Tagarchief: Tachtigjarige Oorlog

De Momentenvanger met de Losse Pols: Frans Hals


Heb je dat ook wel eens? Zo’n plots als-idee? Stel nou eens dat iets juist wel of juist niet zou zijn gebeurd, wat zou dan het gevolg zijn geweest? Mij overkwam ’t toen ik laatst rondliep op de grote expositie over Frans Hals (1582/84-1666). In het Amsterdamse Rijksmuseum (nog tot 9 juni).

Als nou eens dat Spaanse huurlingenleger in 1585,Tachtigjarige Oorlog weet je wel , de zo belangrijke havenstad Antwerpen niet had veroverd? En als aartsvijand Philips II daarna niet de protestanten de duimschroeven had aangedraaid om ze tot het katholicisme te bekeren? Zouden dan die vele Antwerpenaren de stad niet zijn ontvlucht? Zoals het gezin Hals met zoontje Frans dat in Haarlem neerstreek. En zou ik dan in het Koninklijk Museum voor de Schone Kunsten Antwerpen hebben moeten ronddwalen voor Frans Hals? Maar zoals dat gaat met geschiedenis, ik liep dus rond in het Rijksmuseum. Wat ik aan mijn kunstenaarsstand natuurlijk ook wel verplicht was. Hals’ schilderijen móést ik zien.

Frans Hals, Jongen met fluit

Zoals ‘Jongen met fluit’ hierboven. In expressie en houding eigenlijk een momentopname. Een al en levendigheid en expressie. Heft die jonge fluitist nou zijn hand een beetje verlegen afwerend op om te danken voor applaus? Zo van “beste lui, dat was ’t dan voor vanavond”. Of speelt ie twijfel om het “meer, meer” roepend publiek nog wat aan te moedigen. Reken maar dat die toegift er komt. Razend knap om dat weer te geven in een schilderij dat beslist niet in een vloek en een zucht is ontstaan. Maar Hals weet dat heel vaak wel te suggereren met zijn losse schilderstoets. Niet zomaar is de beginzaal van de expositie aangekleed met fotografisch sterk uitvergrote delen van zijn schilderijen. Om die zo kenmerkende losse toets nog eens extra te benadrukken.

Maar niets gaat boven de werkelijkheid. Eerst van afstand, dan bijna met je neus er bovenop en weer op afstand. Ten minste, als je daarbij de drommen bezoekers niet ontrieft. Want een tikkie druk was ’t wel.

aan de rechterkant bijna met mijn neus er bovenop

Bij dat in en uitzoomen zie je vooral in zijn opdrachtsportretten ook heel goed hoe hij én de fijne én de groffe toets magnifiek weet te combineren.

details van het vrouwenportret
details van het mannenportret

Niet voor niks lepelen veel kunstliefhebbers bij de beroemdste schilders van De Gouden Eeuw moeiteloos het rijtje ‘Rembrandt, Vermeer, Hals’ op. Dankzij trouwens Franse kunstcritici en Franse schilders. Want halverwege de 19e eeuw bestond dat rijtje nog niet. Tot de Fransen Vermeer herontdekten. En Hals op het paard werd getild door de opkomende impressionisten. Zij zagen in hem een voorloper en zielsverwant met zijn losse pols en het vangen van het moment.

echt zo’n houding om macht en stoerheid uit te stralen
detail
maar ik kan natuurlijk ook zo staan, bij De Vaandeldrager van Rembrandt (geschilderd in dezelfde houding) dat in de Eregalerij van het Rijksmuseum hangt
Frans Hals, Malle Babbe (ca. 1640), het moment met de lach gevangen
De rommelpotspeler (ca, 1620), detail
detail
probeer al die lach en glimlach maar eens levensecht te maken, razend moeilijk, maar Hals deed ‘t

Ook in zijn grote groepsportretten van de gewapende burgerwachters, de schutters, lukte dat heel aardig. Alhoewel ‘De Nachtwacht’ van Rembrandt natuurlijk de ultieme uiting van die schutterstukken blijft. Maar Hals kon er ook wat van.

Feestmaal van de officieren van de Sint-Jorisschutterij (1616)
detail
Feestmaal van de officieren van de Sint-Jorisschutterij (1627), detail

Normaal hangen ze te feesten in het Frans Hals Museum in Haarlem. Maar als heel grote uitzondering mochten ze dat voor een poosje in Amsterdam gaan doen. Over die verhuizing is hier op de site van de NOS een Nieuwsuur-video te zien.

Schutters van wijk XI onder leiding van kapitein Reinier Reael (1637), linker deel begonnen door Hals, en rechts afgemaakt door Pieter Codde

Daardoor werd deze editie van de Frans Hals tentoonstelling blijkbaar ook gelijk de grootste. Even verklaren. Eerst hing ‘Frans Hals’ in de National Gallery in Londen en later dit jaar gaat ie door naar Berlijn. Toen ik wat plaagstoterig tegen een paar suppoosten zei dat het Rijksmuseum toch eigenlijk eerst aan de beurt had moeten zijn, hadden ze Amsterdams opschepperig gelijk hun antwoord klaar. “Oké, maar wij hebben natuurlijk wel de grootste. Wij zijn de enige zijn die de Haarlemse schuttersstukken hebben gekregen”. Waarvan dus acte.

Dat Hals zich specialiseerde in portretten is duidelijk. Blijkbaar gewoon zijn sterkste punt. Dat was trouwens heel normaal in de 17e eeuw. De meeste schilders specialiseerden zich in een bepaald genre. Daarom is ’t zo interessant dat er ook een paar opvallend afwijkende ‘Halsen’ hangen. Zoals ‘Vruchten- en groenteverkoopster’ uit 1630.

Hierin schilderde Hals de verkoopster op zijn bekende manier. Maar collega Claes van Heussen (1598-1633) nam als stillevenschilder de uitstalling voor zijn rekening. Hoe zou dat dan zitten bij dit echtpaar?

Portret van een echtpaar

Is die achtergrond dan wel van Hals zelf? Daarover vond ik niks. Maar het is wel een intrigerende gedachte bij dit enige twee-in-een-portret dat van Hals bekend is.

detail van de man van het echtpaar

Hoe dan ook, één ding maakt hij wel duidelijk; geniet van het leven en hef af en toe het glas.

De vrolijke luitspeler (1624-28)

Of zoals Vincent van Gogh dat in een brief aan zijn broer Theo wat anders uitdrukte: “Wat is het een genot zo’n Frans Hals te zien, wat is ’t heel iets anders dan de schilderijen – er zijn er zóó veel – waar zorgvuldig alles op dezelfde wijze is gladgestreken.”

Regentessen van het Oudemannenhuis (ca. 1664), met bijna overal de losse, niet gladgestreken toets

Nog meer Hals?

Of hier een uitgebreidere video, van het Rijksmuseum zelf.Tot volgende week.

TOOS

Het Zeeuws Museum in Middelbug pakt groots uit met Oranje-propagandist Adriaen van de Venne


“Van de Venne, Adriaen van de Venne, moet ik die kennen dan”. Zo vroeg levensgezel zich af toen ik hem vorig jaar september vertelde dat er in het Zeeuws Museum een grote tentoonstelling ging komen over die 17e eeuwse schilder. “Oh jááá, natúúúúrlijk, de Van der Vennestraat, in de Schilderswijk nog wel”. Als een in Den Haag opgegroeid jochie en puber daagde ’t hem ineens.

Maar bij mij ging er nog steeds niet echt licht branden.Tot ik een paar dagen later ook zo’n aha-erlebnis kreeg. Waarbij ik me opeens in het Rijksmuseum voor een curieus schilderij zag staan. Een puur protestants en pro-republiek getint propagandaschilderij uit onze Tachtigjarige Oorlog. Was dat niet van die Adriaen van de Venne? En ja hoor!

Adriaen van de Venne, De Zielenvisserij (1614)

Op YouTube vond ik er zelfs nog een interessant uitleg-filmpje over. Kijk zelf maar.

Over die Adriaen van de Venne (1589 Delft- 1662 Den Haag) maakte het Zeeuws Museum aan het Abdijplein in Middelburg dus veel reclame.

Wij dus onlangs op naar dat plein, naar mijn smaak één van de mooiste pleinen in Nederland. En laat nou juist dat Abdijplein in een prent van Adriaen voorkomen!

Met allemaal kindertjes die er aan het spelen zijn. Mooi om te zien dat het weergegeven deel van het plein er nauwelijks anders uitziet dan tegenwoordig. Zoek de verschillen.

Adriaen van de Venne, Zelfportret (1615-18)

Maar hoe kwam Van de Venne erbij juist dat plein te gebruiken? Omdat het gezin Van de Venne met zonen Jan en Adriaen begin 17e eeuw vanuit Delft naar Middelburg verhuisde. Waar Jan zich in de drukkunst bekwaamde en Adriaen ook weer kwam wonen na zijn schildersopleiding in Leiden.

