Kou in Florence, een omhooglopende dakgoot + Teylers en Hockney: oftewel de wereld in perspectief


Negentien jaar geleden liep ik in december met diep in de zakken gestoken handen rond in Florence. Wist ik veel dat het daar dan best goed koud kon zijn. Italië toch zeker? Dus in kledij had ik daarmee even geen rekening gehouden bij mijn deelname aan de Biennale Internazionale dell’ Arte Contemporanea in het oude Fortezza da Basso. Deze herinnering kwam vorige week bovenborrelen in het Teylers Museum in Haarlem, in combinatie met een andere. Over een door mij abusievelijk schuin omhooglopend getekende dakgoot. Dat Teylers is niet alleen een prachtig museum voor wetenschap en kunst, maar ook nog eens het oudste en dus ook eerste museum van Nederland.

Teylers Museum in Haarlem

Het verband tussen dit alles? ‘Hockney’s Eye’. Een expositie van de beroemde en inmiddels 85 jaar oude schilder David Hockney.

 Voor Hockney heb ik altijd bewondering gehad omdat hij wars is van conventies, van trends, gewoon altijd zijn eigen gang ging en een ‘out of the box’ scheefdenker is. Dat bleek toen wel in december 2003, in het koude Florence. Hij kwam er een lezing geven over zijn nieuwe boek ‘Geheime Kennis’. Ik wist van zijn komst en had daarom uit Middelburg al een andere uitgave van en over hem meegenomen, ‘China Diary’. Wie weet kon ik dat door hem laten signeren. En yes, dat lukte!

Die lezing bleek ook nog eens de moeite waard. Juist omdat hij als kunstenaar altijd intensief bezig was met kijken, met waarnemen en met het ontleden van perspectief, had hij een eigenzinnig theorie ontwikkeld.  Over de oorzaak van het tijdens de Renaissance in de 15e eeuw nogal plotseling ontstaan van een nieuwe manier van perspectief weergeven in schilderijen en muurschilderingen. Kijk maar.

Hans Memling, Scenes uit de Passie van Christus (1470), met het hele verhaal van de Paasweek door het schilderij verwerkt
Leonardo da Vinci, Het Laatste Avondmaal (muurschildering, 1495-98)

Op het werk van Memling lopen vanuit het punt waar je staat op ‘z’n middeleeuws’ de zichtlijnen weg naar links en naar rechts en staan huizen bouwkundig gezien nogal onverantwoord bovenop elkaar gestapeld. Er klopt niks van, in onze moderne ogen. Op ‘Het laatste Avondmaal’ van Da Vinci zie je juist de perspectieflijnen in de verte verdwijnen naar één punt. Waarom ineens deze verandering, zo had Hockney zich afgevraagd. Voor zijn verklaring zie verderop. Maar ook is hij zelf gaan spelen met die verschillende manieren van kijken. Zelfs recent nog zoals is te zien in ‘Hockney’s Eye’ in het Teylers Museum. In Nederland natuurlijk de perfecte plek daarvoor door de combinatie van wetenschap en kunst.

Teylers Museum, de Ovalen Zaal met wetenschappelijke apparatuur
een van de prachtige oude zalen met een deel van de eigen schilderijencollectie

Ik weet nog goed dat we met de groep in mijn eerste jaar aan de academie naar buiten gingen. Opdracht: de stad tekenen. En dat de docent tegen mij zei: “Maar Toos, die dakgoot daar, die loopt bij jou schuin omhoog helemaal weg en dat klopt niet. Kijk nog eens goed en let op het perspectivische verdwijnpunt waar al die zichtlijnen zich concentreren”. Had ik me zomaar onbewust ‘middeleeuws’ gedragen! Nu zit dat verdwijnpunt er helemaal ingeramd en lukt ’t me zelfs niet meer om het anders te zien. Ten minste, als ik al zo af en toe met perspectieflijnen werk.

