Categorie archief: banners

Hoe Ai Weiwei me teleporteerde naar mijn ‘The Beijing Project’ in Peking


Ai Weiwei. Van Genua (vorige week) even switchen naar Rotterdam en China. Nou ja, naar China’s beroemdste dissident dan wel. En naar Rotterdam voor zijn grote overzichtsexpositie in de Kunsthal daar (nog tot 3 maart). Die mij dan weer terugbracht naar 2008, naar mijn ‘The Beijing Project’ in Peking.

in mei 2008 bezig aan mijn ‘The Beijing Project’ in Peking

Kunstenaar Ai Weiwei, de man van maatschappijkritische ideeën die hij in allerlei variaties kunstzinnig vorm geeft. Meestal niet zelf trouwens, dat laat hij dan doen. Soms wel handig. Want als hij zijn installatie ‘Sunflower Seeds’ in de London Turbine Hall in 2010 helemaal zelf had moeten creëren? Honderd miljoen handgemaakte porseleinen replica’s van zonnepitten, uitgestrooid over de vloer van die immense hal?

Nu waren die geproduceerd en beschilderd door duizenden inwoners van de Chinese keramiekstad Jingdezhen.

Een tripje Londen zat er destijds jammer genoeg niet in. Maar in Rotterdam ligt er nu wel een vloertje met die door Ai in historisch, politiek en sociaal opzicht symbolisch beladen zonnepitten. Pitten die in China voor lekkernijen en als een soort pruimtabak worden gebruikt

vooraan dat vloertje met de keramische zonnebloempitten, met een doorkijkje naar een andere zaal

Ai gebruikte ze als metafoor voor o.a. de hongersnood in China onder Mao bij de zogenaamde Grote Sprong Voorwaarts. Met naar schatting 45 miljoen doden als gevolg. En volgen zonnebloemen, het Volk, niet ook met hun bloem de zon, Grote Leider Mao natuurlijk. Dat ze met de hand waren gemaakt? Uniek tegenover massaproductie. Typisch Ai Weiwei, al die dubbele lagen.

De Kunsthal staat, hangt en ligt vol met dat type uitingen (zie foto’s tussendoor). Een prima tentoonstelling met uitgebreide toelichtingen op het wanneer, hoe en waarom van Weiwei.

Ai Weiwei, Mao (olieverf, 1986)
het bronzen kunstvoorwerp op de voorgrond spreekt voor zich
Forge (Smeden, Vervalsen),installatie met door Ai verzameld inferieur staal van in 2008 bij een aardbeving ingestorte Chinese scholen waarbij veel kinderen omkwamen

 Daardoor werd ik regelmatig in gedachten terug geteleporteerd naar het Peking van 2008 met z’n Olympische Spelen. Maar ook naar mijn verblijf toen als artist in residence.Voor mijn ‘The Beijing Project’. Een onvergetelijke meimaand werd ‘t, boordevol indrukken en gebeurtenissen. En met ook een dagelijkse blog, zowel in Nederlands als het Engels. Elke avond door mij en levensgezel  in elkaar geflanst. Laat dat nou na een paar dagen ineens totaal wordengeblokkeerd! Boosdoener? De Chinese overheid, zo bleek. Maar behulpzame Chinezen in onze kunstenaarsenclave kenden allang alle internettrucjes om dat te omzeilen. Dus gingen we gewoon lekker door.

Waarom ik daar aan dacht? Omdat Ai in 2006 een nogal kritisch blog begon dat op een bepaald moment onder censuur kwam en in 2009 zelfs helemaal werd verwijderd. Net zoals Ai Weiwei’s naam volledig verdween van internet. Daarna volgden nog vele andere treiteracties tot hij in 2010 door de geheime dienst zelfs gevangen werd gezet.

Nog zo’n teleportatie onderging ik bij bovenstaand werk van hem uit 2002. Toos, stenen in dozen? Ja. Want toen ik in 1996 voor het eerst rondstruinde in Peking kwam ik terecht in een oude wijk dicht bij het Plein van de Hemelse Vrede en de Verboden Stad. Meer hartje centrum gaat bijna niet. Die hutong met zijn zwarte houten huizen en smalle straten werd rücksichtslos afgebroken. Stom, stom, stom! Grote culturele en historische waarde? Daar deden ze niks aan.

Ai heeft nu stenen uit zo’n afgebroken hutong op een symbolische manier weer betekenis gegeven door ze mooi te verpakken. En die plek bij de Verboden Stad? Daar staat nu, zo bleek in 2008, een modern winkelcentrum in oud-Chinese bouwstijl. Waar geheel naar het moderne consumentenmodel dure dames dure kleren kochten. 

Toch schuurde er voor mij iets bij Weiwei’s stenen. Want was hij als architect niet betrokken geweest bij het ontwerp van het Vogelnest, dat grote nieuwe hoofdstadion voor de Olympische Spelen? En waren daarvoor niet ook diverse wijken afgebroken? Ik ben er in 2008 nog speciaal langsgereden om het te bekijken.

foto van het Vogelnest, gemaakt in mei 2008

Begrijp je dat ik op z’n Weiwei-iaans een dubbel gevoel kreeg bij die stenen? Maar dat verdween snel bij een prachtige installatie in een andere zaal.

Gebaseerd op een oude waterklok in de vorm van een fontein met twaalf waterspuwers met de koppen van de Chinese dierenriemfiguren. Ooit staand op het terrein van het Oude Zomerpaleis bij Peking. Maar in 1860 vernietigd door Franse en Engelse troepen. Die koppen werden naar overal in het Westen doorverkocht en zijn nu miljoenen waard. Zeven zijn er toch weer terug in Chinese musea.

Weiwei heeft ze naar eigen inzicht geherinterpreteerd. Namaak dus. Maar heel diepzinnige namaak. Hoe om te gaan met cultuurschatten, verhouding Oost-West, onderscheid tussen origineel en kopie en vervalsing, met kopiën vragen stellen over het origineel. En nog veel meer. Dubbel, driedubbel vierdubbel.

Net als die bijna levensgrote kijkdozen van zijn gevangeniscel. Die voor mij weinig toevoegden.

de rij van vijf grote kijkdozen waar je van opzij en van boven in kan kijken
dag en nacht waren er altijd twee bewakers in zijn cel

Behalve het gevoel dat hij hier net iets teveel gebruik maakt van zijn dissidentenrol in China. Want dat werkt tegenwoordig in het Westen natuurlijk prima.

Snake (2008),installatie met zo’n 1000 schooltassen uit het puin van die ingestorte schoolgebouwen waar Ai een slang van heeft gemaakt
in de achterliggende zaal een andere kijk op die ‘Snake’ aan het plafond
een bekend schilderij, opgebouwd uit legosteentje,s maar nu met links een Panda erin, ‘panda’ is ook een Chinees woord voor de geheime dienst
Kristallen Bol (2017), installatie met zwemvesten zoals vluchtelingen die in gammele bootjes omhebben en de kristallen bol die mogelijk hun toekomst voorspelt

Eindconclusie: als je nog kunt, gaan. Tot volgende week.

TOOS

De Leergierige Chinese bij de Gaslamp, een ReisKunst-verhaal


Daar zat ze dan elke avond, in haar winkeltje in haar hutong aan de rand van Peking, op een paar honderd meter van de kunstenaarsenclave waar ik verkeerde. Vaak een boekje in de hand waaruit ze Engels probeerde te leren. Engels tellen kon ze al, voor de rest stelde ’t nog niet veel voor. Maar de drang was er: beter, verder, hoger. Zoals ik dat in mei 2008 bij heel veel Pekinezen kon constateren toen ik als artist in residence bivakkeerde in die enclave. Nog net gelegen binnen de zogenaamde 5e ring van Peking. De vijfde rondweg om die alsmaar uitdijende stad, op een kleine 20 km van het oude centrum. De Verboden Stad dus.

