Tagarchief: Frans Hals Museum

De Momentenvanger met de Losse Pols: Frans Hals


Heb je dat ook wel eens? Zo’n plots als-idee? Stel nou eens dat iets juist wel of juist niet zou zijn gebeurd, wat zou dan het gevolg zijn geweest? Mij overkwam ’t toen ik laatst rondliep op de grote expositie over Frans Hals (1582/84-1666). In het Amsterdamse Rijksmuseum (nog tot 9 juni).

Als nou eens dat Spaanse huurlingenleger in 1585,Tachtigjarige Oorlog weet je wel , de zo belangrijke havenstad Antwerpen niet had veroverd? En als aartsvijand Philips II daarna niet de protestanten de duimschroeven had aangedraaid om ze tot het katholicisme te bekeren? Zouden dan die vele Antwerpenaren de stad niet zijn ontvlucht? Zoals het gezin Hals met zoontje Frans dat in Haarlem neerstreek. En zou ik dan in het Koninklijk Museum voor de Schone Kunsten Antwerpen hebben moeten ronddwalen voor Frans Hals? Maar zoals dat gaat met geschiedenis, ik liep dus rond in het Rijksmuseum. Wat ik aan mijn kunstenaarsstand natuurlijk ook wel verplicht was. Hals’ schilderijen móést ik zien.

Frans Hals, Jongen met fluit

Zoals ‘Jongen met fluit’ hierboven. In expressie en houding eigenlijk een momentopname. Een al en levendigheid en expressie. Heft die jonge fluitist nou zijn hand een beetje verlegen afwerend op om te danken voor applaus? Zo van “beste lui, dat was ’t dan voor vanavond”. Of speelt ie twijfel om het “meer, meer” roepend publiek nog wat aan te moedigen. Reken maar dat die toegift er komt. Razend knap om dat weer te geven in een schilderij dat beslist niet in een vloek en een zucht is ontstaan. Maar Hals weet dat heel vaak wel te suggereren met zijn losse schilderstoets. Niet zomaar is de beginzaal van de expositie aangekleed met fotografisch sterk uitvergrote delen van zijn schilderijen. Om die zo kenmerkende losse toets nog eens extra te benadrukken.

Maar niets gaat boven de werkelijkheid. Eerst van afstand, dan bijna met je neus er bovenop en weer op afstand. Ten minste, als je daarbij de drommen bezoekers niet ontrieft. Want een tikkie druk was ’t wel.

aan de rechterkant bijna met mijn neus er bovenop

Bij dat in en uitzoomen zie je vooral in zijn opdrachtsportretten ook heel goed hoe hij én de fijne én de groffe toets magnifiek weet te combineren.

details van het vrouwenportret
details van het mannenportret

Niet voor niks lepelen veel kunstliefhebbers bij de beroemdste schilders van De Gouden Eeuw moeiteloos het rijtje ‘Rembrandt, Vermeer, Hals’ op. Dankzij trouwens Franse kunstcritici en Franse schilders. Want halverwege de 19e eeuw bestond dat rijtje nog niet. Tot de Fransen Vermeer herontdekten. En Hals op het paard werd getild door de opkomende impressionisten. Zij zagen in hem een voorloper en zielsverwant met zijn losse pols en het vangen van het moment.

echt zo’n houding om macht en stoerheid uit te stralen
detail
maar ik kan natuurlijk ook zo staan, bij De Vaandeldrager van Rembrandt (geschilderd in dezelfde houding) dat in de Eregalerij van het Rijksmuseum hangt
Frans Hals, Malle Babbe (ca. 1640), het moment met de lach gevangen
De rommelpotspeler (ca, 1620), detail
detail
probeer al die lach en glimlach maar eens levensecht te maken, razend moeilijk, maar Hals deed ‘t

Ook in zijn grote groepsportretten van de gewapende burgerwachters, de schutters, lukte dat heel aardig. Alhoewel ‘De Nachtwacht’ van Rembrandt natuurlijk de ultieme uiting van die schutterstukken blijft. Maar Hals kon er ook wat van.

Feestmaal van de officieren van de Sint-Jorisschutterij (1616)
detail
Feestmaal van de officieren van de Sint-Jorisschutterij (1627), detail

Normaal hangen ze te feesten in het Frans Hals Museum in Haarlem. Maar als heel grote uitzondering mochten ze dat voor een poosje in Amsterdam gaan doen. Over die verhuizing is hier op de site van de NOS een Nieuwsuur-video te zien.

