Tagarchief: Wassenaar

Van Vernietiging tot Creatie tot Verval op z’n Kiefers


Staand voor het schilderij hierboven bedacht ik me ineens “wat ben ik toch eigenlijk een trut, waarom ben ik altijd zo voorzichtig, waarom is ’t voor mij altijd zo moeilijk iets te vernietigen tijdens het schilderen terwijl ik weet dat het wringt”. Want als ik met een schilderij bezig ben, heb ik soms de neiging om eindeloos te blijven pielen rondom een bepaald stukje dat ik eigenlijk best al goed vind maar blijft wringen in het grote geheel. Terwijl ik dat deel na lang wikken, wegen en tobben vrijwel altijd toch weg schilder/schuur/steek. Om er iets anders voor in de plaats te schilderen. Waar ik dan achteraf altijd weer gelukkig mee ben. Maar toch, altijd dat geaarzel! Kom op zeg! Zo kan ik van mezelf wel eens moe worden.Volgens mij heeft Anselm Kiefer daar beslist geen last van. Want van hem is bovenstaand schilderij dat nu hangt op ‘Bilderstreit’. Zijn grote solotentoonstelling in Museum Voorlinden in Wassenaar (nog tot 25 februari).

Over Kiefer schreef ik al vaker. Vorig jaar bijvoorbeeld over zijn wonderbaar schone tentoonstelling in het Venetiaanse Dogenpaleis. Een belevenis. Maar een nog veel grotere belevenis werd mijn bezoek aan La Ribaute in Barjac (Ardèche). Waar hij een 35 hectare groot terrein helemaal naar zijn handen zette. Met als gevolg een voor mij magische onder- en bovengrondse kunstwereld. De twee blogafleveringen daarover ( hier en hier) eindigde ik met de aankondiging van zijn komende expositie in Museum Voorlinden. En met ‘Of ik daar heen ga? Je mag één keer raden!’. Nu was ik er dus! Om opnieuw overdonderd te worden. Gelijk al in de eerste ruimte.

Anselm Kiefer, Wolfsbohne-für Paul Célan (2020)
Kiefer, Le Prométhée mal enchainé (2023)

Met natuurlijk één van die overmaatse schilderijen van hem. Maar ook met één van zijn bekende boekenkastachtige installaties. Altijd anders vormgegeven, maar ook altijd opgebouwd uit, allicht, overmaatse boekvormen van verfrommelde loden platen.

net zo’n soort installatie, dit jaar stiekum door levensgezel gefotografeerd in Barjac, want fotograferen mocht niet in Kiefers kunstwalhala daar

Want lood is niet zomaar lood voor Kiefer. ’t Is voor hem, net als voor de middeleeuwse alchemisten, een materiaal vol diepere betekenissen. Die alchemisten dachten er met scheikundige trucs letterlijk goud uit te kunnen maken, Kiefer doet dat in onze tijd figuurlijk. Dat zware, makkelijk te vervormen en in de loop van de tijd kleurveranderlijke lood past prima bij zijn zware onderwerpen. Duitse geschiedenis, Nazi-tijd, mythologie, metafysica, de betekenis van boeken, poëzie, de vergankelijkheid van alles, en nog zo een en ander. Kiefer tovert kunstgoud uit dat lood. Ook letterlijk trouwens. Of je er nou met dollar, euro of yuan tekens in je ogen naar kijkt, ’t maakt niet uit, de prijzen zijn skyhigh.

Laat nou net vorige week in het nieuws komen dat een stel begerige figuren delen uit zo’n loden installatie heeft gestolen. Vermoedelijk met als doel het lood omgesmolten door te verkopen. Het kunstwerk stond, bewust aan weer en wind blootgesteld, op het buitenterrein van Kiefers enorme werkplaats in Croissy-Beaubourg, vlakbij Parijs. De verzekeringsschade wordt geschat om ongeveer 1 miljoen. Hoezo goud uit lood maken! Die dieven krijgen hooguit een paar euro per kilo, ex BTW.

detail van de installatie in Museum Voorlinden

Door de berichtgeving hierover kwam ik ook te weten dat die installatie in Voorlinden zo’n 10.000 kilo weegt. De vloer daar kan dat nog net dragen. Zwaarwegende kunst, letterlijk en figuurlijk.

De schilderijhaakjes in de Voorlindense muren moeten trouwens ook van de stevige soort zijn. Want de combinatie lood en schilderijen is voor Kiefer heel normaal. Denk aan de eerste foto en zie het volgende.