Ik ging daar een tentoonstelling maken. Van te voren had ik al geregeld dat een aantal jonge Chinese vrouwelijke kunstenaars mij zouden assisteren bij een bepaald onderdeel. Het beschilderen van een achttal lange banners (zie de foto’s).

Banners die ik al in Nederland had laten bedrukken. Met op de pc ontzettend sterk uitvergrote stukjes van olieverfschilderijen van me. Pure pixel-abstractie. Maar dat is een ander verhaal.

Vlak bij die modern ingerichte kunstenaarsenclave met een paar honderd grote ateliers en de galerie waar ik exposeerde, lag een heel andere wereld. Die hutong. Echt nog zo’n ouderwets Chinees wijkje. Nog een van de weinige in de stad. Smalle straten, rommelig, kleine huisjes, kleine winkels, stalletjes,  een enkel restaurant en vanzelfsprekend de gebruikelijke grote openbare wc. Want riolering in de huizen? Hoezo! En elektriciteitsleidingen? Domme vraag! Wel hier en daar al een onverwacht zonnepaneel . Zoals ook af en toe een onverwacht snelle elektrische brommer. Die dus niet bromde en die je dus niet hoorde aankomen.

sfeerbeelden uit de hutong

En de gasvoorziening? Overal flessen, heel veel gasflessen. Als we weer eens gingen eten bij ‘ons’ hutongrestaurantje en we met handen, voeten, vriendelijk lachen en zo eenvoudig mogelijk Engels onze bestelling hadden doorgegeven, begon ’t gelijk daarop in de keuken te loeien. Net alsof er een straaljagersmotor werd aangezet. De gasbranders, gevoed door rijen gasflessen, gingen er gelijk met grote vlammen tegenaan. Maar hoe eenvoudig ook de ambiance, het eten was heerlijk. Elke keer weer. En dat voor een, in onze ogen, belachelijk laag bedrag.

‘ons’ hutongrestaurantje
je buikje bol eten

Dat gold ook in het winkeltje van die jonge vrouw uit het begin. De leergierige jonge vrouw die, zo begrepen we, verder wilde in de wereld. Door Engels te leren. En door ons etenswaren te verkopen als we in ons artist in residence onderkomen ook zelf weer eens wilden koken.

het winkeltje

Dat beeld van die vrouw, haar hele houding, de wilskracht die ze uitstraalde, haar intelligentie, die gaslamp om in de donkere avond bij te lezen en te leren, dat alles ontroerde me. Met als gevolg dat in mijn atelier in Middelburg later onderstaand schilderij ‘Contented’ tot stand kwam.

Toos van Holstein, Contented (olieverfschilderij 100-120 cm)

Die maand in Peking was een onvergetelijke ervaring. Mee ook  door alle ontmoetingen met Chinese kunstenaars, de bezoeken bij hun thuis, de bezoeken aan vele galerieën op gigantisch grote oude industrieterreinen, de contacten met de Nederlandse kolonie en andere buitenlanders daar. Maar ook omdat ik Peking kon vergelijken met mijn ervaringen uit 1995.Toen levensgezel en ik er voor het eerst kwamen. Letterlijk een wereld van verschil met die in 2008. Maar ook dat is een ander verhaal. En of ‘onze’ hutong nu nog bestaat of tegen de vlakte is gegaan voor hoogbouw? Dat zou best wel eens kunnen. En hoe zou ’t mijn Leergierige Chinese zijn vergaan?

nog een paar hutong-taferelen

Tot volgende week.

TOOS

Spreidstand tussen  ‘Arsenale delle Culture’ in Perugia en ‘Levend Erfgoed’ in Middelburg


Nog met één been in het Italiaanse Perugia maar met het andere al in mijn Zeeuwse woonstad  Middelburg. Best een spreidstandje.

Vorige week berichtte ik over mijn aanwezigheid in Perugia. Waar de onderdelen van mijn installatie ‘Arsenale delle Culture’ lagen te wachten om tot een geheel gesmeed te worden. Toen kon ik er nog niks van laten zien. Nu wel.

over hoogteverschillen gesproken in Perugia: 3 van deze roltrappen om in de Rocca Paolina te komen en daarna nog één om het oude centrum te bereiken
na de 3e roltrap de opgang naar de ondergrondse Rocca Paolina
fascinerend toch, dat bouwsel van de Rocca?

Maar waar ik nu weer weinig van kan laten zien, is hoe de diverse etages van mijn pakhuis/atelier/woonhuis ‘Holstein’ in Middelburg er volgende week 9 september uit gaat zien.  Dan doe ik namelijk, als één van de zeldzame partikuliere deelnemers, mee aan onze nationale Open Monumentendag. Maar eerst Perugia.

Ene been: installatie ‘Arsenale delle Culture’

deel van de zaal voor de Nederlandse kunstenaars met achter midden ‘mijn’ nis
mijn spullen uitgestald

Achter die naam zit natuurlijk een idee, een gedachte. Een concept zo je wilt. Dat ik al op schrift had verwoord voor de organisatoren van de expositie ‘Oltre i confini’ (Buiten de grenzen). In officiële kunsttaal, dat spreekt voor zich. Want als kunstenaar moet je die ook beheersen. ’t Moet natuurlijk wel een beetje gewichtig klinken, wil het zwaarte meekrijgen. Lees maar. Ter verluchtiging en verlichting strooi ik er wat plaatjes tussendoor.

levensgezel bezig om de centrale banner van ‘Arsenale delle Culture’ op te hangen
rechts een al vroeg aanwezige Italiaanse fan en links Wilma Impelmans van Galerie Imspa uit Ridderkerk, die samen met haar man Martin zorg draagt voor het Nederlandse aandeel

“Beyond the borders”, dat uitgangspunt van deze expositie vormgeven in een installatie leek Toos van Holstein een prachtige uitdaging. Want spelen grenzen in het politieke discours tegenwoordig niet een extra grote rol? In een zich steeds verder ontwikkelende  Europese Unie waarin landsgrenzen vervagen en waarbij bestuurders en inwoners zich committeren aan een gigantisch internationaal proces dat zijn weerga niet kent? Een blijvende samenwerking tot stand brengen tussen landen met een grote diversiteit aan culturen, culturen die zich eeuwenlang allemaal langs hun eigen weg hebben ontwikkeld.

Alice krijgt haar plaats te midden van het Europese Wonderland

Als mens en als kunstenaar slaat Toos van Holstein dat proces  gade maar staat ze er ook middenin. Als het nieuwsgierige kleine meisje dat ze ooit was, maar dat nog steeds in haar zit omdat ze het altijd is blijven koesteren. Eigenlijk net als die wereldwijd bekende  Alice in Wonderland staat Toos midden in haar eigen Wonderland. Als een Alice die al die oude Europese culturen absorbeert maar te gelijkertijd de nieuwe ontwikkelingen niet schuwt. Een Alice die zich voor deze installatie ‘Arsenale delle Culture’ onder andere liet inspireren door de cultuur uit het Noorden en het Zuiden. Door de eeuwenoude mythen en sagen van de noordelijke Edda, te beschouwen als de tegenhanger van de Griekse mythologie, en door de ook al heel oude maar opnieuw populair geworden pelgrimage naar het zuidelijke Santiago de Compostella. De pelgrimage die er in de middeleeuwen  voor zorgde dat zich een uitgebreide infrastructuur ontwikkelde die Europa van noord tot zuid langs vele wegen met elkaar verbond.

met rondom Alice 12 keramische borden van Rampini Ceramiche d’Arte uit Gubbio als symbool voor de 12 sterren in de vlag van de EU
Nederlandse vrienden die vanuit hun Italiaanse verblijfplaats met de trein naar Perugia kwamen om de opbouw mee te maken
klaar, met rechts de schilderijen gebaseerd op de Edda en links die geïnspireerd door de pelgrimage naar Santiago de Compostella

