de Ruyter. Op 22-jarige leeftijd werd hij een slachtoffer van de Tweede Engelse Oorlog bij de aanval op een fort aan de Engelse kust. Daarna hebben zus en halfbroer hem in dit portret geëerd. Gesina kon dus net als Gerard het penseel uitstekend hanteren. Maar dat bleef alleen bekend binnen de kleine kring van familie en vrienden. Echt naar buiten treden deed ze niet. Haar talent en kunde leefde ze vooral uit in een drietal heel bijzondere albums die gelukkig bewaard zijn gebleven. Albums met gekalligrafeerde liedjes, gedichten, tekeningen, aquarellen, prenten, krantenknipsels en bijvoorbeeld onderstaand zelfportret.

Tot rond 1880 bleven deze boeken familiebezit tot ze uiteindelijk als een kunstzinnige verrassing ter veiling kwamen. Toen sloeg de Vereniging Rembrandt een prachtige slag waardoor ze nu eigendom zijn van het Rijksmuseum. Een heel waardevol en volstrekt uniek onderdeel van de collectie. Hier nog wat voorbeelden eruit.

aquarel/tekening van Moses die heel veel weg heeft van het schilderij dat Gesina en Gerard van hem maakten

Veel meer over die boeken is te beluisteren in deze podcast. Waarin journalist Janine Abbring, de laatste paar jaar ook de interviewer van dat unieke tv-programma Zomergasten, een gesprek voert met conservator Ilona van Tuinen. Echt leuk om te beluisteren. En nu is Gesina dus ineens, heel verrassend vind ik, gepromoveerd naar de Eregalerij. Veel minder opmerkelijk is dat voor Judith Leyster (1609-1660). Alhoewel ook die heel erg lang in die dikke mist moest verkeren. Aan haar gaf ik hier al eens aandacht.

twee zelfportretten van Judith Leyster, op jongere en oudere leeftijd
Judith Leyster, De serenade, het schilderij dat nu in de Eregalerij hangt

Diverse van haar schilderijen zijn lang toegeschreven geweest aan bijvoorbeeld Frans Hals. Al eeuwen lang veel beroemder, ook woonachtig in Haarlem, schilderend in dezelfde stijl en veel meer waard dan Judith. Dus de ondertekening van Judith valselijk overschilderen met die van Frans Hals was een interessant verdienmodel. Reken maar dat er de komende jaren nog wel  meer ‘Leysters’ ontdekt gaan worden.

En die derde vrouw, Rachel Ruysch? Laat ik aan haar nou stom toevallig recent één, twee, drie afleveringen hebben gewijd! Lees maar. Nu wordt ’t afwachten wanneer nog twee andere Gouden Eeuwse coryfeeën de Eregalerij mogen komen opluisteren. Maria van Oosterwijck en Clara Peeters.

schilderij van Maria van Oosterwijck, in de collectie van het Mauritshuis
schilderij van Clara Peeters, in de collectie van het Rijksmuseum

Dat zou pas een echte inhaalslag zijn. Alhoewel, Clara Peeters? Mauritshuis en Rijksmuseum mogen van haar dan twee prachtige stillevens bezitten, ze werkte vooral vanuit Antwerpen. En die stad hebben ‘we’ in de Tachtigarige Oorlog nou net niet kunnen heroveren op die vuige Spanjaarden. Dus mag ze dan wel meedoen in Amsterdam? Maar ach, de Eregalerij is voorlopig toch corona-gesloten  dus ze hebben bij het Rijks nog wel even de tijd om daar over na te denken. Tot volgende week.

TOOS

Een krater op Mercurius en een winnend lot uit een 18e eeuwse loterij


De kans dat er ooit nog eens een krater op de planeet Mercurius naar mij wordt genoemd, schat ik niet overmatig groot in. Maar Rachel Ruysch is die eer wel te beurt gevallen. Zij ’t pas in 2013, dus 263 jaar na haar dood. En dat die krater ook nog maar 64 kilometer in doorsnee meet terwijl Rembrandt er een heeft van wel 700 km? Ach, typisch mannenvoortrekkerij. Maar ook, hoeveel Nederlandse vrouwelijke kunstenaars kunnen haar dit nazeggen? Hier dus het beloofde vervolg op mijn Ruysch-cyclus van de afgelopen twee weken.

detail uit ‘Bloemen in vaas’ van Rachel Ruysch (1700), Mauritshuis
portret van Rachel Ruysch

Eigenlijk is ’t onvoorstelbaar dat ik pas begin jaren 90 voor het eerst over haar hoorde! Maar ja, kunsthistorie en vrouwelijke kunstenaars? Die combinatie was in mijn studieboeken op de academie volstrekt onbekend. Dat is gelukkig anders aan ’t worden. Maar daardoor hoorde ik Rachels naam pas voor ’t eerst zo’n dertig jaar geleden. Uit de mond van mijn schildergenoot Poen de Wijs (1948-2014). Als begenadigd fijnschilder had hij grote bewondering voor de ongelooflijk technische beheersing van Rachel. Poen had regelmatig letterlijk met zijn neus en bijziende ogen boven op haar werk gestaan in het Mauritshuis en wist dus waarover hij sprak. Nu ik ook.

Gekrulde randjes bij verwelkende bloemen, piepkleine vreetgaatjes in bladeren van insecten en die insecten zelf. Dat alles in bloemschikkingen die in werkelijkheid nooit konden voorkomen. Lente, zomer en herfst door elkaar, ’t maakte Rachel niet uit. Alles kon! Geprepareerde bloemen te over in het biologisch museum, de Wunderkammers, van vader Frederik Ruysch (zie vorige week). Zoals ook insecten. Die waren bij honderden, zoniet duizenden, geconserveerd en opgeprikt. Inspiratie genoeg in dat grote huis aan de Bloemgracht in Amsterdam. Dat ook een rol speelt in het boek ‘Frederik Ruysch (1638-1731), op het snijvlak van kunst en wetenschap’ dat in 2018 verscheen.

Frederik Ruysch door Juriaen Pool (1694, Universiteit Amsterdam)

Hing in dat huis misschien ook bovenstaand portret van haar vader? Geschilderd door Juriaen Pool (II), de echtgenoot van Rachel met wie ze, zoals ik al schreef, op 29-jarige leeftijd trouwde en met wie ze tien kinderen kreeg. De laatste zelfs nog toen ze al 47 was. Moet je je voorstellen, 10 kinderen in minder dan 20 jaar. Gemiddeld elke twee jaar negen maanden zwanger. En dan wel gewoon doorgaan met schilderen! Maar krijsende en aan haar rokken hangende kinderen zal ze, vermoed ik, niet zo vaak hebben meegemaakt in haar atelier. Want gezien haar grote populariteit als kunstenaar in Nederland en ver daarbuiten kon ze een paar meiden vast wel betalen. Wat dacht je van de vijftienhonderd harde guldens die een Amsterdamse koopman betaalde voor twee schilderijen. Of van de Duitse bezoeker die het thuisfront per brief informeerde dat hij in haar atelier twee stukken had zien staan voor Cosimo de Medici, de groothertog van Toscane. Of van haar aanstelling in 1708 als hofschilder van Johann Wilhelm, keurvorst van de Palts in Duitsland. Maar daarvoor bedong ze dat ze niet naar hoofdstad Düsseldorf hoefde te verhuizen. Tegen de gewoonte in werd ’t haar toegestaan om in Amsterdam te mogen blijven wonen. Als ze maar elk jaar, tegen natuurlijk een vorstelijke vergoeding, één schilderij voor hem maakte. Goeie deal toch? Manlief Juriaen deed daarbij ook nog een duit in het goed gevulde zakje. Door in 1716 een opdracht voor Johann Wilhelm af te ronden: een portret van Rachel en hem met hun tiende kind.