Jan kon een drukkerij overnemen en samen begonnen ze de Schildery-winckel. Een broederlijke kruisbestuiving.

De Schildery-winckel (1623), met de broers Jan en Adriaen achter de drukpers
detail met de broers

Adriaen maakte illustraties bij boeken die Jan uitgaf van niet de minsten in de Lage Landen. Zoals van Vadertje Cats, de koosnaam voor de van oorsprong Zeeuwse dichter/staatsman Jacob Cats. En van Hollander Constantijn Huygens: geleerde, dichter, diplomaat en nog zo een en ander. Logisch dat er van die in Nederland wijd verbreide uitgaven het nodige is te zien. Waarbij nog wel de aantekening dat Adriaen de originele tekeningen maakte die vakkundige graveurs dan weer zo nauwkeurig mogelijk namaakten.

gravure naar tekening van Adriaen van de Venne in het boek ‘Self-strijt, dat is Crachtighe beweginghe van Vlees en Gheest’ van Jacob Cats (1620)
Adriaen van de Venne, tekening van Jacob Cats (1618)
Adriaen van de Venne, Man die naar zijn schaduw wijst (1623), tekening met pen en bruine inkt, grijs en bruin gewassen
tekening links + gravure rechts (door het drukken gespiegeld)

Maar er is veel en veel meer. Zo’n 100 werken, die vanuit heel Europa naar Middelburg mochten komen. Dat krijg je als je als museumdirectie kunt schermen met de vele te verwachten uitlenen van het beroemde Rijksmuseum. Die Zielenvisserij van hierboven hangt er niet, maar wel dit.

Het vertrek van een hoogwaardigheidsbekleder uit Middelburg (1615)

Een heel bekend schilderij voor mij met Middelburg als achtergrond. Maar, mea culpa mea culpa, de naam van de kunstenaar was nooit bij me blijven hangen. Dat brede kanaal, de directe verbinding van Middelburg met de Westerschelde, is allang verdwenen. Je rijdt er nu min of meer overheen als je vanaf de A58 via de N57 richting Middelburg rijdt. Je herkent dan ook gelijk het huidige silhouet van de stad.

Van links naar rechts de toren van het oude stadhuis, de toren van De Lange Jan en de toren van …..Tja, die kerk is dus al lang geleden afgebroken. De dominante koepel van de Oostkerk zie je nou juist niet. Want die werd pas gebouwd toen Adriaen al lang en breed in Den Haag woonde.

detail met de ‘skyline’ van Middelburg

Broer Jan overleed namelijk plotseling in 1625 en Adriaen verhuisde naar Den Haag. Misschien kon hij als groot fan van de Oranje-stadhouders in dat centrum van de politieke macht van de jonge Republiek der Nederlanden wel wat schilderspotjes breken. Zijn Oranje-vleiende schilderijen getuigen er nog van.

De prinsen Maurits en Frederik Hendrik op de paardenmarkt van Valkenburg (Zuid-Holland) (1618)
detail met rechts de koets met de prinsen erin
Prins Maurits op zijn paradebed (doodsbed), gravure van Jan Hendriksz. Verstraelen naar tekening van Adriaen, met helemaal recht Adriaen zelf die ons aankijkt (1625)
Adriaen van de Venne, Prins Maurits op zijn paradebed (olieverf op koper, 1625)
Cavalcade van de prinsen van Oranje en de graven van Nassau (olieverf op koper, 1625-20)
gravure van Willem Jacobsz. Delff naar het schilderij van Adriaen van de Venne

Net zoals ook tekeningen en prenten van de verschillende stadhouders. Prenten die door hun lage prijs makkelijker hun weg vonden dan de veel duurdere schilderijen.

Hier een portret Prins Willem I van Willem Jacobsz. Delff naar Adriaan van de Venne (1623)

Misschien is dit goedkopere ook een reden geweest voor Adriaen om zich te storten op zogenaamde grisailles. Schilderijen in alleen maar tinten grijs waarin hij beslist een meester was.

Adriaen van de Venne, Frederik V, keurvorst van de Palts en echtgenote (grisaille, 1628)
detail
detail van ‘Elck moet zijn deel hebben’ (1660), over de jaarlijkse loterij op de Haagse Kermis waarbij vrouwelijke huwelijkskandidaten worden verloot onder manne in het publiek

Al met al een heel mooi overzicht van niet een van de bekendste meesters uit De Gouden Eeuw.

Dat misschien wel zorgt voor een Adriaen-revival. Met als klapstuk zelfs nog een groot wandtapijt van hem. De opdrachtgever? Onbekend. Het onderwerp? Des te bekender.  Dat er bij de wat ouderen onder ons meedogenloos ingestampteig jaartal 1600, Slag bij Nieuwpoort. De, dankzij veel geluk, glorieuze overwinning van Stadhouder Maurits op die vuile Spanjaarden. 

detail van het wandtapijt

Dat tapijt sluit trouwens mooi aan bij het grootste en grootse bezit van het Zeeuws Museum: de zes gigantische wandtapijten over glorieuze Zeeuwse zeeslagen tegen, alweer, die vuige Spanjaarden. Maar dat is een ander verhaal.

de zaal met de zes wandtapijten over zeeslagen in Zeeland tijdens de Tachtigjarige Oorlog

En wat ik nu ook heb ontdekt?  Ook Middelburg heeft een Van de Vennestraat. In een van de nieuwere buitenwijken. Wel een Adriaen van de Vennestraat. Dus zonder die Haagse ‘r’ in der, maar met Adriaen erbij. Tot volgende week.

TOOS

La più illustre Pittrice d’Europa, De meest roemrijke Schilderes van Europa


de binnentuin van Rijksmuseum Twenthe in Enschede
ingang Rijksmuseum Twenthe een kleine twee jaar geleden bij de expositie ‘Artemisia’

“Wat ze daar in het Wilde Westen in het Rijksmuseum Amsterdam doen met vrouwen in de kunst, dat kunnen wij hier in het Verre Oosten, in het Rijksmuseum Twenthe ook. Misschien zelfs beter.” Wie weet hebben ze dat in Enschede wel gedacht over die eindelijk in Amsterdam nieuw opgerichte afdeling ‘Vrouwen van het Rijksmuseum’ en de expositie ‘Vrouwen op papier’ daar (lees vorige week). En dat lukt ze!  Met indrukwekkende tentoonstellingen waarbij ik me afvraag waarom ze dat wel in Enschede voor elkaar krijgen en niet in Amsterdam. Zoals een paar jaar geleden die over mijn grote Italiaanse schildersheld Artemisia Gentileschi (1593-1653) en nu opnieuw met Sofonisba Anguissola (1532-1625). De ‘meest roemrijke schilderes van Europa’, zoals kunsthistoricus Raffaele Soprani haar in 1674 noemde.

de expositie over Sofonisba Anguissola

Niet zomaar bezocht ook de later zo beroemde maar toen nog jonge portretschilder Antoon van Dijck in 1624 de oude Sofonisba in haar woonplaats Palermo. En maakte hij aan de hand van een bij zijn bezoek gemaakte schets later een olieverfportret van haar. 

het portret dat Antoon van Dijck van de oude Sofonisba maakte

Tja, en toen? Het verhaal bij vrouwelijke kunstenaars uit voorbije eeuwen blijft eentonig. Mannelijke kunstgeschiedenis, onderaardse krochten om vrouwelijke kunstenaars in weg te stoppen, aan de academies studieboeken zonder ook maar één vrouwennaam erin, maar nu langzaamaan hun terechte plaats terugkrijgend. Zoals bij Sofonisba Anguissola. Een zeer getalenteerd kunstenaar met een zeer bijzonder leven. Maar dat komt zo.

zelfportretje (doorsnee 13 cm) van Sofonisba ca. 1556

Ik kwam haar naam en foto’s van haar schilderijen pas ergens rond 2000 voor het eerst tegen, noemde haar naam ook al wel in dit blog, maar zag pas voor het eerst werk van haar in het echt in 2019. In het Gentse Museum voor Schone Kunsten. Bij de expositie ‘De dames van de barok’. En nu is er dan in Enschede de eerste solotentoonstelling in Nederland rond haar werk en leven: ‘Sofonisba Anguissola, Portrettist van de renaissance’. Met daarin zelfs de helft van haar totale oeuvre. Ten minste, het nu bekende oeuvre. Maar dat wordt nog wel een ander verhaal Een prestatie van formaat en de reis naar Rijksmuseum Twenthe beslist waard.

foto van een deel van de expositie

Een expositie die uitgebreid haar hele leven toelicht aan de hand van haar schilderijen. Met voor mij bekende maar ook onbekende werken.

