Krijg de pest óftewel aan welke Heilige gaan we Corona koppelen?


het MAMAC in Nice

Als ik weer eens in Nice verblijf, in mijn nu dus Werelderfgoed-atelier (lees hier maar), is een bezoek aan het moderne-kunst-museum MAMAC gewoonweg verplichte kost. Nu dus ook, wel vlak nadat voor toegang tot Franse musea de passe sanitaire verplicht was gesteld. Zodoende hadden levensgezel en ik bij voorbaat onze internationale QR-code te voorschijn getikt op de CoronaCheck-app. Maar ’t leek ons wel een interessant experiment om te testen of het medisch paspoort ook als voldoende zou worden aangemerkt. In de voorgaande weken was er namelijk voor zowel code als paspoort nergens ook maar enige belangstelling geweest.

Wij dus zwaaien met dat door verre reizen behoorlijk volgestempelde  Gele Boekje. Zoals al die miljoenen Chinezen dat in de jaren zestig deden met het Rode Boekje van Mao om hun Grote Leider onvoorwaardelijke trouw te tonen. Jammer, niet genoeg. Dat Gele Boekje leek een volstrekt nieuw belevenis voor de deurbewaker. Dus maar even die stempels getoond met daarin vetgedrukt PfizerB. Frons, frons op z’n voorhoofd, uitleg van onze kant  en diep nadenken bij hem met positief resultaat. We werden doorgezwaaid. De QR-code kon dus verborgen blijven maar het gezichtsmasker moest wel tevoorschijn worden getoverd.

Museum Het Valkhof in Nijmegen

Daardoor  kwam me ineens mijn laatste museumbezoek in Nederland weer voor de geest. Aan ‘De Pest’ in Museum Het Valkhof in Nijmegen, vlak voor vertrek naar Nice. Vanzelfsprekend een moetje in deze coronatijden. Eigenlijk zou ’t heel toepasselijk zijn geweest om de bezoekers in plaats van dat muilkapje een snavelmasker op te laten zetten. Zoals in vroeger tijden wel werd gedaan door dokters en verplegers als de beruchte Zwarte Dood weer eens rondwaarde.

Dat zou nog wat humoristische sjeu hebben gegeven aan een verder behoorlijk tegenvallende expositie. Die overigens al gepland stond voordat Covid-19 aan z’n wereldreis begon. De pest, die eeuwenlang alsmaar weer opnieuw epidemisch uitbrak, had als onderwerp veel en veel beter kunnen worden uitgediept dan nu gebeurde op die oude kasteelberg van Karel de Grote (748-814). Bij de toegangszaal begon ’t trouwens best aardig. Met onderstaande maatregelen tegen de builenpest toen er in 1664 in Nijmegen weer eens een epidemie was uitgebroken.

Best bekend, toch? Maar daarna? Toen werd ’t de ene Heilige Sebastiaan (gestorven in 288) na de andere. Want hij was blijkbaar een bekend beschermheilige tegen de pest vanwege de vele heidense pijlwonden die hij als standvastig christen had overleefd.

enkele van de te vele afbeeldingen van Sint Sebastiaan in de expositie
Josse van der Baren (1550-1614), De marteling van Sint-Sebastiaan (1597)

Laat ik nu, vanuit de kunstgeschiedenis, altijd gedacht hebben dat de Heilige Rochus (1295-1327) de bekendste was van alle aan de pest gekoppelde beschermheiligen en dat Sebastiaan ergens achteraan in die rij stond. Rochus, de Fransman die in de 14e eeuw pestlijders bezocht, ze soms genas met een kruisteken, zelf de pest kreeg maar door een engel werd genezen en die op oude schilderijen altijd wordt afgebeeld met een pestbuil op een bovenbeen. Maar gelukkig, daar was aan het eind van al die Sebastianen toch ineens nog een Rochus. Zij ’t toch in gezelschap van die man met de pijlen.