Zelfportret van Juriaen Pool II (1666-1745 ) met Rachel Ruysch en hun zoon Jan Willem Pool (ontstaan 1708-1716)
Juriaen Pool, Allegorische voorstelling met zelfportret in wezenkleding (want Juriaen was als jongen wees geworden)

Vermoedelijk niet geheel vrij van vleierij had dat zoontje de naam Jan Willem gekregen. Johann Wilhelm werd natuurlijk prompt een gulle peetvader die strooide met kostbare cadeautjes. Alsof het allemaal niet op kon, won Rachel met een zoon samen in 1722 ook nog eens 75.000 gulden in een Amsterdamse loterij. Vijfenzeventigduizend in die tijd! Dat staat nu voor een koopkracht van € 850.000. Euro’s dus, geen guldens.

Rachel Ruysch, Stilleven met bloemen in een glazen vaas (1709), Rijksmuseum
Rachel Ruysch, Stilleven met bloemen op een marmeren tafelblad (1716), Rijksmuseum

Maar Rachel ging gewoon door met schilderen. Tot aan haar dood in 1750, op de hoge leeftijd van 86. Dan is je kunstgen toch wel heel overheersend, dan is schilderen gewoon je lust en je leven. Iets dat ik me persoonlijk heel goed kan voorstellen. Zalig, lekker in je atelier bezig blijven! Daardoor hangt er bijvoorbeeld nog een schilderij van haar uit 1746 in een Heidelbergs museum.

Rachel_Ruysch,_Blumenstilleben (1746), Kurpfälzisches Museum, Heidelberg
Rachel één jaar voor haar sterven, geportretteerd door Aert Schouman (1749)

Wat zou ’t interessant zijn als Rachel Ruysch eens een uitgebreide expositie zou krijgen. In het Rijksmuseum of Mauritshuis, dat doet er niet toe.  Met heel haar kunstzinnige entourage erbij. Zus Anna Ruysch, leraar Willem van Aelst, man en portretschilder Juriaen Pool, oud-oom Frans Post en wie al niet meer. En met natuurlijk ook delen uit de Wunderkammers van vader Frederik. Op te halen in  Sint Petersburg. In het oudste natuurhistorisch museum van Rusland waar zich de privécollectie bevindt van Tsaar Peter de Grote (1682-1725). Die ooit Frederiks legendarische rariteitenkabinet opkocht. Tot volgende week.

TOOS

Moesman en de Museumhonger óftewel de Surrealistische Vrouwen zijn Hot


‘Huidhonger’ mag van mij het mooiste nieuwe woord van 2020 worden. Nu al. Want klinkt dat woord niet heel erg veel leuker dan het door de coronaperikelen zo langzamerhand toch wel erg afgesleten ‘knuffelen’?

Voor mij persoonlijk zou ‘museumhonger’ dan trouwens geen slechte keus zijn voor de tweede plek. Maar zoals gezegd, dat is echt persoonlijk. Want honger naar musea na onze intelligente lockdown zal voor een behoorlijk deel van de Nederlandse bevolking toch even wat minder prioriteit hebben. Dat ik al een paar jaar na mijn geboorte behept bleek met een overmatig groot kunstgen? Tja, iedereen heeft wel ergens een handicap.

mijn museumhonger stillend in het Centraal Museum in Utrecht

Mooi dus dat ik mijn museumhonger sinds kort weer mag uitleven. Ik deed hier al verslag van mijn bezoek aan het Rijksmuseum direct na de lockdown opheffing. Met daarin verwerkt een speciale Efteling-ervaring wat rijen en wachten betreft. Dus toen ik vier dagen later de ingang van het Utrechtse Centraal Museum in de verte zag opdoemen, was ik sterk benieuwd naar de logistieke gang van zaken daar. Geen enkel probleem zowaar. Tijdslot oké, pijltje volgen, het nieuwe ritueel van handjes met gel opschonen, het gratis online-ticket tonen in combinatie met de Rembrandtkaart en op naar ‘De Tranen van Eros- Moesman, surrealisme en de seksen’.

klein deel van ‘De tranen van Eros’

Want daarvoor kwam ik. Zeker omdat Nederlands enige echte en bekende surrealist, de Utrechter Joop Moesman, daarin de hoofdrol speelde. Maar meer nog eigenlijk vanwege de speciale aandacht voor vrouwelijke surrealisten. Een in de kunstgeschiedenis weggeschreven groep kunstenaars die nu extra in de lichtspots werd gezet. Die groep is namelijk de laatste paar jaar ineens heel erg hot geworden in de museum en veilingwereld. En terecht! Daarover later meer.

bij een werk van Leonor Fini, een van de vrouwelijke surrealisten en al jaren een favoriet van me

dat zelfportret uit 1922

Eerst Moesman (1909-1988). Een nogal gecompliceerd mens, maar als jongen al een overduidelijk schildertalent. Dat zegt bijgaand zelfportret wel dat hij op 13-jarige leeftijd maakte met een olieverfkistje dat hij voor zijn verjaardag kreeg van zijn vader. Die, van beroep tekenaar en steendrukker, dat talent natuurlijk wel onderkende.

Rond 1930 ontdekte Moesman het surrealisme. Een tak van kunstsport die ontstond in het Parijs van 1924 op initiatief van schrijver André Breton. En daarna groot werd gemaakt door onder anderen Salvador Dalí, Max Ernst en René Magritte. Mannen allemaal, die nu niet meer uit de musea zijn weg te denken.

reproductie van ‘Bijeenkomst van vrienden’ van Max Ernst (1922) waarop al veel leden van de toekomstige surrealistengroep van 1924

De dromen in ons onderbewuste, waaronder ook seksuele fantasieën, wilden ze zichtbaar maken om op die manier de geest vrij te maken. Vrouwen speelden daardoor een belangrijke rol bij die mannelijke surrealisten van het eerste uur. Maar dan alleen als muze en inspiratiebron. Dat er ook kunstenaars onder hen waren?  Hoezo? Vrouwen waren toch vooral een object om vaak naakt weer te geven in allerlei onbestaanbare, droomachtige vormen in een verder ook surreële omgeving?

onderdeel van de expositie, Salvador Dalí, La mémoire da la femme-enfant (1929)

Max Ernst, La joie de vivre (1936-37)

René Magritte, La race blanche (1937)

Toen Moesman voor het eerst zwart-wit foto’s van die schilderijen zag, wist hij ‘t. Dit wil ik ook. Onder de noemer van surrealisme kon hij de gecompliceerde gevoelens kwijt waar hij mee zat. Zoals bijvoorbeeld zijn niet altijd even makkelijke verhouding met vrouwen. Een volgens de verhalen nogal dominante moeder, een verloofde die van haar ouders niet met hem mocht trouwen en daarbij nog zijn hang naar sadomasochisme. Nou, dan kon je in het calvinistische Nederland van de jaren 30 je borst wel natmaken voor een schandaaltje hier en een schandaaltje daar als je dat in schilderijen verwerkte. Zoals in 1933. Toen de directie van Amsterdamse Stedelijk Museum bij een tentoonstelling onderstaand schilderij verwijderde.