Toos van Holstein verbindt in ‘Arsenale delle Culture’ al deze oude cultuurelementen met ons moderne Europa. Het Europa van de EU, het Europa van die verscheidenheid aan culturen, dat door internationale ontmoetingen, door veeltalige communicatie, door het creëren van bruggen en door het aanmoedigen van grensoverstijgende solidariteit een weg is ingeslagen waarvan deze kunstmanifestatie ‘Beyond the Borders’ een veelzeggende uiting is.

gedeeltelijk overzicht van de nu geheel ingerichte Nederlandse zaal
en dat er aan de vooravond van de officiële opening een maaltijd was met organisatoren en deelnemers spreekt voor zich

Andere been: ‘Levend Erfgoed’ op Korendijk 56 bij Open Monumentendag 9 september

Lang voordat ik in 1999 mijn pakhuis in Middelburg kocht, zag ’t er uit als op bovenstaande foto. Een plaatje dat ik ergens in het Zeeuws Archief vond. Toen ik het kocht was er trouwens niets veranderd. Bij de achterkant zal dat niet anders zijn geweest. Overal veel dichte luiken en maar enkele ramen. En ontzettend veel troep binnen.

de achterkant in 1999
de gigantische zooi op de 1e etage

Dat is bij de verbouwing en restauratie in 2021/22 wel een tikje veranderd. De desbetreffende ambtenaar is bij de eindkeuring de deur uitgegaan met de woorden “Ik heb hier in Middelburg zelden een rijksmonument gezien dat zo mooi verbouwd is als dit”. Laat ik het daar nou helemaal mee eens zijn!

pakhuis ‘Holstein’ nu
interieurfoto’s

Vandaar dat ik dit ook af en toe wil tonen op de 2e zaterdag van september, altijd de nationale Open Monumentendag. Door niet alleen de grote glazen deuren van mijn atelier op de begane open te zetten, maar ook die naar boven. Naar 1e en 2e etage. Welkom dus op 9 september van 10-17 uur aan de Korendijk 56.

 Ik zorg wel dat er de hele dag door genoeg koffie, thee en andere feestelijke drinkbare waar voorradig is. Tot volgende week.

TOOS

Nooit gedacht dat ik nog eens ondergronds zou gaan met mijn kunst


Als deze blogaflevering verschijnt, zit ik in Perugia, hoofdstad van de Italiaanse provincie Umbrië. Jaren en jaren geleden, in mijn jonge jaren dus, struinde ik er al eens rond. Dat waren van die plekken waar ik kwam als ik in de zomervakantie rond toerde met altijd mijn aquarelspullen bij me. Mooie ouwe stad met ook een prachtig oud museum vol ouwe kunst. Tja, wat wil je: Italië! Maar dat ik er ooit nog eens zou exposeren? Hoezo!

de oude stad van Perugia

Heel wat jaartjes later, in 2019, verzeilde ik opnieuw in die op een rotsheuvel gebouwde stad . Een logisch gevolg van mijn vier weken durend verblijf in het 40 kilometer oostelijker gelegen Gubbio. Daar nam ik deel aan een groepsexpositie. Perugia was dus een voor de hand liggend doel. Net zoals ook een herhaalbezoek aan die Galleria Nazionale dell’Umbria. Mooi niet, dat laatste. Gesloten wegens verbouwing. Jammer. Maar opnieuw struinen door de oude stad, nu met levensgezel, was geen straf.

hommage aan Pietro Vannucci met een schattig engeltje met schilderspalet aan zijn voeten

Daardoor kwam ik bovenstaand beeld tegen:  een hommage aan een blijkbaar groot kunstenaar. Ene Pietro Vannucci. Dat zei me niks, nu weet ik beter. Maar dat ik er ooit nog eens zou exposeren? Hoezo!

In 2022, voor de keramiek weer voor vier weken neergestreken in Gubbio, was ik toch wel nieuwsgierig of dat museum in Perugia nou eindelijk eens open was. En de website gaf geen uitsluitsel. Wat bleek, nog steeds dicht. ’t Begon aardig te lijken op die 10 jaar durende verbouwing van het Amsterdamse Rijksmuseum.

Nobile Collegio del Cambio
in de Audiëntiezaal

Maar vlak naast die gesloten Galleria Nazionale zat het wel geopende 15e eeuwse Nobile Collegio del Cambio. Waar eeuwenlang zakenlieden, notarissen en bankiers elkaar ontmoetten in de prestigieuze Audiëntiezaal. Laat die nou beschilderd zijn door ene Pietro Vannucci, die van dat standbeeld! En daar in dat Collegio ging bij mij eindelijk het licht aan. Ja, natuurlijk, Perugino! Pietro Vannucci detto Perugino (1450-1523). De Renaissance-kunstenaar met de bijnaam Perugino, afgeleid van Perugia. De leermeester van de nog veel beroemder geworden Rafaël. Raffaello Sanzio detto Raffaello da Urbino (1483-1520).Van wie in Urbino, een dik uur rijden oostelijk van Gubbio, nog het geboortehuis staat. Oké, dat wordt ander verhaal dus.

deel van Perugino’s beschilderingen in die zaal

Diezelfde dag kon er ook nog wel een bezoekje af aan de Accademia di Belle Arte. Met als aanvullende naam, hoe bestaat ‘t,  “Pietro Vannucci”. Een bekende kunstacademie trouwens, al in 1573 opgericht en daarmee één van de eerste kunstinstituten van Italië. Met daarbij ook nog eens een museum vol oude gipsmodellen.

locatie van de Academia, kon slechter
het museum met de gipsen beelden

Aan kunst geen gebrek dus, ook al was het grote museum dicht. Maar dat ik zelf ooit nog eens in Perugia zou exposeren? Hoezo!

Dat was, toen ik er jongstleden mei rondliep, heel anders. Net zoals de situatie bij de Galleria Nazionale. Die was verdorie zomaar open. Met een tijdelijke expositie over ……., inderdaad, Pietro Vannucci detto Perugino. Echt een grootse tentoonstelling. Maar ja, hoeveel voorbereidingstijd hadden ze wel niet gehad.

de nu eindelijk weer geopende Galleria Nazionale dell’Umbria
een heel klein deel van de uitgebreide expositie over Perugino

Zelf ging ik nu ook in Perugia tentoonstellen. Ondergronds nog wel. Want in april kreeg ik van het galeristenechtpaar Martin en Wilma Impelmans  van de Ridderkerkse Galerie Imspa/Imspa Productions de vraag “Toos, zou je willen meedoen met een internationale groepstentoonstelling in Perugia?”. “Ja, leuk!” Want door Martin en Wilma was ik in 2019 ook in Gubbio terechtgekomen. Maar, zo was mijn voorstel na enig internetonderzoek, dan wel met een installatie. Want het eeuwenoude Rocca Paolina, de expostieplek, leende zich daar volgens mij prima voor. Snel een schets gemaakt van mijn idee, die voorgelegd aan betrokkenen en het fiat gekregen.

die schets
ondergrondse ruimten in Rocca Paolina

Dat internetonderzoekje leerde mij trouwens ook dat ik bij alle voorgaande Perugia-bezoekjes die plek onwetend met voeten had getreden. Letterlijk! Want onder het plaveisel van het centrum ligt uitgehouwen in de rots nog een gigantisch labyrinth van gangen en zalen. Ooit het fundament van een net zo gigantisch fort dat in de 19e eeuw is afgebroken.

Dus daalde ik in mei af in de ondergrondse krochten van Rocca Paolina om te verkennen waar ik eind augustus terecht ging komen.

nog een paar foto’s in de Rocca Paolina

Veel ruimten daar hebben nu namelijk een culturele bestemming. Hoe de expositie ‘Oltre i Confini’ (Buiten de Grenzen) en mijn installatie ‘Arsenale delle Culture’ eruit gaan zien?

affiche van de expositie met daarop de deelnemende landen en kunstenaars

Tot volgende week.