Ernst van Schayck III (1567-1631), Sint-Sebastiaan en Sint-Rochus (1600)

‘Gaat ’t dan nu echt beginnen’ dacht ik nog. Komt nu bijvoorbeeld de ‘Decamerone’, die beroemde raamvertelling van middeleeuwer Boccacio (1313-1375)? Geïnspireerd door de grote pestepidemie in Florence in 1348 en eeuwenlang inspiratiebron voor vele kunstenaars. Maar nee hoor, niks geen Decamerone. En ook geen Isaac Newton (1643-1727), de grote natuurkundige, die door een pestepidemie te ontvluchten de wiskunde op een hoger plan tilde en zijn zwaartekrachttheorie ontwikkelde. Niente, nada!

En waar bleven de gevolgen van hoe de Zwarte Dood rond 1350 over Europa raasde en mogelijk bijna de helft van de bevolking doodde. Door alle rangen en standen heen. Heel Europa op z’n gat en niks geen NOW-ondersteuning. De sociale orde totaal ontwricht.  Hongersnoden, mee omdat ook veel boeren stierven. Complottheorieën waarin de joden de schuld kregen van het verspreiden van de pest. Ja, wie anders? Vele duizenden, zoniet tienduizenden werden er vermoord. Vrijwel niets van dat alles kwam ter sprake. Trouwens, complottheorieën? Ja hoor, ook destijds al. Alleen wisten ze toen nog niks van microchips in zombievaccins.

Niet dat er verder niks interessants was te vinden. Maar ’t had echt zoveel beter gekund.

een van de expositiezalen
De Pest in de Leuvense Sint-Jacobsparochie in 1578, een schilderij met veel details over de gevolgen van de pest
een van de vaak slecht uitgelichte en voor mij te laag staande vitrines met handschriften en miniaturen
Theodoor Cornelisz. van der Schuer (1634-1710), Pestlijders in een gasthuis (1682)
slachtoffers van de pest uit de 14e eeuw
de mooie installatie L’amour fou (2018) van Carolein Smit, maar er behoorlijk met de haren bijgesleept
installatie van Baum en Leah (2019) die de bacterieën en microben in ons lichaam moet verbeelden, maar een nuttige toevoeging?

Door die onnodig vele Heilige Sebastianen en die te enkele Heilige Rochus kwam bij mij wel een vraag op. Want moet er door het Vaticaan eigenlijk niet een Corona-beschermheilige worden benoemd? Maar ja, wie oh wie? Zelf denk ik aan de wijze Catharina van Alexandrië. In de middeleeuwen ook als pestheilige aangeroepen maar bijna zeker een fictief karakter dat vermoedelijk gedeeltelijk gebaseerd is op Hypathia van Alexandrië.  Een beroemde vrouwelijke wiskundige/astronoom/filosoof die in 415 werd vermoord door christenen die de wetenschap verwierpen. En laten we nu net onze coronavaccins aan de wetenschap te danken hebben. Terwijl vandaag de dag nog steeds ‘ongelovigen’ diezelfde wetenschap in een kwaad daglicht proberen te zetten.  Interessant toch? Ik ga dus voor Catharina!Tot volgende week.

TOOS

Wat is er eerder, Rutte IV of een nieuwe Kunstenaar van het Jaar?


De Tweede Kamer verkiezingen liggen alweer vijf maanden achter ons en de verkiezing voor Kunstenaar van het Jaar 2022 is pas een dikke maand op gang. Mark en Sigrid moesten van juf Hamer voor straf samen een opstel maken, maar de grote vraag is of dat al resultaat zal hebben voor november. Terwijl begin november al wel de naam van de Nederlandse Kunstenaar 2022 bekend zal worden. Tja, hoe moeilijk kun je ’t maken in één van de welvarendste landen op deze aardkloot!