Toos van Holstein, The long goodbye, olieverfschilderij 80-80 cm

Hockney had zichzelf dus de vraag gesteld ‘hoe kon die perspectiefverandering zich zo snel ontwikkelen’. Zijn antwoord in 2001 in dat boek, veel te kort samengevat: kunstenaars waren lenzen en de camera obscura gaan gebruiken. En als je door een lens kijkt zie je de wereld ineens wel met dat nu zo normaal gevonden perspectief. Terwijl je zonder lens rustig lekker vooruit staat te turen en zo nu en dan eens naar links of naar rechts draait met je hoofd met de daarbij dan naar buiten toe lopende zichtlijnen.

in zijn beroemde ‘Laantje bij Middelharnis’ (1689) speelt Meindert Hobbema met twee perspectiefpunten op de grond en in de wolken zonder dat je dit direct beseft. Hockney doet er in 2017 nog een schep bovenop door het schilderij te verdelen in stukken.
om de weidsheid van de Grand Canyon te ‘pakken’gebruikt Hockney zowel het verdwijnpunt als het uitlopend perspectief

Ook weer veel te kort samengevat: de kunstkritiek en de wetenschap gingen helemaal los op Hockney. Wat een onzin, waar haalde ie ’t vandaan. Maar hij houdt nog steeds stug vol. Dat mag ik dan wel weer, dat zet openstaande deskundigen toch aan het denken. Kijk, als het gaat over ‘en de aarde is toch lekker plat’ of ‘we worden geregeerd door reptielen’, dan ben je voor mij echt ………. en ………. (twee woorden van elk tien letters, bedenk ze zelf maar). Maar Hockney mag van mij scheefdenken. Ook al redeneert hij in de teksten op de expositie af en toe wel wat te opzichtig naar zijn theorie toe. Spannend is dat hoe dan ook met die letterlijk andere kijk.

Fra Angelico, De Annunciatie (1445-50, muurschildering)
Hockney gebruikt het uiteenlopend perspectief waardoor de afbeelding ineens veel opener wordt
soort fotocollage in combinatie met schilderen waarin Hockney met perspectief speelt
tekeningen gemaakt in 1999-2000 met de zogenaamde camera lucida, een optisch apparaat dat volgens Hockney mogelijk door de kunstenaar Ingres is gebruikt

Wel jammer is dat je in zijn recente acrylschilderijen aan zijn verfstreek kunt zien dat hij, én ouder én noodgedwongen door slechte benen, in een rolstoel voor de ezel zit te schilderen. Of redeneer ik nu ook teveel naar een waarneming toe?. Hoe dan ook,Teylers en Hockney, een combinatie om heen te gaan. En Hockney heel uitgebreid op een Nederlands ondertiteldevideo vanuit je stoel? Hier dus. Tot volgende week.

TOOS

Vrouwen Versieren met Glimmend Goud


Op de kunstacademie destijds was ’t niet echt ‘in’ om hem te waarderen, om hem mooi te vinden. Terwijl ik dat dus wel deed. Eigenlijk een beetje boel foei dus. Maar ze konden me wat! Ik had zelfs een afbeelding van hem hangen in mijn werkkamertje in het ouderlijk huis. Maar toen bleek gelukkig dat de docente van Kunstbeschouwing hem toch ook wel mocht. De man die wereldberoemd was geworden omdat hij op zijn schilderijen vrouwen magnifiek kon versieren met goud. En dat trouwens bij zijn vele ‘veroveringen’ in het dagelijks leven niet nodig had. Maar dat komt straks. De Golden Boy wordt hij nu genoemd in de expositie ‘Golden Boy Gustav Klimt. Inspired by Van Gogh, Rodin, Matisse …’.Waar anders dan in het Van Gogh Museum in Amsterdam (van 7 oktober tot 8 januari).

Daar wilde ik natuurlijk absoluut heen. Maar ja, Nice hè. Door de lange afzondering in mijn Niçoise atelier moest ik me nu uiteindelijk toch nog haasten. Maar ’t is afgelopen zaterdag gelukt. Dankzij ook de een paar weken vooraf met onze Rembrandtkaart gereserveerde gratis toegangsbewijzen. Want bij de ingang stonden zaterdag aardig wat mensen beteuterd te kijken naar het bord met de mededeling ‘voor vandaag geen kaarten meer beschikbaar’. Binnen was het dus een beetje druk, met ook opvallend veel jongeren.

Want dat laatste is echt niet vanzelfsprekend. Meestal hebben in de kunstmusea, zo is mijn ervaring, de ‘grijze koppen’ behoorlijk de overhand. Maar zowel de jonkies als de oudjes hadden terecht kaartjes gescoord, ’t was een indrukwekkende expositie. Eigenlijk moet je nu eerst gaan zitten voor deze video over de expositie met start in Wenen.