Bovenstaande is heel bekend. Het familieportret met drie van haar zussen. Waaruit ook direct blijkt dat Sofonisba uit een redelijk welgestelde, zelfs adellijke familie kwam. Kijk maar naar de kleding, naar het schaakbord en de bediende rechts. Aan opleiding ontbrak het haar dan ook niet. Helemaal volgens de normen van die tijd moest ze clavichord leren spelen, leren dansen en ook leren schilderen. Nou, talent voor dat laatste had ze dus wel.

zelfportret aan het clavichord
zelfportret om aan te tonen hoe goed ze kan schilderen
detail van het schilderij dat ze schildert op bovenstaand zelfportret

Haar leraar Bernardino Campi nam zelfs de moeite om zijn leerling te schilderen in combinatie met zijn eigen zelfportret. Een hele eer natuurlijk.

Sofinisba’s roem reikte al snel heel ver. Zelfs tot in Spanje. Waar ze door koning Philips II, ja, inderdaad die van onze Tachtigjarige Oorlog, gevraagd werd om hofdame en lerares te worden. Van zijn pas 14-jarige toekomstige en derde vrouw Elisabeth van Valois. Daarbij werd ze ook gelijk een soort onofficiële koninklijke hofschilder. Want officieel? Dat was alleen voor mannen! Logisch! In die functie kreeg ze het leuke jaarsalaris van 100 dukaten. Maar haar vader Amilcare kreeg, zelfs tot aan zijn dood, een jaarlijkse uitkering van 200 van die dingen. Ach ja, verschil moet er zijn. De huidige handel in voetballers lijkt er niks bij.

portret van haar vader Amilcare met een van haar zussen en de zoon en erfgenaam die uiteindelijk toch nog werd geboren
detail

Sofonisba heeft dus ook heel wat hovelingen geportretteerd. Zoals die van de twee dochters Catharina en Isabella (later landvoogdes van de Zuidelijke Nederlanden) van Philips en Elisabeth.

rechts Infanta Catharina Michaella en links Infanta Isabella Clara Eugenia, rond 1573

En ook een van de machtige Philips zelf trouwens. Schilderijen die ze vaak niet signeerde. Wat later tot heel wat problemen heeft geleid bij toekenning van schilderijen van haar aan anderen. Mannen natuurlijk!

Sofonisba Anguissola, Portret van koning Philips II (1573), niet aanwezig op de expositie

Veertien jaar lang was ze hofdame. Daarna trouwde ze met toestemming van Philips II met een Siciliaanse graaf. Die dan weer vijf jaar later op zeereis naar Spanje verdrinkt bij een piratenaanval. Waarna, weer later, Sofonisba op een zeereis van Sicilië naar Livorno straalverliefd wordt op de kapitein. Een liefde die wederzijds was. Oef! Én lager van stand én 17 jaar jonger, die kapitein. Zelfs de toenmalige De Medici-heerser van Toscane zag dat niet zitten. Maar ze zette door en, kort samengevat, ze leefden nog lang en gelukkig. Waarbij ze bleef schilderen tot haar ogen daarvoor te slecht werden.

nog een paar schilderijen die op de expositie worden getoond
enkele meer religieus getinte schilderijen die ze op latere leeftijd maakte
detail van het rechtse schilderij

Tot volgende week.

TOOS

We mogen weer los, zelfs van de niet zo cultuurminnende Hugo de Jonge


Op een of andere manier is er vanmorgen vermoedelijk iets fout gegaan bij het verzenden van dit blog waardoor ik denk dat een deel van mijn lezers deze aflevering niet in hun IN-vak heeft zien ploffen. De enige oplossing die ik hiervoor kan verzinnen is om alles nog een keer te versturen. Niet echt elegant, maar ’t is niet anders. Dus sorry als je dit vandaag al eerder hebt gekregen. TOOS

Saint-Paul-de-Vence aan de Côte d’Azur

Stel nou eens dat ik in 1994 niet zomaar spontaan voor drie maanden in het Zuid-Franse kunststadje Sint-Paul-de-Vence was neergestreken. Zou ik dan nu hebben meegedaan aan de groepsexpositie ‘Homerus-Ilias & Odyssee’ bij Galerie WiekXX in het Groningse Bad Nieuweschans.

Bad Nieuweschans

Bad Nieuweschans

Zoals de Romeinen dachten dat Homerus er uit zou zien

Ik hoor gelijk al weer levensgezel met zijn gevleugelde woorden ‘Toos, als ik nog een broer had gehad, zou die dan bruine bonen hebben gelust?’. Met in dit geval nog als extraatje ‘Toos, we weten helemaal niet of die Homerus van jou wel echt heeft bestaan!’. In dat laatste heeft hij trouwens helemaal gelijk. Want ‘de geleerden’ zijn het daar met elkaar beslist niet over eens. Heeft er wel een Homerus geleefd? En zo ja, heeft hij dan de Ilias en Odyssee zelf geschreven of heeft hij alleen allerlei verhalen verzameld? En zo ja, kon hij ze wel opschrijven want misschien was hij wel blind. En zo ja …, nou ga maar door. Vroeg-Griekse dichte mist tot en met.

Maar in die beginzin van hierboven zitten wel degelijk oorzaak en gevolg. Want door mijn verblijf in Saint-Paul ontstond het contact met Jean-Paul  Aureglia, nog steeds mijn galerist van Galerie Quadrige in Nice. En door Jean-Paul  ging ik de Ilias en de Odyssee lezen. Van voor naar achter en weer terug. Want hij had zichzelf een heilig levensdoel opgelegd. Namelijk het uitgeven van nieuwe drukken, geïllustreerd door ‘zijn’ kunstenaars, van wat hij als de fundamenten van onze Westerse beschaving beschouwt. Die werken van Homerus en de Divina Commedia van Dante. Maar ook de Legenda Aurea, op z’n Frans La Légende Dorée, van Jacques de Voragine (1228-1298). In het calvinistische Noorden minder bekend dan in het katholieke Zuid-Europa. Een heel persoonlijke keus natuurlijk, maar wel een die mij heeft beïnvloed. Want nu doe ik dus mee met die groepsexpositie over Homerus in dat noordelijk gebied van Nederland bij de Waddenzee. Waarvoor een reclamebureau ooit de toeristische leus ‘Er gaat niets boven Groningen’ bedacht.

Of de soldaten bij de Slag van Heiligerlee dat op 23 mei 1568 ook beseften, betwijfel ik ten zeerste.

de slag bij Heiligerlee

Maar op weg naar Nieuweschans vorige week om mijn werk voor de expositie te brengen, had ik toch even die absurde associatie. Want begon daar, zo’n dikke tien kilometer ten westen van Nieuweschans, volgens de geschiedenisboekjes niet officieel onze Tachtigjarige Oorlog? Met een overwinning van het Staatse leger, vooral bestaand uit huurlingen,op die vuige katholieke Spanjaarden? Dat daarvoor al wel wat nederlagen waren geleden tellen we voor onze eigen Hollands Glorie natuurlijk niet mee. Die tachtig jaar kun je beter beginnen met een overwinning en die bij Heiligerlee was de eerste. Historisch gebied dus, daar op dat Groningse platteland. Net zoals de oude vestingplaats Nieuweschans zelf.

eerst ingeladen in Middelburg en weer uitladen in Bad Nieuweschans

Een plek vol geschiedenis dus waarbij zowel  Homerus als zijn Ilias, met het 10-jarig beleg van Troje en dat bekende paard, als zijn Odyssee, met de avonturen en heldendaden van Odysseus, heel goed aansluiten. Net zoals dus mijn Homerus-kunstwerken en die van andere bekende kunstgenoten als Sam Drukker, Annemarie de Groot, Candace Charlton, Dick Aerts, Clary Mastenbroek en Jannes Koetsier. En ook net zoals mijn steendruk over de Ilias die ik na de opening van de expositie op 6 juni mocht overhandigen aan opener Jacqueline Klooster, docent aan de Faculteit der Letteren van de Groningse Universiteit.

die steendruk over de Ilias

Want het leuke van het maken van zo’n steendruk als voor de Iliade bij Jean-Paul is dat je als kunstenaar ook zelf altijd een klein aantal zogenaamde EA’s in bezit krijgt. Dat staat voor épreuve d’artiste en daarmee mag je doen wat je wilt. Zoals dus cadeau geven als blijk van waardering aan iemand die heel duidelijk veel wist van die óf werkelijk bestaand hebbende óf mogelijk imaginaire Homerus.

enkele van mijn ‘Homerus-schilderijen

geïnteresseerden in de Franse uitgaven van de Ilias en de Odyssee

Toos van Holstein, Sirène (n.a.v. een van de verhalen uit de Odyssee)

de beeldentuin van WiekXX

Op dus allemaal naar Nieuweschans, naar WiekXX. De galerie die al snel na de start in 1977 er één van faam werd in heel Nederland en die naam nog steeds heeft. Nu gesitueerd in de woonboerderij met beeldentuin van Henriëtte Mulder en Frans Boersma.