Lekker veel gesmolten lood uitgieten over een liggend schilderij? Waarom niet! En de gestolde laag gedeeltelijk weer wegbijtelen of losmaken en ombuigen? Waarom niet! Dat bedoelde ik in het begin met mijn aarzelen bij het vernietigen van iets dat ik al gemaakt heb. Kiefer vernietigt heel bewust bij de vleet. Maar hij creëert daarbij te gelijkertijd iets nieuws, iets unieks. Of dat dan ook de tand des tijds doorstaat? Als je op je schilderijen werkt met verf, stro, gesmolten lood, bladgoud, zuren en er ook nog eens regelmatig een vlammenwerper op zet, ben je echt niet uit op de eeuwigheid ervan.

er staat bij zo’n brandklusje meestal wel iemand naast Kiefer met een grote tuinslang om het brandje ook weer uit te spuiten, op deze foto’s is dat niet te zien

Maar dat past allemaal binnen Kiefers filosofie. Zoals hij zelf zegt: “Ik ben voortdurend bezig beelden te vernietigen en weer tot leven te wekken. Als ik aan een schilderij begin, ben ik me al bewust van zijn neergang”. Dus so what als de boel uiteindelijk in elkaar mietert.

een paar detailfoto’s
een van de meest indrukwekkende werken
nog een paar foto’s van de expositie
Kiefer, Sichelscnitt (2019
detail met de echte zeis

Een paar conclusies tot nu toe? Eén: toch maar wat gedecideerder worden en niet aarzelend om die mooie stukkies heen blijven pielen. Hup, weg ermee. Twee: ik hoop wel dat mijn schilderijen toch minder snel gaan vervallen dan die van Kiefer. En drie: er valt hierover nog veel meer te vertellen. Zoals over dit.

Dus conclusie vier: tot volgende week.

TOOS

Moore was en is nog steeds ‘more’


Museum Beelden aan Zee is een van mijn favoriete musea. Prachtig verscholen in de duinen aan de nogal commercieel verkwanselde boulevard van Scheveningen. Van buitenaf zie je echt niet wat er op de grote, open terrassen aan verrassingen wacht.

Laat staan dat je ook maar iets meekrijgt van de tijdelijke exposities binnenin. Zoals dieover over Niki de Saint Phalle en Germaine Richier. Vrouwen die een hoog podium verdienen in de kunstgeschiedenis. Maar nu is er ‘Henry Moore: Vorm en Materiaal’. Over een van de grootste beeldhouwers van de 20ste eeuw.

Henry Moore in zijn atelier

Zoals Rodin (1840-1917) met zijn vernieuwende kijk op de figuratieve beeldhouwkunst de kunstwereld sterk beïnvloedde, deed Moore (1898-1986) dat in de 20e eeuw ook door er een meer abstracte draai aan te geven.  Daar moest ik heen!

introductiefilmpje van het museum

Want op de academie ontstond mijn bewondering voor Moore  al. Door notabene vooral alleen maar zwart-wit foto’s. Want kleurenfoto’s in die tijd in studieboeken? Veel te duur. Daarbij, er was/is van hem in Nederland, voor zover ik weet, nauwelijks werk te vinden in de openbare ruimte. Behalve in Rotterdam dan. Maar dat is een bakstenen reliëf in een muur.

muur van het Bouwcentrum in Rotterdam met Wall Relief No.1

Terwijl het bij Moore’s sculpturen nou juist zo belangrijk is om ze aan alle kanten te kunnen bekijken. Daarvoor moet je naar musea. Bijvoorbeeld museum Kröller-Müller op de Veluwe of de speciale beeldentuin van museum Voorlinden in Wassenaar.

beeldentuin van het museum Kröller-Müller
aparte beeldentuin bij museum Voorlinden

Maar nu kon ik me dus helemaal te buiten gaan in Beelden aan Zee.

vitrine met allemaal kleine beeldjes en maquettes van Moore

Alhoewel mijn feestvreugde nog wel werd verstoord door zo’n would-be-kunst-dissonant. Gelukkig net buiten de hoofdzaal. Een zogenaamd kunstwerk opgebouwd uit pet-flessen: ‘Bottle River‘. Wel allemaal van keramiek. Met natuurlijk het bijbehorend Kunst-Verhaal. Over een harmonisch geheel dat zich manifesteert als een vanzelfsprekendheid, over de laag voor laag te ontdekken betekenissen met reflectie op hedendaagse vraagstukken, over consumentisme, plastic in de oceanen, dat al die flessen apart met de hand zijn gemaakt en dus heel anders zijn dan die van de fabrieksmatige massaproductie, dat ze daardoor allemaal een eigen karakter krijgen, dat daardoor de betekenis en waarde van de fles verandert, en, nou verzin ’t maar. Zoals levensgezel altijd zegt over dit soort gedoe “maak het heel veel en ’t wordt tot kunst verheven”. Maar in werkelijkheid dus pet met petflessen!

dikke kunstpet

Geef mij maar meer Moore. Bij hem zit er echte authenticiteit achter. Hij dwingt je met zijn schijnbaar abstracte en vaak heel organische vormen goed te kijken.