Moesman, Namiddag (1932)

Want pervers en onsmakelijk! Dat was het oordeel van pers en bestuurlijke instanties. Wat ze in deze amorfe vorm zagen, zei natuurlijk ook direct heel veel over hun eigen onderbewuste. Wat mij betreft dus gewoon touché voor het surrealisme. Maar Moesman ging onverdroten verder op de ingeslagen weg en heeft nog heel wat iconische schilderijen gemaakt die nu onverbrekelijk verbonden zijn met ons Nederlandse kunsterfgoed. Zoals onderstaande werken waarvan bijna iedereen wel eens het beeld ergens heeft opgepikt.

Moesman, Het gerucht (1937), toen ook al een schandaal waardig

Moesman, Ontmoeting (1932)

Moesman, Avonduur (1962), waarin hij tijdens de seksuele revolutie in de jaren 60 iets durfde te tonen van zijn SM gevoelens

Moesman, Oktober (1965)

Moesman, Zelfportret (1935), geschiilderd toen bleek dat hij van haar ouders niet met zijn verloofde mocht trouwen

Moesman heeft dus een heel intrigerend en prachtig fijnschildersoeuvre nagelaten. Nu een kern in de collectie van het Centraal Museum en ook kern van de echt heel mooie, tot 16 augustus verlengde tentoonstelling ‘De tranen van Eros’. Heengaan!

En de surrealistische vrouwelijke kunstenaars die nu over de hele wereld hot aan het worden zijn? Die moeten toch nog even wachten. Maar dat hebben ze al heel lang gedaan, daar kunnen ze wel tegen. Tot volgende week.

TOOS

Caravaggio en zijn Corona-perikelen


Caravaggio, Narcissus (rond 1598), nu in het Rijksmuseum

’t Zou hier nu opnieuw gaan over mijn Buitenkunst, zo verkondigde ik vorige week. Maar ja, ik kan ook niet buiten kunst. Vandaar een onvoorziene interruptie. De musea mochten namelijk weer open op  1 juni en daar wilde ik dus héééél snel gebruik van maken. Samen met levensgezel trouwens. Die ook zowel binnen als buiten niet buiten kunst kan. Dus zat hij ’s morgens 21 mei, de eerste dag dat er weer kaartjes online geregeld konden worden voor het Rijksmuseum, binnen paraat voor zijn pc-scherm. Want we wilden nog snel naar de expositie ‘Caravaggio-Bernini, Barok in Rome’, die  op 7 juni zou eindigen. En ja! Het lukte om met onze Rembrandtpassen twee gratis toegangsbewijzen te scoren voor dinsdag 2 juni. Binnen het tijdslot van 14.15-14.30 uur. Want zo zijn tegenwoordig de regels in het corona-museumspel en zo moet ’t gespeeld worden. Online met een tijdslot en niet anders.

Bernini, Medusa (rond 1640), nu in het Rijksmuseum

Wij lopen dus op 2 juni om 14.14 uur het Rijksmuseum binnen. Dat soort logistiek vernuft laat ik altijd met een gerust hart aan levensgezel over! Kaartjes worden gescand, Rembrandtkaart getoond, handjes ontsmet en doorlopen naar die expositie. Ja, had je dus gedacht! In de grote hal stond al een soortement rij. Want ‘rij’ is tegenwoordig met die 1,5 meter toch wel een wat diffuser en ongeregelder begrip geworden.

 Enigszins in twijfel sluiten we aan. Maar die twijfel verdween snel toen een museummedewerker, laat ik die nr.1 noemen, aan ons een verzoek had. Of we wilden kijken hoe laat ’t nu was en hoe laat we de expositie binnen konden lopen opdat we onze wachttijd aan een aldaar geposteerde andere medewerker  konden doorgeven. Dat was voor hun nuttige informatie. Nou, natuurlijk! Wel begonnen we toen enige figuurlijke nattigheid te voelen. Dat was helemaal het geval toen we zo’n 6 à 7 minuten later en na een aantal meters terreinwinst een nogal nonchalant tegen een muur geplaatst Efteling-achtig bordje tegen kwamen. ‘Vanaf hier een uur’. Hè? Maar een langslopende medewerker, zeg maar nr.2, wist bij navraag te melden dat dit wel ongeveer klopte.

 De diffuse rij met die grote afstandsgaten schoof inderdaad tergend langzaam op. Medewerker nr.3 kwam langs met klapstoeltjes voor wachtenden die knikkende knieën en vervelende voeten begonnen te krijgen. Levensgezel, die een praatje aanknoopte met medewerker 4 die de klapstoeltjes bij inleveren gelijk weer ontsmette, leerde dat het Rijksmuseum eigenlijk ook in een leerproces zat. Want hoeveel bezoekers kan je in zo’n tijdslot binnenlaten en hoe snel stromen die door in de zalen waar maar weer een beperkt aantal mensen te gelijkertijd mag verkeren? In feite waren we proefkonijnen in een logistiek experiment. Dat Eftelingbordje klopte trouwens. Het duurde inderdaad een uur voor we aan medewerker 5 volgens belofte konden vertellen dat het beloofde uur inderdaad een uur was. Zo bleek de Cruyffiaanse uitspraak ‘dat elk nadeel zo ze voordeel heb’ toch weer op te gaan. Want hadden we in de tussentijd niet in alle rust met diverse museumsuppoosten gezellig een praatje kunnen maken? Iets wat er anders nooit zo snel van komt.

één groot voordeel van het beperkte aantal toegelaten bezoekers, je kunt in alle rust kijken

Caravaggio, De doornenkroning 1603

Bernini, buste van Thomas Baker rond 1637

En die expositie? Hier tussendoor heb ik al met foto’s gestrooid. Interessant, maar geen echte topper. Dat komt ook omdat de allerbeste werken van Caravaggio gewoon vast gespijkerd zitten aan kerkmuren in Italië en op Malta. En omdat Bernini alle Rome-bezoekers natuurlijk al helemaal heeft afgebluft met zijn beroemde, grootse barokfonteinen en beeldengroepen. Daar kom je in ’t museum echt niet meer overheen. Wel was voor mij opnieuw duidelijk dat toch maar enkele Caravaggistische schilders in kwaliteit in de buurt komen van hun grote meester. Zelfs al hingen de topwerken van Caravaggio er dus niet.