Schutters van wijk XI onder leiding van kapitein Reinier Reael (1637), linker deel begonnen door Hals, en rechts afgemaakt door Pieter Codde

Daardoor werd deze editie van de Frans Hals tentoonstelling blijkbaar ook gelijk de grootste. Even verklaren. Eerst hing ‘Frans Hals’ in de National Gallery in Londen en later dit jaar gaat ie door naar Berlijn. Toen ik wat plaagstoterig tegen een paar suppoosten zei dat het Rijksmuseum toch eigenlijk eerst aan de beurt had moeten zijn, hadden ze Amsterdams opschepperig gelijk hun antwoord klaar. “Oké, maar wij hebben natuurlijk wel de grootste. Wij zijn de enige zijn die de Haarlemse schuttersstukken hebben gekregen”. Waarvan dus acte.

Dat Hals zich specialiseerde in portretten is duidelijk. Blijkbaar gewoon zijn sterkste punt. Dat was trouwens heel normaal in de 17e eeuw. De meeste schilders specialiseerden zich in een bepaald genre. Daarom is ’t zo interessant dat er ook een paar opvallend afwijkende ‘Halsen’ hangen. Zoals ‘Vruchten- en groenteverkoopster’ uit 1630.

Hierin schilderde Hals de verkoopster op zijn bekende manier. Maar collega Claes van Heussen (1598-1633) nam als stillevenschilder de uitstalling voor zijn rekening. Hoe zou dat dan zitten bij dit echtpaar?

Portret van een echtpaar

Is die achtergrond dan wel van Hals zelf? Daarover vond ik niks. Maar het is wel een intrigerende gedachte bij dit enige twee-in-een-portret dat van Hals bekend is.

detail van de man van het echtpaar

Hoe dan ook, één ding maakt hij wel duidelijk; geniet van het leven en hef af en toe het glas.

De vrolijke luitspeler (1624-28)

Of zoals Vincent van Gogh dat in een brief aan zijn broer Theo wat anders uitdrukte: “Wat is het een genot zo’n Frans Hals te zien, wat is ’t heel iets anders dan de schilderijen – er zijn er zóó veel – waar zorgvuldig alles op dezelfde wijze is gladgestreken.”

Regentessen van het Oudemannenhuis (ca. 1664), met bijna overal de losse, niet gladgestreken toets

Nog meer Hals?

Of hier een uitgebreidere video, van het Rijksmuseum zelf.Tot volgende week.

TOOS

“Schrijf op, Verwey voelt zich een miskend genie” en Rob Ruggenberg deed aldus


foto van Kees Verwey in zijn atelier bij aanvang van de expositie

als jonkie in Dordrecht

Bij Dordrecht komen al eeuwen drie rivieren samen. Dat verklaart gelijk de ligging van deze ooit grootste stad van Holland. Maar ook voor mij knopen er zich in Dordrecht telkens opnieuw levenslijnen samen.

Dat begon al toen ik er op 19-jarige leeftijd neerstreek. Met mijn op de academie in Tilburg behaalde MO-A  diploma deed ik er mijn eerste, niet licht te vergeten onderwijservaringen op. Maar ook, zoals dat gaat, nieuwe vrienden en een Dordtse stamkroeg. Nog zo’n echte bruine. Daar probeerde ik eens mijn oudste zus te koppelen aan de van oorsprong Franse Jean Boulanger. Hij leek me wel wat voor haar. Maar ik had me deerlijk vergist. Zij zag alleen maar de stralend blauwe ogen van Rob Ruggenberg. Destijds journalist en mijn beste vriend daar.

mijn stamkroeg destijds en een tekening die ik er toen van maakte voor een film over die kroeg

 De rest is historie. Rob bleef boezemvriend, werd zwager en katapulteerde zich in 2006 de kinderboekenwereld in met zijn eerste boek ‘Het verraad van Waterdunen’. Nog zes andere historische jeugdromans en vele prijzen volgden. Zoals de door velen begeerde Thea Beckmanprijs en die van de Jonge Jury. Maar heel recent overleed Rob plotseling. Een heftige schok die ik nog steeds aan het verwerken ben. In dat proces paste mooi een bedevaart naar Dordrecht. Naar een expositie over schilder Kees Verwey in het Dordrechts Museum (zie de foto’s tussendoor). De link?