Hoe dan ook, bovenstaande poster hangt nu op één van de grote glazen deuren van mijn atelier in Middelburg. Want ik gaf in juli in dit blog al wel ruchtbaarheid aan mijn nominatie voor die kunstenaarsverkiezing, maar op de Korendijk langskomende nog onwetende Middelburgers en toeristen mogen ’t natuurlijk ook weten. Er kan, zo meldt die poster, ten slotte nog gestemd worden tot 15 september. Daarna komt ’s nachts het aan de verkiezingssite https://www.kunstenaarvanhetjaar.nl/verkiezing2022/ronde2/  gekoppelde elektronisch telraam op gang . En op de vroege morgen van 16 september zijn er nog maar 20 van de 90 genomineerden over.

deel van de genomineerdenlijst met in de 2e kolom mijn naam

Ik keek uit nieuwsgierigheid eens naar de nominaties uit het jaar 2006. Het jaar waarin, in mijn herinnering althans, die structuur met het 100-koppige kunstpanel voor ’t eerst van start ging (zie weer de link ‘in juli in dit blog’). En wat blijkt? Zo’n twee/derde deel van de namen toen is verdwenen vergeleken met die van nu. Maar kopstukken als museumcoryfee Marlène Dumas, topfotograaf Erwin Olaf, bladenbekende Ans Markus en het wereldwijd werkende Atelier Van Lieshout zaten er destijds ook al bij. Net als beeldhouwer Henk Visch, de nu wat bedaagdere woeste jongen Jan Cremer, Nederlands bekendste schapenwolkunstenaar Claudy Jongstra en ook Tom Claassen, de man van die heerlijk aaibare sculpturen die je overal in Nederland in de openbare ruimte tegenkomt. Zoals bij Almere bij de kruising A6/A27.

Tom Claassen, de bekende olifanten bij Almere

En wie nog meer? Ik, zei de gek. Om maar eens die relativerende uitspraak aan te halen uit ‘De Historie van Mejuffrouw Sara Burgerhart’ , in 1782 geschreven door Aagje Deken en Betje Wolff. Maar nu moet ik dus nog bij die laatste 20 zien te komen. Daar komen trouwens nog vijf ‘wilde kaarten’, wild cards, extra bij. Wat zou trouwens een goeie vertaling zijn van dat begrip wild cards?

om die laatste 20 waard te zijn, moer er natuurlijk wel het nodige in mijn atelier gebeuren, hier ben ik bezig met de noodzakelijke uitbreiding van mijn ‘The 70-Series’

Op de verkiezingssite mag je namelijk tot 1 september zelf nog twee niet genomineerde kunstenaars opgeven. Van 1 op 2 september gaat dan dat telraam met al die nieuwe namen aan de gang om er uiteindelijk 20 uit te spugen. Die 20 gaan naar het 100-koppige kunstpanel waarbij elk lid maximaal 5 ervan mag uitkiezen. Wel voor 15 september! Nog een klusje voor het telraam. Zo worden er uiteindelijk nog  5 namen aan de verkozen 20 genomineerden toegevoegd. BEN JE ER NOG!

Het kiezerspubliek krijgt nu voorlopig wel rust, het kunstpanel krijgt ’t des te drukker. Want dat vindt nu 25 namen in de IN-bak met de opdracht ‘kies hieruit maximaal 8 namen voor de allerlaatste verkiezingsronde’. En daar gaat het telraam dus weer. Ratel-de-ratel, de laatste 8. Daaruit mag het publiek dan ten slotte de winnaar bepalen. Ingewikkeld? Hoezo?

 Maar ik vind dat ’t eigenlijk nog ingewikkelder moet. Want met deze gang van zaken is het theoretisch mogelijk dat de kunstenaar van de 90 genomineerden die de meeste publieksstemmen krijgt toch niet bij de laatste 8 komt. En ‘dat is niet eerlijk’. Om maar eens een gevleugelde uitspraak aan te halen van dat parmantige kuikentje Calimero uit de gelijknamige tekenfilmserie.

Mocht je nog niet gestemd hebben maar dat wel willen? ’t Kan dus nog tot 15 september. Tot volgende week.

TOOS

!! Heb ik in Nice zomaar een Werelderfgoed-atelier !!