Zo af en toe had ik hier en daar wel eens ‘een Klimt’ in het echt gezien, maar zoveel bij elkaar? Nee. Ik kwam trouwens wel een oude bekende tegen die ik eerder in 2015 had gezien in het MoMA, het Museum of Modern Art in New York.

in 2015 in het MoMa (New York) bij Klimt’s ‘Adèle Bloch-Bauer II’ uit 1912
nu in het Van Gogh Museum

Maar een paar andere van zijn beroemdste werken hangen niet in het Van Gogh Museum. Zoals de versie nummer I van Adèle Bloch-Bauer, de gouden versie (helemaal bovenaan). Die mocht haar museum in New York blijkbaar niet verlaten. Net zoals de overberoemde ‘De Kus’ in Wenen is gebleven.

Gustav Klimt, De kus

Maar Judith, officieel ‘Judith und Holofernes’ geheten, is er dan gelukkig wel weer. Kijk maar eens rechtsonder waar je nog net het afgehouwen hoofd van generaal Holofernes kunt zien. Lekker sensueel hè, zo’n schilderij!

Gustav Klimt, Judith (1901)

Dat verhaal uit het Oude Testament is hier in mijn blog al wel eens eerder ter sprake gekomen in verband met mijn schilderheld Artemisia Gentileschi. Maar dat even terzijde. Niet zo terzijde is dat Klimt niet alleen graag vrouwen schilderde, maar er ook een groot liefhebber van was. Het aantal kinderen dat hij bij verschillende vrouwen verwekte is alleen maar ruw te schatten, het aantal minnaressen uit alle rangen en standen van de Weense maatschappij is nog veel moeilijker te bepalen. Er liepen er dagelijks altijd wel een paar half of geheel naakt rond in zijn atelier. Wat dan weer leidde tot, eufemistisch uitgedrukt, zeer persoonlijke schetsen die voor die tijd zeker pornografisch waren te noemen. Hele stapels had hij ervan. Maar die zijn natuurlijk niet in Amsterdam te zien. En ’t is ook maar de vraag of in dit MeToo-tijdperk gevoelige zielen daar niet instantaan bij de opening van de expositie aanstoot aan zouden hebben genomen.

Dat kon in ieder geval niet bij een aantal prachtige, intrigerende schilderijen van Klimt die ik alleen kende van plaatjes maar nu voor ’t eerst in het echt zag. En ik kan je verzekeren, dat is echt heel iets anders! Een paar voorbeelden.

Water serpents (1906-07)
Emilie Flöge (1902-08), jarenlange muze van Klimt
Zilvervissen (Waternimfen), 1901-03
Het leven is een strijd (De gouden ridder), 1903
De bruid (1917-18), dit werk stond onafgemaakt op zijn ezel toen Klimt stierf in 1918

Een klein schilderijtje was voor mij ook beslist een verrassing en paste mooi bij het tweede deel van de tentoonstellingstitel. Over die beïnvloeding van Klimt door andere kunstenaars.

Studie voor Schubert aan de piano (1896)

Dit doet toch wel heel impressionistisch geïnspireerd aan terwijl onze eigen Vincent van Gogh met zijn veel ruwere, expressionistische penseelstreek dan weer debet is geweest aan de bomenrij hieronder.

Laan naar kasteel Kammer (1912)

Aan het eind, bij nog weer een prachtig portret met ook een behoorlijk ruw geschilderde achtergrond, was ik echt op door al dit visueel geweld. As ’t effe kan, ga nog voor 8 januari.

Maar daar op die bank nam ik me wel voor dat ik voor Klimt en de musea daar nu eindelijk eens naar Wenen moest. De barokstad waar ik nog nooit ben geweest. Kan ik gelijk ook eens uitgebreid Egon Schiele gaan bewonderen, een grote favoriet van me voor wie Klimt op zijn beurt weer een grote inspiratiebron was.

het beroemde ‘Beethovenfries’ (1902), op ware grote nagebouwd middenin de expositie
een paar details uit het Beethovenfries

Tot volgende week.