TOOS

Hoe Oude en Levende Muren tot Liefde en Lyriek leiden


zicht op het oude centrum van Gubbio met op de voorgrond resten van het Romeinse theater

De liefde van de man gaat door zijn maag. Zo luidt het gezegde ten minste. Of dat waarheid behelst? Mwah!! Want hoe zit ’t dan met de liefde bij de vrouw? Of bij mijn liefde voor een stad? Toen ik in 2019 vanwege een expositie voor het allereerst in het Italiaanse Gubbio rondliep, was ik namelijk heel snel verkocht. De stad stal mijn hart. Dat tegen een berg opgebouwde middeleeuwse centrum was heel speciaal. Specialer, intenser dan heel veel van de oude centra in allerlei landen waarin ik al had rondgedwaald. Dus kwam ik er graag weer terug, ook omdat ik er aan de keramiek verslaafd raakte.

deel(tje) van de oude stad van Gubbio met boven een restant van de stadsmuur

Nu, na voor de vierde keer voor vier weken in Gubbio verkeerd te hebben, is dat gevoel er nog steeds. Ja, zelfs sterker. Hoe komt dat toch? Nou, niet door de Italiaanse keuken, hoe lekker ook. Niet door die maag dus. Achteraf gezien is ’t gewoon heel simpel. Of, om met landsfilosoof Cruijff te spreken, “je gaat ’t pas zien als je ’t doorhebt”. Het zijn de muren, de buitenmuren van al die eeuwenoude huizen. Mijn liefde voor Gubbio is niet door de maag gegaan maar door mijn ogen. Met muren die een al eeuwenoud leven uitstralen. Muren die leven.

een muur van het Palazzo dei Consoli

Neem nou die stenen. Die grijzige, grauwe, grote, groffige bouwstenen. Geen baksteen maar uitgehouwen rotssteen. Overal zie je ze, overal voeren ze de boventoon. Want gepleisterde muren, daar deden ze en doen ze niet aan in Gubbio. Gewoon recht toe recht aan, gewoon muren zoals ze zijn. Drie, vier, vijf etages hoog. Etages met een open karakter, naar buiten gericht. Niks geen gedoe met getraliede vensters. Muren dus zonder die bekende, zuidelijke pasteltinten of nog fellere kleuren, geschilderd op pleisterlagen. Ook niet op de diverse grote kerken. Of op de maar enkele palazzi die de stad kent. Ook die blijven rauw imposant.

Niet dat ik iets tegen die pasteltinten heb. In tegendeel zelfs! Wie mijn schilderijen kent, weet dat ik dol ben op ouwe, kleurige muren. Muren in verval, muren waaraan de tand des tijds heeft geknaagd, waarin het afschilveren en verbrokkelen goed zichtbaar is, waarin het vocht zijn sporen heeft achtergelaten. De schoonheid van verval die via mijn schilderijen ook heel veel huiselijke binnenmuren siert.

Toos van Holstein, Legend (olieverfschilderij 100-90 cm)
Toos van Holstein, Ilumina (olieverfschilderij 60-60 cm)
Toos van Holstein, Visita (olieverfschilderij 100-70 cm)
Toos van Holstein, The merchant of Venice (olieverfschilderij 90-100 cm)

Maar wat me bij menig 15e, 16e,17e eeuws organisch ontstaan stadscentrum hindert, is dat er plots van die niet passende gebouwen uit 19e eeuw tussen staan. Of zelfs van die nieuwige, volstrekt detonerende hedendaagse bouw. Van die architectonische niksigheid waar ze in een architectenbureau op hebben zitten kicken. Maar die wel de eeuwenoude eenheid verhaspelt. En daarvan is in Gubbio nauwelijks sprake.

De eenheid, de totaliteit is de hele stad door bewaard gebleven. Door die muren. Die toch weer heel erg leven door alle reparaties die er in de loop der eeuwen aan zijn verricht. Met juist wel weer stukjes baksteen ertussen. Je ziet de geschiedenis van honderden en honderden jaren voor je neus, Juist omdat de bepleistering ontbreekt. Juist omdat daardoor alle oude bouwtrends, alle bouwkundige veranderingen en alle restauraties zichtbaar zijn.

Hier is de gemetselde boog boven een venster blijven zitten, maar is het raam zelf verdwenen. Daar is een deur verplaatst. Elders is er een raam bijgekomen. En soms moest dus in muren de oorspronkelijke steen vervangen worden door baksteen. Ga je erop letten, dan zie je dat overal. En daardoor, zo besefte ik pas langzaamaan, leven die muren. En mee daardoor houd ik zo van Gubbio.

Je hebt in feite een architectonisch geschiedenisboek voor je neus. Waarin zich ook nog eens de moderne wereld afspeelt. Vol met levendige Italiaanse taferelen. Van spelende kinderen, van dochters die met moeders wandelen. Van oudere mannen die samen de wereld staan te verbeteren, van terrassen waar het leven genoten wordt. Prachtig toch?

Oh ja, dat moet ik toch nog even melden. De stress over mijn UOVO’s (lees hier https://wordpress.com/post/toosvanholstein.wordpress.com/10358) is geweken. Ze zijn allemaal op tijd uit de oven gekomen. Tot volgende week.
TOOS

Als enige Nederlandse kunstenaar in de collectie van het Italiaanse Museo delle “Brocche d’Autore”


de uitnodiging voor de expositie met rechtsonder mijn naam

Drie heiligen en dus ook drie brocche, drie kruiken. Drie brocche van mij, die nu staan te pronken in dat Museo delle “Brocche d’Autore”, het Museum van de “Kruiken Ontwerpers”. Drie brocche gewijd aan Sant’Ubaldo, San Giorgio en Sant’Antonio. Ubaldo,  de beschermheilige van de stad Gubbio, gekoppeld aan de kleur geel. Joris, martelaar en doder van de draak, gekoppeld aan blauw. En Antonius van Egypte, kluizenaar en vader van het kloosterleven, met zwart als kleur. De drie heiligen die elk jaar op 15 mei de hoofdrol spelen in HET feest van Gubbio, de overweldigende Ceri. Met weken van te voren al overal in Gubbio banieren en vlaggen in hun kleuren.

overal in de stad de banieren van de drie heiligen met hun eigen kleuren

Waarbij ze alle drie ook nog eens extra geëerd worden in dat museum waarvoor elk jaar drie uitverkoren kunstenaars naar eigen ontwerp drie aan hen gewijde brocche creëren. En dit jaar ben ik dus één van die drie.

de brocche in wording in het atelier

Maar hoe kwam ik daar? Of beter eerst, hoe kwam ik terecht in Gubbio? Dat verhaal start in de zomer van 2019. Toen werd ik in een tentoonstelling daar gekoppeld aan keramist Giampietro Rampini. Een gouden ontmoeting.

deel van de installatie die Giampietro en ik samen maakten, hij met zijn keramiek en ik met mijn kunst en lange banners

We hadden direct een geweldige klik waardoor ik voor het eerst in mijn leven keramiek ging beschilderen. Borden in eerste instantie. Vier weken lang in het atelier van Rampini Ceramiche d’Arte.

in discussite met Giampietro over een bord dat ik maakte

Daarbij werd ik ook nog verliefd op het prachtige middeleeuwse Gubbio. Pas in 2021 kwam ik er terug. Want weet je nog, 2020 Corona-Rampjaar? Weer voor vier weken. Om nu borden van eigen ontwerp te beschilderen, een ontwerp dat dat door kleitovenaar Daniele Minelli op zijn draaitafel perfect werd uitgevoerd. Want ook Daniele had ik in de tussentijd leren kennen. Weer een jaar later, 2022, ontstond in samenwerking met Giampietro en Daniele mijn ‘UOVO-Project’(zie video). Met als uitvloeisel daarvan die brocche.