Orazio Gentileschi (1563-1639) Judith en haar dienstmeid met het hoofd van Holofernes, rond 1608

dochter Artemisia Gentileschi (1593-1654), De extase van Maria Magdalena

Annibale Caracci (1560-1609), De bewening van Christus 1604

Maar toch mooi dat Nederlander  Hendrick ter Brugghen (1588-1629) daar zeker  bij hoort.

Hendrick ter Brugghen, De ongelovige Thomas, 1622

Hendrick ter Brugghen, Jonge vrouw die een luit stemt, 1627

Hoe dan ook, ik liep toch maar lekker rond  in het net weer geopende Rijksmuseum. En dat ’s avonds op de 21e mei, dus nadat levensgezel ’s morgens die tickets had vastgelegd, bekend werd dat de expositie met alle uitlenen erbij verlengd had kunnen worden tot 13 september? Ach, dat is eigen aan deze telkens opnieuw verrassende coronatijden. Nu hebben anderen ook nog de gelegenheid. Bij een, naar ik hoop, beter logistiek ingespeeld Rijksmuseum. En die Buitenkunst van mij? Tot volgende week.

TOOS

Pandemische Kunstgrepen óf hoe kunst deze Covid-19 tijden veraangenaamt


Wat heeft het enigszins scabreuze middeleeuwse verhaal waarin een wat suffige echtgenoot binnen in een heel groot wijnvat de wand schoonmaakt terwijl zijn aantrekkelijke jonge vrouw staand tegen de buitenkant met haar minnaar de liefde bedrijft, te maken met onze huidige Covid-19 tijden? Nou, flink wat!

Want dat verhaal staat in de ‘Decamerone’ van Giovanni Boccaccio (1313-1375). Het beroemde boek met als achtergrond de zogenaamde Zwarte Dood. De pest die in 1348 Italië teisterde, daarna oversloeg naar de rest van ons continent en uiteindelijk aan een derde deel van de Europese bevolking het leven kostte. Boccaccio verhaalt hoe tien jonge mensen voor een paar weken Florence en het pestgevaar ontvluchten om samen te verblijven in een villa op het platteland.

het gezelschap in de villa, illustratie bij een uitgave van de Decamerone uit 1492

Die periode komen ze door met het elkaar vertellen van verhalen. Tien per dag, tien dagen lang. Een van die honderd verhalen is dus dat over die vrijpartij. Op een of andere manier is ’t altijd in mijn geheugen blijven hangen. Leer de werking van de menselijke geest maar eens te doorgronden!

beeld van het ‘wijnvatverhaal’ uit de film over de Decamerone van Pasolini (1971)

Best logisch dus dat dit boek door mijn hoofd speelde toen ik enkele weken geleden nog in Nice verkeerde terwijl de coronacrisis op ons afstormde. Lees de vorige blogaflevering maar.

Ook weer logisch is dan natuurlijk dat als zoiets zich in mijn grijze hersencellen afspeelt, dit ook onder andere schedeldaken gebeurt. Terug in Nederland ontdekte ik dus een prachtig samenwerkingsproject. Tussen Het Nationaal Theater uit Den Haag, het Internationaal Theater Amsterdam en de VPRO. Sinds 23 maart leest elke dag een acteur een verhaal voor uit de Decamerone. Ze kunnen dus nog even vooruit. En waarmee werd begonnen? Met dat wijnvatverhaal van hierboven! Voorgelezen door Ramsey Nasr.

Ramsey Nasr leest voor

Toeval? Ja! Maar wel een heel leuk toeval. Deze link brengt je naar de video. En alle volgende afleveringen tot nu toe? Die staan hier.

De Decamerone heeft in de loop van de tijd natuurlijk heel wat beeldend kunstenaars geïnspireerd. Een paar voorbeelden.

een werk dat Renaissance-kunstenaar Botticelli maakte n.a.v. een verhaal uit de Decamerone

schilderij uit 1916 dat de groep jongelingen afbeeldt in de villa, gemaakt door John William Waterhouse, een van de bekendste schilders van de kunstenaarsgroep ‘De Prerafaëlieten’

Maar ook cineasten hebben hun kans gegrepen. Zo verfilmde de beroemde en beruchte Pier Paolo Pasolini (1922-1975) in 1971 een aantal verhalen. Waaronder dat over een schilder. Een fragment daaruit, met Pasolini zelf in de hoofdrol, wil ik je natuurlijk niet onthouden.

Hier kun je trouwens de hele film bekijken, zij het zonder ondertiteling. Maar so what. De beelden alleen zijn al prachtig.

In deze surrealistische tijden ontstaan veel meer culturele initiatieven zoals dat van de toneelgezelschappen. Daardoor sprak een recente uitspraak van de Duitse minister van Cultuur Monika Grütters mij heel erg aan: ‘In deze situatie erkennen we dat cultuur geen luxe is die men in goede tijden uitstraalt, maar dat we nu zien hoezeer we het missen als we het een bepaalde tijd zonder moeten doen.’

Ware woorden die me een associatie opleverden met een ver verleden. Met ‘Kunstgrepen’ van Pierre Janssen. Het legendarische kunstprogramma waarbij in de jaren 60 en 70 zo’n beetje half Nederland op zondagavond gekluisterd zat aan de buis. Enkele jaren geleden wijdde ik mijn blog nog aan een expositie over hem in het Stedelijk Museum Schiedam (lees hier maar).

een paar jaar geleden in het Stedelijk Museum Schiedam met een foto van Pierre Janssen op de achtergrond

Nu, met alle musea dicht, galerieën vrijwel alleen op afspraak open, theaters met gesloten deuren en lege bioscoopzalen speelt dat tv-scherm plotsklaps opnieuw een onverwacht belangrijke culturele rol. Gewoon even wat voorbeelden.

– Een virtuele rondleiding in het gesloten Kunstmuseum Den Haag bij de expositie over Breitner en Israël https://www.kunstmuseum.nl/nl/museum/nieuws/virtuele-rondleiding-door-breitner-vs-israels .

– Of korte video’s met het motto  #rijksmuseumfromhome. Gemaakt door curatoren van het Rijksmuseum vanuit hun werkkamer. Over bekende schilderijen. Zoals bijvoorbeeld ‘Het vrolijke huisgezin’ van Jan Steen.

– En wat dacht je van de Europese site operavision.eu waar je gratis volledige opera’s kunt bekijken in ensceneringen vanuit beroemde operahuizen? Zoals Don Giovanni van Mozart door de Opera di Roma.