Rob Ruggenberg in Groenland voor onderzoek voor zijn jeugdroman ‘IJsbarbaar’

Hiervoor eerst een citaat uit de doorslag van een bijna 35 jaar oude brief van Rob aan de destijds beroemde, wat norse en ook provocerend ingestelde maestro Verwey (1900-1995). Zo’n met carbonpapier gemaakte pre-digitale doorslag, getikt op zijn journalisten-typemachine.

” Ik neem de vrijheid ook nog terug te komen op mijn telefonische vraag, vorige vrijdag. Ik zou echt heel graag een aquarel willen kopen, met name een die ik in de Vishal zag hangen en die mij in het hart trof. Daar U mij te verstaan heeft gegeven dat die mogelijkheid afhangt van de wijze waarop ik over U heb geschreven, buig ik thans het hoofd en wacht ootmoedig Uw oordeel af, Met gevoelens van hoogachting en bewondering, Uw dienstwillige dienaar, Rob Ruggenberg.”

aquarel van Verwey op de expositie in het Dordrechts Museum

Waar kom je dat soort brieven tegenwoordig nog tegen. Maar ’t was wel de manier waarop je de toen 85 jaar oude Kees Verwey geacht werd te benaderen. Reactie en aquarel zijn er nooit gekomen. Niet ootmoedig genoeg geschreven? Wel jammer, geen ‘Verwey’ dus in de familie. Maar wel verscheen in diverse regionale dagbladen het grote interview van Rob met Verwey waarnaar het citaat indirect verwijst. Met als kop “Schrijf op, Verwey voelt zich een miskend genie”.

deel van de expositie

Een aantal jaren geleden gaf Rob me een dikke ordner over Verwey.  Zo van ‘lijkt me wel interessant voor jou’. Met daarin allerlei knipsels en kopieën  die hij had verzameld als voorbereiding op dat interview. Nu kwam dat mooi van pas voor mijn Dordtse bedevaart.

stilleven met bloemen van Verwey

Verwey leek langzaam aan op weg naar de kunstvergetelheidshoek. Daar waar zich al heel veel kunstenaars hebben verzameld. Toen echter was hij nog steeds een NAAM. Met een rijk tentoonstellingsverleden. Het Stedelijk Museum in Amsterdam, Boymans in Rotterdam, Frans Hals Museum in Haarlem en het Van Abbe in Eindhoven. En dat ondanks het Cobrageweld dat hem vanaf de jaren 50 kwelde. Want eigenlijk vond de moderne kunstwereld toen al dat zijn stijl ‘niet meer kon’. Stel je voor! Figuratief met, oké, af en toe wat abstractie, en dan ook nog een mix van impressionisme en expressionisme? Dat deed je voor je goeie kunstfatsoen niet meer. En toch bleef hij zijn unieke zelf. ‘Een kunstenaar wiens toekomst ligt in zijn schitterend verleden’ zoals hij zichzelf ooit eens typeerde.

kijkje in het beroemde atelier van Verwey met de bekende gipsen Egyptische kop die vaak terugkeert in zijn schilderijen

In Dordrecht zag ik een mooie doorsnee van zijn werk. Met zijn befaamde aquarellen maar ook met die beroemde stillevens van zijn atelier. Het beroemde atelier waar in geen tientallen jaren was schoongemaakt en waarvan hij steeds opnieuw een aanzicht schilderde. Voortdurend onderzoekend hoe hij ’t met compositie, stijl, licht en kleur anders kon doen.

een paar van de grote stillevens van zijn atelier

Dat hij ook nog wat abstracte schilderijen maakte voor de overzichtsexpositie in Haarlem bij zijn 85e verjaardag? Even een heerlijk citaat uit het interview van Rob met hem bij die gelegenheid. “Abstract? Dát willen ze, anders tel je niet mee. Je moet eigentijds zijn. Dus heb ik speciaal voor deze tentoonstelling eens een paar abstracten gemaakt. Het is heel gemakkelijk. Grote penselen, dus gauw klaar. Een liniaal is het belangrijkste. Je begint met een stel lijnen te trekken en dan komt de rest ook wel. Bovendien hoef je het niet helemaal af te maken. Dat ziet toch geen mens.” De provocateur Verwey ten top!