Dat onderste raam midden tussen die twee palmbomen op bovenstaande foto is niet zomaar een raam. Nee, dat is sinds 27 juli een zeer bijzonder raam. Een Werelderfgoed-raam! Maar daar had ik nog geen flauwe notie van toen ik begin juli dit plaatje schoot van het Palais Venise met daarop mijn atelier/appartement. Toen was ’t nog maar gewoon een raam van mijn woonkamer.

Want wist ik veel dat het stadsbestuur van Nice bij de Unesco het verzoek had lopen om delen van de stad tot Werelderfgoed te betitelen! Onder het motto ‘Nice, de stad van het winterresort aan de Rivièra’ vanwege de roemrijke en lange toeristische historie.  Nu geef ik ze natuurlijk helemaal gelijk, zeker ook omdat ‘mijn’ Palais Venise’ nog net binnen de grens van dit nieuwe World Heritage valt.

Kijk maar op de kaart bij pijl 1. Daar ligt de Rue Clement Roassal met mijn appartementencomplex uit 1910. Nog net binnen de grens. Net zoals trouwens Place Charles de Gaulle, dat naar links uitstekende kopje erboven, waar ik deze foto maakte.

Met op de achtergrond nog de zogenaamde Belle Epoque gevel van Palais Venise. Eigenlijk best frappant dat ik twee weken geleden hier in dit blog uitgebreid aandacht gaf aan dat prachtige Nice. Met daarin ook een foto van het uit 1897 stammende Regina. Het gigantisch grote hotel waar Queen Victoria regelmatig logeerde als één van die 150.000 wintergasten die destijds jaarlijks de Rivièra frequenteerden vanwege het heerlijke klimaat. En laat nu dat Régina ook binnen de grenzen vallen! Bij pijl 2, op de nu behoorlijk volgebouwde heuvelrug van de Cimier.

Nog steeds een zeer prestigieus deel van Nice met in die Belle Époque alleenhier en daar verspreid liggende, gigantische villa’s. Waaronder het huidige Musée Matisse, nu dus ook Werelderfgoed.

bij Musée Matisse

Dat doet mijn kunsthart heel erg goed. Juist omdat de stad Nice ook zoveel aan kunst doet. Dat werd me nog eens bevestigd toen ik ging kijken bij het eindpunt van de gloednieuwe Ligne 2. De tramlijn die, beginnend bij het vliegveld, vanuit een tunnel opduikt bij de Vieux Port, de Oude Haven (pijl 3 op de kaart). Want Nice zou Nice niet zijn als bij dat eindpunt niet ook een groot kunstwerk zou opduiken.

Le Vieux Port in Nice
waar een terrasje niet te versmaden is om in de zon lekker te lezen

Want zo werkt dat daar. In Frankrijk, en zeker in Nice, is men niet bang voor grote kunstzinnige gebaren. Waar je ’t dan wel of niet mee eens kunt zijn. In Nederland krijgen we door allerlei gedoe in commissietjes vaak van die niksige dingetjes in de openbare ruimte. Maar in Frankrijk mag ’t indrukwekkend worden. Zoals dus bij Le Vieux Port. En niet alleen daar. Want bij het voorlaatste ondergrondse tramstation zie je dit als je bovenkomt.

Want dat daar het bijbehorende park met het aangrenzende bibliotheekgebouw te gelijkertijd met de bouw van Ligne 2 zouden worden opgeknapt, lag op Niçoise denkwijze natuurlijk helemaal voor de hand.

Die sculptuur is van Claude Gilly, één van de oprichters van de zogeheten École de Nice. Een groep kunstenaars die zich eind jaren 50 manifesteerde met uiteenlopende soorten kunst. Sommigen schopten ’t zelfs tot internationale faam. Zoals Arman, Yves Klein, Bernar Venet en César. Logisch dat die École de Nice geëerd wordt! Zoals met dit, letterlijke, hoofdgebouw van Sosno waarin zich een deel van de Centrale Bibliotheek bevindt.

Nog wat voorbeelden?

Arman die vooral bekend is geworden met zijn doorgezaagde muziekinstrumenten.