TOOS

Hoe in Nice een Carré, een Vierkant, net geen echt Vierkant is


in het midden, boven de heg, mijn atelier/appartement in het Palais Venise in Nice

Laatst vroeg iemand aan me “Toos, als je, zoals laatst, voor een flinke tijd in Nice zit, wat doe je daar dan allemaal”. Nou, vooral de accu met het opschrift ‘Creativiteit’ opladen door een beetje heremiet te spelen en daarbij heel veel ruizige ballast uit mijn hoofd te verwijderen. Gewoon mijn hoofd leeg maken, maar ook weer vullen met nieuwe ideeën. Met ter afwisseling van het kluizenaarsbestaan wel voedsel inslaan op de markt voor mijn deur en van tijd tot tijd uit eten te gaan met Franse en Nederlandse vrienden. ’t Is ten slotte wel Zuid-Frankrijk, hè! Dit keer liep er echter ook nog een speciale rode draad door het geheel. Overigens geen ronde maar een vierkante. En het begin van die draad ontstond in 2021 bij het samenzijn op onderstaande foto.

in Galerie Quadrige, Nice

Een samenzijn  met mijn galerist Jean-Paul Aureglia van Galerie Quadrige. Met allicht een drankje en een hapje. ’t Is wel Zuid-Frankrijk, hè! Jean-Paul publiceert naast veel magnifieke livres d’art ook een serie met de naam ‘L’art au carré‘. Kunstboeken in zeer beperkte oplage, gewijd aan maar één kunstenaar. Die speciaal voor zo’n Carré zowel originelen als multiples maakt, kunstwerken in kleine oplage. Zoals bijvoorbeeld steendrukken of etsen. Met daarnaast in dat Carré ook nog twee aparte beschouwingen van kunstcritici  over de kunstenaar.

achterin de galerie waar Jean-Paul met de hand de teksten zet van zijn uitgaven en die drukt op zijn handpers

Al pratend, drinkend en etend met elkaar kwam het idee naar voren om samen ook zo’n ‘L’art au carré‘ over mij te maken. Met daarin 8 steendrukken. Nou, dat leek me wel wat. Maar, zo waarschuwde Jean-Paul, ’t was wel een heel proces, hoor! Met ook veel overleg. Want wel Zuid-Frankrijk, hè!Een gezamenlijk project dus waarbij ik eerst een flink aantal voorbeeldschetsen moest maken waaruit hij dan voor het boek kon kiezen. Nou, Jean-Paul, pas de problème. En vertel me ook maar snel wanneer in 2023 de bijbehorende expositie plaatsvindt.

blad met schetsideetjes

Zo maakte ik eerst, in Middelburg nog, een aantal bladen met daarop allemaal vierkante schetsjes als ideetjes. Bovenstaand blad is daarvan een voorbeeld. Zo’n Carré heeft trouwens wel afmetingen van 25 bij 28 cm. Zodat de steendrukken en originelen ook die grootte moeten hebben. Dus echt vierkant, echt carré? Natuurlijk niet. Maar ja, ’t is natuurlijk wel Zuid-Frankrijk, hè!

screenshot van de Carré-pagina op de website van galerie Quadrige

Die schetsbladen gingen afgelopen oktober mee naar Nice. Waarbij ik heel nieuwsgierig was naar de voorkeuren van JP. Van te voren had levensgezel natuurlijk ook al zijn voorkeuren aangewezen. En wat bleek, heel frappant, JP was ‘t, zonder dat te weten, op één na helemaal met hem eens.

Die acht van JP ben ik in Nice dus, als originelen en voorbeelden voor de steendrukken, verder gaan uitwerken op het juiste net-niet-carré formaat. Met nog een aantal originelen erbij. Binnen de formule van het Carré dienen dat er namelijk 15 te zijn. Ziedaar dus die rode vierkante draad waarover ik hierboven schreef. Waarbij dan ook gelijk weer levensgezel in beeld komt.

Want die blijft bij zo’n langer verblijf van mij in Nice wel helemaal alleen zielig in z’n uppie in Nederland achter. Daarom stuur ik hem ter troost af en toe per post een kaartje. Geen gewoon ansichtkaartje natuurlijk. Nee, een echte originele tekening/aquarel van ansichtformaat. Hij bezit er al een hele verzameling van. Die gewoonte kon ik nu mooi gebruiken om te spelen met mijn ideeën voordat ik ze als onechte carré aan echt goed handgeschept papier toevertrouwde. Want reken maar dat in alle verkrijgbare soorten papier een gigantisch kwaliteitsverschil zit. Hier een voorbeeldje aan levensgezel.