 

Zelf wil ik me op een eenvoudige manier ook niet onbetuigd laten. Vorige week vermeldde ik ’t al. Coronagedwongen is mijn expositie ‘The 70-Series and More’ bij Vellekoop Kunsthandel in De Lier alleen op telefonische afspraak te bezoeken. Maar sinds 21 maart zet ik nu elke dag een schilderij uit ‘The 70-Series’ op mijn Facebook-pagina en Instagram-account. Daar zijn ze zelfs zomaar dag en nacht te bekijken.

een van de olieverfschilderijtjes van 20-20 cm uit ‘The 70-Series’

een van de mixed media werken van 25-25 cm op alu-dibond uit “The 70-Series’

Blijf gezond en tot volgende week.

TOOS

‘Sesam open u’ met de Rembrandtpas


voorkant van de Rembrandtpas 2020

Ali Baba had in het bekende sprookje die toverspreuk ‘Sesam open u’ nodig om de schatkamer van de veertig rovers te openen. Ik heb in werkelijkheid alleen maar een pasje nodig om zomaar heel veel museale kunstschatkamers gratis voor niemandal te ontsluiten. De Rembrandtpas!

Ja maar, hoor ik al zeggen, dat kan ik met mijn Museumkaart ook. Klopt. Toch heeft de Rembrandtpas ideële en financiële voordelen waaraan de Museumkaart niet kan tippen. Maar dat komt straks. Eerst hoe ik hier op kom. Dat is omdat levensgezel en ik onze Rembrandtpassen de laatste tijd veelvuldig gebruikten. Ik had dit stukje namelijk ook als titel kunnen geven ‘Wat ik zag en waarover ik nog niet schreef’. En dat is best veel.

Als ik naarstig naar een expositie heb toegewerkt, zoals mijn ‘The 70-Series and More’ die nu gaande is bij Galerie Persoon in Eersel, moet ik daarna even stevig afkicken. Met veel lezen en met kunst, hoe gek dat laatste dan misschien ook kan lijken. Maar ja, mijn kunstgenen zijn nu eenmaal sterk overheersend. Dus komen dan de tentoonstellingen aan de beurt waaraan ik niet toekwam tijdens mijn verblijf in die zelf verkozen isoleercel, mijn atelier. Zodoende zwaaiden wij de afgelopen tijd uitbundig met onze Rembrandtpassen op allerlei locaties.

het Prinsenhof in Delft

Bijvoorbeeld bij het Haagse Mauritshuis en het Delftse Prinsenhof, heilige grond voor onze 17e eeuwse Republiek met nog de kogelgaten in de muur van de moord op aartsvader Willem van Oranje. Want de tentoonstellingen ‘Pieter de Hooch in Delft, uit de schaduw van Vermeer’ en ‘Nicolaes Maes- Rembrandts veelzijdige leerling’ over tijdgenoten De Hooch (1629-1684) en Maes (1632-1675) moest ik natuurlijk zien. Beide prachtige en interessante exposities.  Waarbij voor mij die in Delft door de hele aanpak toch won. Het Prinsenhof, waar ik al veel te lang niet was geweest,  bleek ook nog eens een zeer aangename, architectonische metamorfose te hebben ondergaan. Heel goed gedaan.

Pieter de Hooch in het Prinsenhof

Nicolaes Maes in het Mauritshuis, Den Haag

Nog een paar van die museumstops? Beelden aan Zee in Scheveningen met ‘Niki de Saint Phalle aan Zee’. Een prachtig in de duinen verstopt museum met dit keer een, naar mijn smaak, heel rommelige tentoonstelling. Niki de Saint Phalle is beter waard. Maar dat is een komend verhaal .

Beelden aan Zee, verscholen liggend aan de Scheveningse boulevard

een deel van de expositie over Niki de Saint Phalle

In Singer Laren daarentegen werd ik blij verrast met twee heel afgewogen exposities: ‘Spiegel van de Ziel, Toorop tot Mondriaan’ en ‘Van Barbizon tot Bergen’. Wat een heerlijk rustgevende lust voor het oog vergeleken met het kermisgedoe in Scheveningen.

een zaal in Singer Laren nu

in het Singer dit schilderij van Mondriaan, de toren van de Catharinakerk in Zoutelande, die moest natuurlijk op de foto vanwege mijn officiële eerste voornaam Catharina

Waar ik trouwens met mijn Rembrandtpas kon zwaaien tot ik een ons woog was bij Museum Voorlinden in Wassenaar. Maar dat wist ik van te voren. Want dit nieuwe museum is een particulier initiatief van de puissant rijke kunstverzamelaar Joop van Caldenborgh. Gewoon betalen, € 17,50 pp! Niks geen vrije toegang met Rembrandtpas en Museumkaart. Maar absoluut de moeite waard.

Museum Voorlinden met een beeld van Louise Bourgeois

Museum Voorlinden, bij een werk van de door mij zeer bewonderde Anselm Kiefer

En nu dan die ideële en financiële voordelen van de Rembrandtpas, een initiatief van de Vereniging Rembrandt.

Levensgezel en ik hebben er elk één, maar wel aan elkaar gekoppeld. Voor € 110 samen. Tweemaal een Museumkaart? € 140 incl. administratiekosten. Bij Pieter de Hooch in Delft € 5 extra toeslag voor Museumkaart-houders. Met de Rembrandtpas? Niets en niemandal. Bij Niki de Saint Phalle € 3,50 extra met de Museumkaart. Met de Rembrandtpas? Nada, niente.

Bij de Rembrandtpas minimaal twee keer per jaar een speciaal event. Bijvoorbeeld een preview van een komende blockbustertentoonstelling of een speciale avond ergens. Zoals vorig jaar bij ‘Rembrandt en Velàzquez’ in het Rijksmuseum voor alleen leden. Waardoor ik, door handig te zijn, af en toe Rembrandt bijna helemaal alleen voor mezelf had.

‘Rembrandt en Velàzquez’, vorig jaar in het Rijksmuseum

Daarnaast nog driemaal per jaar een speciaal  magazine. En, echt heel belangrijk, de Vereniging Rembrandt steunt regelmatig musea in Nederland bij aankopen voor hun kunstcollecties. Toevallig net de afgelopen weken nog met een belangrijk schilderij van Dirck van Baburen (1595-1624) voor het Centraal Museum in Utrecht.

het aangekochte werk van Utrechter Dirck van Baburen

En voor het Amsterdam Museum een collectie met werk van kunstenaar en uitvinder Jan van der Heyden (1637-1712), ook wel eens de Nederlandse Da Vinci genoemd.

Van der Heyden verbeterde de brandspuit spectaculair

Daaraan mee te kunnen helpen met mijn Rembrandtpas geeft een prettig gevoel. Kijk maar eens bij https://www.verenigingrembrandt.nl/. Tot volgende week.

TOOS

Mannelijk Chauvinisme en Vrouwen in de Kunst


National Museum of Women in the Arts, Washington

In Washington gebeuren ook best wel goeie dingen. Want naast die ‘grab them by the pussy’ president met zijn dikke-vinger-tweets vind je min of meer om de hoek bij het Witte Huis sinds 1987 het National Museum of Women in the Arts. Zo zie je dat God toch best wel een beetje straft. Net dit weekeinde sloot daar  de expositie ‘Women Artists of the Dutch Golden Age’. Over vrouwelijke kunstenaars dus in onze ‘eigen’ Gouden Eeuw. Die overigens in het Amsterdams Museum sinds kort niet meer zo mag heten vanwege doorgeslagen politieke correctheid. Maar dat weten ze dus in Amerika blijkbaar nog niet.