Nu terug naar die Ceri. Bij dat eeuwenoude feest spelen drie met water gevulde kruiken een grote rituele en dus symbolische rol. ’t Hoe en wat daarvan komt wel in een volgend verhaal. Die kruiken worden elk jaar, naar een min of meer vaststaand ontwerp, opnieuw gemaakt. Ze worden namelijk in de menigte gegooid. Met andere woorden, heel blijven, nee, dat zit er niet echt in.

de Ceri-ceremonie met de kruiken, iets dat in een volgend blog wel terugkomt

Zo’n twintig jaar geleden ontstond het idee om een link te leggen tussen die drie rituele brocche en de wereld van de kunstkeramiek. Want Gubio kent al eeuwenlang een keramiekindustrie. Dus werden keramiekkunstenaars uitgenodigd om zich op geheel eigen wijze te laten inspireren door de brocche van de Ceri. En ziedaar het Museo delle “Brocche d’Autore”!

bij het museum en de affiche naast de ingang

Dat zich bevindt in hoge arcaderuimten waar bovenop het prachtige Piazza Grande en o.a. het gigantische 14e eeuwse Palazzo dei Consoli zijn gebouwd. Een palazzo dat nu het Museo Civico di Palazzo dei Consoli huisvest. Je moet het totale bouwwerk zien om echt te gaan geloven dat dit al in de 14e eeuw is gebouwd!

een van de ruimten van het museum aan de Via Baldassini in Gubbio
bovenop die arcaderuimten staan onder andere die vier grote bogen op de foto en daar bovenop is dan weer de Piazza Grande gebouwd met de twee palazzi rechts en links (links het Palazzo dei Consoli)

En nu, eeuwen later, staan er dus die drie brocche van mij. Waar ik in een ander verhaal beslist uitgebreider op terugkom.

op de voorgrond mijn brocche, met erachter de kunstenaars, burgemeester en andere belangrijke mensen in Gubbio, die bij de opening aanwezig waren

Wat zou het prachtig zijn geweest als mijn maestro, mijn keramiekleermeester Giampietro Rampini daar bij had kunnen zijn! Maar helaas, ik schrijf het met ontzettend veel pijn in het hart, Giampietro overleed afgelopen maart, aan leukemie. Al hebben we dan effectief maar 3x vier weken samengewerkt, deze unieke, warme, heerlijk chaotische Italiaan met z’n spraakwatervallen vond vanaf het begin gelijk een heel warme plek in mijn hart. En nu was hij er niet bij, bij de opening. Maar mijn brocche heb ik, naast die drie heiligen, als eerbetoon natuurlijk ook aan hem opgedragen.

Giampietro en ik in zijn atelier, hij gekroond met een van de brocche in wording
achter mijn brocche van links naar rechts Giulia (de dochter van Giampietro, die nu het atelier leidt), ik, Rosanna (de vrouw van Giampietro) en Daniele Minelli (de man die mijn brocche draaide in zijn eigen atelier, zie ook de video hierboven)
andere kant van de middelste brocche
nog een paar foto’s van de opening

Zoals ook de hele expositie aan hem is opgedragen. Want Giampietro heeft niet alleen veel betekend voor de keramiekwereld van Gubbio, hij was vanaf het begin sterk betrokken bij het museum en leverde in 2010 zijn eigen bijdrage met drie brocche. Zoals ik dat nu ook doe. En zonder hem zou er nu geen keramiek van mij in Nederland en in Italië te vinden zijn. Giampietro, als er al een keramiekhemel bestaat, hebben ze je daar ongetwijfeld met open armen ontvangen. Tot volgende week.

TOOS

De Zegetocht van De Vaandeldrager


’t Kost wat, maar dan heb je ook iets. Een uitdrukking die, kort samengevat, het antwoord was toen er in 1997 moord en brand werd geschreeuwd bij de aankoop van de ‘Victory Boogie Woogie’. 82 Miljoen harde guldens voor Mondriaans laatste, nog onaffe werk. Maar de rust keerde weer.

Victory Boogie Woogie van Mondriaan, enkele jaren geleden bij een expositie over hem in het Kunstmuseum Den Haag

 Idem dito bij Rembrandts tweeluik ‘Marten en Oopjen’ toen de regeringen van Frankrijk en Nederland gezamenlijk 160 miljoen neerlegden. Nu in eurootjes.

‘Marten en Oopjen’ van Rembrandt, in november 2019 tijdens de expositie ‘Rembrandt-Velazquez’ in het Rijksmuseum

Dus kon je ’t al helemaal uittekenen bij het ophoesten begin 2022 van de €175.000.000 voor ‘De Vaandeldrager’, ook al van Rembrandt. Maar daar kon ie wel tegen, die stevige kerel met Rembrandts eigen trekken die je al sinds 1636 zelfbewust aankijkt.

deel van ‘De Vaandeldrager’

Natuurlijk is ’t bizar dat dit soort gigantische bedragen moet worden betaald voor doeken met wat verf. En zowel bij ‘De Vaandeldrager’ als bij ‘Marten en Oopjen’ ook nog aan een toch al stinkend rijke familie als de Rothschildt’s. Maar ja, als ’t om ‘namen’ gaat, kent de internationale kunsthandel tegenwoordig nog wel veel grotere excessen. Daar staat dan weer tegenover dat ons nationaal cultureel erfgoed, ondanks al die ook steeds weer wegebbende heisa,  wel drie kunsticonen rijker werd.

 ‘De Vaandeldrager’ had trouwens nog een cadeautje in petto. Met vaandel en al doet hij in twaalf etappes een Ronde van Nederland. Twaalf keer staat hij voor ons een potje stoer te doen in elk van de twaalf provincies. Op dit moment in Zeeland. In het Zeeuws Museum in mijn eigen Middelburg.

publiciteitsbeeld van het Zeeuws Museum

Afgelopen zondagmorgen waren levensgezel en ik zelfs om 11 uur persoonlijk uitgenodigd om ‘m te komen aanschouwen. Cadeautje van de Vereniging Rembrandt. Die 25 van de 175 aankoopmiljoentjes heeft bijgedragen. Waarom die uitnodiging? We zijn beiden lid, hebben de Rembrandkaart op zak -een soort museumkaart- en worden daardoor regelmatig gefêteerd op plezante extraatjes. Ik schreef er bijvoorbeeld hier al eens eerder over.

Dat werd in het Zeeuws Museum dus eerst koffie en gebak, daarna een inleiding door museumdirecteur Marjan Ruiter en vervolgens een uitgebreide toelichting op het schilderij door een vertegenwoordigster van de vereniging. En toen, wel zonder vaandel , in optocht achter Marjan aan naar ‘HET SCHILDERIJ’.

Vooraf had ik zo mijn bedenkingen. Ik zag ‘De Vaandeldrager’ namelijk al eens eind 2019 bij ‘Rembrandt-Velazquez’ in het Rijksmuseum.

weer november 2019 toen ik ‘De Vaandeldrager’ even helemaal voor mezelf had in het Rijksmuseum

En nu werd hij, zo had de publiciteit al flink rond gebazuind, geshowd in een heel andere, zeer speciale setting. Opgebouwd uit oude verenigings en processievaandels, recente spandoeken van sociale protesten en nog zo een en ander van kunstenaars. Dat alles onder de titel protest processie parade. Met als achtergrond voor Rembrandts schilderij een muur beschilderd in regenboogkleuren, geïnspireerd op de LHBTQIA+ vlag. Oh jee, als dat maar goed ging! Voor jullie hierbij nog wat huiswerk: vlekkeloos die rij letters uit je hoofd leren en zonder gestamel opnoemen waar ze voor staan! Altijd goed voor een identiteitsdiscussie.

de zaal waar ‘De Vaandeldrager’ hangt, verscholen achteraan
zo piepte ie te voorschijn

Maar mijn bedenkingen verdwenen subiet. Na je inderdaad eerst een weg te hebben gebaand door een kleurrijk banieren, vlaggen en doekenwoud piepte ‘De Vaandeldrager’ te voorschijn. Met zijn eigen ingehouden kleuren tegen die regenboogachtergrond. Maar die uitzonderlijke ambiance werkt wonderwel.