Neem bij je bezoek ook gelijk nog even Boertange mee. Ook al zo’n vestingdorp dat we te danken hebben aan die Tachtigjarige Oorlog.

Boertange

Of waarom niet het Groninger Museum? Dat mocht ten slotte na zes maanden sluiting afgelopen weekeinde ook weer open van minister Hugo de Jonge. Je weet wel, die man van ‘je hoeft niet naar het theater, je kunt thuis ook een mooie DVD opzetten’. Als kunstenaar vind ik dat die volkomen belachelijke, bizarre, çultuuranalfabetische en schrijnende uitspraak van hem niet vaak genoeg kan worden herhaald. Bij deze dus. Tot volgende week.

TOOS

Die goeie, ouwe Homerus komt aardbevend Noordoost Groningen een hart onder de riem steken


Waarom iets makkelijk doen als ’t ook moeilijk kan? Dat idee krijg ik wel eens bij ambtelijke stukken die qua taalgebruik zo moeilijk in elkaar steken dat je er geen steek van begrijpt. Of ken je die kunstverhalen van recensenten waarbij je je afvraagt wat je eigenlijk aan het lezen bent? Maar dat wordt nog wel eens een ander verhaal. In deze aflevering volg ik voor één keertje maar de meer gebruikelijke uitdrukkingsvorm ‘waarom iets moeilijk doen als ’t makkelijk kan’.

Want net deze week gaat er weer een Nieuwsbrief van mij de computer uit naar zeer veel e-mailadressen waarvan de bezitters graag op de hoogte blijven van mijn exposities. Dit keer is dat er eentje in Bad Nieuweschans, in het Noordoosten van Groningen. Het gebied waar de bodem nog wel eens wil rommelen en de bevolking terecht de NAM en de overheid de maat neemt. Maar dat terzijde.

Een blog-makkie dus deze week. Want ik neem gewoon die Nieuwsbrief over, kwestie van kopiëren en plakken. Met stiekem toch nog één extra foto er tussendoor. Raad zelf maar welke. Tot volgende week.

TOOS

 NIEUWSBRIEF TOOS van HOLSTEIN
mei/juni 2021

Toos van Holstein, Sirène, olieverf 90-100 cm

Homerus doet Bad Nieuweschans aan op zondag 6 juni

De galeriewereld mag langzaam aan weer ontwaken van de Haagse regelaars. Daardoor doet de oude Griekse bard Homerus, zelfs duizenden jaren na zijn dood, nu zowaar toch nog het oosten van de provincie Groningen aan. Bad Nieuweschans, om nauwkeurig te zijn. Of nog nauwkeuriger, Galerie WiekXX. Gelegen aan het oude exercitieterrein van wat tijdens de Tachtigjarige Oorlog in 1628 werd aangelegd als het verdedigingsbolwerk Langeakkerschans, later Nieuweschans geheten en nu dus Bad Nieuweschans genoemd. Want dat er zich al weer jaren een bekend en drukbezocht thermenbad/hotel bevindt, moet natuurlijk wel duidelijk worden gemaakt.

Toos van Holstein, Penelopé, aquarel/olieverf op papier 45-30 cm

Maar goed, Homerus dus. Henriëtte en Frans, de galeristen van WiekXX schreven ergens vorig jaar hun kunstenaars aan met de vraag of ze wilden meedoen met een groepstentoonstelling rond  schrijver Homerus en zijn befaamde Ilias en Odyssee.

Nou, dat was bij mij niet tegen dovemansoren gezegd. Niet voor niets heb ik meegedaan aan het illustreren met steendrukken van nieuwe Franstalige uitgaven van beide boeken bij mijn galerie Quadrige annex uitgeverij La Diane Française in Nice. Niet voor niets heb ik mij regelmatig door zijn werken laten inspireren tot schilderijen. En niet voor niets had ik daar in Nice een expositie over  de ‘L’Odysée d’Homère’. Nu komen er dus bij WiekXX, te midden van de werken van medekunstenaars, een aantal Homerus-schilderijen van mij te hangen en zijn die Franstalige edities er te bekijken. Twee volumes L’Iliade en twee volumes L’Odyssée. Met o.a. mijn steendrukken erin.

de vier volumes en één van mijn steendrukken bij de Ilias

De opening van de expositie vindt plaats op zondag 6 juni om 15 uur. Welkom, welkom. Meer gegevens staan onderaan deze Nieuwsbrief.

met meestersteendrukker Rudolf Broulim werkend aan mijn litho’s voor de Odyssee

Mogen, vele weken na de blijkbaar essentiële  IKEA en Primark, eindelijk de blijkbaar niet-essentiële musea weer open?

Ik ben niet zo van het vastnagelen van mensen op hun uitspraken. Maar die gotspe van minister Hugo de Jonge ga ik nooit meer vergeten! Dat je best een dag zonder een museumbezoek  kunt en dat je dan in plaats daarvan een leuke DVD kunt opzetten, Eén dag? Hoeveel maanden al niet! Wat een ongelooflijk dédain naar kunstwereld en kunstenaars. Ik zou nog veel meer willen zeggen, maar doe dat toch maar niet.

Op het moment van schrijven van deze Nieuwsbrief begint ’t er op te lijken dat 5 juni misschien D-day gaat worden. Eindelijk, eindelijk. Ik weet dan al vast wel naar welke tentoonstellingen ik toe zou willen. Deze Nieuwsbrief is er niet zo geschikt voor te melden welke, mijn blog ‘TOOS&ART’ des te meer. Wil je meer weten over mijn toekomstige kunstavonturen en belevenissen? Dan naar https://toosvanholstein.wordpress.com/category/toos-van-holstein/. Daar kun je je er ook makkelijk op abonneren.

Toos van Holstein

‘for me art is travelling the mind’

Homerus- Ilias & Odyssee opening zondag 6 juni 15 uur

de expositie loopt van 6 juni tot 16 juli

Galerie WiekXX, open vr, za, zo 12-17 uur

Voorstraat 50, 9693 EH Bad Nieuweschans

https://www.wiekxx.nl/

website www.toosvanholstein.nl        

e-mail: toosvanholstein@xs4all.nl

wekelijks blog ‘TOOS&ART’ https://toosvanholstein.wordpress.com/

ook actief op Facebook, LinkedIn,Twitter, Pinterest, Pictify, Tumblr en Instagram

Vrouwelijk Feest in de Schildershemel


foto van de Eregalerij in het Rijksmuseum die ik nam in betere tijden

Of er in het Hiernamaals, Nirwana, Walhalla en de Eeuwige Jachtvelden speciale plekken zijn voor beeldende kunstenaars? Echt geen idee. Maar zo ja, dan had daar een paar weken geleden op de Internationale Vrouwendag vast een luid en duidelijk gejuich opgeklonken. Vooral uit vrouwenkelen. Toen maakte het Rijksmuseum namelijk bekend dat de Eregalerij, zeg maar rustig ‘the place to hang’, verrijkt was met schilderijen van een paar vrouwelijke kunstenaars uit onze Gouden Eeuw. Zomaar ineens twee en een halve vrouw te midden van Rembrandt, Vermeer, Frans Hals, Jan Steen, Jacob van Ruisdael en nog zowat van die wereldberoemde  schilderscoryfeeën. Eindelijk,eindelijk!! Want anders was het Rijks echt over de datum geraakt.

een schilderij van Rachel Ruysch wordt opgehangen in de Eregalerij

Hoe dat zit met twee en een half? Nou, Judith Leyster en Rachel Ruysch ieder helemaal en Gesina ter Borgh half. Half? Komt zo. Op zich nog niet veel, maar toch! Als begin in ieder geval stukken beter dan dat helemaal niks, niente, nada van de laatste twee eeuwen sinds de oprichting van het Rijksmuseum. Van de tijd waarin vrouwelijke kunstenaars een heel dikke mist ingestuurd werden.

Maar nu die halve Gesina ter Borch (1633-1690). Kende je die? Misschien wel haar achternaam. Want vader Gerard ter Borch was al een bekend schilder, maar zijn zoon en Gesina’s halfbroer, ook een Gerard ter Borgh (1617-1681), is degene naar wie heel wat straten in Nederland zijn vernoemd.  En degene waarvan twee en een half schilderijen in het Rijksmuseum zijn te bewonderen. Kijk, weer die halve. Sinds Internationale Vrouwendag hangt er in de Eregalerij namelijk een gezamenlijk werk van Gesina en Gerard.

portret van Moses ter Borch, geschilderd door Gesina en Gerard ter Borch (1667-69)

Een schilderij dat ze maakten in memoriam voor Gesina’s broer Moses (1645-1667). Ook een talentvolle Ter Borgh, zoals zijn zelfportret wel duidelijk maakt.