Judith Leyster, zelfportret

Hadden we in de Gouden Eeuw dan ook bekende vrouwelijke kunstenaars buiten Rembrandt, Frans Hals, Jan Steen, Vermeer en nog zo wat beroemde schilders? Ja, natuurlijk hadden we die. Judith Leyster, Clara Peeters, Rachel Ruysch, Maria van Oosterwijck, om er maar een paar te noemen. Maar ja, ze werden in de kunstgeschiedenis heel gewoontjes weggeschreven. Door mannen, om te beginnen in de 19e eeuw. Als gevolg van bijvoorbeeld de Verlichtings-filosoof  Immanuel Kant (1724-1804) die, een beetje voor zich uit filosoferend, stelde dat alleen mannen een genie konden zijn omdat de vrouw te weinig controle zou hebben over haar emoties. En zo wist die andere beroemde filosoof Jean-Jacques Rousseau (1712-1778) ook zeker dat vrouwen over te weinig passie zouden beschikken. Laten dat nou net een paar interessante eigenschappen zijn die in de 19e eeuw aan het geromantiseerde, mythische en geniale kunstenaarschap werden toegeschreven.

Clara Peeters, mogelijk een zelfportret

Maria van Oosterwijck, zelfportret

Gevolg? Vrouwen exit in boeken over de kunstwereld. Zoals in twee heel belangrijke 20ste eeuwse kunstbijbels waarin geen vrouw voorkomt. The Story of Art (1950) van kunstpaus en kunsthistoricus Ernst Gombrich. En Janson’s History of Art (1962) dat bij elke academiedocent op het nachtkastje lag. Vrouwen? Nada, niente! Kun je nagaan hoeveel nog steeds in de kunstwereld functionerende leraren en academici zijn opgevoed zonder ook maar enige kennis over vrouwen in de kunstgeschiedenis.

Maar het tij keert. Vooral omdat in de USA begin jaren 70 vorige eeuw de feministische beweging zich met die kunstgeschiedenis begon te bemoeien. Heel langzaam aan is het besef gegroeid dat er iets goed mis was in die door mannen geschreven historie. Met als gevolg dat er nu de laatste paar jaar ineens de ene na de andere grote expositie over juist die volstrekt genegeerde kunsthoek wordt gelanceerd. Je zou ’t een soort MeToo-beweging kunnen noemen maar dan met vergeten, verwaarloosde en ondergewaardeerde vrouwelijke kunstenaars.

Maria van Oosterwijck, stilleven

Ga maar na. Het oude, beroemde Prado Museum in Madrid toont, let wel, al hun tweede expositie over vrouwen. Maar daar hebben ze dan wel tweehonderd jaar voor nodig gehad.  Onderwerp zijn Sofonisba Anguissola en Lavinia Fontana, kunstenaars over wie ik een poosje geleden al eens schreef (lees maar hier). In datzelfde stukje viel ook de naam van Artemisia Gentileschi, mijn eigen rockstar uit de kunstgeschiedenis. Laat die nu in april een grote overzichtstentoonstelling krijgen in The National Gallery in Londen. En wat doet het Centraal Museum in Utrecht binnenkort? Daar komt een tentoonstelling over surrealisme met, quote, ‘voor het eerst veel ruimte voor vrouwelijke surrealisten als Leonora Carrington en Leonor Fini’. Zoals gezegd, het tij keert: de kunstgeschiedenis wordt terecht herschreven.

Artemisia Gentileschi, zelfportret als de heilige Catharina, te zien in Londen

Leonore Fini, La grange batelie, olieverf

Daarom wordt ’t eigenlijk best wel tijd dat het Rijksmuseum of Mauritshuis die tentoonstelling van ver weg in Washington als voorbeeld nemen. ’t Is toch eigenlijk van de gekke dat je in Nederland met een zaklantarentje moet zoeken naar werk van onder anderen die Judith Leijster, Clara Peeters, Rachel Ruysch en Maria van Oosterwijck. Alleen als je heel goed oplet, zie je er wel eens wat van hangen.

Rachel Ruysch, bloemstilleven, uitgeleend door het Mauritshuis aan het Rijksmuseum voor de expositie Rembrandt-Velazquez

Clara Peeters, stilleven gefotografeerd in het Mauritshuis

werk van Judith Leyster, gefotografeerd in het Mauritshuis

Een goeie reden dus om er zelf zo af en toe maar eens wat blogs over die vrouwen tegenaan te gooien. Leve de Gouden Eeuw en de vrouwelijke kunstenaars van toen! Tot volgende week.

TOOS

Rembrandt 350 Jaar bijna verleden tijd


zo rustig zie je het Rijksmuseum zelden

Nog even en Rembrandt is al weer 351 jaar geleden overleden. Dus komend jaar is ’t uit met de pret van al die speciale Rembrandt exposities van dit jaar. Maar als je snel bent, kun je er nog twee prachtige bezoeken. Tussen alle schildersdrukte door voor de volgende editie van mijn ‘The 70-Series and More’ half januari in Eersel wilde ik daarvoor absoluut tijd vrij maken.

Dus liep ik op een heel speciale donderdagavond rond in het Rijksmuseum bij ‘Rembrandt-Velázquez’ (nog tot 19 januari) en een paar dagen later bij ‘Jonge Rembrandt-Rising Star’ in Leiden (tot 9 februari). Alle twee om verschillende redenen meer dan de moeite waard.

Die donderdagavond was sowieso al bijzonder. Want heb ik op de foto hierboven het Rijksmuseum zomaar helemaal voor mijzelf? Nou, bijna! Levensgezel maakte deze foto terwijl we op dat moment echt de enigen waren in de beginzaal van ‘Rembrandt-Velázquez’. Een kwestie van ‘slim’ rondlopen.