kaartje zoals ik die wel aan levensgezel stuur over de post

En hier wat ik uiteindelijk als origineel creëerde voor JP.

het uiteindelijke origineel op Carré-formaat

Kun je je voorstellen dat ik heerlijk bezig ben geweest in Nice met al die tekeningen? Maar in de tussentijd was ik natuurlijk ook al bezig geweest om afspraken te maken met Hans Van Dijck, mijn steendrukker in Antwerpen (lees deze aflevering er nog maar eens op na). Vlak voor Sinterklaas heb ik in zijn atelier op een grote steen de eerste aanzet kunnen maken voor vier van de acht litho’s.

begin december bezig op de steen met de opzet voor 4 steendrukken die in één keer worden gedrukt en daarna uitgesneden

De eerste aanzet! Dus dit verhaal rond dat net niet vierkante Carré is nog lang niet rond. Oh ja, en die expositie rond mijn Carré staat gepland van 19 oktober tot 18 november 2023. Wel in Zuid-Frankrijk natuurlijk! Maar ongetwijfeld ook met een vervolg in Nederland. Tot volgende week.

TOOS

Cisterciënzer monnikenwerk en hoe te knielen op een harde grafsteen, een ReisKunst-verhaal


inspiratiebron

Lang geleden, in mijn academietijd, maakte ik er een tekening van zonder er ooit te zijn geweest. Al minder lang geleden stond ik er in werkelijkheid naast en deed ook nog inspiratie op voor een paar schilderijen. Zoals bijvoorbeeld dit.

Toos van Holstein, Règne (olieverfschilderij 110-90 cm)

En recent was ik er opnieuw. Maar nu met levensgezel die een lacune in zijn culturele kennis zo langzamerhand wel eens opgevuld wilde zien. En toen die foto bovenaan maakte. Met mij opnieuw naast het onderwerp van die tekening. Een waterput, gewoon alleen maar een overkapte waterput, meer niet. Maar wel met aanleiding te over voor een nieuwe aflevering in mijn reeks ReisKunst-verhalen. Waarin bijvoorbeeld deze enkele weken geleden verscheen, met Nice en Place Masséna als onderwerp.

Abbaye du Thoronet

Waar dit ReisKunst-verhaal zijn oorsprong vindt? Zo’n anderhalf uur rijden ten westen van Nice. In de Abbaye du Thoronet, een cisterciënzer klooster uit de 12e eeuw. Het was juist de architectuur van die cisterciënzer abdijen die me destijds. in mijn academiejaren, aansprak. Ook al kende ik die dan alleen maar van foto’s en bouwtekeningen. Een in al zijn eenvoud prachtig gotische bouwkunst die helemaal paste bij de ideeën en leefwijze van deze kloosterorde.  Voldoen aan de regels van de Heilige Benedictus door arbeidzaam en in grote eenvoud ver van de wereldse verleidingen te leven in afgelegen gebieden in sobere kloosters.

bij ons bezoek was er ook nog een mis gaande met Gregoriaanse gezangen, prachtig hoe die weerklonken in die ruimte
ook werden er nu exposities georganiseerd met hedendaagse kunst
wegdromen in de kloostergangen naar het middeleeuwse monnikenleven

Mijn liefde voor die bouwkunst heb ik toen zelfs in een scriptie verwerkt met als illustratie een tekening van die waterput die ik alleen kende van een zwart-wit plaatje . Een tekening waarvan ik ook niet meer weet of ik die nog bezit en waar die zich dan mogelijk in een grote stapel al jarenlang verscholen houdt.

Nu wil het toeval dat ik veel later uitgebreid kwam te exposeren in een zes eeuwen oude kerk in Nederland, gebouwd in dezelfde eenvoudige cisterciënzer stijl. De Martinikerk in Franeker. Prachtig was dat! Ook omdat ik me er helemaal kon uitleven op de oude grafstenen in de vloer van de kerk. Niet met satanische rituelen trouwens. Nee, gewoon op een heel nette manier. Door uitgehouwen teksten op die stenen over te nemen met rubben met olievetkrijt op oud, blauw zeildoek en nog maagdelijk wit schildersdoek.

een jongere uitgave van mij die aan het rubben is op de grafstenen in de Martinikerk van Franeker