Zelfportretje van Moses ter Borch (1660 – 61)

Maar hij koos ervoor bij de marine te gaan, in dienst van Michiel de Ruyter. Op 22-jarige leeftijd werd hij een slachtoffer van de Tweede Engelse Oorlog bij de aanval op een fort aan de Engelse kust. Daarna hebben zus en halfbroer hem in dit portret geëerd. Gesina kon dus net als Gerard het penseel uitstekend hanteren. Maar dat bleef alleen bekend binnen de kleine kring van familie en vrienden. Echt naar buiten treden deed ze niet. Haar talent en kunde leefde ze vooral uit in een drietal heel bijzondere albums die gelukkig bewaard zijn gebleven. Albums met gekalligrafeerde liedjes, gedichten, tekeningen, aquarellen, prenten, krantenknipsels en bijvoorbeeld onderstaand zelfportret.

Tot rond 1880 bleven deze boeken familiebezit tot ze uiteindelijk als een kunstzinnige verrassing ter veiling kwamen. Toen sloeg de Vereniging Rembrandt een prachtige slag waardoor ze nu eigendom zijn van het Rijksmuseum. Een heel waardevol en volstrekt uniek onderdeel van de collectie. Hier nog wat voorbeelden eruit.

aquarel/tekening van Moses die heel veel weg heeft van het schilderij dat Gesina en Gerard van hem maakten

Veel meer over die boeken is te beluisteren in deze podcast. Waarin journalist Janine Abbring, de laatste paar jaar ook de interviewer van dat unieke tv-programma Zomergasten, een gesprek voert met conservator Ilona van Tuinen. Echt leuk om te beluisteren. En nu is Gesina dus ineens, heel verrassend vind ik, gepromoveerd naar de Eregalerij. Veel minder opmerkelijk is dat voor Judith Leyster (1609-1660). Alhoewel ook die heel erg lang in die dikke mist moest verkeren. Aan haar gaf ik hier al eens aandacht.

twee zelfportretten van Judith Leyster, op jongere en oudere leeftijd
Judith Leyster, De serenade, het schilderij dat nu in de Eregalerij hangt

Diverse van haar schilderijen zijn lang toegeschreven geweest aan bijvoorbeeld Frans Hals. Al eeuwen lang veel beroemder, ook woonachtig in Haarlem, schilderend in dezelfde stijl en veel meer waard dan Judith. Dus de ondertekening van Judith valselijk overschilderen met die van Frans Hals was een interessant verdienmodel. Reken maar dat er de komende jaren nog wel  meer ‘Leysters’ ontdekt gaan worden.

En die derde vrouw, Rachel Ruysch? Laat ik aan haar nou stom toevallig recent één, twee, drie afleveringen hebben gewijd! Lees maar. Nu wordt ’t afwachten wanneer nog twee andere Gouden Eeuwse coryfeeën de Eregalerij mogen komen opluisteren. Maria van Oosterwijck en Clara Peeters.

schilderij van Maria van Oosterwijck, in de collectie van het Mauritshuis
schilderij van Clara Peeters, in de collectie van het Rijksmuseum

Dat zou pas een echte inhaalslag zijn. Alhoewel, Clara Peeters? Mauritshuis en Rijksmuseum mogen van haar dan twee prachtige stillevens bezitten, ze werkte vooral vanuit Antwerpen. En die stad hebben ‘we’ in de Tachtigarige Oorlog nou net niet kunnen heroveren op die vuige Spanjaarden. Dus mag ze dan wel meedoen in Amsterdam? Maar ach, de Eregalerij is voorlopig toch corona-gesloten  dus ze hebben bij het Rijks nog wel even de tijd om daar over na te denken. Tot volgende week.

TOOS

Heel oude helden, minder oude helden en ook nog striphelden Asterix en Obelix


beelden van Vercingetorix

Een paar jaar geleden stond ik in Clermont Ferrand plotseling oog in oog met een woest uitgedoste Galliër. Vercingetorix, naar bleek. Hij moest mij overigens wel schriftelijk worden voorgesteld via de bijbehorende museumtekst. Want deze vrijheidsstrijder voor Gallië, dat wat nu dus zo’n beetje Frankrijk is,  bleek al bijna tweeduizend jaar dood. Begin 2018 schreef ik al eens over hem omdat hij me duidelijk maakte waarom stripheld Asterix er uitziet zoals ie eruit ziet (lees hier maar). Alle strips over Asterix en metgezel Obelix heb ik in de loop der jaren gretig tot me genomen. Zalig! Dus als er een nieuwe verschijnt, moet ik die absoluut lezen.

 Daardoor werd ik recent opnieuw met Vercingetorix geconfronteerd omdat hij blijkbaar ook nog een dochter had. Althans, zo blijkt uit de natuurlijk altijd betrouwbare annalen van het nieuwste en 38ste Asterix stripboek, ‘De dochter van de veldheer’. Waarin Adrenaline, de puberende dochter van de door Julius Ceasar verslagen en gedode Vercingetorix ten tonele wordt gevoerd. Of zij net zoals haar vader tot het nationale erfgoed van de Franse natie zal gaan behoren? Dat is maar helemaal  de vraag. Hoe dat zit?

In dat museum in Clermont Ferrand stond en hing een hele kunstverzameling Vercingetorixen. Alles 19e eeuws. De tijd dat in Europa allerlei regio’s aaneen groeiden tot natiestaten. Denk maar aan Duitsland en Italië. Maar daarvoor moesten ook nationale helden gecreëerd worden. Iets met saamhorigheid, horen bij een land, nationalisme, identiteit. Niks nieuws onder de zon zou je bijna kunnen denken. Denk ook maar eens aan Rembrandt. Heeft die niet in opdracht voor het nieuwe Amsterdamse stadhuis, nu het Paleis op de Dam, ‘De samenzwering van de Bataven onder Claudius Civilis’ geschilderd? Onze eigen Claudius die, net als Vercingetorix, in opstand kwam tegen de Romeinen. De parallel met de Tachtigjarige Oorlog is snel getrokken.

Rembtandt, De samenzwering van de Bataven onder Claudius Civilis

Logisch dus dat Claudius terugkwam in de 19e eeuw toen het nieuwe Koninkrijk der Nederlanden wel weer wat nationale helden kon gebruiken na het verlies van België in 1831.

Barend Wijnveld, 1835, Claudius Civilis spoort de Batavieren tot opstand aan

Nog meer voorbeelden uit die heldenverzameling? Ene Jan van Schaffelaar die in 1482 van de Barneveldse toren sprong om zijn manschappen te redden. Of Kenau Simonsdochter Hasselaer die kokende pek over de Spanjaarden goot vanaf de Haarlemse stadswallen. Of die Jan ‘dan maar liever de lucht in’ van Speijk. Of het feitelijk allemaal klopte? Geen kniesoor zijn. Als ‘we’ ons maar met die iconen konden identificeren om daar onze Nederlandse identiteit aan te ontlenen.

litho van A.F.Zürcher, 2e helft 19e eeuw

Johannes Hindrikus Egenberger, Frans Hals Museum, Kenau Hasselaar op de wallen van Haarlem

Jan van Speyk, door Jacobus Schoenmaker Doyer

Asterix en Obelix zal dat niet meer overkomen, maar Vercingetorix kon in die 19e eeuw  ook mooi gebruikt worden als trots der Franse natie. Hij had eerst toch maar mooi Julius Ceasar verslagen bij Gergovia. Wel jammer natuurlijk dat hij bij Alesia alsnog het onderspit moest delven en als krijgsgevangene naar Rome werd afgevoerd.

En nu komt dus ineens zijn dochter te voorschijn in de nieuwste Asterix-strip. Met nog meer jeugd. Zoals Gambix, zoon van de vishandelaar, zijn schattige kleine broertje Scampix met een vergiet als helm, Selfix als zoon van de smid, zoon Ludwikamadeus van de Romeinse generaal Pipappus en Pacifix die zijn boot vol bloemen schildert. Alleen die namen al!

En dan natuurlijk die altijd weer heerlijke, kleine tekengrappen.

Charles Aznavour als piraat ‘Laaaa bohêêême ‘ zingend terwijl zijn dronken medepiraten uit volle borst het oh zo bekende drinklied aanheffen uit de beroemde opera La Traviata van Verdi.

Ludwikamadeus die niet alleen in Gotische letters spreekt maar er ook in trommelt.

Het steeds terugkerend ‘pok’ geluid als de twee begeleiders van Adrenaline, Monolitix en Kalorinix, weer eens per ongeluk met de geweien op hun helmen tegen elkaar aanrammen.

 En natuurlijk Obelix’s  trouwe hondje Idéfix. Altijd ergens in de tekeningen terug te vinden. Dat maakt die strips zo heerlijk om te lezen en te bekijken. Ook kunst! Eigenlijk zou onze eigen hedendaagse Willemsorde-held Marco Kroon ook eens in die strip moeten voorkomen. De Romeinen omver waterend bijvoorbeeld. Maar ja, Marco kennen ze in Frankrijk waarschijnlijk niet. Tot volgende week.

TOOS

Hoe dichter bij Dordt hoe …….