Het was een avond voor houders van de Rembrandtpas. Een soort Museumkaart, maar dan van de Vereniging Rembrandt. Met vergeleken bij de Museumkaart allerlei voordelen als vrij toegankelijke lezingen over kunst en cultuur, speciale toegangsdagen bij speciale exposities, een eigen magazine en nog zowat meer. Nu opende die donderdagavond het Rijksmuseum speciaal de deuren enkel en alleen voor Rembrandtpas-bezitters en kon je tot twee keer toe een boeiend verhaal aanhoren van de samensteller van ‘Rembrandt-Velázquez’. Best aanleiding voor nog weer eens een ander verhaal, die Rembrandtpas. Nu terug naar die eerste zaal.

de beginzaal van ‘Rembrandt-Velázquez’

Met ‘De Vaandeldrager’ waarin Rembrandt zelf in een lekker protserig pak stoer staat te wezen. Ik voelde me, heel eventjes maar trouwens, één van de Rothschilds. Want die niet echt onbemiddelde familie heeft daar al heel lang van kunnen genieten. Maar ze willen ’t nu wel kwijt voor een leuk prijsje. Van de Franse regering echter mag ’t de komende twee jaar het land nog niet uit. Cultureel erfgoed of zoiets. Behalve zoals nu voor zo’n speciale uitleen. Als in die tijd iemand daar minimaal 165 miljoen ophoest, blijft ’t er. Lukt dat niet, dan, zo gaat het gerucht, wil het Rijksmuseum wel een poging wagen. Net zoals enkele jaren geleden bij Marten en Oopjen. Toen ook in het bezit van de Rothschilds. En nu als gemeenschappelijk bezit van het Rijksmuseum en het Louvre hangend naast een paar even grote  portretschilderijen van Velázquez.

alweer alle ruimte

Van Velázquez zag ik een aantal jaren geleden enkele van zijn beroemdste schilderijen hangen in het Prado in Madrid. Indrukwekkend! Maar nu met die twee portretten naast Rembrandt’s Marten en Oopjen? In voetbaltermen, Ajax won overtuigend van Real Madrid. Ik zag het in vooral zwart geklede echtpaar nu voor de derde keer en ze worden steeds indrukwekkender. Zoals Rembrandt allerlei nuances zwart ongelooflijk levendig in de jurk van Oopjen heeft verwerkt is technisch echt ongelooflijk. Minimaal vijftig tinten zwart! Het zwart van Velázquez lijkt daarbij vergeleken zelfs saai en vlak. En dat zegt iets!

Zo worden Velázquez en Rembrandt meer met elkaar geconfronteerd.

en nog eens bij Rembrandts ‘De Staalmeesters’ en ‘De smidse van Vulcanus’ van Velázquez

zelfportretten van Rembrandt en Velázquez

‘Vrouwelijke figuur’ van Velázquez en ‘Lezende oude vrouw’ van Rembrandt

zelfportret van Rembrandt als ‘Apostel Paulus’ en ‘Nar met boeken’ van Velázquez

Als je dat als een soort wedstrijd zou willen zien, vind ik dat over het geheel genomen Rembrandt wint. Hij schildert levendiger, menselijker, vriendelijker. Maar ja, ben ik wel objectief? De schilderkunst uit onze Gouden Eeuw (oeps, politiek correct niet meer helemaal de juiste term, geloof ik) heeft een heel andere basis dan de Spaanse kunst destijds. Even heel wit-zwart: protestantisme tegen katholicisme, burgerij tegen adel, grotere geestelijke vrijheid tegen strenge dogma’s. En dat heeft invloed. Ik vond dit heel mooi geïllustreerd in onderstaande foto.

Eén van mijn lievelings-Rembrandts, Het Joodse Bruidje, naast ‘Christus omhelst de heilige Bernardus’ van Francisco Ribalta, een andere Spaanse grootmeester. Alle twee prachtige werken. Maar geef mij dan in plaats van de overgrote katholieke devotie en overgave toch maar die lieflijke tederheid in gebaar en blik.

 

En die Jonge Rembrandt in De Lakenhal in Leiden? Die komt er nog aan. Tot volgende week.

TOOS

De verkiezing voor de Kunstenaar van het Jaar 2020 is losgebarsten!


Die foto hierboven met een brede glimlach heeft een heel duidelijke, vrolijke verklaring. Want was ik van plan hier deze week nog wat meer over Venetië en de Biënnale te schrijven, haalt de heel prettige actualiteit me in. In mijn achterhoofd wist ik ’t eigenlijk wel, maar in die architectonische wonderstad was ’t echt tot in een zeer verre uithoek van mijn grijze cellen weggedrukt. Wat? De verkiezing van de Kunstenaar van het Jaar. Die start namelijk altijd op 1 juli. Met als uiteindelijk resultaat de bekendmaking van de winnaar begin november. Zij of hij mag zich dan de Kunstenaar van het Jaar 2020 noemen.

 Ik heb er voorgaande jaren al wel vaker over geschreven. Omdat het door de jaren heen geleidelijk aan veranderend kunstpanel mij elke keer opnieuw weer gunstig is gezind met een nominatie. Zo ook nu. Toch mooi van die zo’n 100 museumdirecteuren, conservatoren, docenten kunstgeschiedenis, kunsthistorici,kunstrecensenten en verzamelaars.

Dus zit ik opnieuw in de groep van 90 genomineerde kunstenaars. Met daaronder natuurlijk niet de minsten. Even een greepje. Marlene Dumas, tegenwoordig miljoenen waard. Jeroen Krabbé, jazekers, die heeft de kunstacademie gedaan. Erwin Olaf, de beroemde fotograaf die net een expositie in het Haags Gemeentemuseum afsloot en een nieuwe opende in het Rijksmuseum. Daan Roosegaarde, de regelmatig omstreden kunstenaardesigner die nu een tentoonstelling heeft in het Groninger Museum. herman de vries, ja, zo wil hij zelf zijn naam geschreven hebben, die wat jaartjes geleden het Nederlands paviljoen bij de Biënnale in Venetië tot zijn beschikking had. En daar mag ik, alfabetisch, zomaar weer tussen staan.

Logisch toch dat ik Venetië even voor een weekje opschuif en iedereen graag wil wijzen op die verkiezing: https://kunstenaarvanhetjaar.nl/verkiezing2020/ronde2/? Of je op mij zou willen stemmen ga ik natuurlijk niet vragen. Maar dat ik ’t op prijs stel, ligt vanzelfsprekend wel een ietsiepietsie voor de hand. ’t Zou sowieso al heel leuk zijn als ik in deze ronde kan doordringen tot bij de laatste 25 kunstenaars die dan weer door de mallemolen van het kunstpanel gaan. De komende paar maanden is in ieder geval de keus aan het kunstliefhebbende publiek.

En voor die nieuwe Venetiaanse avonturen?

En deze Venetiaanse foto? Volgende week de oplossing.

Tot volgende week.

TOOS

Venetië, altijd een feessie!


Venice by night

gondelfile bij de Brug der Zuchten, niet doen, zoiets

Als ik vertel dat ik Venetië altijd een feest vind om heen te gaan, krijg ik vaak de reactie ‘maar Toos, dat is een soort Disneyland geworden, daar loopt ’t toch over van de toeristen ‘. Klopt. Zo’30 miljoen per jaar. En dat gaan er vast nog meer worden. Maar toch! Als je de stad kent, en dat doe ik na vele bezoeken zo langzamerhand wel, valt ’t heel erg mee. Gewoon de Venetiaanse varianten van de Amsterdamse Dam en Kalverstraat mijden en zie daar, rust! Want al die dagjestoeristen, 80% van het totaal, willen alleen maar naar de Rialtobrug en het San Marcoplein. Want dan hebben ze Venetië gezien. Denken ze. Ik ben vorige week, toen ik in La Serenissima, de Allerdoorluchtigste, verkeerde dan ook niet één enkele keer op dat plein met al die schijtduiven geweest.

buiten de Kalverstraat

Nee , ik kwam voor de wereldberoemde Kunstbiënnale van Venetië. Die heeft twee kernterreinen. De oude Giardini met heel veel landenpaviljoens en het Arsenale. Het uit de middeleeuwen stammende industrieterrein met zijn indrukwekkende gigantisch lange en hoge hangars. En weet je hoeveel bezoekers daar komen in de Biënnale periode van mei tot november? Ongeveer een half miljoen! In het veel kleinere Rijksmuseum komen er meer. Maar daarover een andere keer. Nu gewoon eerst  ‘mijn’ Venetië, waar ik in de loop der tijden drie keer heb geëxposeerd.