Dus daar stond ie dan, de man van 175 miljoen! In z’n klimaatklever en protestplakkervrije kast. Een loodzwaar ding met kogelbestendig glas en eigen klimaatregeling. Want bij die Ronde van Nederland laat je voor zo’n kostbaar figuur natuurlijk niets aan het toeval over.

en weer had ik hem even helemaal voor mijzelf
even in gesprek met directeur Marjan Ruiter, net achter mij
nog een onderdeel van protest processie parade

Mocht je in de periode tot 28 februari nog een kaartje kunnen bemachtigen in één van de tijdsloten, doen! Dan kun je gelijk speuren naar het vaandel met de tekst ‘Fund Living Artists’ (Steun Levende Kunstenaars). Want had juist in de tijd van de aankoop corona niet de hele cultuursector letterlijk en financieel plat gelegd? Met alle gevolgen van dien voor degenen die daarin hun geld verdienden? Gevolgen die nog steeds sterk merkbaar zijn.

Oh ja, en dan nog even Charley Toorop als een soort running gag. Ik kan ’t niet laten! Haar naam dook al diverse keren op in mijn laatste blogs van januari (hier en hier). Over vrouwen in de kunst. Vandaar een bijna letterlijk huppeltje toen ik die zondagmorgen goed gezelschap voor Rembrandt ontdekte. Want daar was ze in een andere zaal. Zomaar Charley! Het Zeeuws Museum doet mee in de vaart der vrouwelijke kunstenaars!

Charley Toorop, Landschap met korenschoven Zeeland (1933)

Nog meer weten over die stoere vaandeldrager? Laat je dan in 7 minuten via deze video helemaal bijpraten door Taco Dibbits, directeur van het Rijksmuseum.

Tot volgende week.

TOOS

Een eeuw later opnieuw The Roaring Twenties


Bergen

Een jaar later dan bedoeld zit ik nu in het Noord-Hollandse Bergen. Want wie had kunnen bevroeden dat ‘The Roaring Twenties’, het pré-corona verzonnen thema voor de Kunst Tien Daagse van Bergen 2020, zo toepasselijk zou worden? Niemand, denk ik. De Roaring Twenties uit de 20e eeuw kennen we. Maar dat onze 21ste eeuwse Twenties zo ‘Roaring’ zouden beginnen? Verzin ’t maar eens. Een corona-epidemie met alle onbekende en nare gevolgen en beperkingen van dien. Het platleggen van de hele culturele sector. En dus het afgelasten van die K10D in dat bekende kunstenaarsdorp. Je weet wel, het Bergen van de beroemde Dichter des Vaderlands avant la lettre Adriaan Roland Holst (1888-1976), het dorp van de kunstenaars van de bekende Bergense School en niet te vergeten de woonplaats van Charley Toorop (1891-1955), een van mijn vrouwelijke schildershelden.

Charley Toorop geschilderd door Mathieu Wiegman, een van de grondleggers van de Bergense School, museum Kranenburgh in Bergen

Maar goed, nu zit ik er wel, zij ’t een jaar later. Hoewel we met dat Roaring door Covid-19 toch nog wel even bezig zullen zijn. Maar gelukkig kon ik zo’n anderhalve week geleden toch mijn bus naar binnen rijden in de ouwe koeienstal aan de Voert 9. Om mijn aandeel aan de groepsmanifestatie StalKunst9 al grotendeels te kunnen inrichten. Lees maar in de vorige aflevering. Afgelopen vrijdag bracht ik nog wat finishing touches aan en toen kon de zaak los.

deel van de stal met helemaal achterin mijn aandeel met o.a. het grote drieluik Specchio

Met afgelopen zaterdag toch al dik 400 en zondag meer dan 1000 bezoekers. En met ook al de eerste verkopen. Zoals aan een vrouw die haar eerste kunstaankoop ooit deed. Voor haar een absolute kick en daardoor ook voor mij.

het plakken van de rode stip als teken van ‘verkocht’

Maar ook met de ontmoeting met een man die drie jaar geleden, toen ik voor ’t eerst deelnam aan StalKunst, weg was van een bepaald schilderij. Nu was hij er weer en wilde weten of ik dat werk nog had. Over incubatietijd gesproken! Of wat te denken van de 90-jarige man die, zo vertelde hij, al jaren weg is van mijn kunst en alles over mij verzameld omdat hij niet het geld heeft iets te kunnen kopen. Dat ontroert. Net zoals de komst  van bekenden en vrienden van overal uit het land die langskwamen om te kijken. En dan nog die filmopnamen voor RTV Noord-Holland. Wat daarvan gaat worden uitgezonden? Geen idee, dat komt einde vrijdagmiddag pas.

tv-opname voor RTV Noord-Holland

Maar zelf wil ik natuurlijk ook graag ronddwalen langs al die verschillende adressen in Bergen en Bergen aan Zee. Waar ik weet wel niet hoeveel beeldende kunstenaars hun werk tonen. In een ouwe koeienstal dus bijvoorbeeld. Of in hotels, de brandweerkazerne, leegstaande gebouwen, restaurants, galerieën, winkels, privéhuizen, oude villa’s, tuinen en landgoederen. Je kunt ’t zo gek niet verzinnen of er is kunst te vinden tijdens de K10D. Overigens wel rijp en groen door elkaar, dat moet ook gezegd. Enige ballotage door de organisatie zou volgens mij beslist geen kwaad kunnen. Hier wat sfeerimpressies van tot nu toe.

ergens in het centrum van Bergen
in Bergen aan Zee

Oh ja, en dan nog dat thema van The Roaring Twenties. Behalve dat Museum Kranenburgh een expositie onder die naam toont, kon ik daarvan maar heel weinig terugvinden.

Zelf heb ik er nog een kleine installatie aan gewijd met daarin twee in aluminium gegoten meisjes. Waarin ik het verschil wil uitdrukken tussen arm en rijk.

Want die Roaring Twenties van een eeuw geleden hebben dan wel dat etiket van fris, vrolijk en de charleston gekregen, maar het verschil tussen arm en rijk was toen natuurlijk wel heel groot. Een kwestie die, jammer genoeg, in onze twintiger jaren wel eens opnieuw een groot thema kan worden. Eigenlijk een gotspe dat dit in onze zo welvarende Westerse landen nog ter sprake moet komen. Maar dat terzijde.

Voorlopig ben ik tot en met komende zondag 31 oktober nog in mijn koeienstal te vinden. Tussen de andere deelnemende kunstenaars. Elke dag van 11 tot 17 uur. Welkom, welkom!!

Tot volgende week.

TOOS

K10D Bergen (NH), here I come!


In 2020 kon ’t allemaal niet doorgaan. Iets met een virusje en een pandemietje. Maar nu wel. Dankzij de inventiviteit, denkkracht en doorzettingsvermogen bij fundamenteel onderzoek van een groep slimme wetenschappers.  Daardoor lag de kennis voor een nieuw vaccin voor het grijpen en klinken de fileberichten ’s morgens weer bijna als vanouds. Ook kan nu wel de 10e en dus jubileumeditie van StalKunst9 bij de 28e editie van de K10D van Bergen doorgaan. Van vrijdag 22 tot zondag 31 oktober.