Heb je ooit een groot huis kunnen kopen voor een halve euro en dat niet gedaan? Waar die vraag mee te maken heeft? Met een recent bezoek van mij aan Dordrecht.

de Grote Kerk in Dordrecht

Dordrecht, een stad die niet alleen een belangrijke rol heeft gespeeld in mijn vroegere, jonge leven maar ook in de nog veel oudere Nederlandse geschiedenis. Ga maar na: een belangrijke middeleeuwse handelsstad, de grootste van Holland, sterk bepalend voor de Tachtigjarige Oorlog en godsdienstig zeer bepalend door de Dordtse Synode van 1618-19.

overzicht van de bijeenkomst van de Dordtse Synode

Bij mijn bezoek moest ik weer denken aan de uitspraak ‘Hoe dichter bij Dordt hoe rotter ’t wordt’. Een uitspraak die ik nooit heb begrepen. En terecht. Want werd onlangs niet in The Times, toch echt geen miezerig krantje, Dordrecht aangemerkt als een verborgen parel? En heeft ook  niet een miljoenenpubliek  op tv de recente  optocht van The Passion door de oude stad kunnen bewonderen? Dat van die parel wist ik dus al heel lang. Gewoon omdat ik rond 1970 een aantal jaren in Dordrecht heb gewoond en gewerkt. Ik had er zelfs met enkele vrienden een gigantisch monumentenpand kunnen kopen vlak naast de voor Dordt zo beeldbepalende Grote Kerk.

bij dat monumentenpand

de ligging ervan naast de Grote Kerk

Dat moest dan één gulden kosten. Jazeker, één hele gulden! Maar dan namen we wel de verplichting op ons om dat patriciërshuis helemaal volgens de regeltjes te restaureren en renoveren. Op eigen kosten natuurlijk. Want de gemeente had geen sous. En rijkssubsidie? Wat was dat? Dus ’t zat er toen voor ons als jonkies financieel niet in. Afgezien nog van de vele jaren die ’t zou gaan kosten naast onze banen. Een typisch geval van jammer.

Die herinneringen kwamen boven toen ik de Grote Kerk bezocht vanwege een expositie daar  van de bekende stillevenschilder Henk Helmantel en ik ook nog door ging naar museum Het Hof van Nederland vanwege de Statenbijbel. Beide onderdelen van de festiviteiten rond die Dordtse Synode van 400 jaar geleden.

interieur van de Grote Kerk

Maandenlang waren ze toen in Dordrecht aan het steggelen, de rekkelijken en preciezen, oftewel de Arminianen en Gomaristen, oftewel de remonstranten en contraremonstranten. Een akkefietje over de goddelijke predestinatie. Maar over hun hoofden heen woedde een politieke strijd tussen stadhouder Maurits en raadspensionaris Van Oldebarnevelt. De gevolgen? Van Oldebarnevelt werd nog in 1619 letterlijk een kopje kleiner gemaakt en in 1637 verscheen de eerste officiële editie van de Statenvertaling van de bijbel.

de Statenbijbel

In dat geheel past Henk Helmantel heel mooi vanwege zijn gereformeerde achtergrond en zijn schilderijen van kerkinterieurs. Want ook die maakt hij namelijk. Hij had er zelfs een op een ezel staan in de keuken van zijn prachtig herbouwde middeleeuwse pastorie in het Groningse Westeremden toen ik daar een aantal jaren geleden met hem gezellig de kunstwereld zat door te nemen. Mee een reden om in de Grote Kerk te gaan kijken hoe hij die nu in beeld had gebracht.

schilderijen van Henk Helmantel in de Grote Kerk

Dit kon ik dan gelijk combineren met een bezoek aan dat Hof van Nederland. Een prachtig nieuw museum in oude gebouwen, geopend in 2015, en gewijd aan de geschiedenis van het ontstaan van onze Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. En de belangrijke rol die Dordrecht daarin speelde.

museum Het Hof van Nederland

expositie over de Statenbijbel

Echt een moetje, alleen al vanwege de moderne manier van presenteren. Maar ik was er voor de speciale expositie over de beroemde Statenbijbel. Het boek dat vanaf 1637 mee het fundament legde voor onze Nederlandse taal nu. Met bijvoorbeeld woorden en uitdrukkingen als: muggeziften, de dood in de pot, de geest is gewillig maar het vlees is zwak, in zak en as zitten.

In zak en as heb ik zeker niet gezeten toen die koop van dat monumentenpand in Dordrecht er niet in bleek te zitten. Nog steeds ga ik graag iets drinken op een terras van het Groothoofd, gelegen aan een van de drukst bevaren plekken van Europa, waar drie rivieren samenvloeien. En zou de liefde op het eerste gezicht voor mijn Middelburgse pakhuis uit 1738 iets met het oude Dordrecht en alle water daar te maken kunnen hebben? Vast wel! Tot volgende week.

het Groothoofd in Dordrecht

TOOS

Nog een haiku hier, en ook nog een haiku daar, een schilderij klaar


Drie regels waarvan de eerste regel vijf lettergrepen bevat, de tweede zeven en de derde weer vijf. Ziedaar de structuur van een haiku. Zoals dus hierboven in de titel van dit stukje. Of ik me nu ineens letterlijk op de poëzie stort? Nee hoor, geen sprake van. Mijn gaven liggen bij de beeldende kunst. Maar me daarbij laten inspireren door de Muze van de Poëzie? Waarom niet! Ter verklaring eerst even een stukje Groningse kunstgeschiedenis.

In 1991 organiseerde Henriëtte Mulder van de vermaarde Galerie Wiek XX, toen nog gevestigd in de Groningse binnenstad, de nu legendarische thematentoonstelling ‘Dichtbeelden’. Daarbij lieten o.a. Wout Muller (1946-2000)en Matthijs Röling (1943), gerespecteerde namen in de wereld van de hedendaagse Nederlandse kunst, zich inspireren door drie haiku’s van dichter C.O.Jellema. Reden voor Henriëtte en haar partner Frans Boersma om dit thema nu, 27 jaar later, nog eens te herpakken. Met een andere groep kunstenaars en op een andere locatie. Van die groep ben ik er dus een en die nieuwe locatie is Bad Nieuweschans. Nog steeds in Groningen, maar dan wel de provincie, en tegen de Duitse grens aan.

Galerie Wiek XX in Bad Nieuweschans

Ooit in de 17de eeuw heette ’t Langeakkerschans en lag ’t direct aan het water van De Dollard, daarna werd ’t Nieuweschans en schoof ’t het binnenland in door inpoldering. Maar in 2009 kwam er Bad Nieuweschans op het naambord te staan. Je moet de economische ontwikkeling ten slotte een kans geven. Want met Bad ervoor trek je veel meer Duitse toeristen naar het kuuroord Fontana dat er, met zijn warme mineraalbaden, sinds 1985 is gevestigd. Van  een in 1628 gebouwde schans ter verdediging tegen de Spaanse troepen naar kuuroord, ’t kan verkeren.

Maar terug naar die haiku’s. Toen Henriëtte mij vroeg mee te doen aan die nieuwe thematentoonstelling onder de naam ‘Haiku Verbeeld’ heb ik niet echt geaarzeld. Leuk! Zes haiku’s van dichter Henk van Zuiden kregen we als de deelnemende kunstenaars onder ogen. Met de opdracht ‘maak er wat van’. Als de schilderijen maar niet groter zouden worden dan 60 bij 50 cm. Drie werken werden het bij mij. Hieronder twee daarvan met de bijbehorende haiku’s.

Een dansjapon

ondergaande zon

maakt van lucht een dansjapon

met rode sluiers

 

 

 

 

 

Hemels droomspel

voor wie nu niet slaapt

speelt nachtlucht met lichtballon

een hemels droomspel

 

Hoe de andere kunstenaars hun inspiratie hebben verbeeld? Kijk daarvoor maar eens bij  https://www.wiekxx.nl/index.php?pag=39&lang=nl. En mocht je de reis naar Wiek XX gaan maken, besef dan dat je door een belangrijk stuk van de Nederlandse geschiedenis reist. Want vlak voor Nieuweschans passeer je Heiligerlee. Hé, Heiligerlee? Hoe zit dat ook al weer? Oh ja, die beroemde Slag bij Heiligerlee in 1568! Daar waar volgens onze officiële geschiedschrijving de 80-Jarige Oorlog begon. Met een eerste gewonnen slag tegen de Spanjaarden. Nu dus 450 jaar geleden. Helemaal in dit jaar, die 80-Jarige Oorlog. Met nieuwe boeken, met groots opgezette tentoonstellingen en met een prachtige serie documentaire geschiedschrijving op NPO2. Dat al heel snel na die gewonnen slag de provincie Groningen weer aan de Spanjaarden verviel tot Prins Maurits pas zo’n 20 jaar later het gebied weer heroverde? Ach, een kniesoor die daar op let.

gravure van de Slag bij Heiligerlee

Nu zit dus galerie Wiek XX er. Met een haikutentoonstelling. Op Nederlands grondgebied. Hoewel in het Rampjaar 1672 ook dat weer heel anders had kunnen lopen toen Bommen Berend, bisschop van Münster, Nieuweschans aanviel en de stad Groningen belegerde.