Want waar zouden al die letters en woorden vandaan komen op dat schilderij ‘Règne’ van hierboven? Van die steenharde grafstenen in Franeker. Reken maar dat die hard waren! Ik was in al mijn enthousiasme zo onverstandig geweest een paar maanden lang regelmatig op mijn blote knietjes, nou ja, met nog wel een broek aan, op die stenen neer te zijgen. Nou, dat heb ik geweten. Nog tot lang erna heb ik er last van gehad. Levensgezel veronderstelt zelfs dat ik daardoor zoveel boetedoening heb gedaan dat al mijn zonden van voor die tijd en ook van alle daarna me tot in de verre toekomst volledig zijn vergeven. Maar bij latere rubbingsessies in de Martinikerk, want er zijn nog vele gevolgd in de jaren daarna, heb ik toch maar iets zachts onder die gevoelig geworden knieën van mij gelegd.

op oudere en wijzere leeftijd, nu met een kussentje onder mijn knieën

Een paar van die gerubde doeken met tekst en grafemblemen heb ik eens meegenomen naar mijn atelier in Nice. Om ze daar verder door te werken tot een ode aan de cisterciënzer bouwkunst en het monnikenwerk dat er werd verricht. Want de oorsprong van die term ligt in de middeleeuwen. Toen juist monniken zorgden voor de verspreiding van teksten en boeken door die zorgvuldig met de hand te kopiëren. Boekdrukkunst? Die bestond nog niet. Uren achter elkaar waren ze bezig met  kopieerwerk met hun in onze ogen primitieve schrijfmiddelen.

nog wat foto’s van de abdij

Wie weet zijn daar in de abdij van Thoronet wel kopieën gemaakt van de beroemde  Legenda aurea, La Légende dorée,  die vorige week in mijn blog ter sprake kwam. Hoe dan ook, onderstaand schilderij is uiteindelijk ook het gevolg van mijn waterputtekening lang geleden en van mijn latere reis naar de prachtige Thoronet abdij.

Toos van Holstein, Fontfroide (olieverfschilderij 90-80 cm)

Tot volgende week.

TOOS

De niet zo sexuele LAT-relatie tussen Sinterklaas en de Heilige Catharina


Sinterklaas in het zuiden van het katholieke Frankrijk? Quoi? Wat is dat? Maar de heilige Saint Nicolas (270-342)? Ja, natuurlijk, die kennen ze allemaal. Wat wil je ook, één van de belangrijkste aanbedenen in dat uitgebreide heiligenleger van de Roomse kerk. Met ook nog heel wat Franse kerken die zijn naam dragen.

portret van Sint Nicolaas uit 1472
De heilige Catharina van Alexandrië, geschilderd door Rafaël in 1508

Dus leek ’t me wel leuk om voor mijn galerist in Nice, Jean-Paul Aureglia van Galerie Quadrige, als verrassing Saint Nicolas mee te nemen als Sinterklaascadeautje. Maar dan wel in gezelschap van de Heilige Catharina (†307) als zijn vriendinnetje. Want er moet natuurlijk nog wel het nodige gedaan worden aan het evenwicht tussen man en vrouw in de katholieke kerk.

Toosiaans cryptisch allemaal? Vast wel. Maar de verklaring is simpel. Alweer wat jaartjes geleden maakte ik van beide heiligen al eens steendrukken voor een nieuwe uitgave van La Légende dorée, De Gouden Legende. Een beroemd 13e eeuws boek van monnik Jacques de Voragine waarin hij allerlei heiligenlevens beschreef. Jean-Paul ging dat uitgeven als een livre d’art. Een kunstboek in zeer beperkte oplage, geïllustreerd met speciaal voor die uitgave gemaakte kunstdrukken. Met van mij, omdat Jean-Paul dat vroeg, steendrukken bij de levensbeschrijvingen van Sint Nicolaas en Sint Catharina. Waarom juist die twee? Nou, Nicolaas natuurlijk vanwege onze Sinterklaastraditie en Catharina omdat dit mijn officiële voornaam is. Hè? Catharina en Toos? Ja hoor. Gewoon via wat naamstappen in mijn eerste levensjaren. Van Catharina naar Cato naar To naar Toos.