Mother and Child Arch (1967), brons

Maar hoe komt ie aan die vormen? Hieronder een voorbeeld en voor mij een hoogtepunt van de expositie.

Three Way Piece No.1 Points (1964-65), gekleurd gips

Een vorm waar ik direct voor viel. Waarom? Puur gevoel, puur intuïtie. Het bleek een gigantische uitvergroting te zijn van een piepklein brokje vuursteen dat Moore ooit ergens vond, in zijn broekzak stak en in zijn atelier had neergelegd. Om later op dat idee van die uitvergroting te komen. In gips. Dat hij daarna op allerlei manieren te lijf ging. Met diep kerven, krassen, schuren, bleken, beschilderen. Gevolg? Een prachtig levend oppervlak. Wie de verfhuid van mijn olieverfschilderijen kent, begrijpt direct mijn fascinatie.

die bewerkte gipshuid

Zo lag Moore’s atelier vol met in de natuur gevonden objecten. Stenen, botten, schelpen, drijfhout. Die hij kon gebruiken voor eerst kleine gipsen maquettes en latere uitvergrotingen.

Mother and Child met boomstronk (1979), gips

Maar ook een precolumbiaans beeld dat hij in 1922 in het Louvre zag, leidde tot een lange reeks zogenaamde ‘Reclining Figures‘. Zoek hieronder maar de overeenkomsten tussen die sterk geabstraheerde sculpturen van Moore en dat Chac-Mool beeld.

Reclining figure No.7 (1980), gekleurd gips

Duidelijk figuratiever is dan weer het bronzen ‘King and Queen‘, een van zijn beroemdste ontwerpen.

King and Queen (1952-53), in 1985 in brons gegoten

Hé, dacht ik, heb ik dat eerder gezien? En ja hoor, park Middelheim bij Antwerpen popte up. Een groot openbaar beeldenpark waar heel veel interessants is te zien. Maar dat is een ander verhaal.

Want dat is het voordeel van gieten in brons. Met een goed gietmodel kun je meerdere exemplaren maken. Om daarna elk exemplaar uniek te maken door het oppervlak te bewerken met allerlei zuren die allerlei kleureffecten tot gevolg hebben. En moet ’t groter? Gewoon een nieuw model (laten) maken en gieten maar weer. Zo staat in de expositie dit niet al te grote bronzen beeld.

Reclining Figure (1985), brons

Maar ook is er dit.

Alleen moet je daarvoor wel naar Engeland. Naar het landgoed Perry Green dat Moore ons heeft nagelaten onder beheer van de Henry Moore Foundation. Beeldentuin, galerie, museum, 70 hectare groot, met al zijn ateliers er nog op en een uurtje rijden boven Londen. Ik moet toch nog maar eens een keertje naar Engeland!

Nog even op een andere manier dat klein en groot, maar dan wel beide in Beelden aan Zee.

Upright Motive maquettes (1955), gekleurd gips
een paar exemplaren van in het groot in brons uitgevoerde Upright Motive’s op de binnenplaats van het museum Beelden aan Zee

Voor mij was ’t genieten. Tot volgende week.

TOOS

Money, money, money: van Pillen, Poeders en Prikken naar Godsdienstige Grandeur, deel I


Arles, Zuid-Frankrijk. En nee, ik heb me niet op de bekende Zwarte Zaterdag in Frankrijk  tussen al die verdwaasde vakantielemmingen gestort die zo nodig in honderden kilometers lange files op de Route du Soleil urenlang zuidwaarts kruipen. Asjeblieft zeg, hoe gek kun je zijn! Nee, ik was daar al eerder dit jaar. En nee, ik was daar niet vanwege onze Vincent, Vincent van Gogh. Ik was er omdat ik vijf jaar geleden onderstaande in wording zag.