Beleg van Nieuweschans, prent uit 1675

Maar uiteindelijk slaagden hij, de Franse koning Louis XIV en de Engelse koning Charles II niet in hun opzet. De Republiek der Verenigde Zeven Provinciën overleefde ternauwernood en nu hebben we een koning in plaats van een Stadhouder. Maar dat is weer een heel ander verhaal. Oh ja, die expositie loopt tot 18 november. Tot volgende week.

TOOS

Hoe Plantin en zijn Garamond de wereld via Antwerpen, Nice en Middelburg rond maken


In 1546 stierf Maarten Luther, in 1555 drukte Christoffel Plantin zijn eerste boek en 462 jaar later stond ik vorige maand december even te wachten op een aantal kleurkopieën die een machine in hoog tempo uitspuugde. Cryptisch? Jazekers. Maar daarom niet minder associatief logisch.

portret van Christoffel Plantin

Want een paar weken geleden schreef ik over de Luther-expositie in het Museum Catharijneconvent. Daar leerde ik dat hij vijf jaar na publicatie van zijn 95 stellingen al de meest gelezen auteur in Duitsland was geworden. Mee natuurlijk dankzij zijn voor het eerst in het Duits vertaalde bijbel. Een bijbel die dan weer dankzij de boekdrukkunst wijd en zijd verspreid kon worden. Stel je eens voor dat dit nog had moeten gebeuren met handgeschreven exemplaren, de enige manier in de eeuwen daarvoor. Zou de Reformatie dan zo snel de Europese geloofswereld op zijn kop hebben kunnen zetten? Vast niet. De boekdrukkunst was voor Luther dus cruciaal, hoe arbeidsintensief dat drukproces toen ook nog verliep. En tegenwoordig? Nu stond ik op m’n gemakkie bij die machine te wachten op een stapeltje kleurkopieën van mijn nieuwjaarswens. Vanzelfsprekend gedrukt via een bestandje op een USB-stick. Over moderne zegeningen gesproken!

Museum Plantin-Moretus in Antwerpen

Dat besefte ik onlangs in Museum Plantin-Moretus in Antwerpen. De stad waar de hierboven al genoemde Fransman Christoffel Plantin (1520-1589) neerstreek, een drukkerij begon en in 1555 zijn eerste uitgave de wereld in stuurde. In dat prachtige drukkersmuseum ga je figuurlijk en letterlijk ver terug in de tijd. Omdat je er rondloopt in de oorspronkelijke woonruimten en drukkerswerkplaatsen van vele generaties  Plantin en Moretus, de aangetrouwde tak.

Steeds rijker wordend kochten ze uiteindelijk een carré van aaneengesloten eeuwenoude woningen bij elkaar rond een grote binnentuin. Nu is dat een grandioos monument uit de Gouden Eeuw van Antwerpen. Een toen van de handelslui vergeven kosmopolitisch  Antwerpen dat in die 16de eeuw bruiste aan alle kanten en een van de belangrijkste Europese havensteden was.

de binnentuin van het complex

Een vrijzinnig Antwerpen ook waar de humanistisch ingestelde Plantin zich goed thuis voelde en al snel zijn drukkerij opstootte in de vaart der volkeren en zelfs uitbouwde tot de grootste ter wereld. Met 22 persen en meer dan 80 werknemers. Met boeken op zowel religieus, humanistisch, taalkundig, kartografisch als wetenschappelijk gebied. Gedrukt in vele talen. Van o.a. Latijn, Grieks en Nederlands  tot zelfs Oud-Syrisch en Armeens. Echt ongelooflijk. Hoeveel verschillende soorten loden lettertekens moeten ze daar wel niet hebben gehad?

opslagruimte met de letterbakken

Daarnaast zette Plantin zelf nog een filiaal op in Leiden en werd hij zelfs officiële drukker van onze Staten Generaal werd. Achteraf gezien heel belangrijk omdat Leiden zich daardoor, na de oprichting in 1575 van de universiteit door Willem van Oranje,  tijdens de Tachtigjarige Oorlog tot een belangrijke en vrije drukkersstad  kon ontwikkelen.

Dat in tegenstelling tot Antwerpen. In 1585 was de stad weer in Spaanse handen gevallen. Veel protestantse kooplui verlieten de stad richting Noordelijke Nederlanden. Achteraf gezien betekende dat stuivertje wisselen van Gouden Eeuw. Amsterdam nam het havenstokje van Antwerpen over. Ook omdat die vervelende protestantse Zeeuwen en Hollanders nu tol eisten voor de toegang tot de Westerschelde. Een heffing die officieel pas in1863 werd afgeschaft. Maar om nou te zeggen dat ’t tegenwoordig helemaal pais en vree is tussen Vlaanderen en Nederland rond die Westerschelde? Niet echt toch? Nog steeds animositeit genoeg.

gravure over de bezigheden in een drukkerij destijds

schilderij van een proeflezer die de teksten controleert

Hoewel Antwerpen dus economisch wegzakte, wist die drukkerij van de Plantijnen en Moretussen zich goed te handhaven. De Officina Plantaniana had namelijk het recht kregen van de Spaanse regering alle religieuze geschriften voor hun rijk te drukken. Best een leuk contract als je beseft dat ook al die veroverde gebieden in Midden en Zuid-Amerika er onder vielen. Zodoende stond in Antwerpen de grootste drukkerij van de Contrareformatie. Maar aan alle moois komt ooit een eind. Meer dan drie eeuwen na de oprichting verkocht nazaat Edward Moretus drukkerij en gebouwen aan de stad Antwerpen. Nu dat stijlvolle en heel interessante Museum Plantin-Moretus.

de oudste nog bestaande drukpersen ter wereld

de privé-bibliotheek van de familie

Zo leerde ik er dat Christoffel Plantin ook de Garamond had ontworpen. Een lettertype dat nog steeds in zwang is. Toen ik dat las, had ik direct mijn Niçoise galerist/uitgever Jean-Paul Aureglia in zijn werkplaats voor ogen. De man met wie ik samenwerkte aan nieuwe uitgaven van onder andere de Divina Commedia en de werken van Homerus.

Griekstalige uitgave van Homerus, gedrukt in de Officina Plantiniana

De man die de teksten van zijn uitgaven nog ouderwets handmatig zet met loden lettertjes. Letters in van die letterbakken die ooit heel populair waren als wandversiering. En weet je welk lettertype hij daarin heeft zitten? De Garamond! Thuis in Middelburg staat dus een hele reeks livres d’art met daarin illustraties van mij en Franse teksten uit Nice in de Garamond, de letter die Plantin in Antwerpen ontwierp. Prachtig toch?

deel van galerie/werkplaats van Jean-Paul in Nice met ook nog een schilderij van mij

Tot volgende week.

TOOS

Wiek XX draait weer en Toos draait mee


Ooit vond er in 1568 de Slag bij Heiligerlee plaats. Met de eerste overwinning van de opstandelingen tegen het Spaanse leger. Heus, Oranje wint ook wel eens. Vandaar trouwens ook de naam Tachtigjarige Oorlog omdat de uiteindelijke vrede in 1648 gesloten werd. En ooit, in 1628, werd er het vestingstadje Nieuweschans gebouwd. Als grensverdediging tegen die nog steeds vervelende Spanjaarden. Waar dan wel? In het oosten van Groningen. Daar waar de horizon heel ver weg ligt in een laag en leeg landschap. Daar ook waar de slogan “Er gaat niets boven Groningen” je duidelijk wordt. En daar waar ook lang geleden Galerie Wiek XX neerstreek.

Nieuweschans in roeriger tijden (17de eeuw)

Galerie Wiek XX, een gerenommeerde naam in de Nederlandse kunstwereld. De galerie die vanaf 1977 de zogenaamde Noordelijke Realisten een podium gaf. Met als gevolg dat de namen van o.a. Wout Muller, Matthijs Röling, Sam Drukker, Douwe Elias en Pieter Pander niet meer zijn weg te denken uit het galerie en museum circuit. En ook de galerie waarmee ik een aantal jaren succesvol samenwerkte. Tot Henriëtte Mulder en Frans Boersma ’t in 2008 ’t eigenlijk wel mooi vonden.

met Henriëtte en Frans voor hun woonboerderij

Maar ja, hoe gaat dat als je bloed is besmet met het kunstvirus? Zulk bloed blijft kriebelig en zoekt stiekem die plaatsen waar ’t dan misschien niet kan gaan maar wel kan kruipen. Tot het uiteindelijk overwint. Dus verrees eind vorig jaar de galerie weer. Als een Phoenix met wiekende vleugels. Niet meer op de oorspronkelijke locatie in Nieuweschans, maar als huisgalerie in de woonboerderij van Henriëtte en Frans (https://www.wiekxx.nl/) .