Daardoor maak ik elke keer ook een vaste gang naar het restaurant Aciugetha. Afkomstig van acciuga, Italiaans voor anchovis. Ergens in de jaren 90 aten we daar met een stel kunstenaars na een opening en heb ik een aquarelletje gemaakt voor de eigenaar. Dus moet ik toch regelmatig even controleren of mijn kunstwerk er nog aanwezig is. En ja hoor, ’t hangt er nog steeds. Zelfs op een officiële foto van hun website kon ik het ontdekken. Daar laat ik mijn kunstenaarsego toch graag door strelen.

het plein waaraan het restaurant Aciugheta

bij mijn aquarel daar

Het woord kunst  zou je trouwens wel als een synoniem kunnen zien voor Venetië. Afgezien van de moderne biënnale en alle andere eeuwenoude kunstschatten  is de stad al kunst van zichzelf. Die je dan al wandelend of varend tot je kunt nemen. Want lopen zul je! Geen auto’s, geen brommers, geen fietsen. Alleen de benenwagen en de vaporetto, de waterbus. Heerlijk gewoon. Daar horen natuurlijk ook terrassen bij. En dan niet die aan de Kalverstraat maar gewoon in de wijken waar de echte Venetianen wonen. Zoekt en gij zult vinden.

aan het tekenen op zo’n rustig terras

op een Venetiaans feest tussen de Venetianen met een Venetiaanse vriendin, curator Efthalia Rentetzi

de kade van Giudecca

Dan geniet je daar van je spritz in relatieve rust, want ’t blijven vanzelfsprekend wel italianen waar je tussen zit. Dit keer zaten we veel op Giudecca, een wijk en eiland even buiten alle drukte. Op een terras met het kanaalwater klotsend tegen de kade bij je voeten en een heerlijk uitzicht. Tussen de Italiaanse bambino’s en bambina’s met bijbehorende moeders en grootmoeders. Met de arbeiders die er einde middag hun aperitief komen halen. En de enkele  erheen gedwaalde toeristen. Leven als God in Venetië!

het Canal Grande, gezien vanuit een van de prachtige paleizen

ook het huisvuil moet vanuit Venetië per boot vervoerd worden

zo’n prachtig verweerde muur in Venetië

een zaal in een van de vele prachtige paleizen

hoezo geen rustige plekjes in Venetië?

Oh ja, en die spritz die tegenwoordig zo heel erg in is, overal in Europa, schijnt dus echt uit Venetië te komen. We ontdekten dat drankje daar al weer heel wat jaren geleden. Heerlijk: voor ons 1/3 prosecco, 1/3 bruisend mineraal water en 1/3 Campari. Want met dat wat bittere laatste is ie veel lekkerder dan met die zoetige Aperol. Proost! En tot volgende week.

TOOS

Kunstgedoe en fakenews


zelfportret van de jonge Rembrandt, 1629

Een poosje geleden bracht ik een min of meer verplicht bezoek aan het Mauritshuis in Den Haag. Je weet wel, Rembrandt 350 jaar geleden overleden en dat moet gevierd worden. Ik schreef er al eerder over. In het Rijksmuseum was ik al geweest, maar ‘Rembrandt en het Mauritshuis’ moest nog afgevinkt worden. Dat klinkt dan misschien als een moetje, maar dat is ’t beslist niet. Want het Mauritshuis is altijd de moeite waard en als ze dan ook nog eens al hun ‘eigen’ Rembrandts bij elkaar hangen,wordt ’t helemaal leuk. Dus als je kunt, gewoon gaan. Nog tot 15 september.

Waar het me nu om gaat is het iconische schilderij ‘De anatomische les van Dr. Nicolaes Tulp’. Rembrandts eerste grote groepsportret waarmee hij in 1632 doorbrak.

Een werk waarin je je helemaal kunt verliezen als je er aandachtig naar kijkt. Maar alleen kijken is tegenwoordig niet meer genoeg. Er moet van alles bij. Toeters, bellen, experience dit en dat, brood en spelen, apps. Vooral dat laatste is heel erg in, ook omdat de mobiele telefoon voor velen een soort lichamelijk verlengstuk is geworden. Dat heeft absoluut allerlei voordelen. Maar elk voordeel hep ze nadeel, zoals een beroemd Nederlands filosoof jaren geleden al wist. Nu is er dus ook een app waarmee je die anatomische les in het Mauritshuis driedimensionaal kunt binnentreden. Kijk maar bij dit promotiefilmpje van het Mauritshuis en sponsor Nationale Nederlanden (https://youtu.be/uYUKT6moER4 ).

still uit de video

Toen in het Mauritshuis dacht ik al ‘wat voegt dit nu eigenlijk toe?’. ’t Is leuk, maar hooguit dat, en dan? Is kijken naar het echte schilderij niet veel interessanter dan zo’n namaakgedoe? Maar ja, ik kijk natuurlijk wel als kunstenaar en het schilderij is voor mij ‘experience’ genoeg.

Die gedachte kwam opnieuw in me op toen ik een paar weken geleden het bericht las over de pratende Mona Lisa. Ook al zo’n iconisch schilderij van Leonardo da Vinci en dan nog veel wereldberoemder dan die anatomische les. Probeer er in het Louvre in Parijs maar eens bij te komen. Een aantal jaren geleden maakte ik er deze foto.

En dat gaat daar dus de hele dag zo door. Eigenlijk complete waanzin! Nu heeft een Russische expert aan de hand van één foto van de Mona Lisa haar aan de praat gekregen. Met een ingewikkeld computerprogramma dat blijkbaar gebaseerd is op AI, artificial intelligence (https://youtu.be/P2uZF-5F1wI ).

Ze praat daarin wel, maar maakt nog geen geluid. Een soort ‘talking head’  zonder stem. Gaat dit nu ook een gimmick worden in musea (sorry voor al die Engelse termen, hoe kun je nog zonder)? Ik hoop eigenlijk van niet. Maar ongetwijfeld gaan we door dit soort technieken interessante tijden tegemoet met 100% fakenews.  Gewoon één foto van president Macron en op een volstrekt betrouwbaar medium als Facebook verschijnt een video waarin hij heel natuurlijk in z’n mooiste Frans vertelt dat hij Franse wijn al jaren niet om te drinken vindt. Zoals gezegd, dat worden interessante tijden. Maar laten we in de kunst toch gewoon lekker blijven kijken. Tot volgende week.

TOOS