En dat ding in wording, La Tour, is nu af. Architect Frank Gehry, ja, die van wereldfaam en van bijvoorbeeld het museum in Bilbao, heeft weer eens één van zijn befaamde verwrongen eieren gelegd. Waardoor opdrachtgever Maja Hoffmann, telg van het stinkend rijke farmaceutische Hoffmann-La Roche concern uit Zwitserland, haar grote droom van het ‘LUMA Arles au Parc des Ateliers’ waarheid heeft zien worden.

het spoorwegcomplex zoals ’t er ooit bij lag
en zoals het nu is

Het door haar aangekochte gigantisch grote, oude emplacement waar ooit treinen en treinonderdelen werden gerepareerd in grote en kleinere hallen is volstrekt onherkenbaar veranderd. Terwijl die hallen er toch nog steeds staan. Maar nu om samen met die alien-toren van Gehry dat Parc des Ateliers te vormen. Een, om maar eens haar eigen woorden te gebruiken,  interdisciplinaire creatieve campus waar door middel van tentoonstellingen, conferenties, live performance, architectuur en design, denkers, kunstenaars, onderzoekers, wetenschappers de relaties tussen kunst, cultuur, milieu, mensenrechten en onderzoek ter discussie stellen.

toegangsweg vanaf het parkeerterrein
eerste aanblik en toegang

Nou, daar kun je natuurlijk wel wat mee, met zo’n doelstelling. Zeker als ’t dan ook nog best wat mag kosten. 150 Miljoen zette Maja er uit haar behoorlijk gevulde spaarpotje voor opzij. Levensgezel kon bij het aanschouwen van al dat moois natuurlijk niet nalaten een wat ironische vraag te stellen en gelijk ook maar het antwoord te geven.”En wie zouden dat nou eigenlijk echt betaald hebben? Wij dus! Door ons door Hoffmann te laten prikken en door Hoffmannpilletjes en poedertjes te slikken”. Om direct relativerend toe te voegen dat ze voor dat bedrag natuurlijk ook een leuk oligarchenjachtje had kunnen aanschaffen maar nu in plaats daarvan wel een prachtig cultuurcomplex realiseerde dat ook nog eens vrij toegankelijk is.

klein stukje van het park
en natuurlijk is er horeca met prachtige uitzichten
nog meer horeca

Want dat is een hele grote plus voor Maja. Het nieuwe park kun je zo binnenlopen. Een park met honderden net aangeplante maar al verduveld grote bomen. Want kleine boompjes die nog flink moeten doorgroeien voor ’t wat is, nee, daar deden ze niet aan. De nieuwe, gigantisch grote parkeerplaats in de buurt is ook vrij. Voor de exposities in La Tour en andere gebouwen hoef je alleen maar op de website https://www.luma.org/fr/arles.html  je toegangsbiljet kosteloos te reserveren. Om bij de entree door een legertje jonge mensen enthousiast begroet en voorzien te worden met allerlei nuttige informatie. “Daar kunnen ze bij Museum Voorlinden in Wassenaar nog wat van leren”, zo ging door me heen. Voor dat kunstspeeltje van de ook behoorlijk rijke Joop van Caldenborgh, een prachtig  kunstspeeltje trouwens, betaal je bijna €20 toegang. En houd je Museumkaart en Rembrandtpas maar gewoon op zak. Niet geldig. Maar ja, het vermogen van Joop wordt dan ook geschat op slechts een schamele €800 miljoen. Elke extra stuiver is dus van harte welkom. Maar dat terzijde.

Die La Tour is absoluut indrukwekkend, zowel van buiten als van binnen.

uitzicht vanaf La Tour op het oude Arles
levensgezel leeft zich, net als ik, uit met fotograferen, let op de weerspiegeling bovenin vanwege een reusachtige spiegel in het plafond
Frank Gehry heeft zich ook helemaal kunnen uitleven, met zelfs nog een glijbuis
prachtig toch, al die blokken?

De kunst is natuurlijk de keuze van Maja Hoffmann. Niet altijd mijn keus. Maar ja, de kunstwereld bestaat nu eenmaal uit vele parallelle universums. Hier een paar indrukken ervan, verspreid door La Tour.

hier een paar foto’s van kunst die me nog wel aansprak
bij de liften een muur van uitgekristalliseerde zoutblokken
deel van het trappenhuis
kunst in het park

Eigenlijk was mijn plan nu gelijk door te schrijven naar een soortgelijk groots project, even buiten Arles. Alleen wat eeuwtjes ouder. Maar dat gaat ’t niet worden, te veel. Vandaar dus een snelle ‘deel I’ in de titel erbij getikt met nog een klein opgetild sluiertipje tot slot.

Want ook een project dat indirect mee tot stand kwam via de penningen van de gewone mens.  Niet door lichamelijk geabsorbeerde pillen, poeders en prikken maar door een in de geest diep doorgedrongen devotie. Welk project ik bedoel? De Montmajour.

vanaf de toren zicht in de verte op de Montmajour

Oh ja, en Van Gogh speelt ook nog een rolletje. Tot volgende week.

TOOS