Vandaar dat ik mij kort geleden onverwacht weer eens richting Nieuweschans begaf. Of beter gezegd richting Bad Nieuweschans. Want dat is sinds enkele jaren de officiële nieuwe naam. De reden daarvoor? Als ik dat een beetje kan inschatten vanwege het eerste echte Nederlandse kuuroord dat er ooit verrees. Het Fontana Resort. Op een steenworp afstand van de grens trek je vermoedelijk meer Duitse gasten als er Bad in je plaatsnaam voorkomt. Kijk maar eens naar de hoeveelheid Bad Zus of Zo kuurplaatsen op de landkaart van onze oosterburen.

Tijdens zo’n rit merk je toch ook weer dat Nederland helemaal niet zo klein is. Daar kwam ik lang geleden achter na een vochtrijke tentoonstellingsopening en idem dito maaltijd bij Wiek XX. De afstand van het noordoostelijke Nieuweschans naar het zuidwestelijke Middelburg bleek 390 km. En dat is zogezegd best een klere end midden in de nacht. Gelukkig reed levensgezel. Die stelt zich bij een ver-weg opening op voorhand altijd in op soberheid.

‘En ville’ en ‘Nocturno’, enkele van de schilderijen op de expositie

‘Riflettere’, schilderij op de expositie

Nu zat ik dus opnieuw in de huiskamer bij Henriëtte en Frans. In een weidse omgeving die in niets meer doet denken aan die van rond 1600. Want van de oorspronkelijke vestingplaats is weinig meer over. Net zo min als van het oude landschap. Je kunt je absoluut niet meer voorstellen dat Nieuweschans toen aan het nu heel ver weg gelegen open water van de Dollard lag. En dat ’t zich op een militair zeer strategische positie bevond te midden van water, van uitgestrekte ontoegankelijke moerassen en van veengebieden. Maar dat heeft dan wel weer als voordeel dat je er nu zoevend heenrijdt over een vierbaans snelweg. Niks geen moeilijk begaanbaar modderig pad meer als enige toegangsweg.

de Voorstraat in Nieuweschans, ooit het exercitieterrein voor de militairen

een herinnering aan vroeger tijden

Een eitje dus, zo’n bezoek aan de expositie “Met een knipoog” op nummer 50 van de Voorstraat. Er staat je letterlijk niets meer in de weg voor de vrij, zater en zondagen van 13 tot 17 uur in de periode van 14 april tot 16 juli. Met niet alleen mijn werk maar ook dat van andere gerenommeerde kunstenaars als Candace Charlton en  Caius Spronken. Tot volgende week.

TOOS

Wie heeft de grootste bij Jheronimus Bosch?


Jeroen 1

Vorige week was ik er. In ‘s-Hertogenbosch, bij “Jheronimus Bosch, Visioenen van een genie”. Volgens het Noordbrabants Museum de grootste Bosch-tentoonstelling ooit. Maar dat pikt het Prado in Madrid weer niet want die krijgen straks, eind mei, de grootste. Zeggen ze. Waarom laten die grote museum-ego’s zich nu eigenlijk kennen als kleinzielige geesten? Waarom zijn ze bezig met iets dat nog het meest lijkt op een wedstrijdje verpiesen van kleine jongetjes?

’t Begon allemaal vorig jaar oktober. Toen lekte vroegtijdig uit dat het BRCP, het Bosch Research and Conservation Project, na uitgebreid onderzoek drie werken van het Prado niet langer toeschreef aan de grote meester zelf. Oeps, dat was natuurlijk tegen het zere Pradobeen. Want die conclusie was volgens het Prado gebaseerd op “buitengewoon subjectieve stilistische criteria”. En dat terwijl het BRCP (www.boschproject.org) juist jarenlang bezig was geweest met het tot nu toe meest uitgebreide wetenschappelijke onderzoek van het werk van Bosch ooit. Met alle geavanceerde technieken van tegenwoordig.

het begin van de expositie
het begin van de expositie

Toen het in 2010 werd opgericht was dat de uiterst slimme zet waardoor er nu tijdelijk zoveel werk van Bosch in zijn geboorte en woonplaats hangt. Musea met werk van hem werd een begeerlijke worst voorgehouden. Het Bosch Project had een aantal miljoenen beschikbaar voor wetenschappelijk onderzoek aan en restauratie van zijn schilderijen en tekeningen. Nou, als jouw schilderijen voor niks kunnen worden gerestaureerd ben je natuurlijk wel gek als je die kans voorbij laat gaan. Dat je ze daarvoor dan ook een poosje moet uitlenen aan het Noordbrabants Museum is slechts een klein offer. Op die manier hangen er toch bijvoorbeeld maar mooi vier schilderijen uit musea in Venetië. En op die manier hadden er ook een aantal uit het Prado moeten hangen. Nu is dat alleen “De Hooiwagen”. Die was namelijk toch al in Nederland door het eerder uitlenen aan Museum Boymans Van Beuningen in Rotterdam.

belangstelling voor "De Hooiwagen"
belangstelling voor “De Hooiwagen”

Wat er in Den Bosch nu niet hangt en toch was beloofd? Verzoeking van de Heilige Antonius en Keisnijding. Laten dat nu net twee van de werken zijn die door het BRCP worden beschouwd als kopieën gemaakt na de dood van onze Jeroen. Net als De Zeven Hoofdzonden, ook in het bezit van het Prado. Kleinzielig? In mijn ogen wel. Als ze dan toch niet echt zijn, krijg je ze ook niet. Lekker puh! Maar straks, als ze op onze grote expositie in Madrid hangen, staat er toch bij dat ze zijn van El Bosco, de Spaanse naam van Bosch. En dan hebben wij lekker de grootste en jullie niet! Is ’t niet heerlijk, dit gedoe?

 

De goochelaar, door een navolger
De goochelaar, door een navolger

de "echte" Ecce homo
de “echte” Ecce homo

Voor mijn gevoel maakt het bij de expositie in Den Bosch allemaal niet uit. Het is gewoon een prachtige tentoonstelling die terecht nu al helemaal is uitverkocht met 380.000 toegangskaarten. Dat het daardoor dag in dag uit ook een tikje druk is? Ach, dat moet je maar op de koop toenemen. Gewoon de tijd nemen, geduld hebben en je kunt alles prima bekijken. Mocht je denken “maar op die foto’s van jou zie ik toch nauwelijks iemand staan”, dan klopt dat. Maar dat zijn geautoriseerde plaatjes voor de pers. Het is namelijk niet toegestaan foto’s te maken. En kun je even niet bij een schilderij, dan hangen er tussendoor schermen met heel interessante en informatieve video’s. Zoals een waarin details van het beroemde Ecce homo, een echte Bosch, prachtig worden vergeleken met vergelijkbare details van een namaak ervan.

Ecce homo, door een navolger, vermoedelijk uit atelier van Bosch
Ecce homo, door een navolger, vermoedelijk uit atelier van Bosch

Hoe ik dan aan die foto hieronder van de Aanbidding door de koningen kom?

Aanbidding door de koningen
Aanbidding door de koningen

Die maakte ik afgelopen november in het Metropolitan Museum in New York. Daar mocht je wel fotograferen en stond er niemand naar dat werk te kijken. Nu trekken er dus de hele dag door van ’s morgens 9 tot ’s avonds 11 uur horden aan voorbij. Maar je hoeft er dan ook niet voor naar New York. Scheelt toch een vliegreisje heen en weer.

toch nog  een eigen foto, bij de stapel catalogi
toch nog een eigen foto, bij de stapel catalogi

Wie nu de grootste heeft? Ach, ’t zal allemaal wel! Het overgrote deel van wat nog over is van het oeuvre van Jheronimus Bosch hangt hoe dan ook in Den Bosch. Want we weten dat er heel veel werken verdwenen zijn in de loop der eeuwen. Ook dat wordt duidelijk gemaakt op de expositie. Verbrand, vernietigd, weggeteerd, weggegoooid? Wie zal ’t zeggen. Interessant daarbij is wat ik laatst ergens in een oud boekje las.  In 1619 zijn er nog zes schilderijen van Bosch beschreven die hingen in de Sint-Janskathedraal . Toen ‘s-Hertogenbosch in 1629 door Prins Frederik Hendrik werd veroverd op de Spanjaarden moest de katholieke geestelijkheid de stad verlaten. Maar van Frederik Hendrik mochten ze die zes schilderijen meenemen. Daarna zijn ze nooit meer gezien. Eigenlijk toch wel dom van onze stadhouder. Want stel nou eens dat die werken in de stad hadden moeten blijven. Hadden ze daar dan nu absoluut de grootste gehad? Tot volgende week.

TOOS