César die auto’s verfrommelde en van wie overal ter wereld zijn duimen zijn te vinden. Dus zeker in Nice bij de ingang van het stadhuis.

En Venet, over wie ik in 2019 hier al eens schreef. Hij kon 2x breed uitpakken aan de Promenade des Anglais.

 En bovenop de Paillon, de nu onzichtbare rivier die langs de middeleeuwse stad stroomt. Op onderstaande foto sta ik er zelf ook bovenop bij een kopie van Michelangelo’s beroemdste beeldhouwwerk, de David.

Zie je ook die toren daar? Nou, zoek die ook maar even op in deze oude foto waar vrouwen nog de was doen in de nog niet overdekte Paillon.

Nog meer indrukwekkende kunst in de openbare ruimte?

Deze figuren op de Place Massena zijn van Jaume Plensa. Hé, Plensa? Die naam zou je kunnen kennen. Want hij mocht in 2018, toen Leeuwarden Culturele Hoofdstad van Europa was, een prachtig groot werk plaatsen voor het station daar.

Nog een toetje? Vooruit! Niki de Saint Phalle bij het Mamac, het museum voor moderne kunst. Ook al bovenop die Paillon gebouwd.

Begrijp je dat ik nu lekker trots zit te werken in mijn Niçoise Werelderfgoed-atelier?

En dat ik, toen dat bekend werd, met levensgezel bij een temperatuur van rond de 30 graden daarop  ben gaan proosten met een heerlijk koud pilsje op het terras aan de kop van Palais Venise? Wel in de schaduw dan!

Tot volgende week.

TOOS

Een surrealistisch verhaal uit de Franse Var


Seillans

Het heuveldorp Seillans stond al een paar jaar op mijn ‘te-doen-lijst’. Zo’n karakteristiek Provence-dorp in de Var, de streek die door het Esterelmassief wordt gescheiden van de oostelijker gelegen Côte d’Azur. Een uitgebreid, natuurrijk gebied waar heel wat buitenlanders zijn neergestreken voor een tweede huis of om er echt te wonen. De reden voor plaatsing van Seillans op, zoals je dat tegenwoordig eigenlijk hoort te zeggen, mijn bucketlist,? Niet omdat het dorp officieel valt onder ‘Les plus beaux villages de France‘,de mooiste dorpen van Frankrijk. Maar wel omdat er voor mij drie verhaallijnen samenkomen.

deel van Seillans

Zoals die van de recente opmars van de vrouwelijke surrealistische kunstenaars. De kunststroming die in jaren 20 en 30 van een eeuw geleden opkwam. Vorig jaar schreef ik hierover al eens vanwege een bijzondere expositie in het Centraal Museum in Utrecht. Met daarin onder anderen de van oorsprong Amerikaanse Dorothea Tanning (1910-2012). Straks meer over haar.

Dorothea Tanning, Eine kleine Nachtmusik

De tweede lijn? Een afspraak met Jean-Paul Aureglia, mijn galerist in Nice, om zowel originelen als steendrukken te maken voor een nieuw uit te geven livre d’art van fors salontafelformaat. Een kunstboek met geïllustreerde heiligenlevens. Een boek dat ook onderdeel moet gaan uitmaken van de bibliotheek in het Vaticaan. Met aan mij de eer om de Heilige Catharina en ons aller Saint Nicolas in beeld te vangen. Iets dat ik al eens eerder deed voor in formaat kleinere uitgaven.

En nu komt lijn 3 de hoek om. Want ik wil eens iets anders dan anders doen met die nieuwe steendrukken. Gewoon buiten de rand van de traditionele kunstpot piesen. En toen dacht ik ineens aan de frottages van de uit Duitsland afkomstige Max Ernst. Komt straks.

schilderijen van Max Ernst

Max Ernst (1891-1976), één van de beroemdste surrealisten. En man. Echte mannen waren dat, die surrealisten. De vrouw zagen ze vooral als muze en niet als autonoom kunstenaar. Dus gingen ze ook alleen als mannen onder elkaar op de foto.

de surrealistengroep met nu wereldberoemde namen als Jean Arp, Yves Tanquy, André Breton, Salvador Dalí, Max Ernst, Man Ray

Maar waar woonde die Max Ernst de laatste jaren van zijn leven? In Seillans! En met wie woonde hij daar van 1964 tot 1976? Met Dorothea Tanning!