Twee jaar geleden kwam Jean-Paul opnieuw met die vraag. Vanwege het grote succes van die Légende dorée uitgave had hij besloten er nog een in groter formaat te gaan drukken. Nu 170 exemplaren van 33 bij 27 cm. Met daarin even grote kunstdrukken in dezelfde oplage. Oké, ik doe mee, zo zei ik. Maar voorlopig nog even niet. Dat gebeurde pas afgelopen juli, zonder dat Jean-Paul ’t wist.

plezierig aan het werk met Hans Van Dijck in zijn steendrukatelier in Antwerpen

Ik moest namelijk eerst een nieuwe steendrukker vinden omdat mijn trouwe Rudolf Broulim met pensioen was gegaan. Voor hem in de plaats is nu Hans Van Dijck ten tonele verschenen. Leraar aan de academie in Brussel, zelfs nog assistent van Rudolf geweest en nu ook met een eigen steendrukatelier in Antwerpen.

Ik schreef hier al over hem omdat we als wederzijdse snuffelstage eerst samen een proefsteendruk gingen maken. ‘City life’. Ook hier al ter sprake gekomen. Deze video op YouTube getuigt ervan.

De samenwerking beviel zo goed dat we in het verlengde van ‘City life’ gelijk maar zijn doorgegaan met Saint Nicolas en Sainte Catherine. Naast elkaar op een wat grotere steen. Of ze dat schuren tegen elkaar als heiligen nou wel of niet prettig vonden, ’t zou me een zorg zijn. Voorlopig moesten ze maar een LAT-relatie met elkaar aangaan. Zie de foto’s tussendoor van het maakproces.

Van te voren had ik twee aquarellen gemaakt als voorstudie voor de steendruk. Met daarin allerlei symboliek verwerkt. Want reken maar niet dat je zomaar snel even heilig wordt.

de aquarel/voorstudie van Saint Nicolas
aan de gang met Saint Nicolas op de steen

Dat scheepje en die zeemeermin rechts bij Nicolaas? Een lang verhaal kort: hij redde zeelui het leven door een storm te onderdrukken. Dus is hij de beschermheilige van schippers. En links die blote jongedame en de om hulp roepende man? Hij was arm, had drie dochters, kon ze niet onderhouden maar Nicolaas zorgde op stiekeme wijze voor geld zodat de dochters niet tot prostitutie hoefden te vervallen. Gevolg? Beschermheilige van maagden en prostituees. Typische combinatie, nietwaar?

aquarel/voorstudie van Sainte Catharine

En het gebroken rad en zwaard bij de heilige Catharina van Alexandrië? Weer een lang verhaal kort. Catharina al jong zeer christelijk en ook nog eens zowel bloedmooi als zeer wijs. Koning verliefd, wil haar als 2e vrouw. Mooi niet van haar kant. Gevangen gezet, 40 wijze mannen op bezoek die haar én moeten bekeren én williger maken. Mooi niet. Zij bekeert juist die wijzen. Foute boel dus, zeker als ze ook nog de vrouw van de koning bekeert. Nou, dan maar radbraken, dat wicht. Onweer, bliksemschicht, rad kapot (1e symbool), Catharina nog heel. Dan maar verbranden. Vuur waait uit en juist de beulen verbranden. Help, wat nu? Onthoofden dus, met het zwaard (2e symbool)! Dat lukt. Maar zie, engelen dalen neer, heffen haar lichaaam op en brengen dat per luchtpost naar de Sinaïwoestijn. Waar zich nu al eeuwen het Catharinaklooster bevindt.

overleg over de afbeelding van Sainte Catharine op de steen
Catharinaklooster in de Sanaïwoestijn

Zie je dus oude schilderijen met daarop een vrouw met een gebroken rad en/of zwaard, je kunt er vergif op innemen, dat is de Heilige Catharina van Alexandrië.

Catharina, in 1616 geschilderd door mijn kunstheld Artemisia Gentileschi (let op het rad als symbool)
overleg over de proefdruk: moet ik eventueel nog iets bijwerken op de steen?
altijd weer beschouwen en nadenken voor een goed eindresultaat
prachtig verfijnd toch, zo’n detail bij Catharina?
ja, dat is ‘m!
en dan moet elk exemplaar nog genummerd en gesigneerd worden

Jean-Paul was maar wat blij met zijn twee Sinterklaascadeautjes. Want de LAT-relatie van Nicolaas en Catherine was intussen wel versneden geraakt.

Jean-Paul ontvangt zijn Sinterklaas verrassing

Tot volgende week.

TOOS