Toch even voor de duidelijkheid, dat K10D staat voor de Kunst Tien Daagse die sinds 1993 jaarlijks in dat bekende kunst en kunstenaarsdorp Bergen in Noord-Holland wordt georganiseerd. Op allerlei locaties binnen en buiten het dorp en ook in Bergen aan Zee. Alleen vorig jaar dus even niet. Maar nu is er dan toch voor de tiende keer die manifestatie Stalkunst9. In een oude koeienstal aan de Voert 9 in het buitengebied van Bergen. Een koeienstal? Toos, wat doe jij in godsnaam in een koeienstal?

een gedeeltelijk overzicht van alle locaties, met midden onder de plek van Voert 9 bij die dichte verzameling vierkantjes

Dat was inderdaad ook de vraag die ik mezelf stelde toen Elisabeth Leyen begin 2018 vroeg of ik aan de door haar georganiseerde  expositie Stalkunst9 wilde meedoen. Hoe ik Elisabeth had leren kennen is een verhaal dat ik hier al eens vertelde. Mogelijk belandt daardoor misschien nog eens een kunstbijdrage van mij in het Rijksmuseum.

samen met Elisabeth in de stal, een paar dagen geleden

Maar om een lang verhaal kort te maken, ik ging met Elisabeth kijken aan de Voert 9, ging door haar enthousiasme en de , zeg maar, uitdagende ruimte overstag en deed in 2018 mee aan de 8e editie van StalKunst9. Naar alle tevredenheid, zowel vanwege de sfeer als het succes. Dus toen ze na afloop te kennen gaf mij er heel graag weer bij te hebben voor haar jubileumeditie wist ik ’t wel. Ja, leuk, doen! 2020 stond in de agenda genoteerd. Dat bleek uiteindelijk typisch een jaar om te deleten. Waardoor ik dus pas een paar dagen geleden opnieuw met mijn bus vorstelijk de stal binnenreed. Naar het achterste deel waar jaren geleden de koeien naar buiten liepen via de grote staldeuren.

mijn bus achterin de stal

Want dat achterste deel is weer ‘mijn’ ruimte. Waar ik kan doen en laten wat ik wil. En waar levensgezel gelijk na het uitladen zijn trapvaardigheid kon tonen. Om die staldeuren te behangen met een aantal blauwbeschilderde banners. Allereerst natuurlijk een prima eyecatcher voor de bezoeker die aan de voorkant binnenkomt. Maar ook een mooie achtergrond voor het grote drieluik dat we er nu op hebben hangen.

’t Was wel wat uren doorpezen om de inrichting voor het overgrote deel op een middag voor elkaar te krijgen, maar ’t lukte. Op openingsdag 22 oktober nog even wat herordeningen en aanvullingen en het volk mag toestromen. De organisatie van de K10D schermt met zo’n 40.000 bezoekers in die 10 dagen. Of die ook allemaal naar StalKunst9 komen? Dat zou wel heel bijzonder zijn. De locatie is in ieder geval elke dag open van 11-17 uur. Waarbij ik ga proberen om ook zoveel mogelijk aanwezig te zijn. Want dat is nou juist een van de leuke aspecten daar. De geïnteresseerde bezoeker persoonlijk te woord kunnen staan. Maar ik wil toch ook graag zelf bezoekertje spelen op de andere plekken. Hoezo nieuwsgierig!

overzicht van de deelnemende kunstenaars aan StalKunst9 met links 2e van boven een van mijn mixed media uit ‘The 70-Series’

Intussen is de publiciteit al wel losgebarsten. In bijvoorbeeld de bij museum en galeriebezoekers ongetwijfeld bekende en altijd gratis verkrijgbare Kunst-&Museumkrant. De Noord-Hollandse uitgave is in een speciaal dik K10D nummer verschenen. Met daarin natuurlijk aandacht voor StalKunst9 en ene Toos van Holstein. Ook op internet kun je jezelf volledig verdiepen in dekunst10daagse.nl . Dat ik daarnaast de komende tijd mee in de bus ga blazen van de social media? Allicht! En let maar op mijn komende blogaflevering.

hier al vast een klein stukje van mijn expositiebijdrage, volgende week meer

Tot volgende week.

TOOS

TOOS10 en de Afgeleiden van Fort Rammekens


Fort Rammekens bij Vlissingen

Van ’t een komt ’t ander en van ‘Dante700’ van de afgelopen twee weken dus zomaar een ‘TOOS10’.Echter, vrees niet, want via TOOS10 komt binnenkort zomaar weer een volgende Dante700 met persoonlijke bespiegelingen te voorschijn. De reden voor dit heen en weer gedoe? Juist deze week heb ook ik een mooi getal te vieren. En dat nog wel bij leven. Terwijl voor Dante700 de grote poëet Alighieri, Dante Alighieri, toch echt 700 jaar dood moest zijn.

Tien jaar geleden namelijk, om exact te zijn op de zonnige en warme zaterdagmiddag 23 april van 2011 n.C., vond de opening plaats van mijn anders dan andere expositie ‘TOOS’. In het oude Fort Rammekens. Aan de monding van de Westerschelde bij Ritthem en op een kanonschotafstand van Vlissingen. Een tentoonstelling met voor mij heel wat kunstzinnige gevolgen, heel veel Afgeleiden zogezegd, die nu 10 jaar later nog steeds doorwerken.

sfeerbeeld van de opening van ‘TOOS’ in Fort rammekens

Eerst wat voorgeschiedenis. Destijds beheerde het Zeeuws maritiem muZEEum in Vlissingen dat rond 1550 voltooide zeefort, in opdracht van Staatsbosbeheer. Een uniek locatie waar heel wat gewelddadige historie overheen is gegaan. De directie van het muZEEum vroeg mij in 2010 of ik in de ruimten van het fort gedurende de lente en zomer  van 2011 een unieke tentoonstelling wilde creëren. JAAAA, dat wilde ik wel. Oh ja, nog een kleinigheid. Het muZEEum was arm als een kerkrat en kon geen financiële ondersteuning geven, wel hand -en spandiensten.

bezig in het grote bastion van Fort Rammekens

Dat werd dus, zoals ’t in huidig jargon dient te heten, een uitdaging. Een grote uitdaging zelfs. En dat niet alleen financieel, maar ook omdat ik er mijn corebusiness, om nog even bij het managersjargon te blijven, niet kon uitleven. Olieverfschilderijen in te koude, te vochtige en te zoute lucht zoals daar in dat fort? No way! Die konden een half jaar later beslist naar de stort. Stripmaker Marten Toonder legde in zulke situaties altijd de woorden, “Tom Poes, verzin een list”, in de mond van zijn legendarische held  Heer Bommel. Heel veel listen heb ik toen verzonnen.

Zoals het werken op alu-dibond. Een toen net opkomende techniek waarbij ik afbeeldingen op een dunne kunststofplaat met aluminium bedekking liet drukken waarop ik dan kon doorschilderen. Die kunstwerken  konden wel tegen een koud, vochtig en zoutig stootje. Zo verzekerde mij ZWF uit Bolsward ten minste. Volkomen terecht, kan ik nu wel constateren.

een van de ruimten waar alu-dibonds kwamen te hangen

Beelden, dat moest ook geen probleem zijn. Maar juist in die tijd was ’t heel populair bij bepaalde types om ’s nachts bronzen beelden uit openbare ruimtes en particuliere tuinen te roven en om te smelten. De bronsprijs lag namelijk lekker hoog! Geen brons dus, geen denken aan. Maar toen vond ik in Veghel het bedrijf Tenax dat ook beelden in allerlei kleuren kunststof goot. Ook weer geregeld. Afgezien van het feit dat ik nog wel even een model in was moest maken.

werkend in mijn atelier aan het wasmodel voor mijn ‘Alice’

Verder hoge steigers met banners? Waarom niet. Dekzeil van een boot? Vast atmosfeer bestendig.

de in kunststof gegoten meisjes
een van de kunstwerken op dekzeil

En handgeschept papier? Ja, natuurlijk. Dat wordt ten slotte met behulp van waterbaden gemaakt en moest een vochtige atmosfeer dus wel kunnen weerstaan. Uit dat idee is toen een reeks monoprints ontstaan. Net zoals een video over het maken daarvan (staat ook op mijn YouTube kanaal).