Dorothea Tanning en Max Ernst

En wat bevindt zich in Seillans? Het Maison Waldberg, een klein en te onbekend museumpje dat grotendeels gewijd is aan Dorothea en Max. Omdat zij beiden een schenking deden aan de gemeenschap van Seillans. Een kleine honderd litho’s en gravures. Dat Maison moest ik dus echt een keer bezoeken. Niet vanwege hoog gespannen kunstverwachtingen maar meer vanwege de speciale plek en die daar samenkomende verhaallijnen.

Het pleintje met op de achtergrond het witte Maison Waldberg met daarin ook Office de Tourisme
zaal met werk van Max Ernst in het museum
steendruk van Max Ernst
het hemelbed van Dorothea en Max
steendrukken van Dorothea Tanning
zaal met werk van Dorothea Tanning

Max Ernst moet trouwens hoogst aantrekkelijk zijn geweest voor jongere vrouwen. Een van zijn veroveringen was bijvoorbeeld Leonora Carrington (1917-2011), ook zo’n vrouwelijke surrealist die na haar dood aan een stugge opmars is begonnen in de museale en veilingwereld. Voor maar een schamel miljoentje ga je echt geen schilderij van haar meer kopen (lees ook de link hierboven). Toen viel Peggy Guggenheim (1898-1979) voor hem. Inderdaad, die van de bekende Guggenheim Museums in New York, in Venetië en in Bilbao. Een puisant rijke kunstverzamelaar. En dat heeft Ernst natuurlijk geen windeieren gelegd. Maar ja, niets is voor de eeuwigheid. Dus werd ’t uiteindelijk Dorothea Tanning met wie hij via wat Amerikaanse en Franse tussenstops in Seillans verzeild raakte.

Dorothea Tanning in Seillans

Een plek waar hij in alle rust jeu de boule kon spelen met de dorpelingen maar ook niet vergat om gasten als de Franse president Georges Pompidou te ontvangen. Over sterrenstatus gesproken!

En Dorothea kon zich er als vrouwelijk kunstenaar ontwikkelen zoals ze wilde. Geheel indachtig haar uitspraak over het begrip vrouwelijke kunstenaar:  ‘Het is net zo’n contradictio in terminis als ‘mannelijke kunstenaar’ of ‘olifanten-kunstenaar’. Je bent misschien een vrouw en je kunt een kunstenaar zijn; maar de één is een gegeven en de ander ben je.’ En dat is me geheel uit het hart gegrepen.

Dorothea Tanning, zelfportret

Maar nu nog die frottages van Max Ernst. Eigenlijk heb ik iets dergelijks al vaak gedaan onder de naam ‘rubbings’. Liggend op m’n knieën in de Martinikerk van Franeker delen van grafstenen overnemen op doek door er overheen te wrijven met vetkrijt. Maar dat wrijven, frotter in het Frans, deed Ernst op papier met boomschors of bladeren of kartonribbels of ….. Nou ja, wat dan ook. Mij lijkt ’t nu interessant dat soort structuren over te gaan brengen op die steendrukken voor Jean-Paul en het Vaticaan. Zoals vaak,komt tijd, komt raad.

een paar voorbeelden van die zogenaamde frottages van Max Ernst

Hoe dan ook, mocht je eens in de buurt  van Seillans komen, bezoek die één van ‘Les plus beaux villages de France‘. En vergeet het Maison Waldberg niet, net zo min als het terras van het typisch Franse restaurant ‘La gloire de mon père’ op hetzelfde intieme pleintje.

Max Ernst, La Genie de la Bastille, beeld geschonken aan Seillans door Dorothea Tanning
en dat Max Ernst geleefd heeft in Seillans willen ze daar natuurlijk wel weten

Tot volgende week.

TOOS