Het is bewonderenswaardig dat het Dordrechts Museum na zoveel jaren opnieuw een terechte ode brengt aan deze schilder en waarnemer pur sang (tot 5 januari). Voor mij is dit stukje trouwens ook een soort ode, een eerbetoon aan mijn grote vriend Rob. Zijn apotheose komt echter nog. Als in april volgend jaar zijn laatste historische jeugdroman verschijnt. Postuum dus. Ingeleverd bij uitgever Querido een paar dagen voor hij stierf.

Oh ja, en die Dordtse stamkroeg bestaat nog steeds, maar nu als restaurant.Tot volgende week.

TOOS

Een vrolijke Frans in Haarlem


Ik was er al heel lang niet meer geweest.  Zeker wel vijfentwintig jaar, zo niet dertig. Dus werd ’t wel weer eens tijd. En de tentoonstelling “Frans Hals- Oog in oog met Rembrandt, Rubens en Titiaan” was daarvoor, in combinatie met een afspraak in Haarlem, de perfecte aanleiding.

Frans Hals 1Het 100-jarige Haarlemse Frans Hals Museum is één van die kleinere musea die een ongekende kwaliteit bieden. Met bijvoorbeeld een rijke collectie  aan 16de en 17de eeuwse schilderkunst uit en over Haarlem. De lakenhandel had de stad rijk gemaakt. En zoals vaak, de rijkeren omringden zich graag met kunst. Van Jan van Scorel, Maerten van Heemskerck, Cornelis van Haarlem in de 16de eeuw. Willem Claesz Heda, Gerard ter Borch, Saenredam en natuurlijk vooral Haarlemmer Frans Hals (Antwerpen 1582/83-Haarlem 1666) in de 17de. Zoals schrijver Louis Couperus ooit zei “Zoo ik iets ben , ben ik een Hagenaar”, zo zou je van Frans Hals kunnen zeggen “zo hij iets was, was hij een Haarlemmer”. Dat bleek wel toen de grote portretschilder Anthony van Dyck, hofschilder van de Engelse koning Karel I, hem in 1632 probeerde over te halen ook naar Londen te komen. Hij weigerde. Hals was voor Haarlem zelfs zo belangrijk dat hij in de laatste periode van zijn leven jaarlijks een lading turf en een soort pensioen  kreeg. Maar hij was dan ook een wijd en zijd beroemd kunstenaar die van jongs af aan als één van de weinigen de zogenaamde “ruwe” stijl van schilderen tot in de perfectie beheerste. Zoals ook Rembrandt dat op latere leeftijd deed.

Met je neus bovenop schilderijen als “Lachende jongen” en “Pekelharing” kun je dat heel Frans Hals 2goed zien. Probeer maar eens met zo’n ruwe toets de lach in een gezicht te vangen. Kunstboeken uit die tijd  beschrijven hoe moeilijk dat was. Maar Hals deed ’t moeiteloos. “Pekelharing”, destijds de benaming voor een kannekijker oftewel drinkebroer, hing waarschijnlijk in een bekende Haarlemse kunstenaarskroeg die ook door Frans werd gefrequenteerd. Blijkbaar was hij daarbij niet altijd consequent in het betalen, gezien een proces dat door de kroegeigenaren eens tegen hem werd aangespannen. Maar hij deed er vast ook heel veel gratis inspiratie op voor dit soort genrestukken die toen heel populair waren.

Net zoals trouwens de schutterstukken. We kennen natuurlijk allemaal “De Nachtwacht” als het ultieme voorbeeld. Maar Hals kon er ook wat van.

Frans Hals 3

In de grote zaal van het museum hangen er vijf van hem. Dat is so wie so al imposant, maar ze zijn ook heerlijk los geschilderd. Deze schilderijen werden in opdracht gemaakt als na een aantal jaren de stadsbeveiliging, de schutters, plaats moest maken voor een nieuwe groep. Dat werd dan gevierd met een grootse maaltijd die blijkbaar nog wel eens behoorlijk kon uitlopen. Maximaal  vier dagen was toegestaan! Zo staat dat ten minste In een stadsverordening uit 1633. Voldoende tijd dus om een goed beeld te krijgen van die burgers en ze daarna levendig te kunnen schilderen. Beslist de moeite waard, die tentoonstelling. Nog tot einde juli. Tot volgende week.

TOOS

www.toosvanholstein.nl

www.toos.biz

YouTube  http://bit.ly/ij4Pag