enkele van de monoprints

Over video gesproken, in die donkere krochten van het fort kon ik natuurlijk ook mooi van allerlei op de muren projecteren. Drie beamers hebben er uiteindelijk een half jaar lang overuren staan te draaien. Zoals met ‘TOOS-the movie’. Een woordenloze film van negen minuten over mij en mijn kunst. Met speciaal ervoor gecomponeerde muziek van vriend en saxofonist Frank Düring en gemaakt door vriend en NPO-cameraman Peter Havermans. Die voor programma’s als EenVandaag en Nova/Nieuwsuur heel wat reportages filmde. Voor het script verzonnen we een begin met een nog kleine Toos. Met een heel inventieve filmische overgang van jong naar nu. Kijk maar.

een paar fotomomenten van opnames voor TOOS-the movie

Of ’t met al die ideeën hard werken was? Nogal! Want over de installaties die ik ook nog in gedachten had, zal ik ’t maar niet hebben. Maar het werd een succes met duizenden bezoekers. Hier nog wat foto’s van die opening op 23 april 2011. Met een overzichtsvideo van het totaal. Van hetgeen ik in zo’n 10 verschillende ruimten van het fort had gecreëerd.

nog een paar foto’s van de opening
video van de expositie ‘TOOS’

En die Afgeleiden nu 10 jaar later? Natuurlijk mijn brochure ‘TOOS’ van 32 pagina’s en TOOS-the movie. Verder ben ik nog steeds ben ik bezig met mijn alu-dibonds. Er hangen de nodige in tuinen, op veranda’s, in huiskamers, dat blijft lekker doorgaan. Net heb ik ook weer voor de tigste keer nieuwe kunststofmeisjes, mijn kleine Alice’s laten gieten. Die blijven namelijk steeds maar nieuwe woonadressen vinden. Voor alle ervaringen die levensgezel en ik nog steeds meenemen vanuit de wereld van stichtingen, subsidies en sponsoren is nu geen ruimte meer. Dat worden misschien nog wel eens andere verhalen. Hoe dan ook, TOOS10 is voor ons op komende 23 april een trotse toost waard. Tot volgende week.

TOOS

Video van de expo “TOOS” in fort Rammekens nu op YouTube


Het fort is dus weer leeg, bijna klaar om in de winter te midden van de natuur aan zichzelf te worden overgelaten. Overigens zou dat nog wel eens tegen kunnen vallen gezien de restauratieplannen voor die machtige muren waaruit stenen beginnen weg te vallen en waarin allerlei scheuren ontstaan. Er was in de afgelopen lente zelfs sprake van dat er misschien in de zomer al steigers zouden komen te staan. Maar mijn levensgezel, die enige ervaring heeft met ambtelijke en wettelijke procedures, wist mij gerust te stellen. Dat zou allemaal nog wel wat langer gaan duren dan in de pers werd vermeld. En hij had gelijk. 

 

Vandaar dat de enige steigers in het fort die waren die er speciaal voor de expositie werden opgebouwd. Die zijn dan ook te zien in “video expo “TOOS” in fort Rammekens” over de tentoonstelling,  nu aan te klikken op YouTube http://bit.ly/ij4Pag. Het leek me namelijk wel interessant om als afsluiting van “TOOS-de ontdekkende mens” nog een filmpje te maken over de expositie. Dat is een leuke herinnering voor al die mensen die het fort bezochten en voor hen die dat niet deden is het misschien aanleiding tot het besef “nou weet ik wat ik gemist heb, toch jammer dat ik niet ben geweest”.

 Naast de video opnamen zijn er natuurlijk ook nog heel veel foto’s van de expositie. Daarom heb ik, naast de film, ook nog een speciale fotoshow gemaakt. Mijn Apple kan daarmee heel goed overweg. Dus op YouTube staat nu ook nog “photoshow expo “TOOS” in fort Rammekens”.

Tot volgende week.

TOOS

www.toos.biz

www.toosvanholstein.nl

De laatste loodjes


Het is altijd verbazingwekkend hoe in een paar dagen iets snel is af te breken dat een aantal weken heeft gekost om op te bouwen (zie de diverse foto’s). In die zin vallen de laatste loodjes dan wel weer mee. Alhoewel het toch met enige weemoed is dat ik nu die kazematten in fort Rammekens langzaam leeg zie worden. Het heeft ten slotte ook heel wat energie en hoofdbrekens gekost om ze te vullen. Ik zie ons nog staan zoeken naar spijkers in de muren om werk aan op te hangen. Want in de muren van zo’n rijksmonument mag natuurlijk geen spijker meer geslagen worden tenzij er via ondoorgrondelijke bureaucratische wegen toestemming voor wordt gegeven. En electriciteitssnoeren voor de extra aangeschafte bouwlampen, die nodig waren voor de

uitlichting, mogen natuurlijk niet zomaar over de vloer liggen te slingeren. Daarvan heb ik wel weer geleerd dat je dan leert heel inventief te zijn, waardoor alles uiteindelijk toch goed komt. Houtjes, touwtjes, latjes, steigers, piepschuimblokken, plastic binders, kneedgum, houten wiggen, punaises, gootjes en wat al niet hebben we gebruikt. Het heeft tijdens de opbouw in april lichamelijk menige zweetdruppel gekost, mondeling af en toe een krachtterm en geestelijk vele nachtelijke denkuurtjes als ik niet kon slapen.

 En nu? Nu is het een mooi avontuur dat een half jaar heeft geduurd. Alhoewel, in feite is het natuurlijk veel en veel langer geweest als je alle voorbereidingstijd meetelt. Maar dat heeft me ook weer op allerlei nieuwe sporen in mijn kunstcarrière gezet, nog afgezien van dit blog, alle video’s op mijn YouTube-kanaal http://bit.ly/ij4Pag, mijn tweede website www.toos.biz en de activiteiten op social media als Facebook, Twitter en LinkedIn.

Tot volgende week.

TOOS

www.toos.biz

www.toosvanholstein.nl

Banners on the move


Af en toe mag er wel even een tipje worden opgelicht van de sluier door te tonen waarmee ik bezig ben voor de expositie in het fort. Maar niet te veel natuurlijk, iedereen moet zelf maar komen kijken.

Eén van de onderdelen wordt gevormd door de banners die ik in 2008 liet maken voor mijn expositie in Peking toen ik daar was als artist in residence. Ik had toen abstracte delen van schilderijen van mij sterk uitvergroot laten afdrukken op doeken van 6 bij 1,2 meter. Deze zijn toen in de galerie in Peking beschilderd door jonge, vrouwelijke Chinese kunstenaars. In mijn blog van destijds heb ik daarvan verslag gedaan.
Het leek me een goed idee ze bij de tentoonstelling in fort Rammekens opnieuw te gebruiken. Want die doeken hebben al een hele ontdekkingsreis achter de rug en passen daardoor goed in het thema.
Maar Toos zou Toos niet zijn als ze er niet verder op door zou werken. Dat heb ik dus gedaan in mijn atelier. Een filmpje daarvan staat nu op YouTube. Daarin heb ik gelijk ook maar de Chinese voorgeschiedenis in fotovorm meegenomen.
Hoe ze in het fort gepresenteerd gaan worden? Dat blijft nog even een verrassing! Maar ook dat wordt over een poosje wel in een filmpje getoond.
Je kunt direct naar YouTube via http://www.youtube.com/user/TOOSvanholstein?feature=mhum  maar ook via mijn site www.toos.biz en het B-icoon daarop onderaan elke pagina.

Direct weten wanneer er weer een aflevering komt op dit blog? Zorg voor een link met Facebook, Hyves, Twitter of LinkedIn of meld je aan als volger van dit blog.